zondag 11 december 2016

EEN NIEUWE VORM VAN LOGICA



In dit blog wordt weinig aandacht besteed aan logica. Dat is jammer en eigenlijk ook wel een beetje onterecht, een leerling stoïcijn kreeg tijdens zijn opleiding heel wat logica te verstouwen. De stoïcijnen waren in hun tijd ware meesters in de logica en hebben zelfs een heel nieuwe vorm van logica uitgevonden: de zogenaamde propositielogica of zinslogica. Ik zou u dan ook zeker aanraden om u te verdiepen in de geheimen van deze wetenschap. Al was het alleen maar om te voorkomen dat u het slachtoffer wordt van allerlei drogredeneringen.

Om u alvast een beetje in de stemming te brengen hierbij een kleine geschiedenis van de logica in de Oudheid. De Babyloniërs en de Egyptenaren waren heel bedreven in de praktische meetkunde. Voor hen was meetkunde echter vooral een empirische wetenschap. Ze ontdekten hun formules en technieken door zelf te observeren en te meten. Het waren de Grieken die de theoretische wiskunde en logica ontdekten. Pythagoras (ja die van de stelling), Thales, Heraclitus en anderen ontdekte als eersten de zogenaamde deductieve methode. Met een deductieve redenering kan vanuit algemene regels een logisch onontkoombare conclusie worden getrokken. De waarheid van die conclusie zit daarbij als het ware al ingebed in de algemene regel. Dit is een fantastische methode om de wereld te onderzoeken. Je hebt een techniek in handen waarmee je volledig zeker weet dat als je uitgangspunten waar zijn ook de daaruit afgeleide conclusies waar zijn.

In de Academie van Plato gingen de studie van filosofie en wiskunde hand in hand. Boven de ingang van de Academie hing zelfs een bord met daarop de tekst: ‘Verboden toegang voor iedereen die geen meetkunde kent’. De verzamelde meetkundige kennis werd door een leerling van de Academie Euclides samengevat in zijn beroemde boek ‘de elementen van Euclides’. Op basis van een paar axioma’s en definities was hij in staat met de deductieve methode zo’n vijfhonderd stellingen af te leiden. Uitgaande van bepaalde intuïtief direct inzichtelijke uitgangspunten kon Euclides zo door zuiver logisch redeneren zijn hele meetkundige systeem afleiden. De uitgangspunten worden zelf niet bewezen, maar vormen wel de basis voor alle redeneringen. De waarheid van de soms behoorlijk onverwachte conclusies van die redeneringen ligt al besloten in de axioma’s.

Aristoteles (384-322 v.Chr.) is de eerste filosoof die met deze methode in zijn ‘Organon’ een systematische logische theorie ontworpen heeft. Zijn systeem wordt tegenwoordig de termenlogica of predicatenlogica genoemd. Aristoteles gaat uit van wat hij een syllogisme noemt. Een syllogisme definieert hij als een redenering waaruit vanuit bepaalde beweringen een andere bewering met noodzakelijkheid volgt. Volgens hem kon hij met zijn systeem alle mogelijke redeneringen vangen. Zijn invloed op de westerse filosofie en wetenschap was immens. Zeker toen zijn theorie door het christendom tot onaantastbare leerstellingen werden gebombardeerd. Volgens Aristoteles bestaan er vier typen zinnen waarmee syllogismen kunnen worden gemaakt:

Universeel bevestigende zinnen. Alle mensen zijn sterfelijk.

Universeel ontkennende zinnen. Geen mens heeft het eeuwige leven.

Particulier bevestigende zinnen. Sommige mensen worden honderd.

Particulier ontkennende zinnen. Sommige mensen worden niet honderd.

Deze zinnen kunnen worden samengevoegd tot deductieve redeneringen die dan de syllogismen vormen. Bijvoorbeeld:

Alle mensen zijn zoogdieren.
Alle zoogdieren zijn levendbarend.
______________________________
Dus alle mensen zijn levendbarend.

Schematisch wordt dat:

Alle A zijn B
Alle B zijn C
____________
Dus alle A zijn C

Welke termen of predicaten je ook invult voor de letters het resultaat is altijd een kloppende redenering. De logische geldigheid van de redeneringen is zo afhankelijk van de gebruikte formele structuur. Dit betekent dat het als je premissen (de bovenste twee zinnetjes) waar zijn onmogelijk wordt dat je conclusie onwaar zou zijn.

Aristoteles was met deze predicatenlogica tweeduizend jaar lang dé autoriteit op het gebied van wetenschapsfilosofie en logica. Hij was in zijn logica geïnspireerd door zijn voorganger Parmenides. Parmenides zocht in zijn filosofie vooral naar de essentie der dingen, naar een onveranderlijke waarheid achter de veranderlijke verschijnselen. Plato deed dat ook en vertrouwde daarbij vooral op de ratio. Aristoteles vertrouwde meer op de waarneming. Daarin zit tussen die twee filosofen trouwens het grote verschil. Maar beiden waren zij typische dualisten: er staat volgens hen een onveranderlijke geestelijke wereld achter de wereld van de materiële verschijnselen. En die onveranderlijke wereld van essenties proberen zij met hun filosofie te ontmaskeren.

Het klassieke en overbekende voorbeeld van de Aristotelische predicaten- of termenlogica:

Mensen zijn sterfelijk.
Socrates is een mens.
___________________
Dus Socrates is sterfelijk

Met dit voorbeeld zien we perfect hoe Aristoteles probeert door middel van logica de essentie van zaken te begrijpen. Deze logica is gericht op classificeren: ze richt zich op de relatie tussen het algemene (de mens) en het bijzondere (Socrates). Daarmee beschrijft zij het wezen der dingen, de essentie van de verschijnselen.

De stoïcijnen hadden echter hele andere uitgangspunten. Zij waren niet zozeer geïnspireerd door Parmenides, maar door diens tijdgenoot Heraclitus. En volgens Heraclitus is het kenmerk van de verschijnselen juist dat ze veranderlijk zijn. De stoïcijnen richtten zich daarom niet op de essentie van het zijn van de dingen, maar op het veranderen het worden van de dingen. Zij zochten niet naar de onveranderlijke kenmerken van de dingen, maar naar de logica achter de samenhang van gebeurtenissen. En daarom ontwikkelden de stoïcijnen, naast de predicatenlogica of termenlogica van Aristoteles, een eigen vorm van logica: de propositielogica of zinslogica.

Tot halverwege de vorige eeuw werd de termenlogica van Aristoteles als de enige juiste en kloppende vorm van logica aanvaard. Meer dan tweeduizend jaar geleden hadden de stoïcijnen echter al een heel eigen logisch systeem ontwikkeld: de zinslogica of propositielogica. Een systeem dat veel geavanceerder en veel uitgebreider was dan de termenlogica.

De propositielogica vertaalt oorzaak-gevolg relaties naar, bijvoorbeeld, als-dan relaties tussen simpele uitspraken: Als dit wel of niet gebeurt, dan gebeurt dat wel… of juist niet. Alles valt volgens de stoïcijnen terug te voeren op dergelijke oorzakelijke relaties. Door de keten van oorzakelijke relaties in kaart te brengen probeert de propositielogica van de stoïcijnen de natuurlijke gang van zaken te begrijpen. Want begrip van de samenhang der dingen leidt volgens de vroege stoïcijnen vanzelf tot acceptatie van het zijnde. Wie alles weet, kan vrede vinden met het bestaan. Geschiedkundigen en filologen wisten weliswaar wel van het bestaan van deze stoïcijnse logica, maar ze begrepen die niet en beschouwden het als niets meer dan een verzameling pedante spitsvondigheden zonder enig nut.

Pas de Duitse wiskundige Gottlob Frege ontdekte dat de stoïcijnse logica veel fundamenteler en verfijnder was dan de termenlogica van Aristoteles. Volgens de stoïcijnse zinslogica klopt de stelling van Aristoteles dat iedere geldige redenering als een syllogisme weergegeven kan worden niet. Dat toonden ze, onder andere, aan met redeneringen als de onderstaande:

Als Socrates een mens is, dan is hij sterfelijk.
Socrates is een mens.
_______________________________________
Dus Socrates is sterfelijk.

Of de butler of de tuinman heeft de moord gepleegd.
De tuinman heeft de moord niet gepleegd.
____________________________________________
Dus de butler heeft de moord gepleegd.

Schematisch wordt dat:

Als A dan B
A
___________
Dus B

Of A of B
Niet B
___________
Dus A

Bij dit soort redeneringen is de geldigheid niet afhankelijk van de interne structuur van de zinnen, maar van de manier waarop de zinnen worden verbonden met woorden als: ‘als … dan’, ‘niet’, ‘of’ en ‘en’. Het cruciale verschil tussen de stoïcijnse logica en de logica van Aristoteles is dat de variabelen bij de stoïcijnen voor zinnen (proposities) staan en bij Aristoteles voor enkele woorden (termen). Met de stoïcijnse logica kon een veel groter stramien aan redeneringen worden gevoerd. Het duurde echter tot de twintigste eeuw voor dat tot de moderne logici begon door te dringen.

