maandag 17 december 2018

MEMENTO MORI EN CARPE DIEM BIJTEN ELKAAR NIET


Voor de stoïcijnen bestaat er helemaal geen tegenstelling tussen het door het Christendom zo bepleitte ‘memento mori’ en het vrolijkere ‘carpe diem’. ‘Memento mori’ oftewel ‘gedenk te sterven’ wordt in het Christendom vooral gebruikt als een oproep om zich voor te bereiden op de eigen dood en het hiernamaals en het hedonistische ‘carpe diem’, ‘oftewel pluk de dag’, riep juist op om in het hier en nu plezier te maken.

Ook de oude stoïcijnen besteedden veel aandacht aan de dood, maar ze zagen het vooral als een aansporing om meer van het leven te genieten. Ze zagen de dood als iets onvermijdelijks waar je je op kunt en ook moet voorbereiden. Seneca vond het zelfs de ultieme toetssteen voor het leven. In een brief aan zijn vriend Lucilius zei hij het zo:

“Elke dag sterven we een beetje, want elke dag wordt er weer een nieuw stukje van ons leven afgesnoept. Wanneer we ouder worden wordt ons leven dus steeds een stukje kleiner. We zijn onze kleutertijd kwijt, onze kinderjaren en ook onze jeugd is allang vervlogen. Zelfs het moment waarop we nu leven, moeten we delen met de dood. Een waterklok raakt niet leeg door de laatste druppel die eruit valt, maar door alles wat er eerder al uitgestroomd is en zo eindigt ook een leven niet door het laatste uur, maar door alle daarvoor verlopen uren. Ons laatste uur is niets meer dan het moment waarop wij ophouden te bestaan, een moment waarnaar we allang op weg waren.” (Seneca, brieven aan Lucilius, brief XXIV-20)

Voor stoïcijnen is de dood dus iets wat een leven lang duurt. Of eigenlijk is het het leven zelf. Iets wat steeds verder gaat en zinvol ingevuld moet worden. De dood is niets bijzonders of angstaanjagends, het is gewoon het natuurlijke eindpunt van al onze projecten. U vindt misschien dat dat de dood er niet minder deprimerend op maakt. Toch gebruikten de stoïcijnen hun doodsbesef juist als een hulpmiddel om het leven intenser te beleven. Door aan de met rasse schreden naderende dood te denken leefden ze juist veel intenser.

Omdat de dood een eeuwigdurend gegeven is en een mensenleven adembenemend kort, moet u uzelf eens afvragen: ‘Moet ik dingen laten die ik eigenlijk doen wil? Moet ik mijn leven leiden zoals anderen dat van mij verwachten? Is het opeenstapelen van bezit, aanzien en pleziertjes echt zo belangrijk als de maatschappij me wil doen geloven?’ U kunt vruchteloos de dood vrezen of u kunt vriendschap met hem sluiten en hem gebruiken om te leren effectief en virtuoos te leven.

De volgende keer dat u wikt en weegt en u afvraagt wanneer u eindelijk eens het heft van uw leven in eigen hand zult nemen stelt u dan eens de volgende vraag: ‘Hoe lang zal ik dood zijn en hoe lang ben ik dood geweest’? Het antwoord zal zijn eeuwig. De eeuwen voor uw geboorte heeft u niet bestaan en de eeuwen na uw dood zult u opnieuw niet bestaan. Met dat eeuwige perspectief voor ogen kunt u nu een eigen keus maken en al dat getob, de angst, de vraag of u zich iets wel of niet kunt veroorloven en al uw schuldgevoelens over laten aan hen die wel het eeuwige leven hebben. Als u dergelijke stappen niet gaat zetten, staat u te wachten dat u uw leven, uw hele leven, zult leiden zoals anderen zeggen dat u leven moet. Uw verblijf op Aarde is slechts kort. Het is uw leven doe ermee wat u wilt en maak er een feest van. Ongeacht de lengte van zijn bestaan wil eens stoïcijn voor alles intens en gelukkig leven. Door de dood te gedenken wil hij juist de dag plukken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten