zaterdag 4 april 2020

DE GLIMLACHENDE METGEZEL

Kijk eens achterom. U zult een voortdurende metgezel achter u aan zien lopen, iemand die u altijd achtervolgt en nooit ver weg is: Magere Hein, uw eigen dood. U kunt deze metgezel vrezen of hem tot uw eigen voordeel gebruiken. De keus is aan u. Onze dagen zijn geteld. Iedere minuut worden er duizenden mensen geboren. Sommigen zullen maar een paar dagen leven, anderen zullen honderd worden. Maar of we maar een dag of misschien honderd jaar te leven hebben, weet niemand. De vraag blijft: Wat maakt ons leven zinvol? Voor een stoïcijn ligt, zoals we eerder al hebben vastgesteld, de zin van ons bestaan in de zoektocht naar virtuositeit en geluk.

Het stoïcisme kent geen vage, ongefundeerde droombeelden over een leven na de dood, maar laat de dood ook zeker niet links liggen. De oude stoïcijnen besteedden juist veel aandacht aan de dood. Ze zagen het als iets onvermijdelijks waar je je op kunt en ook op moet voorbereiden. Seneca vond het zelfs de ultieme toetssteen voor zijn virtuositeit. Volgens hem ligt de dood niet in de toekomst, maar is het iets dat zich constant in het hier en nu manifesteert. In een brief aan zijn vriend Lucilius schrijft hij dit:

“Elke dag sterven we een beetje, want elke dag wordt er weer een nieuw stukje van ons leven afgesnoept. Wanneer we ouder worden wordt ons leven dus steeds een stukje kleiner. We zijn onze kleutertijd kwijt, onze kinderjaren en ook onze jeugd is allang vervlogen. Zelfs het moment waarop we nu leven, moeten we delen met de dood. Een waterklok raakt niet leeg door de laatste druppel die eruit valt, maar door alles wat er eerder al uitgestroomd is en zo eindigt ook een leven niet door het laatste uur, maar door alle daarvoor verlopen uren. Ons laatste uur is niets meer dan het moment waarop wij ophouden te bestaan, een moment waarnaar we allang op weg waren.” (Seneca, brieven aan Lucilius, brief XXIV-20)

Voor stoïcijnen is de dood dus iets wat een leven lang duurt. Of eigenlijk is het het leven zelf. Iets wat steeds verder gaat en zinvol ingevuld moet worden. De dood is niets bijzonders of angstaanjagends, het is gewoon het natuurlijke eindpunt van al onze projecten. U vindt misschien dat dat de dood er niet minder deprimerend op maakt. Toch gebruikten de stoïcijnen hun doodsbesef juist als een hulpmiddel om het leven intenser te beleven.

Omdat de dood een eeuwigdurend gegeven is en een mensenleven adembenemend kort, moet u uzelf eens afvragen: ‘Moet ik dingen laten die ik eigenlijk doen wil? Moet ik mijn leven leiden zoals anderen dat van mij verwachten? Is het opeenstapelen van bezit, aanzien en pleziertjes echt zo belangrijk als de maatschappij me wil doen geloven?’ U kunt vruchteloos de dood vrezen of u kunt vriendschap met hem sluiten en hem gebruiken om te leren effectief en virtuoos te leven.

De volgende keer dat u wikt en weegt en u afvraagt wanneer u eindelijk eens het heft van uw leven in eigen hand zult nemen stelt u zich dan eens de volgende vraag: ‘Hoe lang zal ik dood zijn en hoe lang ben ik dood geweest’? Het antwoord zal zijn eeuwig. De eeuwen voor uw geboorte heeft u niet bestaan en de eeuwen na uw dood zult u opnieuw niet bestaan. Met dat eeuwige perspectief voor ogen kunt u nu een eigen keus maken en al dat getob, de angst, de vraag of u zich iets wel of niet kunt veroorloven en al uw schuldgevoelens over laten aan hen die wel het eeuwige leven hebben.

Als u dergelijke stappen niet gaat zetten, staat u te wachten dat u uw leven, uw hele leven, zult leiden zoals anderen zeggen dat u leven moet. Uw verblijf op Aarde is slechts kort. Het is uw leven doe ermee wat u wilt en maak er een feest van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten