zaterdag 29 december 2018

HET HANDBOEKJE VAN EPICTETUS ALS GOED VOORNEMEN VOOR 2019


Hierbij een kort stukje over de stoïcijnse slaaf/filosoof Epictetus. Het is bedoeld als inleiding op een project voor 2019, waar ik u als trouwe lezer van mijn blog het komende jaar mee wil gaan lastig vallen. Eigenlijk is het een soort goed voornemen, waarvan ik hoop dat het niet net als de meeste van mijn goede voornemens al voor het begin van de maand februari een stille dood sterft. Ik wil proberen u iedere week een vertaling van één van de hoofdstukjes van Epictetus’ ‘Handboekje’ voor te gaan schotelen. Toevallig bestaat het ‘Encheiridion’, zoals dit boekje ook wel genoemd wordt, uit precies 52 korte hoofdstukjes. Ik zal mijn vertaling voorzien van een korte persoonlijke uitleg. U moet zich hier trouwens niet al te veel van voorstellen. Mijn gymnasium Grieks is, zacht gezegd, roestig en de u aangeboden vertaling, noch mijn commentaar heeft enige wetenschappelijke pretentie. Toch hoop ik dat mijn stukjes u tot enig nut zullen strekken en vooral dat u er plezier aan zult beleven.

Laten we beginnen met de simpele, maar niet onbelangrijke vraag: wie was die Epictetus en waar gaat dat boekje van hem eigenlijk over? We beginnen dit verhaal al meteen met een teleurstelling, over het leven van onze held is bijna niets bekend en hij heeft het ‘Handboekje’ niet zelf geschreven. Vast staat dat Epictetus een stoïcijnse filosoof en leraar was die aan het eind van de eerste eeuw en het begin van de tweede leefde. Veel meer dan wat anekdotes zijn er niet bekend over deze voormalige slaaf, die zich wist op te werken tot misschien wel de bekendste stoïcijnse leraar van zijn tijd.

Epictetus werd rond het jaar 50 in Hierapolis in Zuidwest Turkije als zoon van een slavin geboren en stierf rond het jaar 135 in het Griekse Nicopolis. Als zoon van een slavin werd hij automatisch zelf ook een slaaf. Als kleuter werd hij door een slavenhandelaar meegenomen naar Rome en verkocht aan Epaphroditus. Epaphroditus was zelf een vrijgemaakte slaaf die werkte als de persoonlijk secretaris van keizer Nero. Hij merkte dat het slaafje aanleg had en de jonge Epictetus kreeg een grondige Romeinse opleiding. Epaphroditus wilde hem als secretaris en adviseur gaan gebruiken. Geen gekke positie voor een slaaf. Al hoewel, een leven aan het hof was dan wel redelijk comfortabel, maar zelfs voor een slaaf niet ongevaarlijk.

Het is een fascinerende, maar wel speculatieve, gedachte dat Epictetus in die tijd een andere beroemde stoïcijnse filosoof ontmoet moet hebben: de filosoof, jurist, politicus, wetenschapper, zakenman annex toneelschrijver Seneca. Als secretaris van de persoonlijk secretaris van Nero kan het haast niet anders dan dat hij de eerste minister en voornaamste adviseur van deze keizer regelmatig tegengekomen moet zijn. Misschien was het wel deze vriendelijke oude man, die er om bekend stond slaven als zijn gelijken te behandelen, die de jonge slaaf van Epaphroditus enthousiast heeft gemaakt voor het stoïcisme. Epictetus mocht zelfs in de leer bij de destijds vermaarde stoïcijnse leraar Musonius Rufus.

Epictetus was lam en liep met een stok of met krukken. Epaphroditus zou bij wijze van straf het been van de ongehoorzame Epictetus verdraaid hebben. Epictetus zou geen krimp hebben gegeven en gezegd hebben dat het been zou breken als hij het nog verder zou verdraaien. Toen de woedende Epaphroditus dat ook inderdaad deed en het been brak zei Epictetus niets meer dan: ik zei u toch dat het zou breken. Ergens anders wordt echter verteld dat hij aan reuma leed en daardoor slecht ter been was. Dat laatste zou er ook de oorzaak van kunnen zijn dat van Epictetus zelf geen boeken bekend zijn. Met van reuma verkrampte handen was het voor hem te moeilijk om zelf te schrijven. Daar staat dan wel weer tegenover dat ergens anders vermeld wordt dat hij heel veel geschreven zou hebben. Toch is bijna alles wat we van zijn filosofie weten afkomstig van de college-aantekeningen van zijn leerling Flavius Arrianus.

Na de gedwongen zelfmoord van Nero had de voormalig keizerlijk secretaris zelf geen secretaris meer nodig en werd Epictetus vrijgelaten. Hij was inmiddels een fervent stoïcijn geworden en begon zijn eigen stoïcijnse school in Rome. Dergelijke filosofiescholen waren de universiteiten van de Oudheid. Naast een bepaalde filosofische stroming werd er alle in die tijd bekende kennis onderwezen. Eén van de opvolgers van Nero, keizer Domitianus, moest niets van stoïcijnse filosofen hebben. Die hadden de neiging nogal kritisch te zijn en trokken zich niet zoveel aan van het keizerlijk gezag. In het jaar 89 werden alle filosofische universiteiten in Rome verboden en alle filosofen moesten de stad verlaten. Epictetus verhuisde naar het Griekse Nicopolis, het huidige Epirus in het Noordwesten van Griekenland, en stichtte daar opnieuw een school.

Die school werd een enorm succes en veel Romeinse hoogwaardigheidsbekleders zonden hun zonen naar Nicopolis om door Epictetus opgeleid te worden. De school van Epictetus zou destijds zelfs populairder dan de Academie van Plato en het Lyceum van Aristoteles in Athene zijn geweest. Ook keizer Hadrianus, de pleegvader van de latere stoïcijnse keizer Marcus Aurelius, zou een aantal lezingen van de inmiddels oude Epictetus hebben bijgewoond. Marcus Aurelius was trouwens in het bezit van de werken van Epictetus. In zijn ‘Meditaties’ staan zelfs een aantal citaten uit verder verloren gegane boeken die aan Epictetus worden toegeschreven.

Een van zijn leerlingen was dus de hierboven al even genoemde Flavius Arrianus. Arrianus werd een hoge regeringsfunctionaris onder keizer Hadrianus en heeft ook nog naam gemaakt als historicus. De aantekeningen die Arrianus tijdens zijn colleges maakte zijn de enige teksten die ons van Epictetus zijn overgeleverd. De zogenoemde Digesten (Diatribae in het Grieks) vormen de echte college-aantekeningen en het ‘Handboek’ (het Encheiridion in het Grieks) is een uittreksel van de belangrijkste leerstellingen uit die Digesten. Hoewel er tijdgenoten van hem zijn die beweren dat Epictetus veel geschreven zou hebben is er verder niets van hem bewaard gebleven. Het is dan ook maar zeer de vraag of hij echt zelf iets geschreven heeft. Sommige geleerden menen weliswaar dat de Digesten en het Handboek door Epictetus zelf zouden zijn geschreven of gedicteerd en dat Arrianus ze alleen maar zou hebben uitgegeven, maar wat daar van waar is blijft volstrekt onduidelijk.

Epictetus zou rond het jaar 135 overleden zijn en altijd ongetrouwd zijn gebleven. Hij schijnt zijn leerlingen er toe aangezet te hebben om een zo 'normaal' mogelijk leven te leiden. Ze zouden zich nuttig moeten maken voor de medemens en gewoon moeten trouwen en voor een opvolger zorgen. Een voormalig leerling, de cynisch filosoof Demonax, hoorde dit en vroeg Epictetus sarcastisch of hij niet met één van zijn dochters kon trouwen. Kennelijk trok Epictetus zich dit aan. Op oudere leeftijd adopteerde hij het kind van een overleden leerling en nam een huishoudster in huis om het samen met haar op te voeden.

Dit waren wel zo’n beetje alle legendes en anekdotes die over hem bekend zijn. Gelukkig hebben zijn filosofische ideeën de eeuwen beter weten te doorstaan. Het springt meteen in het oog dat filosofie voor Epictetus meer was dan theoretische kennis alleen, het was voor hem vooral een manier van leven. Filosofie leerde je niet uit boeken, maar door het te leven. Het was een echte levenskunst. De juiste leer was weliswaar belangrijk, maar werd betekenisloos als je er niet naar leefde.

“Laat maar eens zien dat je echt iets van de filosofen geleerd hebt! Nee, ik wil niet dat je de commentaren op hun werk opdreunt! Maak dat je wegkomt als dat alles is wat je kunt! Zoek maar iemand anders om je kunstjes voor op te voeren! Als alleen theorieën je boeien, ga dan maar in een hoekje zitten broeden, maar noem jezelf geen stoïcijn.” (Epictetus, Colleges III-21).

De filosofie van Epictetus moest dus geleefd worden. Daarom vonden de stoïcijnen het belangrijk om zich zelf regelmatig aan hun belangrijkste leerstellingen te herinneren. Door er steeds mee bezig te zijn konden die levenswaarden doordringen tot het karakter van de leerlingen. Epictetus teksten zijn indringend, hij provoceert, irriteert en choqueert. Wat je bij hem leest kan je niet als onbelangrijk theoretisch gebeuzel naast je neerleggen. Wat hij schrijft zet je niet zo maar weer even uit je hoofd. Het blijft je bij en dat is ook zijn bedoeling. Het handboekje van Epictitus was dan ook meer dan een gewone samenvatting van zijn lessen. Het was de bedoeling dat leerling stoïcijnen de korte stukjes uit het boekje uit hun hoofd leerden om zo op moeilijke momenten direct een passend citaat bij de hand te hebben. Hij gebruikt voorbeelden uit het dagelijks leven van zijn leerlingen. Situaties die bekend waren en die makkelijk bleven hangen.

Het ‘Handboek’ was dus eigenlijk lesmateriaal. Door het telkens te herlezen en naar voren te halen moesten de leerstellingen deel uit gaan maken van het wezen van de leerling. Het bestuderen van het handboekje werd als een soort spirituele oefening gezien. Een oefening waarmee je je karakter kon veranderen en opbouwen. Epictetus was waarschijnlijk de meest spiritueel ingestelde stoïcijn. Zijn leven als leraar en stoïcijns filosoof lijkt in het teken te staan van een persoonlijke queeste, een zoektocht naar een soort stoïcijnse verlichting. Hij stimuleerde zijn leerlingen om zelfstandig op zoek te gaan naar die verlichting. Als een leraar probeerde hij mensen uit de massa te verheffen en ze er toe aan te zetten om hun eigen spirituele zoektocht te beginnen. Een zoektocht waarmee hij tot op de dag van vandaag mensen weet te inspireren.


maandag 17 december 2018

MEMENTO MORI EN CARPE DIEM BIJTEN ELKAAR NIET


Voor de stoïcijnen bestaat er helemaal geen tegenstelling tussen het door het Christendom zo bepleitte ‘memento mori’ en het vrolijkere ‘carpe diem’. ‘Memento mori’ oftewel ‘gedenk te sterven’ wordt in het Christendom vooral gebruikt als een oproep om zich voor te bereiden op de eigen dood en het hiernamaals en het hedonistische ‘carpe diem’, ‘oftewel pluk de dag’, riep juist op om in het hier en nu plezier te maken.

Ook de oude stoïcijnen besteedden veel aandacht aan de dood, maar ze zagen het vooral als een aansporing om meer van het leven te genieten. Ze zagen de dood als iets onvermijdelijks waar je je op kunt en ook moet voorbereiden. Seneca vond het zelfs de ultieme toetssteen voor het leven. In een brief aan zijn vriend Lucilius zei hij het zo:

“Elke dag sterven we een beetje, want elke dag wordt er weer een nieuw stukje van ons leven afgesnoept. Wanneer we ouder worden wordt ons leven dus steeds een stukje kleiner. We zijn onze kleutertijd kwijt, onze kinderjaren en ook onze jeugd is allang vervlogen. Zelfs het moment waarop we nu leven, moeten we delen met de dood. Een waterklok raakt niet leeg door de laatste druppel die eruit valt, maar door alles wat er eerder al uitgestroomd is en zo eindigt ook een leven niet door het laatste uur, maar door alle daarvoor verlopen uren. Ons laatste uur is niets meer dan het moment waarop wij ophouden te bestaan, een moment waarnaar we allang op weg waren.” (Seneca, brieven aan Lucilius, brief XXIV-20)

Voor stoïcijnen is de dood dus iets wat een leven lang duurt. Of eigenlijk is het het leven zelf. Iets wat steeds verder gaat en zinvol ingevuld moet worden. De dood is niets bijzonders of angstaanjagends, het is gewoon het natuurlijke eindpunt van al onze projecten. U vindt misschien dat dat de dood er niet minder deprimerend op maakt. Toch gebruikten de stoïcijnen hun doodsbesef juist als een hulpmiddel om het leven intenser te beleven. Door aan de met rasse schreden naderende dood te denken leefden ze juist veel intenser.

Omdat de dood een eeuwigdurend gegeven is en een mensenleven adembenemend kort, moet u uzelf eens afvragen: ‘Moet ik dingen laten die ik eigenlijk doen wil? Moet ik mijn leven leiden zoals anderen dat van mij verwachten? Is het opeenstapelen van bezit, aanzien en pleziertjes echt zo belangrijk als de maatschappij me wil doen geloven?’ U kunt vruchteloos de dood vrezen of u kunt vriendschap met hem sluiten en hem gebruiken om te leren effectief en virtuoos te leven.

De volgende keer dat u wikt en weegt en u afvraagt wanneer u eindelijk eens het heft van uw leven in eigen hand zult nemen stelt u dan eens de volgende vraag: ‘Hoe lang zal ik dood zijn en hoe lang ben ik dood geweest’? Het antwoord zal zijn eeuwig. De eeuwen voor uw geboorte heeft u niet bestaan en de eeuwen na uw dood zult u opnieuw niet bestaan. Met dat eeuwige perspectief voor ogen kunt u nu een eigen keus maken en al dat getob, de angst, de vraag of u zich iets wel of niet kunt veroorloven en al uw schuldgevoelens over laten aan hen die wel het eeuwige leven hebben. Als u dergelijke stappen niet gaat zetten, staat u te wachten dat u uw leven, uw hele leven, zult leiden zoals anderen zeggen dat u leven moet. Uw verblijf op Aarde is slechts kort. Het is uw leven doe ermee wat u wilt en maak er een feest van. Ongeacht de lengte van zijn bestaan wil eens stoïcijn voor alles intens en gelukkig leven. Door de dood te gedenken wil hij juist de dag plukken.


donderdag 6 december 2018

STOÏCIJNEN EN ZWARTE PIET


Het kan u nauwelijks ontgaan zijn. Er heerst een verhitte en zelfs agressieve discussie over de toelaatbaarheid van een zwart geschminkte persoon die in het kader van een traditioneel kinderfeest het knechtje van een cadeautjes uitdelende voormalige heilige zou moeten voorstellen. Deze zogenoemde Zwarte Piet is potsierlijk uitgedost in kledij die ten tijde van Lodewijk de Veertiende als exotisch werd aangemerkt. Zo exotisch dat modieuze Franse hofdames het nodig vonden hun slaafjes daarin te moeten kleden tijdens het jaarlijkse Sinterklaas feest. Het feest dat ook bij de Hollandse adel in de mode kwam en zo zijn weg vond naar het huidige traditionele kinderfeest. Een feest dat door de opkomst van de Amerikaanse versie van de Kerstman geruime tijd op sterven na dood leek te zijn, maar nu toch weer voor de nodige nationalistische en populistische commotie weet te zorgen.

Deze discussie leek me aanvankelijk bij uitstek een kwestie die een stoïcijn als totaal onverschillig en onbelangrijk ter zijde legt. Een kwestie te kinderachtig om ook maar een woord aan vuil te maken. Wat kan het een kind tenslotte schelen of hij snoepgoed van een zwart, blauw of geel met rode stippen geschminkt schertsfiguur krijgt aangereikt? En als het een kind al niets uitmaakt dan moet het voor een stoïcijn al helemaal iets zijn dat tot het immense rijk van de niet alleen onbelangrijke maar zelfs onbenullige dingen behoort. Maar nu dit ‘kinderfeest’ aanleiding geeft voor een gewelddadige confrontatie tussen ‘goede’, pro Zwarte Piet, en ‘foute’ anti Zwarte Piet Nederlanders kan het dienen als een illustratie voor de stoïcijnse gedachten over groepsvorming en groepsdwang.

Aan de bron van de controverse lijkt een doorgeschoten groepsgevoel te liggen. Een traditioneel ritueel feest van belang voor de groepsband lijkt door ‘buitenstaanders’ te worden aangevallen. Er bestaat weinig twijfel aan dat de mens een groepsdier is. Al in de prehistorie leefden mensen in kleine groepjes. Door samen te werken konden ze meer voedsel verzamelen en in tijden van schaarste voedsel delen. Ook konden roofdieren en concurrerende groepen mensen beter op een afstand worden gehouden. Door samen te werken konden de toen nog kleine groepjes zich te midden van allerlei bedreigende omstandigheden handhaven. De vorming van een hechte groep was dus van levensbelang voor de mensen. Alles wat het groepsverband kon versterken, was dan ook uiterst belangrijk: herkenning van elkaars gevoelens en wensen, het vertonen van betrouwbaar gedrag, het op elkaar afstemmen van gedrag, de ontwikkeling van taal, het vertellen van verhalen, het maken van muziek, het opstellen van regels, het gezamenlijk geloof in voorouders en goden, gezamenlijke rituelen en feesten, etc. etc.

Groepen zijn essentieel voor het voortbestaan, andere groepen en groepsleden die zich tegen de gangbare ideeën verzetten vormen een gevaar. Het handhaven van de groepsorde en de strijd tegen andere concurrerende groepen is zo een tweede natuur van de mens geworden. Zonder zich ervan bewust te zijn zet hij allerlei middelen in om die samenhang te bevorderen. Men zou kunnen zeggen dat de natuur een mens heeft voortgebracht die voorgeprogrammeerd is om gedragsregels en rituelen te ontwikkelen. Hij heeft een intuïtie die maakt dat hij zijn eigen groep ten alle tijden steunt en verdedigt. Dit ingebakken groepsgevoel leidt zo echter al gauw tot een soort bekrompen eenkennigheid: eigen stam eerst.

Zoals we nu in de onderhavige discussie zo mooi geïllustreerd zien ontgroeien de meeste mensen deze intuïtieve fase van hun ethisch besef nooit. Van een stoïcijn wordt echter meer verwacht. Een stoïcijn weet dat een mens zich met behulp van zijn rede aan zijn intuïtie kan en ook moet onttrekken. Hij kan tot de conclusie komen dat onze biologische moraal niet onder alle omstandigheden optimaal functioneert. De stoïcijnen stimuleren hun leerlingen juist om met inzet van hun rationele vermogens door die barrière van kleinzieligheid heen te breken en de stamgroep steeds verder uit te breiden tot die uiteindelijk de gehele mensheid omvat. Als hij daarbij merkt dat sommige van de rituelen en tradities van zijn groep contraproductief of kwetsend zijn voor andere mensen, dan zou dat voor hem aanleiding moeten geven om die rituelen en tradities aan te passen.

Hij zal daarbij wel merken dat dat sterk tegen zijn gevoel in gaat. Tegelijkertijd zal hij een sterke en agressieve groepsdruk ervaren om zich aan de biologische groepsmoraal te onderwerpen. Het is haast ondoenlijk om je tegen die groepsmoraal te verzetten. Toch is dat wel wat het stoïcisme van u eist. Het is weliswaar heel natuurlijk om de biologische moraal te volgen, maar ook uw rede is een onderdeel van de menselijke natuur. Uw denkvermogen wijst u erop dat er omstandigheden bestaan die u noodzaken om van de biologische moraal af te wijken. Zo is het niet alleen uw eigen groep die eerlijk en goed behandeld moet worden. Op grond van uw vermogen tot redelijk denken hebben ook andere groepen recht op een dergelijke behandeling. Hoe zeer dat misschien ook in gaat tegen het biologische gevoel van eigen groep eerst. Eigenlijk bestaat er voor een stoïcijn maar één groep, namelijk de groep van alle rationele wezens. Maar ja een dergelijk groepsgevoel is dan weer vooral iets voor de imaginaire stoïcijnse wijze en voor een leerling misschien wat te veel gevraagd.

Het is bepaald niet eenvoudig om uw intuïtieve groepsethiek opzij te zetten voor een meer rationeel standpunt. Mensen zullen uw goede bedoelingen niet altijd begrijpen, en begrijpen vaak al evenmin welk gedrag echt in hun voordeel werkt. U moet dan ook niet verbaasd zijn als uw goede bedoelingen met een kwaadaardige tegenreactie worden beloond. Bedenk daarbij wel dat het gedrag van een ander hoe dom, vijandig of zelfs gruwelijk ook u als stoïcijn er niet toe mag verleiden uw gemoedsrust en vriendelijke houding te verliezen. U heeft controle over uw eigen gedrag en houding, op het gedrag en de houding van anderen heeft u nauwelijks of geen invloed.

vrijdag 23 november 2018

BLACK FRIDAY EN DE STOÏCIJNEN



Black Friday is een naar Europa overgewaaide Amerikaanse traditie. Een massa mensen die ’s nachts voor de deur van een winkel staan te wachten om bij de opening vechtend naar binnen te stormen met de bedoeling om zo snel mogelijk zo veel mogelijk goedkope spullen te pakken te krijgen. Mensen die ruzie maken en elkaar omver duwen om toch maar die laatste spotgoedkope aanbieding te kunnen bemachtigen. Het zijn de typische Black Friday beelden die we zien op het nieuws. Massaconsumptie ten top. Het doel: de consument moet kopen, kopen, kopen. Of hij die spullen nu nodig heeft of niet.

Als het milieu in de media komt, gaat het meestal over groene energie, plasticvervuiling, mobiliteit en dergelijken. Maar daarmee wordt de essentie van het probleem over het hoofd gezien: we consumeren veel. Te veel. Tegenwoordig zijn spullen zo goedkoop dat we aan het massa consumeren zijn geslagen. Maar die overconsumptie nekt het milieu. Denk maar aan het gebruik van fossiele brandstoffen voor de productie, het verslindende water- en grondstoffenverbruik, het wereldwijde transport en wat al niet meer. Daarnaast staat kwantiteit steeds meer boven kwaliteit, en worden spullen gemaakt met een opzettelijke korte levensduur. En vergeet ook de vaak onrechtvaardige arbeidsomstandigheden waaronder al die goedkope hebbedingen gemaakt worden niet.

Het is duidelijk we hebben een op een zo hoog mogelijk consumptieniveau gericht systeem. Het valt daarbij niet te ontkennen dat het bedrijfsleven profiteert van het telkens in de markt zetten van nieuwe producten, het aanjagen van de consumptie, de hebzucht en de statusdrang van mogelijke klanten en het zo geraffineerd mogelijk verleiden van consumenten om deze te prikkelen om meer te begeren en aan te schaffen. Aandeelhouders en andere grote investeerders verlangen een aantrekkelijk rendement op de door hen geïnvesteerde gelden. Het management streeft naar hogere salarissen en bonussen en de werknemers zoeken werkzekerheid en voldoende beloning. Een heel leger aan hoog opgeleide, goed getrainde en zwaar betaalde lobbyisten van het bedrijfsleven bestookt onze overheden om het beleid en de wetgeving in de door hen gewenste richting om te buigen. Ook de overheid zelf heeft belang bij het in stand houden van een zo hoog mogelijk consumptieniveau. De afdrachten in de vorm van winstbelasting, inkomstenbelasting, sociale lasten en btw heffingen zijn immers nodig om de overheid te kunnen financieren.

Eigenlijk iedereen in onze samenleving heeft belang bij het systeem van steeds maar groeiende productie en consumptie. De huidige consumptiemaatschappij is dus niet een soort mysterieuze samenzwering van het grootkapitaal die zich over de ruggen van een uitgebuite en onschuldige massa verrijkt. U bent geen weerloos slachtoffer van hogere en ondefinieerbare machten. Natuurlijk u wordt onder druk gezet met reclame en andere subtiele verleidingstechnieken, maar het blijft uw eigen stoïcijnse verantwoordelijkheid om uw consumptieve keuzes te maken. U wordt niet met een mes op de keel gedwongen goederen aan te schaffen. U bent niet een machteloze speelbal in de handen van het bedrijfsleven dat naar hogere aandelenkoersen en winsten, persoonlijke financiële rijkdom en ongelimiteerde weelde streeft.

Een stoïcijn zal de hierboven omschreven stand van zaken met een zekere distantie proberen te bekijken. Hij zal daarom proberen de samenleving waarin hij leeft en eventuele misstanden en tekortkomingen in het bestaande maatschappelijke, economische en politieke stelsel zo objectief mogelijk te analyseren. Een stoïcijn zal zich dan ook serieus moeten afvragen of onze moderne consumptieve levensstijl wel leidt tot een goed, virtuoos en gelukkig leven. Het is een levensstijl die u waarschijnlijk volledig verinnerlijkt hebt. Het is alles wat u kent en het is zo vertrouwd, maar brengt het wel het welzijn en geluk dat alle mensen op aarde zoeken? Leidt het streven naar een als maar stijgende economische groei, een hoger niveau van consumptie en een toenemende materiële welvaart wel tot een virtuozer leven? Een rationeel en objectief redenerend stoïcijn zal tot de conclusie moeten komen dat een virtuoos mens er geen genoegen mee kan nemen door het leven te gaan als niets meer dan consumptie vee.

Een stoïcijn kan zijn ethische verplichtingen niet beperken tot zijn gezin en directe naasten. Stoïcijnen zijn kosmopolieten die het welzijn van ieder huidig en toekomstig rationeel denkend wezen voor ogen zouden moeten houden. Dit betekent dat zijn ethische verantwoordelijkheden en verplichtingen in tijd en ruimte behoorlijk moeten worden opgerekt. Deze verplichtingen en verantwoordelijkheden strekken zich dan ook niet alleen uit over de minderbedeelden van nu, maar ook over toekomstige generaties. Het ‘na ons de zondvloed’ kan nooit de lijfspreuk van een stoïcijn worden. U zult er rekening mee moeten houden dat u morele verplichtingen hebt tegenover huidige vaak in honger en armoede levende bevolkingsgroepen, tegenover toekomstige generaties en tegenover de natuurlijke leefomgeving waarin zij een bestaan moeten zien op te bouwen.

De huidige vormen van productie en consumptie zijn onhoudbaar. Ze staan niet alleen het persoonlijk geluk en welzijn in de weg, maar vormen ook een bedreiging voor de mensheid als geheel. Het kiezen voor een andere eenvoudigere en rustigere levensstijl ligt voor een stoïcijn dan ook voor de hand en een hype als ‘black Friday’ past daar absoluut niet in.


maandag 5 november 2018

EEN STOÏCIJNSE ‘ELEVATOR PITCH’


Laats vroeg iemand me om nu eens in een paar woorden te vertellen wat dat stoïcisme van mij nou eigenlijk inhoudt. Na een kwartier aan het woord te zijn geweest begon het eindelijke tot me door te dringen dat dit niet toch niet helemaal was waar om gevraagd was. Ik realiseerde me dat ik eigenlijk helemaal niet goed wist hoe ik het stoïcisme kort onder woorden moest brengen. Wat ik nodig had was een zogenaamde ‘elevator pitch’, een kort verhaaltje van niet langer dan twee minuten waarin ik de stoïcijnse levenskunst aan een toevallige voorbijganger zou kunnen uitleggen. Ik gebruik u, waarde lezer, nu even als proefkonijn en val u lastig met mijn poging een ‘elevator pitch’ over het stoïcisme te maken.

Stoïcisme was één van de belangrijkste filosofiescholen uit de Oudheid. Het heeft niet alleen een enorme invloed gehad op de moderne filosofie, maar zelfs op veel christelijke doctrines. Toch vindt u daar, als u er een woordenboek op naslaat weinig van terug. U leest dan vooral termen als ‘gelijkmoedig, onverstoorbaar en zelfs gevoelloos’. Hoewel daar een kern van waarheid in zit zou u makkelijk de indruk kunnen krijgen dat het stoïcisme vooral gaat over het moedig ondergaan van allerlei tegenslag en het onderdrukken van gevoelens. Niets is echter minder waar. Het stoïcisme is alles behalve een harde filosofie voor ‘die hards’ en frontsoldaten. Het is juist heel vriendelijk en zelfs liefdevol.

In werkelijkheid is het stoïcisme een filosofische school die rond 300 voor Christus door ene Zeno van Citium is gesticht. Deze Zeno gaf les in een overdekte markt in Athene. Een dergelijke markt werd in het Grieks een stoa genoemd, vandaar dus de naam stoïcisme. De lessen werden niet voor niets op de markt gehouden. Ze waren openbaar en iedereen die dat wilde kon aanschuiven om te luisteren naar wat Zeno zo al te vertellen had. Er waren in die periode veel verschillende filosofiescholen in Athene. Zo had je de Academie van Plato, het Lyceum van Aristoteles en het besloten landgoed van Epicurus. Dit waren echter privé scholen waar je als particulier niet zo maar, zonder te betalen, terecht kon. De school van Zeno was anders, zijn vaste leerlingen bezorgde hem ongetwijfeld een inkomen, maar ook zonder geld kon je zijn lessen volgen.

Zeno werd immens populair en al snel trokken zijn lessen grote groepen mensen. Zijn opvolgers Cleanthes en Chrisyppos zetten de traditie voort. Er zijn aanwijzingen dat stoïcijnen tot ver in de eerste eeuw voor Christus les gaven op dezelfde overdekte markt in Athene. Dat duurde tot de opkomst van het Romeinse rijk en het centrum van de stoïcijnse filosofie verplaatste zich van Athene naar het nieuwe centrum van de destijds bekende wereld: Rome. De Romeinen waren wel gecharmeerd van de stoïcijnse levenskunst. Prominente Romeinen als Cicero en Scipio namen les bij stoïcijnse filosofen en maakten vertalingen in het Latijn van hun Griekse boeken. Het stoïcisme kwam nu echt in de mode en het werd de heersende filosofie bij de Romeinse elite. Stoïcijnse filosofen als Seneca, Musonius en Epictetus werden beroemd en in de tweede eeuw na Christus zat er met Marcus Aurelius zelfs een stoïcijn op de keizerstroon.

Het stoïcisme behandelt iedereen gelijk en sprak daardoor mensen van over het hele Romeinse rijk en uit alle lagen van de bevolking aan. Zo kwam Seneca uit Spanje, de westkant van het rijk, en Diogenes van Babylon uit, hoe kan het ook anders, Babylon in het oostelijke puntje van de Romeinse wereld. En zo stond de stoïcijnse leraar Epictetus een voormalige slaaf, helemaal onder aan de maatschappelijke ladder, terwijl zijn leerling Marcus Aurelius als keizer op de bovenste trede van die ladder stond. Wat maakte deze filosofie nu zo aantrekkelijk voor zulke geografisch en maatschappelijk uiteenlopende mensen?

Dit zo populaire stoïcisme was meer dan wat we tegenwoordig een filosofisch systeem zouden noemen. Zeker het had net als elke filosofie een mening over dingen als de aard van de werkelijkheid, de basis van goed en kwaad en de mogelijkheid of onmogelijkheid van ware kennis. Het stoïcisme is echter meer dan alleen dat: het is een levenskunst. Naast traditionele onderwerpen als ontologie, logica, epistemologie, fysica en ethiek gaat het stoïcisme vooral over de manier waarop je je leven het best kunt leiden. Het had heel eigen ideeën over de beste manier om een gelukkig en zinvol leven te kunnen leiden. Het propageerde een levenskunst die veel Romeinen aansprak en die tegenwoordig nog net zo actueel is als tweeduizend jaar geleden.

Een levenskunst die trouwens wel een solide basis in de filosofie heeft. De stoïcijnse filosofie is systematisch en zit goed in elkaar. Zo zijn stoïcijnen materialisten die er van overtuigd zijn dat alles, ook emoties en gedachten, uiteindelijk tot materie kan worden herleid. De werkelijkheid bestaat voor hen uit materie en energie. Stoïcijnen geloven niet in een door zielen, god of goden bewoonde spirituele wereld. Toch blijft het daar niet bij en zijn ze niet alleen materialisten maar ook pantheïsten. Dat betekent dat ze er ook van overtuigd zijn dat al dat bestaande zich bewust is van zijn eigen bestaan. Alleen al door het bestaan van mensen, die nu eenmaal deel uitmaken van de werkelijkheid, wordt de ogenschijnlijk zo dode materie een levend en denkend ding. Eigenlijk een wel heel spiritueel materialisme dus.

Deze stoïcijnse metafysica vormde de basis voor hun levenskunst. Stoïcijnen zien het als een soort morele plicht om door zichzelf te ontplooien en ontwikkelen hun eigen ‘bewustzijn’ en daarmee dus eigenlijk ook het bewustzijn van het universum te vergroten. Iemand die dit doet leidt een, zoals de stoïcijnen dat noemen, virtuoos leven. Zo’n virtuoos leven leidt dan ook nog eens vol automatisch tot een gelukkig leven. Iemand die zichzelf ontplooit leert namelijk dat de werkelijkheid uiteenvalt in twee delen: een deel waar je invloed op hebt en een deel waar je niets aan kunt doen. Alleen de dingen waar je echt invloed op hebt zijn voor een stoïcijn waardevol. Ze denken daarbij dan vooral aan je eigen wil, meningen en oordelen, eigenlijk aan alles wat zich in je binnenwereld afspeelt. Als je je ongelukkig en ellendig voelt heb je dat onderscheid niet goed gemaakt. Je hebt te veel waarde gehecht aan iets waar je geen invloed op hebt. Het gaat dan meestal om iets externs, om dingen als geld en je reputatie. Als je dit onderscheid goed maakt en je vooral richt op de dingen waar je wel invloed op hebt kun je volgens de stoïcijnen een gelukkig leven leiden.

Ze zijn zich er trouwens wel van bewust dat alleen een theoretisch begrip onvoldoende is om gelukkig te worden. Het besef van het verschil tussen de dingen waar je invloed op hebt en de dingen waar je geen invloed op kunt uitoefenen moet helemaal tot je wezen zijn doorgedrongen om het gewenste effect te kunnen bewerkstelligen. De stoïcijnse filosofen hebben dan ook een heel scala aan technieken en oefeningen ontwikkeld om hun leerlingen daarbij te helpen. Ze zijn trouwens wel zo eerlijk om er bij te vertellen dat alleen een perfecte wijze de vereiste totale beheersing kan bereiken en een dergelijke wijze is volgens de stoïcijnen net zo zeldzaam als een Ethiopische feniks. Tsja de oude stoïcijnen wisten zelf ook wel dat een dergelijk fabeldier niet bestond. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zelfs een gebrekkige beheersing van het stoïcisme je leven al een stuk aangenamer en zinvoller kan maken. Het stoïcisme is dan ook nog steeds een heel actuele levenskunst, die zijn nut nog lang niet heeft verloren.

Hm, ik ben bang dat dit al te lang is voor twee minuten en dan heb ik het nog niet eens gehad over de sociale kant van de stoa, de stoïcijnse ideeën over vrijheid en gelijkheid en al helemaal niet over het stoïcijnse rationalisme en realisme. O ja, de stoïcijnse mindfulness is ook nog niet aan bod geweest. Ik vrees dat mijn ‘elevator pitch’ nu al mislukt is. Misschien dat ik u in de toekomst nog een keer moet gaan lastig vallen met een nieuwe poging.


vrijdag 19 oktober 2018

VRIJE WIL OF NOODLOT?


Het stoïcijnse determinisme en de menselijke autonomie lijken elkaar uit te sluiten. De wetenschap probeert alle natuurlijke verschijnselen te verklaren als het gevolg van causale processen. Alles wat er gebeurt is het resultaat van voorafgaande oorzaken. De moderne wetenschap stelt dat de beweging van objecten in de natuur wordt veroorzaakt door van buitenaf inwerkende doelloze krachten. Ze stelt vast dat indien zich bepaalde oorzaken voordoen zich ook bepaalde gevolgen zullen gaan manifesteren. Als je alle oorzaken zou kennen zou je in principe alle gebeurtenissen in de werkelijkheid kunnen voorspellen. Maar als dit ook geldt voor het menselijk bewustzijn, zijn alle menselijke keuzes van te voren gedetermineerd door oorzaken als biologische behoeften, opvoeding en maatschappelijke verwachtingen. Als het determinisme waar is wordt uw wil volledig bepaalt door uw aangeboren karakter en biologische drijfveren. Uw keuzes zijn daarmee dus voorspelbaar en daarmee komt er een abrupt einde aan de zo geliefde menselijke vrije wil. U bent dan ook niet langer verantwoordelijk voor uw handelen. Om verantwoordelijk te zijn zou u immers invloed moeten kunnen uitoefenen op wat u wilt en doet. De mens degradeert zo van een autonoom subject tot niet meer dan een object dat net als alle andere natuurverschijnselen causaal beïnvloed wordt. Hij wordt een soort biologische robot die niets anders kan doen dan zijn programma afdraaien.

Een dergelijke redenering is onverenigbaar met het bestaan van de menselijke vrije wil. Sommige filosofen denken dat die onverenigbaarheid op een spraakverwarring berust. Vrije wil heeft twee fundamentele kenmerken, zeggen ze. De eerste is het gevoel om in controle te zijn. U bent de oorzaak van deze gebeurtenis. De tweede is het gevoel dat u het anders had kunnen doen. U had een andere keuze kunnen maken. In een volledig gedetermineerde wereld hebt u geen enkele invloed op uw handelen. U bent noch zelf de oorzaak van wat u doet, noch had u iets anders kunnen kiezen. Maar doet dat er wel toe? In het normale spraakgebruik zeggen we dat iemand vrij is als niets er aan in de weg staat dat hij de dingen doet die hij wil doen. Dat is helemaal niet in tegenspraak met het idee dat de dingen die hij wil doen het gevolg zijn van voorafgaande oorzaken. Het feit dat ik nu een slok thee wil nemen uit de mok die hier voor me op tafel staat wordt veroorzaakt door mijn dorst. Maar dat mijn wil een oorzaak heeft maakt mijn wil niet minder vrij. Het is helemaal geen onlogisch idee dat ook mijn verlangens en ideeën een daar aan voorafgaande oorzaak hebben. Integendeel de gedachte dat iets volkomen zonder oorzaak uit het niets verschijnt is juist vreemd en onlogisch. Een wereld waarin van alles gebeurt zonder oorzaak is pas echt gek. Volgens deze redenering wordt u dus niet door externe factoren belemmerd in uw gedachten. U hebt de mogelijkheid om te willen wat u wil en te verlangen wat u verlangt. Dat betekent echter nog niet persé dat die wil en dat verlangen zelf volkomen vrij zijn, dat u zelf kunt kiezen wat u denkt, wilt of verlangt. Ook uw ‘vrije’ wil heeft immers een oorzaak. U kunt dan misschien wel doen wat u wil, maar kunt niet ook willen wat u wilt.

Spraakverwarring of niet de vrije wil staat daarmee nog steeds op losse schroeven. Het is dan ook de moeite waard om toch nog even wat dieper in te gaan op het probleem van die vrije wil. Wat zegt de wetenschap over onze vrije wil? We denken natuurlijk graag aan onszelf als zelfstandige denkende wezens. U hebt immers een levendig bewustzijn van uw subjectieve ervaringen en het gevoel dat u kunt kiezen hoe u wilt handelen. Met andere woorden, u bent er van overtuigd dat het uw bewustzijn is dat uw gedrag veroorzaakt. U kunt immers achteraf uitleggen wat u gedaan hebt en waarom u het gedaan hebt. Maar het achteraf rechtvaardigen van uw handelingen is iets anders dan het zelfstandig en onafhankelijk beslissen wat u al dan niet gaat doen. Wacht even, zult u nu denken, hoe zo achteraf? Ik beslis van te voren of ik iets al dan niet doe. Dat blijkt echter niet te kloppen, uw bewustzijn doet niets anders dan het achteraf reageren op de dingen die u al gedaan hebt. Volgens de moderne wetenschap is dat zelfs het enige waar uw bewustzijn toe in staat is. Het achteraf rechtvaardigen van wat u denkt en doet.

De Amerikaanse neurofysioloog Benjamin Libet ontdekte dat er zoiets als een ‘bewustzijnsvertraging’ bestaat. Uit zijn onderzoek blijkt dat we ons pas nadat een handeling heeft plaatsgevonden bewust worden van die handeling. We krijgen pas het gevoel dat we iets willen nadat we het al gedaan hebben. Libet ontdekte dat het signaal naar onze spieren om op een knop te drukken al vertrokken is op het moment dat we ons bewust worden van de wil om op die knop te gaan drukken. Dat betekent dat handelen vooraf gaat aan denken. Het blijkt dat onze waarneming van bewuste controle een illusie is. Een achteraf door onze hersenen geconstrueerd beeld. Ook veel andere neurowetenschappelijke en psychologische studies bevestigen dat het doorgaans de 'automatische piloot' van uw hersenen is die achter het stuur zit. Die ‘automatische piloot’ heeft er weinig of geen behoefte aan om ‘u’ op de hoogte te houden van wat er speelt. Vreemd genoeg hebben we ook in de situatie dat de ‘automatische piloot’ aan de knoppen zit het intense gevoel dat wij zelf de controle hebben over wat we doen. Als dat niet zo is, waar komt dit gevoel dan vandaan? Het komt in ieder geval niet doordat u rechtstreeks toegang hebt tot de hersenprocessen die uw acties onderbouwen. U heeft immers geen enkel inzicht in de elektrochemische details van hoe uw zenuwen elektrische signalen afvuren of van de wijze waarop neurotransmitters en hormonen door uw hersenen en bloedvaten stromen. In plaats daarvan lijkt onze ervaring van controle afkomstig uit afleidingen die we maken over de oorzaken van onze acties, gebaseerd op ruwe zintuiglijke gegevens. En, net als bij elk soort perceptie, kan onze ervaring misleid worden.

U kent allemaal wel die afbeeldingen die eerst op een konijn lijken, maar een paar seconde later ook als een eend kunnen worden gezien. Of het bekende plaatje van een mooie jonge dame die even later ook als een oude vrouw kan worden aangemerkt. Het is hetzelfde met uw ervaring van controle en vrije wil. Ook die perceptie zou verkeerd kunnen zijn en uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dus dat het dat meestal ook is. Zo blijkt uit experimenten dat het helemaal niet zo moeilijk is om iemand te laten geloven dat hij iets doet terwijl het in werkelijkheid een ander is die handelt. Net zo makkelijk is het om iemand te laten geloven dat iemand anders iets doet terwijl hij het eigenlijk zelf is die de handeling uitvoert.

Dergelijke illusies zijn niet beperkt tot zeer gecontroleerde laboratorium situaties. Neem bijvoorbeeld de bekende rubberen hand illusie. Een proefpersoon legt beide handen plat op een tafel. Zijn linkerhand ligt buiten het zicht door een houten schot, maar naast het schot ligt een rubberen nep hand. De proefpersoon ziet dus naast zijn eigen rechterhand een rubberen nep hand liggen. Nu strijkt iemand met een kwastje over de nep hand en doet dat gelijktijdig over de verborgen linkerhand. Na een tijdje krijgt de proefpersoon het gevoel dat de nep hand bij zijn eigen lichaam hoort. Als iemand met een hamer op de nep hand slaat, trekt de proefpersoon in een reflex zijn echte hand terug. De rubberen hand wordt in zijn perceptie een onderdeel van zijn lichaam en de verborgen echte hand bestaat niet meer. U kunt dit in dit filmpje nog eens nakijken.

Dergelijke waarnemingen wijzen op het bestaan van een fundamentele paradox in wat we menen te weten over onze vrije wil. We hebben de sterke indruk dat we zelf van te voren kiezen wat we doen. We houden onszelf en andere mensen dan ook verantwoordelijk voor hun acties. Toch doen we maar heel weinig dingen echt bewust. Bijna alles wat we in de wereld tegenkomen en bijna al onze reacties op die wereld vereisen geen echte bewuste verwerking en worden op de automatische piloot gedaan. Het gevoel dat u controle hebt over wat u denkt en doet is dan ook diep misleidend. Het is slechts schijn. Een schijn die u als alles al achter de rug is door uw brein krijgt voorgeschoteld.

Als uw ervaring van controle over wat u denkt en doet niet echt is, hoe zit het dan met de vrije wil? Ook de stoïcijnen dachten dat het gevoel van controle grotendeels misleidend is. Als de wereld een complex netwerk van onderling verbonden oorzaken en gevolgen is en dus volledig gedetermineerd is en als er daardoor werkelijk niet zoiets als vrije wil bestaat waarom willen de stoïcijnen dan dat u probeert een virtuoos leven te leiden. Het stoïcijns determinisme is in tegenspraak met de stoïcijnse vrije wil. Als alles gedetermineerd is heeft het toch zeker geen enkel nut meer om te proberen gelukkig en virtuoos te worden? Wat voor zin heeft het nog om naar uw stoïcijnse leraar te luisteren als hij u aanraadt om A te doen omdat dat tot een virtuozer leven leidt? Als van te voren vast staat dat u niet A maar B zult doen heeft toch geen enkel advies nut. U gaat gewoon doen waartoe u gedetermineerd bent. Het heeft geen zin meer om te proberen wat dan ook te ondernemen. Waarom zou u als u ziek bent nog naar de dokter gaan? Het staat toch al vast of u zult genezen of niet. Chrysippus was het niet eens met deze zogenaamde ‘redenering van de luilak’. Hij zei: ‘het kan dan wel zo zijn dat het gedetermineerd is of je zult genezen of niet, maar het zou heel goed kunnen zijn dat je alleen geneest door bij de dokter een behandeling te ondergaan’. Gebeurtenissen hebben vaak meerdere oorzaken en sommige oorzaken komen tot stand door de dingen die je doet. De redenering van de luiaard houdt dus geen stand en het determinisme is geen excuus om op de bank te blijven liggen.

Chrysippus redenering over meerdere oorzaken voor één gebeurtenis verandert niets aan het probleem van het determinisme. Dat uw genezing mede veroorzaakt wordt door uw gang naar de huisarts maakt dat bezoek nog niet minder gedetermineerd. Het feit dat de meeste gebeurtenissen meerdere oorzaken hebben werkt dan misschien tegen het argument van de luiaard, maar zegt nog niets over de vrije wil. Ondanks dat ze geloofden dat het universum vooraf bepaald wordt door de wetten van de natuur, wilden de stoïcijnen toch het idee van vrije wil niet volledig opgeven. Voor een stoïcijn bent u meer dan een biologische voorgeprogrammeerde robot.

Maar ook daarmee schiet u nog niet zo heel veel op. De door de stoïcijnen gekoesterde vrije wil is nog steeds niet gered uit de klauwen van hun eigen determinisme. De stoïcijnen denken echter nog een andere oplossing voor het vraagstuk van de vrije wil te hebben gevonden. Chrysippus komt nu met het voorbeeld van een cilinder die van een helling wordt afgeduwd. Het naar beneden rollen van die cilinder heeft volgens hem twee verschillende soorten oorzaken. In de eerste plaats is er de externe oorzaak. Iemand heeft de cilinder een duwtje gegeven waardoor die in beweging is gekomen. In de tweede plaats is er de interne oorzaak. De cilinder rolt alleen naar beneden door zijn cilindrische vorm. Als het een kubus was geweest zou die misschien een klein stukje zijn verschoven, maar niet naar beneden zijn gerold.

Er bestaan volgens Chrysippus dus twee soorten oorzaken: externe oorzaken, het duwtje tegen de cilinder, en interne oorzaken, de ronde vorm van de cilinder. Beide oorzaken zijn causaal gedetermineerd, maar ze zijn toch wezenlijk verschillend. Vervolgens past hij dit voorbeeld toe op een mens. Stel, zegt hij, u ziet een taart op tafel staan. In wezen velt u dan het oordeel dat uw zintuigen u de indruk geven dat er iets dat u herkent als een taart op tafel staat. Uw stemt in met de indruk dat er een taart is. Dit hele proces is de externe oorzaak van uw bevestiging dat er een taartachtig iets op tafel staat. Het is de duw die de cilinder in beweging bracht. Chrysippus gaat verder en zegt dat dat nog niet alles is. Er is nog meer nodig om dit mogelijk te maken. Minstens zo noodzakelijk is het bewustzijn van de persoon die instemt met de indruk van de taart. Zonder een bewustzijn, een ‘hegemonikon’ dat kan verlangen, willen en oordelen is er helemaal niets dat met de aanwezigheid van de taart kan instemmen. Dat bewustzijn is de interne oorzaak, de vorm van de cilinder. En op de vorm van de cilinder heeft u volgens Chrysippus weldegelijk invloed. U kunt uw karakter, uw ‘hegemonikon’, trainen en aanscherpen. U schaaft dan als het ware aan de vorm van de cilinder. U maakt hem aan de ene kant wat gladder en aan de andere kant wat ruwer om zo de manier waarop hij rolt te beïnvloeden. Aan de externe oorzaak, het noodlot, kunt u niets veranderen, maar aan de interne oorzaak, uw karakter, kunt u wel wat veranderen. Wat er gebeurt ligt buiten uw sfeer van invloed, maar hoe u daar dan vervolgens mee omgaat niet.

“Het noodlot leidt de willige, maar sleept de onwillige over de grond mee”. (Seneca, Brieven aan Lucilius 107).

Dit bekende gezegde van Seneca illustreert de tegenstelling tussen voorbeschikking en vrije wil nog eens extra. Aan het noodlot, de externe oorzaken, kunt u niets veranderen, maar u kunt wel vrijelijk besluiten om u neer te leggen bij wat u overkomt. Het interne oordeel dat u velt over wat er in de externe wereld gebeurt is volkomen vrij. Het ‘hegemonikon’ kan het verloop van de natuurwetten niet veranderen, maar is wel vrij in wat hij daar over denkt. Een mens is geen biljartbal die volgens de wetten van de dynamica beweegt als het een zetje krijgt. Een mens kan met zijn ‘hegemonikon’ kiezen om al dan niet in te stemmen met de indruk die zijn zintuigen hem voorleggen. Chrysippus zegt dat deze menselijke vrije wil bestaat doordat zijn bewustzijn (‘hegemonikon’, rede, logos of hoe u het ook maar wilt noemen) een heel klein stukje van het universele bewustzijn vormt. Doordat ieder mens een minuscuul partje van het alomvattende kosmisch bewustzijn is kan hij een heel klein beetje mee bepalen wat er in die kosmos gebeurt. Het zelfbewustzijn is de innerlijke oorzaak, de vorm van de cilinder, die maakt dat de mens een vrij wil heeft. De menselijke natuur die dit mogelijk maakt is op zijn beurt natuurlijk ook weer het gevolg van causale processen. Dat staat er volgens Chrysippus niet aan in de weg dat het ‘hegemonikon’ vrij is om zijn keus te maken. De menselijke vrije wil in een deterministisch universum is daarmee gered. Of misschien toch nog niet helemaal?

Er valt nog wel wat af te dingen op Chrysippus’ scherpzinnige redeneringen. Ook de menselijke natuur is uiteindelijk door causale processen gevormd. Het is nog maar de vraag hoe veel je wint met het onderscheid tussen externe en interne oorzaken. Eén ding is in elke geval wel zeker. Het voelt wel alsof we een vrije wil hebben. De meeste mensen zijn daar van overtuigd. Als u een stukje van de taart uit het vorige voorbeeld wilt proeven, dan ervaart u dat als uw persoonlijke keuze. Als u geen vrije wil zou hebben zou het alternatief zijn dat uw hand zomaar uit het niets naar voren schiet om een stuk taart te grijpen. Het zou ook nog kunnen dat u een bewustzijn bent dat geen enkele invloed heeft op wat uw lichaam doet. U bent dan niet meer dan een toeschouwer die vast zit in een biologische robot die geheel gedetermineerd zijn programma afdraait. Een minstens net zo onprettig idee als de gedachte dat ook ons ‘hegemonikon’ niet meer dan een illusie is. De redenering van Chrysippus is dan misschien wel niet helemaal vlekkeloos, maar voor mij valt die voorlopig nog wel te prefereren boven de alternatieven.


dinsdag 18 september 2018

Kom uit uw comfortzone! Of toch maar liever niet?


Wees meester en vormgever van uzelf. U bent zelf verantwoordelijk voor de persoon die u bent. Het zijn uw eigen keuzes die u maken tot wat u bent en zult zijn. Daag uzelf uit en plan uw carrière. Stippel voor uzelf een glorieuze toekomst uit. Kom uit uw comfortzone en toon durf. Allemaal kreten die u ongetwijfeld bekend voor zullen komen. Kreten die uitgaan van de volledige maakbaarheid van uw persoon en levensloop.

De stoïcijnen zagen het anders. Uw leven en levensloop zijn helemaal niet maakbaar. Ook uw karakter is dat niet. De wereld, de grote allesomvattende universele natuur, stelt nu eenmaal beperkingen aan uw mogelijkheden. Maar niet alleen dit noodlot beperkt u, ook uzelf. U beschikt nu eenmaal over een bepaalde hoeveelheid talenten. Er zijn een aantal dingen waar u heel goed in bent en een ontelbaar aantal zaken waar u maar beter nooit aan moet beginnen. Het is niet een kwestie van het kiezen van de persoon die u wilt worden. Nee het gaat erom dat u ontdekt wat uw persoonlijke sterke eigenschappen zijn. U moet uw eigen individuele vaardigheid opsporen. Richt u daar op en probeer die te versterken. De beste manier om daar achter te komen is door te kijken naar de dingen waar u plezier aan beleeft. U wordt het gelukkigst en voelt u het meest op uw gemak op de momenten waarop u uw vermogens weet te verwezenlijken. Let dus op de momenten waarop u plezier in het leven hebt en kijk naar de dingen waar u van houdt. Het is heel waarschijnlijk dat nu net de dingen zijn waar u talent voor hebt. Let ook op de dingen waar u een hekel aan hebt en de momenten waarop u uzelf rottig voelt, dat zijn de dingen die u moet proberen te ontlopen.

Uw individuele natuur bepaalt waar u goed in bent. Het gaat er de stoïcijnen om dat u ontdekt wat dat is. Aan de hand van die zelfkennis kunt u uzelf levensdoelen stellen en richting aan uw carrière geven. Het gaat er daarbij niet alleen om dat u weet waar uw talenten liggen, u moet ook uw zwakke kanten goed in de gaten houden. Het zijn ook die zwakke kanten en ‘gebreken’ die richting aan uw leven kunnen geven. Als u eenmaal weet waar u goed in bent moet u u daar ook op gaan richten. U moet uzelf ontwikkelen en steeds meer kennis en ervaring proberen te verwerven. De stoïcijnse zelfverwerkelijking is allesbehalve een excuus voor gemakzucht of luiheid. Integendeel u moet serieus aan de bak met uw talenten.

De management goeroes houden u juist voor dat u zou moeten werken aan uw gebreken. U moet uw zwaktes opheffen om verder te kunnen groeien. Alleen door uw comfortzone te verlaten kunt u tot volle ontplooiing komen. Alles is mogelijk voor wie maar zijn best doet. Alles is haalbaar als je het maar echt wilt. Voor een stoïcijn is dat dus klinkklare onzin. Als u uw comfortzone verlaat zult u vooral ongelukkig worden en dingen van uzelf eisen die u helemaal niet kunt waarmaken. Dergelijke adviezen zijn een recept voor burn-outs en depressies. U maakt uzelf er alleen maar ongelukkig mee en laat daardoor de dingen waar u wel goed in bent versloffen. Een stoïcijn ontwikkelt zijn talenten en blijft ver van zijn defecten. Hij kent zijn zwakke en sterke punten en probeert daar optimaal gebruik van te maken. Dat voorkomt heel wat frustratie en leidt tot een veel gelukkiger en virtuozer leven.

donderdag 6 september 2018

EEN BEWUST UNIVERSUM?


De stoïcijnse metafysica ziet de natuur als een bewust en zelfs goddelijk wezen. In onze seculiere tijden kan dat een moeilijk te verteren idee zijn. Voor mij was (is) het dat in elk geval wel. Ik beschouw mezelf eigenlijk als een atheïst, maar de bestudering van het stoïcisme brengt me wel hoe langer hoe meer aan het twijfelen. Ik ben er niet meer zo zeker van dat er niet een soort van bewustzijn in ons universum huist. En zelfs de moderne wetenschap is er tegenwoordig niet zo heel zeker meer van.

De hele stoïcijnse filosofie is gebouwd op de vooronderstelling dat de kosmos een doelgericht en bewust wezen is dat sturing geeft aan alles wat er in die kosmos gebeurt. Ook de dingen die een mens overkomen zijn allemaal ‘bedacht’ door dit kosmisch bewustzijn. De stoa kent niet een soort heilsleer en er bestaat in hun ‘geloof’ ook geen leven na de dood. Van rituelen, offers, altaars en godenbeelden is al helemaal geen sprake. Het enige gebed dat een stoïcijn kent is misschien wel een gevoel van ontzag voor de natuur. Er ontstaat een gevoel van ontzag als u kijkt naar het hemelgewelf bij nacht, naar de zee, naar een bergketen, een verstild bos, de cyclus van leven en dood of als u de kracht van een woeste rivier, een storm of een aardbeving aanschouwt.

Dit ontzag doet stoïcijnen denken dat er in die overweldigende natuur een creatief en bewust wezen schuilt. Het gaat daarbij niet om een oude man met een lange baard op een wolk, of een Zeus die zijn bliksemschichten vanaf de Olympus op zondige mensen doet neerkomen. Nee het is het totale bestaande, het geheel van materie, ruimte en tijd, met zijn wetten en regelmatigheden dat door de stoïcijnen als god wordt gezien. Volgens hen wordt de kosmos niet door toeval geregeerd, maar is zij het gevolg van een samenhangend geheel van regels en wetten.

Stoïcijnen zijn dan ook pantheïsten, ze geloven dat de hele kosmos, bewust is, van zich zelf weet dat het bestaat en weet wat er gebeurt. Zelfs aan de bron ligt van alles wat er gebeurt en misschien ook wel een soort wil heeft en daardoor wil dat de dingen die gebeuren, gebeuren. Ze zeggen dat iets dat zo complex en zo veel omvattend is wel bewust moet zijn. De mens zelfs is immers een complex en zelfbewust wezen. Als de mens al over zelfbewustzijn beschikt dan moet iets zo immens als het universum dat toch ook hebben? De mens is zich niet alleen bewust van zijn eigen bestaan, maar is zich ook bewust van de wereld om hem heen en vergaart steeds meer kennis van het universum waarin hij leeft. Doordat een ontegenzeggelijk zelfbewust wezen als de mens onderdeel is van de kosmos is die kosmos zich ook bewust van zichzelf. Alleen al door het bestaan van zoiets als de mens is het universum zich dus in zekere zin van zichzelf bewust. De mens is een stukje van het universum dat zich bewust is van de wereld om hem heen. Hij is zich in elk geval bewust van een deel van het universum. Een bewustzijn dat met de groeiende kennis zich steeds verder uitbreidt. Zo bekeken kun je er eigenlijk niet meer omheen dat het universum over een soort van bewustzijn beschikt. Zelfs al is dat niet meer dan het beperkte menselijke bewustzijn.

In de moderne tijd lijkt er een keuze te bestaan tussen theïsme, het geloof in een persoonlijke god of goden, en reductionistisch materialisme, de leer dat er niets meer is dan door natuurwetten geregeerde materie. Een andere keuze lijkt niet te bestaan of je bent religieus, christen, moslim, pagan het maakt niet uit, of je bent een reductionistisch materialist. Toch is er nog een alternatief. Het pantheïsme van de stoïcijnen neemt wel degelijk een tussenpositie in. Het stoïcisme is materialistisch, maar niet op dezelfde manier als de moderne materialisten. Het universum bestaat in hun ogen inderdaad uit door natuurwetten geregeerde materie, maar die materie en natuurwetten zijn zich bewust van het eigen bestaan. Die tussenpositie heeft wel tot gevolg dat de stoïcijnen aan de ene kant door gelovigen als atheïsten worden beschouwd en aan de andere kant door reductionistische materialisten tot naïeve gelovers in sprookjes worden gebombardeerd. Een middenpositie kan zo zijn nadelen hebben.


maandag 20 augustus 2018

NEEM UW REPTIELENBREIN IN DE MALING

Instincten en de daaraan verbonden emoties kunnen behoorlijk lastig zijn. In de oertijd waren ze misschien handig om aan een sabeltandtijger of de kwade echtgenoot van een minnares te ontkomen, maar nu zijn ze vooral vervelend. Stoïcijnen zijn zich er van bewust dat onze natuurlijke instincten uit de pas lopen met de uitdagingen en behoeften van de moderne tijd. Ze weten ook dat hun natuurlijke denkvermogen hen de mogelijkheid biedt om het verstoorde evenwicht weer te herstellen. Makkelijk is anders. Onze emoties zitten diep verankerd in onze genen en in onze hersenen. De hersenstam, de plek waar onze reflexen vandaan komen, is evolutionair het oudste deel van de hersenen. Dit deel van het brein is verantwoordelijk voor het automatisch regelen van dingen als reflexen, ademhaling, bloedsomloop, hartslag en temperatuur. Daarnaast zitten hier ook onze primaire overlevingsinstincten zoals honger, dorst, lust en pijn. Met andere woorden onze meest primitieve levensfuncties die noodzakelijk zijn voor ons eigen voortbestaan en het voortbestaan van de menselijke soort. Het stamt nog uit de tijd dat van de dinosauriërs en krokodillen. Daarom wordt het ook wel eens het reptielenbrein genoemd. Dit is het gebied waar de indrukken van de buitenwereld het eerst de hersenen bereiken. Hier wordt onmiddellijk een reflex aan de dingen en gebeurtenissen uit de buitenwereld verbonden.

Het reptielenbrein veroorzaakt wat de stoïcijnen pre-emoties of driften noemen. Een haast automatische neiging die tot lichamelijke reacties die ons van gevaar weg moeten leiden, of juist richting een beloning moeten voeren. Dit soort driften worden voortdurend in ons opgewekt, al zijn we ons daarvan meestal niet bewust. Onze driften zijn universeel en gelden voor alle tijden en alle plaatsen. Ze liggen vast in onze biologie en zijn genetisch bepaald. De bron van deze driften of pre-emoties is heel moeilijk te beïnvloeden. Via het reptielenbrein komen indrukken uit de buitenwereld terecht in wat ik maar het mensenbrein zal noemen. Pas op het moment dat een indruk het mensenbrein bereikt heeft wordt u zich bewust van die indruk. Het mensenbrein bekijkt de pre-emotie en verbindt er een mening aan. Vanaf dat moment ontstaat er een echte emotie.Maar door geduldig over langere tijd vanuit het mensenbrein corrigerend op te treden kunt u dit oerbrein toch een beetje in het gareel krijgen en daarmee uw persoonlijkheid aanpassen.

De pre-emotie van ons reptielenbrein is, zoals we zagen, onvermijdelijk. U zult die input gewoon moeten aanvaarden. Er zit niets anders op. Maar voorlopig zult u ook het waardeoordeel dat uw mensenbrein daar aan verbindt nog niet weten te beheersen. Een jaren lange praktijk van automatische gedachtetreinen en bijpassende negatieve emoties leert u niet zo één, twee, drie weer af. Probeer maar eens niet aan die o zo bekende roze olifant te denken. Dat lukt u niet. Vooralsnog kunt u er dan ook mee volstaan om de aanwezigheid van uw negatieve emoties gewoon te accepteren. Probeer er niet tegen te vechten. Als u zich verzet dwingt u uw hersenen juist er extra aandacht aan te schenken. In plaats van te verminderen zal het vervelende gevoel nu of in de toekomst u met hernieuwde kracht weten te raken. Aanvaard het gevoel, maar besef tegelijkertijd dat het maar een gedachte is. Het is niet meer dan een mening over iets in de buitenwereld. Een mening die misschien helemaal niet klopt met de werkelijkheid.

Verzet u dus niet, laat het gevoel er gewoon zijn. Verzet kost u alleen maar energie die u veel beter voor iets anders kunt gebruiken. Wees ook niet kwaad op uzelf. Het leren voorkomen van negatieve emoties is geen kleinigheid. U kunt uzelf beter vergeven voor de aanwezigheid van dit vervelende gevoel. Net als iedereen denkt u vermoedelijk dat uw negatieve emoties een absoluut en reëel beeld van de werkelijkheid geven. Uw mensenbrein dikt uw pre-emoties nog eens extra aan met akelige herinneringen uit het verleden en zelf gefabriceerde toekomstvoorspellingen. Hierdoor wordt de indruk uit uw reptielenbrein omgezet in een zich zelf versterkende en behoorlijk vervelende emotie. Volgens u is dit gevoel echt en helemaal waar. Wees u er echter van bewust dat die vervelende gedachten en gevoelens, maar een mening zijn. Een mening die kan kloppen, maar die naar alle waarschijnlijkheid niet volledig met de werkelijkheid overeenstemt en voor een belangrijk deel het gevolg is van uw op hol geslagen mensenbrein.

Door automatisch achter al uw gevoelens aan te rennen verliest u het contact met de werkelijkheid en construeert u in uw hoofd een eigen schijnwerkelijkheid vol met verschrikkingen en fantasieën. Ons brein probeert ons een beeld van de werkelijkheid te geven dat ons moet helpen om te overleven in een harde, woeste prehistorische wereld. Het is van nature nogal pessimistisch ingesteld. De overlevingskansen van een angstig en voorzichtig mens zijn nu eenmaal groter dan die van een blijmoediger persoon. Het is echter een beeld van de buitenwereld dat niet meer klopt. Uw brein denkt ‘better safe than sorry’, maar zadelt u daarmee wel met een vals wereldbeeld en de daarbij behorende vervelende emoties op.

Het is dan ook belangrijk om u te realiseren dat dit automatische emotioneel gekleurde beeld niet de werkelijkheid zelf is. Het is maar een mening en hoe echt het ook lijkt te voelen het is niet de realiteit. Benader deze met emoties gekleurde gedachten als wat ze zijn: een mening. Realiseer u dat het om een volkomen normale en onschuldige automatische reactie op de buitenwereld gaat. Accepteer hun aanwezigheid, maar doe wel een stapje terug en vraag uzelf af of u iets aan dit gevoel hebt. Kunt u er iets mee? Bekijk de situatie nog eens van een afstandje. Blijft het hetzelfde of verandert er iets? Is het gevoel bij nader inzien misschien minder reëel dan het zich in eerste instantie liet aanzien?

De pre-emoties van uw reptielenbrein zijn onontkoombaar, daar kunt u niet omheen en zit u gewoon mee opgescheept. Maar uw reptielenbrein is niet de slimste thuis. Met wat handigheid valt het soms te bedotten. Met de bodyscan oefening uit de vorige les heeft u geleerd dat emoties gepaard gaan met bepaalde lichamelijke toestanden. Zo spannen uw spieren zich, gaat u sneller ademen en slaat uw hart op hol wanneer u ergens bang voor bent of boos over wordt. Uw reptielenbrein bereidt uw lichaam daarmee voor op een vecht of vlucht reactie. Deze lichamelijke reactie kunt u echter met uw mensenbrein overrulen. U kunt uw spieren bewust ontspannen en u kunt rustiger door uw buik gaan ademhalen. Door dit te doen raakt uw reptielenbrein in de war. Het weet niet wat het er mee aan moet, uw lichaam reageert anders dan zou moeten. Het krijgt tegenstrijdige signalen en vermindert de uitstoot van de stresshormonen die bij de emotie horen. Dwing uw mond in een glimlach als u verdrietig bent, uw wat dommige reptielenbrein denkt dat u vrolijk bent en stopt enigszins verward met de uitstoot van ‘verdriethormonen’. Accepteer de aanwezigheid van de emotie, maar laat uw lichaam een tegengesteld signaal afgeven. U kunt zo de emotie niet helemaal uitschakelen, maar wel de intensiteit beperken.

Door uw spieren niet te spannen wanneer u angstig bent, door te glimlachen wanneer u verdrietig bent accepteert u de aanwezigheid van de negatieve emotie eigenlijk nog vollediger. Uw reptielenbrein denkt dat u er van afziet om te vluchten of te vechten, dat u er van afziet om met huilen de troostende aandacht van uw stamgenoten te trekken. Het krijgt zo de indruk dat de emotie overbodig is geworden. De volgende stap op weg naar het zo veel mogelijk verminderen van uw negatieve emoties, uw ‘patheiai’ is het leren beheersen van uw gedachten.


maandag 6 augustus 2018

ZIJN GEVOEL EN RATIONALITEIT EIGENLIJK HETZELFDE?


Volgens de stoïcijnen kun je alleen helemaal je zelf zijn door een leven te leiden in harmonie met de natuur. Dat is iets anders dan terug naar de natuur. Het is ook iets anders dan het toegeven aan uw instincten. Als baby en peuter gedraagt u zich nog volgens uw instincten en dat is doorgaans nogal zelfzuchtig. Op het moment dat u de jaren des onderscheids bereikt krijgt u het, niet minder natuurlijke vermogen om over de werkelijkheid te reflecteren en gaat u het verschil tussen uw zelfzuchtige overlevingsinstincten en rationele handelingen ontdekken. Dat betekent niet dat de kille rede de plaats gaat innemen van uw instinctieve emoties. Zo werkt het niet. Ook emoties zijn een vorm van rationaliteit. Het zijn oordelen over de mate van wenselijkheid van een bepaalde situatie. Oordelen die juist of fout kunnen zijn. Door het steeds beter ontwikkelen van uw rationele vermogens zal ook uw oordeelsvermogen steeds beter worden. Dat betekent dat uw emoties steeds rationeler en verstandiger worden. Het betekent niet dat er iets aan de inhoud of intensiteit van die emoties verandert. De emoties zelf blijven hetzelfde. De momenten waarop u ze ondergaat worden wel anders.

Zo zult u nog steeds bang zijn voor een wilde man die u met bijl achter na zit, dat is een heel redelijke angst. Maar u zult uw irrationele angst voor een klein muisje kwijtraken. Dit is een nogal banaal voorbeeld, maar een beter oordeelsvermogen kan er ook voor zorgen dat u uw angsten om af te gaan en voor een groep te spreken verliest. Rationele oordelen helpen u om minder onnodige stress te ervaren, omdat u zich niet langer druk maakt om de dingen waar u van weet dat u er toch geen invloed op kunt uitoefenen.

Het moet natuurlijk niet blijven bij het puur intellectuele besef dat uw vervelende emoties vaak het gevolg zijn verkeerde oordelen. U zult er ook naar moeten handelen en daar zit nou net de kneep. We weten vaak wel hoe de vork in de steel zit, maar het volstaat nu eenmaal niet om ergens de waarheid van in te zien. U zult keer op keer, in het begin tegen uw gevoel in, moeten handelen alsof u een rationeel oordeel geveld hebt. In werkelijkheid zult u nog steeds een angstig gevoel hebben bij het zien van dat muisje. Door echter telkens weer te handelen alsof u niet bang bent zal uw rationele oordeel steeds verder verweven raken met uw automatische instinctieve handelingsrepertoire. Uw reptielenbrein zal aan uw nieuwe manier van omgaan met muisjes (of andere irrationele emoties) gaan wennen en op een gegeven moment is uw muizenangst volledig verdwenen.

Het leren leven als een stoïcijn heeft wel wat weg van het leren fietsen of een muziekinstrument leren bespelen. In het begin moet u ontzettend opletten en heel bewust bezig zijn met wat u doet. U moet aan alles aandacht besteden en u constant afvragen waarom u het ook al weer op die manier moest doen. U maakt voortdurend fouten en tot uw ergernis gaat het telkens toch weer fout. Maar op een gegeven moment zorgt de herhaling er voor dat uw handelingen automatisch verlopen en wordt fietsen, muziek maken of het vellen van een correct emotioneel oordeel een tweede natuur. Op eens beseft u dat u uw muizenfobie kwijt bent. Het echte stoïcisme komt neer op een ‘beetje’ theorie en een heleboel oefening. Met de nodige zelfspot formuleerde Epictetus het zo:

“Je kijkt er niet vreemd van op dat je om timmerman of stuurman te worden iets moet leren. Waarom denk je dan dat je een virtuoos mens kunt worden zonder dat je daar iets voor hoeft te doen? […] De boeken van de stoïcijnse filosofen staan vol met interessante praatjes, maar wat hebben we daar aan? Stoïcijnen moeten hun theorieën niet alleen opschrijven, maar vooral in praktijk brengen en daar wil het nog wel eens aan schorten.” (Epictetus; Colleges; boek IV; hoofdstuk 4)

Voor een mens is rationaliteit volkomen natuurlijk. Het is niet minder natuurlijk dan uw overlevingsinstincten. Sterker nog het is uw sterkste en meest effectieve instinct. Dat neemt echter niet weg dat u er iets voor moet doen. Om er goed gebruik van te kunnen maken zult u het moeten trainen. Hoe beter uw rationele oordeelsvermogen functioneert hoe beter u zich zult gaan voelen. Rationaliteit en gevoel vormen geen tegenstelling. Ze zijn in wezen hetzelfde.

vrijdag 3 augustus 2018

EEN STOÏCIJNSE ZANGER MET PLANKENKOORTS




Angst is het ADHD broertje van piekeren en zorgen. Eigenlijk zijn dat alleen in gradatie minder sterke angstgevoelens. Ze zijn als het ware wat minder druk en urgent dan de echte angstgevoelens die luidkeels om aandacht vragen. Angst is een evolutionair oude en belangrijke emotie die noodzakelijk is om te kunnen overleven en gevaarlijke situaties te vermijden. Zodra uw reptielenbrein meent dat er gevaar dreigt wordt er een stoot adrenaline in uw bloed gepompt, gaan uw hartslag en bloeddruk omhoog en spannen uw spieren zich. Uw lichaam is klaar om te vluchten of vechten. U kunt er niet zonder om een aanstormende sabeltandtijger, of een, in deze tijd wat waarschijnlijkere, vrachtwagen, op tijd te kunnen vermijden.

Het is één van de vier basisemoties van de stoïcijnen (de anderen zijn: emotionele pijn, genot en verlangen). Ook zij zagen in dat angst onder bepaalde omstandigheden gepast is en dan best een ‘eupatheia’ kan zijn om acute dreiging het hoofd te kunnen bieden. De ellende begint echter op het moment dat er helemaal geen acuut gevaar dreigt. Als u bang wordt van muizen, open ruimtes, mensenmassa’s of als u door stress een onbestemd angstgevoel hebt is er sprake van een bijzonder vervelende ‘patheia’. Ook plankenkoorts, faalangst en meer van dat soort angsten zijn buitengewoon vervelend en kunnen uw functioneren flink beïnvloeden. Angst wordt in de woorden van de stoïcijnen dan de irrationele verwachting dat er iets onaangenaams gaat gebeuren of dat iets aangenaams niet verkregen kan worden. Tegenwoordig is de meeste angst allesbehalve rationeel en is het een akelige emotie die uw plannen en levenskwaliteit heel negatief kan beïnvloeden. Kortom het is een emotie waar u doorgaans liever van af wilt.

Veel angsten worden aan de verkeerde dingen besteed. U bent bang voor wat uw collega’s, uw baas, uw vrienden van u denken. U bent bang om allerlei ernstige ziektes en gebreken op te lopen. U bent bang voor muizen, hoogtes of kleine ruimtes. U bent bang voor uw inkomen, huis en andere bezittingen. Een kenmerk van de meeste van deze angsten is dat u er geen noemenswaardige invloed op kunt uitoefenen. Dat betekent niet dat ze totaal onbelangrijk zijn en dat u kunt eten wat u wilt, dat u langs het randje van de afgrond kunt lopen en dat u uw huis en baan kunt laten versloffen. Het betekent wel dat ze onbelangrijk zijn voor een gelukkig en virtuoos leven. Dat is niet het zelfde als dat ze niet van belang zouden zijn. Het zijn echter dingen waar u geen volledige controle over hebt en die dus niet nodig zijn voor een virtuoos leven. Wat voor een gelukkig en virtuoos leven wel van belang is zijn en waar u wel wat aan kunt doen is het voldoende zorg aan uw gezondheid, uw relaties en bezittingen besteden. Daar draait het om en als u dat op orde hebt hoeft u zich over de uitkomst van uw inspanningen niet druk meer te maken.

Eén van Epictetus’ leerlingen was een in zijn tijd populaire muzikant. Het was een zanger die zichzelf op de citer begeleidde. Dit popidool uit de eerste eeuw na Christus kreeg op een gegeven moment last van plankenkoorts en durfde tot wanhoop van zijn fans nauwelijks meer op te treden. Ten einde raad zocht hij hulp bij de filosoof Epictetus. Die zei dit tegen hem:

“Als ik iemand zie die bang is, vraag ik me altijd af: ‘wat wil hij nou eigenlijk?’ Dat moet wel iets zijn dat buiten zijn macht ligt, anders zou hij niet zo bang zijn. Als je in je eentje aan het repeteren bent, ben je niet bang en zing je prachtig, maar op het podium sta je doodsangsten uit. Het gaat je er dus niet alleen om dat je mooi kunt zingen en spelen. Je wilt ook applaus hebben en daar heb je nu net geen invloed op.” (Epictetus; Colleges; boek II; hoofdstuk 13)

De stoïcijnse tweedeling tussen de dingen waar we wel en geen macht over hebben komt ook hier weer tevoorschijn. De zanger verstaat zijn kunst en hij heeft zich goed voorbereid. Hij heeft alles gedaan wat in zijn macht ligt om een mooie voorstelling te geven. Er is geen enkele reden om bang te zijn. De angst moet dus wel veroorzaakt worden door de onderliggende vrees dat het publiek zijn optreden niet mooi zal vinden. Het enige wat hij daartegen kan doen heeft hij al gedaan: hij heeft gerepeteerd en zich naar zijn beste vermogen voorbereid. Er is geen enkele rationele reden om bang te zijn. Epictetus wil de muzikant laten zien dat hij een duidelijk onderscheid moet maken tussen de dingen waar hij zich wel druk over moeten maken (zijn repetities) en de dingen waar hij niets aan kan doen en zich geen zorgen over hoeft te maken (het applaus van het publiek).

Natuurlijk kan er ook als je goed voorbereid het podium op gaat iets mis gaan. De zanger van Epictetus kan een kikker in zijn keel krijgen, of er kan een snaar van zijn citer springen. Maar wat is nu eigenlijk het ergste wat er kan gebeuren. Een zaal met mensen die hem uitfluiten en boe roepen. Meer niet. Een groep mensen die het kennelijk nodig vinden om hun ongenoegen te uiten. Misschien vervelend, maar in stoïcijnse ogen nou niet direct een ramp. Als stoïcijnse zanger was hij er toch al niet op uit om de waardering van anderen te verkrijgen. Het enige wat hij echt wilde was zijn best doen om mooi te zingen en spelen.

dinsdag 17 juli 2018

Goede manieren, etiquette en andere heilige huisjes


Zeden en gewoonten, gangbare omgangsvormen, goede manieren en etiquette zijn in de ogen van stoïcijnen allemaal zinloze en betekenisloze conventies. Ze verschillen qua tijd en cultuur en zijn allesbehalve rationeel, maar zijn daarom niet minder dwingend. Dwingende regeltjes die dikwijls leiden tot een vervelende en knellende groepsdwang. Zo werd het schudden van handen hier vroeger als onbeschaafd en kleinburgerlijk aangemerkt, totdat het op een gegeven moment de algemene regel werd. Tegenwoordig ziet de rechter het zelfs als een geldige ontslaggrond als mensen geen handen willen schudden want dat zou gelden als een teken van disrespect. Sinds wanneer zijn conventies heilig en rationeel?

Voor een stoïcijn in elk geval niet. Preoccupatie met goede manieren is kenmerkend voor kleinburgerlijkheid. Toch beseffen ook stoïcijnen dat leven en samenleven niet goed mogelijk zijn zonder deze nogal willekeurige omgangsvormen. Het zijn maatschappelijke feiten waar rekening mee moet worden gehouden als je deel wilt blijven uitmaken van een samenleving. In tegenstelling tot hun inspiratiebron de antiburgerlijke hippies van de cynici aanvaarden stoïcijnen goede manieren als een soms zinvol smeermiddel noodzakelijk voor een goede verstandhouding. De conventies van de goede manieren moeten zo nu en dan tegen wil en dank geaccepteerd worden. Toch moet niet vergeten worden dat het in wezen niets anders is dan irrationele groepsdwang die zelfs tot uitsluitingen en uitstoting uit de maatschappij kan leiden. Een stoïcijn moet kiezen tussen weglopen of meedoen op grond van niet meer dan de hypothetische imperatief dat wie niet eenzaam wil zijn zich tot op zekere hoogte aan de gangbare zeden en gewoonten moet houden. Neem er in elk geval af en toe afstand van, al hoeft dat niet altijd duidelijk te blijken. Blijf er van doordrongen dat ‘goede manieren’ nooit meer zijn dan willekeurige maatschappelijke feiten.


donderdag 12 juli 2018

DE WIJZE ALS ROLMODEL


Net als kinderen hielden veel stoïcijnen er een denkbeeldig vriendje op na. Het was geen speelkameraadje voor eenzame uurtjes, maar een steun en toeverlaat om ze te helpen met hun stoïcijnse praktijk. Ze maakten zich een voorstelling van een stoïcijnse wijze die hen bij alles wat ze deden ondersteunden. Bij alles wat op hun pad kwam, bij ieder obstakel en probleem haalden ze zich deze imaginaire wijze voor de geest om hem te vragen wat hij gedaan zou hebben. Tijdens de ‘ochtendmeditatie’ bespraken ze met hem de uitdagingen van de komende dag, en bij de ‘avondmeditatie’ keken ze naar de belevenissen van die dag. Wat was er goed gegaan en wat zou een volgende keer anders aangepakt moeten worden. Ze noemden hem of haar in navolging van Socrates hun ‘daimonion’. Deze ‘daimonion’ was steeds op de achtergrond aanwezig om hen als imaginaire vriend of vriendin te helpen een betere stoïcijn te worden. Om hen bij te staan op hun queeste op weg naar wijsheid.

Voor de stoïcijnen heeft die wijsheid natuurlijk vooral veel te maken met de goede werking van de ratio, het menselijke verstand. Een wijze is voor de stoïcijnen iemand met een uitmuntend stel hersenen. Hij kent zijn eigen, de menselijke en de universele natuur als geen ander. Hij is daardoor volledig afgestemd op de natuurwetten en de loop van de geschiedenis. Wat de natuur of zijn medemensen ook doen hij ziet het van te voren aankomen. Hij weet precies hoe hij moet reageren en wat het beste is voor hem zelf en de mensheid als geheel. Geen enkele gebeurtenis komt voor hem als een verrassing, niets en niemand kan hem dan ook uit zijn evenwicht halen. Iemand die zijn rede volkomen heeft weten te perfectioneren en in volledige harmonie met de natuur leeft.

De stoïcijnse wijze is dus een soort mengeling tussen superman en de verlichte Boeddha. In tegenstelling tot boeddhisten is heiligenverering niets voor stoïcijnen. Ze waren zich er veel te goed van bewust dat in de echte wereld perfecte mensen niet bestaan. Voor de stoïcijnen was de wijze dan ook vooral een hypothetisch figuur. Een ideaalbeeld dat, hoewel onhaalbaar, toch nagestreefd moest worden. Zelfs de stoïcijnen zelf geloofden niet dat een wijze bestaat of ooit bestaan had. Ook stoïcijnse helden als Socrates, Diogenes en Zeno waren volgens hen geen echte wijzen. Misschien goed op weg, maar toch nog steeds geen wijze. De wijze was volgens hen net zo zeldzaam als de Ethiopische Phoenix en er waren maar heel weinig stoïcijnen die in het bestaan van dit mythische dier geloofden. Dat klinkt misschien ontmoedigend, maar een stoïcijn hoeft niet persé de top te bereiken om toch goed bezig te zijn. Hij is volkomen tevreden met het besef dat hij zijn best heeft gedaan. Epictetus zei het zo:

“Ik zal nooit een Milo worden [destijds een beroemde sportheld en kampioen op de Olympische Spelen], maar ik train mijn lichaam wel. Ik zal ook nooit een nieuwe Croesus [een in de Oudheid bekende multimiljardair] worden, maar ik heb mijn zaakjes wel op orde. Een stoïcijn geeft niet op, alleen omdat hij ergens nooit de beste in zal worden.” (Epictetus; Colleges Boek I, hoofdstuk 2)

Toch staan de stoïcijnse teksten vol met verwijzingen naar de wijze. Dat lijkt een beetje raar als je er aan twijfelt of er ooit een wijze heeft bestaan en er al helemaal geen hoge verwachtingen van hebt dat er in de toekomst ooit één zal bestaan. De wijze is niets meer dan een rolmodel, een ideaal dat nagestreefd moet worden, ook al is het onbereikbaar. Een imaginair voorbeeld, een onhaalbaar einddoel dat het desondanks waard is om na te jagen. Het is hier voor een stoïcijn niet het einddoel dat telt, maar de weg er naar toe. De weg is het doel. Het is ook het enige doel dat haalbaar is.


donderdag 28 juni 2018

Eudaimonia: stoïcijns geluk


In uw studies in de stoïcijnse filosofie bent u vast het woord ‘eudaimonia’ wel eens tegengekomen. Deze Griekse term wordt meestal vertaald met ons woord geluk. Toch is dat niet helemaal de goede vertaling. Er zit meer in ‘eudaimonia’ dan alleen geluk. Het woord bestaat uit twee delen: ‘eu’ wat ‘goed’ of eerder nog ‘aangenaam’ betekent, en een variant op ‘daimon’. ‘Daimon’ betekent ‘demon’, ‘geest’, of ook wel ‘deugniet’. Samen verschuift de betekenis dan naar ‘geluk hebben’, ‘welzijn’, ‘bloeien’. Kortom naar een leven waar uitgehaald wordt wat er in zit.

Op het eerste gezicht lijkt er niet zo’n groot verschil tussen de oorspronkelijke Griekse betekenis en ons ‘geluk’ te bestaan. Toch werd er in de Oudheid fel gediscuteerd over allerlei nuance verschillen in de betekenis van ‘eudaimonia’. Is het een kunde die je kunt aanleren? Is het een gemoedstoestand? Een manier van leven? Of is het puur hedonistisch genoegen?

Socrates dacht dat geluk te leren was. Het had iets met kennis en het juist inzicht te maken. In de ‘Apologia’ zei hij het zo:

Schaam je je niet dat je al je tijd en energie steekt in het verkrijgen van rijkdom, macht en eer, terwijl je niets doet om wijsheid en waarheid te vergaren?

Socrates ziet het hoogste menselijk geluk dus in het zoeken naar kennis en wijsheid. Plato, zijn belangrijkste leerling, zocht ‘eudaimonia’ in een soort zweverig en metafysisch idee van het ‘goede’. Iemand die kennis wist te verkrijgen van ‘het goede’ zou in een staat van zielsharmonie en ultieme wijsheid terecht komen. Een generatie verder had Aristoteles, die weer een leerling van Plato was, eigen gedachten over ‘eudaimonia’. Hij was al ruim twintig jaar lang Plato’s leerling en ondersteunende leerkracht in de Academie, voordat hij genoeg kreeg van het occulte karakter van Plato’s ‘eudaimonia’. Ook hij dacht dat geluk niet te vinden was in zinnelijke genoegens, rijkdom of eer. Volgens Aristoteles lag het menselijk geluk in het vervullen van onze diepste innerlijke functie. De unieke menselijke functie lag volgens hem in ons vermogen tot logisch nadenken. De persoon die die functie het best vervult is volgens hem het gelukkigst. Het gelukkigst en verhevenste wat een mens maar kan ondernemen was het zijn van filosoof.

Aristoteles was de leraar van de veldheer Alexander de Grote. Alexander wist in zijn korte leven een immens rijk bij elkaar te veroveren. Het huidige Afghanistan en Pakistan maakten opeens deel uit van de Griekse wereld. Op zijn veldtochten nam hij niet alleen soldaten, maar ook filosofen mee. De Griekse filosofie kwam daardoor in aanraking met allerlei bijzondere Oosterse religies en filosofieën. Er ontstond een interessante kruisbestuiving van ideeën waaruit een heel scala aan nieuwe filosofiescholen ontsproot. De zogenoemde Hellenistische scholen als het epicurisme, het scepticisme, het cynisme en natuurlijk ook ons stoïcisme.

De stoïcijnen kwamen met een heel eigen filosofie over het begrip ‘eudaimonia’. Zij betrokken menselijke emoties bij het begrip ‘eudaimonia’ en kwamen met de term ‘apatheia’ op de proppen. U zult er wel tureluurs van worden.’ Weer zo’n rare Griekse term. Het lijkt een beetje op ons woord ‘apathie’, maar dat zal er natuurlijk wel niet mee bedoeld worden. Dat zou te makkelijk zijn’. Ik vrees dat u gelijk hebt ‘apatheia’ heeft niet zo veel met ons woord ‘apathie’ te maken, het betekent ‘onverstoorbaarheid’, ‘gemoedsrust’ en vooral ‘sereniteit’. ‘Eudaimonia’ is niet te bereiken met het zoeken naar kennis van Socrates, niet met de zielenharmonie van Plato en ook niet met het perfectioneren van logisch denken van Aristoteles, maar door het elimineren van negatieve gevoelens als angst en zorgen.

Om gelukkig te worden wilden de stoïcijnen dat hun leerlingen hun leven zouden versimpelen. Zeno zou het tijdens één van zijn lessen op het marktplein in Athene zo gezegd kunnen hebben:
“Jullie hebben maar weinig dingen echt nodig, en alles wat je wel nodig hebt is makkelijk te verkrijgen. Maak je leven niet onnodig moeilijk en ingewikkeld met triviale doelen als rijkdom en roem. Dat soort dingen zijn de vijand van ‘apatheia’. Roem bestaat uit de opvattingen van anderen en maakt het noodzakelijk dat je je leven leidt zoals anderen dat willen. Om roem te bereiken en vast te houden moet je waarderen wat anderen waarderen en mijden wat andere mijden. Je moet je vrijheid en rust opgeven om anderen te behagen. Met rijkdom gaat het niet anders. Het is een verraderlijke valkuil. Hoe meer je weet te vergaren, hoe meer je er van wilt hebben. En hoe ellendiger je je voelt als je er niet in slaagt je verlangen te bevredigen. Je voelt je jaloers en ellendig als het je niet lukt om rijkdom te vergaren, en als het je wel lukt ben je bezorgd dat het je weer ontnomen wordt. Nee leerlingen, als jullie ‘eudaimonia’ zoeken moet je je tijd niet verspillen aan geworstel om dingen te verkrijgen die je helemaal niet nodig hebt.’

‘Apatheia’, het je bevrijden van negatieve gevoelens, wordt zo voor de stoïcijnen een onmisbaar ingrediënt voor ‘eudaimonia’. Als het daarbij zou blijven, zou er geen verschil bestaan tussen de stoïcijnen en een andere Hellenistische school: de epicuristen. Volgens Epicurus kon je het hoogste goed bereiken door je te bevrijden van vervelende gevoelens. Een eenvoudig leven in het verborgene, met zo weinig mogelijk grote emoties was alles wat je nodig zou hebben om gelukkig te zijn.

Dat was voor de stoïcijnen niet genoeg. Ze kenden nog een ander essentieel ingrediënt voor ‘eudaimonia’: ‘areté’. Hier zadel ik u opnieuw op met zo’n lastig te vertalen Griekse term. ‘Areté’ wordt vaak met ‘deugd’ vertaald, maar ook dat dekt weer niet helemaal de Griekse lading. Het gaat niet zo zeer om ‘deugd’ in de zin van ‘deugdzaam’ en ‘braaf’. De betekenis ligt dichter bij ons ‘deugdelijk’, geschikt voor waar het voor bedoeld is. Met een deugdelijke hamer kun je goed spijkers in een plank slaan en een deugdelijk persoon is iemand die uit zijn leven weet te halen wat er voor hem in zit. Gelukkig was iemand die zijn talenten kent en die ook echt in de praktijk brengt. ‘Eudaimonia’ was voor de stoïcijnen dus niet zomaar een prettig gevoel, maar een levensdoel. Een levensdoel dat je uit je luie stoel jaagt en dat van je verlangt dat je in actie komt, risico’s neemt. Zelfs dat je je blootstelt aan situaties die je ‘apatheia’ bedreigen. Maar een stoïcijn gaat dat soort situaties juist niet uit de weg, maar moet leren om ook dan zijn sereniteit te bewaren.

De stoïcijnse ‘eudaimonia’ is dan ook vooral een geesteshouding waarbij u leert om ook met onzekerheden en pijn om te gaan. Het is een vorm van alomvattend geluk dat onafhankelijk is van gunstige of ongunstige toevalligheden. Voor een ‘eudaimonisch’ leven moet u leren omgaan met zowel succes als teleurstelling, met genot en pijn, vreugde en verdriet. Het is een levenshouding waarbij u alles wat u maar kan overkomen leert accepteren. Het is de enige vorm van geluk die echt bestendig is en onder alle omstandigheden blijft bestaan. Op de momenten dat u een ‘eudaimonisch’ geluksgevoel ervaart komt u terecht in wat vroeger in ‘new age’ termen weleens de ‘flow’ werd genoemd. Het is een soort overgave aan het leven waarin de tijd lijkt stil te staan en u volledig geconcentreerd bent. Het leidt tot een blijvend gevoel van sereniteit, evenwicht en tevredenheid. ‘Eudaimonia’ impliceert naast een gevoel van sereniteit ook een geslaagd en vervuld leven. Een leven waarin u zich bezighoudt met de dingen die er voor u echt toe doen. Voor het stoïcijnse geluk is dan ook heel wat meer nodig dan het je alleen maar prettig voelen.


vrijdag 1 juni 2018

WIE NIET WIL STERVEN WIL OOK NIET LEVEN


De meeste mensen hebben grote moeite met hun eigen sterfelijkheid. Ze praten en denken niet graag over de dood. Het wordt ver weggestopt en zoveel mogelijk genegeerd. Sterven, maar ook levensbedreigende ziektes zijn eng. Het is zelfs vaak een taboe onderwerp waarom je het niet hebt. Stoïcijnen zijn juist veel met de dood bezig. Dat betekent niet dat ze zich er zorgen over maken. Ze hebben een misschien wel wat vreemde en afwijkende, maar toch vooral heel gezonde visie over het onvermijdelijke einde van ieder levend wezen. Wat de meeste mensen het ergste vinden dat je kan overkomen was voor Epictetus iets luchtigs. Hij nam de dood niet al te zwaar op:

“Eens moet ik sterven: moet het nu direct al? Dan sterf ik nu meteen. Moet het straks pas? Dan eet ik nog even een hapje. Het is nu immers etenstijd. Ik sterf dan wel na het eten.” (Epictetus, Colleges, boek I hoofdstuk 1).

Waarom neemt Epictetus de dood zo luchthartig op? Zo leuk is het toch niet om te moeten sterven? De stoïcijnen hadden zo hun redenen om zich niet al te druk te maken over hun sterfelijkheid:

·        In de eerste plaats is de dood iets natuurlijks. Voor de stoïcijnen is sterven de normaalste zaak van de wereld. Het is nu eenmaal de natuurlijke biologische gang van zaken. We zijn een sterfelijke diersoort. Als we een bacterie of een virus waren geweest hadden we vermoedelijk het eeuwige leven gehad, maar in dat geval waren we ons niet bewust geweest van onszelf en onze omgeving. Gelukkig zijn we geen virus, maar een bewust en rationeel wezen. Doodsangst komt voort uit onwetendheid, als we echt doordrongen zouden zijn van de menselijke conditie zou die angst van zelf verdwijnen. Een mens die eeuwig wil blijven leven heeft niet begrepen wat het betekent om een mens te zijn. Wie niet oud wil worden en wil sterven snapt niet dat een mensenleven een bepaalt patroon volgt, waar de dood een onlosmakelijk onderdeel van vormt. Wie niet wil sterven wil ook niet echt leven.

·        In de tweede plaats is het niet de dood zelf waar we zo bang voor zijn. Dat het vooruitzicht van onze eigen dood ons zo ontzettend angstig maakt komt vooral doordat we over ons eigen einde kunnen nadenken. We zijn misschien wel de enige soort op Aarde die zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid. Dit bewustzijn verandert natuurlijk niets aan die sterfelijkheid, maar maakt de dood wel een stuk akeliger. Het akelige aan onze doodsangst is niet de dood zelf, maar onze houding tegenover de dood. Het zijn dus uw eigen gedachten en gevoelens die de dood zo erg maken. Hier komt weer de stoïcijnse tweedeling over dingen waar we geen en dingen waar we wel invloed op hebben om de hoek kijken. Op uw sterfelijkheid heeft u geen invloed, maar op de manier waarop u er mee omgaat wel. Dat is het stoïcijnse handvat waaraan u de dood moet aanpakken.

Het zogenaamde afschuwelijke kwaad van de dood kan ons niet raken. Zolang wij bestaan is de dood er niet en zodra de dood komt, zijn wij er niet. Doodsangst wordt niet veroorzaakt door de dood zelf, maar door onze mening dat het om iets verschrikkelijks gaat. Iets wat hoe dan ook vermeden moet worden. Het gaat om een natuurlijke angst gericht op het zo goed mogelijk beschermen en in stand houden van uw lichaam. Het is heel rationeel en dus stoïcijns om dat te willen doen, maar het is niet rationeel om te verwachten dat u het eeuwige leven hebt en daar dan ook nog eens die niet aflatende angstgevoelens bij te hebben. Pas op het moment dat u zich er van doordrongen hebt dat de dood niets vreeswekkends heeft kunt u echt volledig vrij leven. De aanvaarding van uw eigen sterfelijkheid opent voor u de weg om echt met leven te beginnen. Zonder doodsangst kan niemand u echt bedreigen. U kunt dan vrijelijk uw eigen keuzes maken, zonder nog voor iets of iemand bang te hoeven zijn.

Maar, zult u misschien wel tegenwerpen, het is niet zozeer de dood zelf waar ik bang voor ben. Het is de pijn en het stervensproces waar ik bang voor ben. Ik kan ziek worden en er kan me een lange lijdensweg te wachten staan. Een leerling van Epictetus kwam met dezelfde bezwaren:

“Maar wat als ik ernstig ziek word? Dan zul je die ziekte goed verdragen. Maar wie zal er dan voor me zorgen? Je vrienden of anders de natuur zelf. Dan lig ik misschien wel ergens op de grond te creperen. Maar wel als een virtuoos mens. Ik heb niet eens een goed huis. Dan ben je ziek in een lekkend krot.” (Epictetus, Colleges boek 3, hoofdstuk 26)

Epictetus laat het daar niet bij. Hij gaat zelfs nog een stap verder:

“Waarom heb je het toch steeds zo omzichtig over ‘heen gaan’ en ‘overlijden’. Man, maak er niet zo’n drama van en noem de dingen bij hun naam. De dood is het moment waarop je lichaam verrot en in stukken uit elkaar valt. Wat is daar eng aan? Vergaat de wereld? Wat voor bijzonders gebeurt er? Niets dat in strijd is met de natuur.” (Epictetus, Colleges boek 4, hoofdstuk 7).

Behoorlijk hardvochtig niet waar? Toch past een dergelijke strenge reactie perfect binnen de stoïcijnse filosofie. Ziektes en dood horen nu eenmaal bij het leven. Je kunt niet verzekerd zijn van liefhebbende vrienden om je te verzorgen, van een comfortabel huis en een zacht bed op het moment dat je ziek wordt en je leven zijn einde bereikt. Dat zijn allemaal dingen die verkieselijk zijn, maar waar je geen zekerheid over kunt hebben. Het enige waar u zeker van kan zijn is de manier waarop u reageert. Dat is het enige waar u volkomen zeker en vrij in bent. Dat is dan ook waar u zich op moet richten. Oefen uw wilskracht, uw oordeelsvermogen en uw daadkracht en leidt een virtuoos leven.