maandag 5 december 2016

SENECA OP PAKJESAVOND

U zult wel denken, waarde lezer, die stoïcijnen moeten zich ook overal mee bemoeien. Nu hebben ze zelfs iets te zeggen over een traditioneel Nederlands kinderfeest. Waar bemoeien ze zich mee. Niet te snel, misschien heeft de oude Seneca toch nog wat zinnigs te vertellen over deze avond van surprises en gedichten. In de tijd van Seneca bestond er natuurlijk nog helemaal niet zoiets als Nederland, en Sinterklaas moest nog geboren worden. Maar over het geven van cadeautjes had deze oude Romein toch een paar interessante dingen te zeggen. Seneca’s belangstelling was heel breed. Hij was een echte ‘homo universalis’ die zijn lezers telkens weer voor verrassingen wist te stellen. Dat is ook het geval in een vergeten boek, waarvoor ik op deze pakjesavond de aandacht wil vragen. Het betreft Seneca’s boek ‘De Beneficiis’ (oftewel ‘over cadeautjes’).

U denkt misschien dat het een beetje kinderachtig is om als gerenommeerd filosoof een boek over cadeautjes te schrijven, maar toch is het één van Seneca’s dikste boeken. In dit omvangrijke boek (zeven ‘delen’ in totaal ruim 250 pagina’s) behandelt Seneca in feite maar één onderwerp: het geven en aanvaarden van cadeaus, in materiële en niet-materiële zin. Hoe en wanneer moet je cadeaus geven? En aan wie? Wat mag je redelijkerwijze terug verwachten? En als je een cadeautje krijgt, wat staat je dan te doen? Achteloos incasseren? Of meteen iets terug schenken? Past de ontvanger blijvende dank, of verdwijnt het debet zodra er een tegengunst is verleend?

Het zijn vragen die ook in onze tijd relevant zijn, maar geen al te gedetailleerde behandeling lijken te vragen. In een paar bladzijden moet daarover toch iets verstandigs te zeggen zijn, zeker voor een filosoof als Seneca, die de grote vragen niet schuwt en graag snel tot de kern van de dingen komt. Waarom pakt hij hier dan uit met een compleet boek? Dat suggereert minstens dat het voor hem om iets belangrijks gaat, dat veel extra aandacht behoeft. Als we Seneca als auteur en denker ook maar enigszins serieus nemen, is het de moeite waard om uw aanvankelijke aarzelingen ten aanzien van ‘Over cadeautjes’ (De beneficiis) even opzij te zetten en een frisse blik op het werk te werpen. Er valt zeker iets uit te leren over het denken in het antieke Rome, en misschien ook wel over onze eigen tijd.

Heel het systeem van weldaden verlenen, ontvangen en beantwoorden blijkt een fundamenteel principe dat als een soort onderliggend patroon de Romeinse samenleving bepaalt. We weten ook uit andere bronnen hoezeer het sociale leven in Rome aan elkaar hing van ‘diensten en wederdiensten’. Men kan hier denken aan het Romeinse systeem van patronage: patroons die afhankelijke gunstelingen beschermden en van voedsel en banen voorzagen in ruil voor tegenprestaties, zoals het bekende ‘begroetingsritueel’ (salutatio) in de ochtend, of steun bij verkiezingen. Zo riep de ene dienst de andere op. Het fundamenteel belang van dit soort cadeautjes in Rome blijkt uit de welbekende, kernachtige verwoording van het principe: ‘do ut des’, ik geef opdat jij geeft’.

Maar het is veelzeggend dat Seneca dit gewone Romeinse ‘do ut des’ helemaal niet onderschrijft, en het zelfs nadrukkelijk verwerpt. Je moet geen cadeaus geven omdat je daar zelf beter van hoopt te worden. Nee, een gunst geef je zonder bijgedachten, enkel en alleen omdat het een mooie, plezierige handeling is. In zijn visie moet het geven en ontvangen dus vrij zijn van direct nut en eigenbelang. De banden die door gunsten ontstaan gaan dieper en zijn hechter: in feite brengen de continue ketens van weldaden een nauwe sociale cohesie tot stand, waardoor de mensheid een geheel blijft. Seneca tilt hiermee het denken over cadeaus, dankbaarheid en gunsten naar een hoger, geestelijk verheffender niveau. Zijn concrete Romeinse invulling is uiteraard tijdgebonden, maar wij kunnen ons minstens de vraag stellen in hoeverre dit alles ook op de Westerse samenleving van de 21e eeuw van toepassing is.

Wat krijg je eigenlijk, wat ben je verschuldigd wanneer jou een weldaad wordt bewezen? Seneca’s antwoord is paradoxaal maar helder: de goede intentie van de ander. Of je nu geld of goederen krijgt of gered wordt in de nood, er komt niet iets materieels of een bepaalde handeling op je debet, de eigenlijke weldaad die je krijgt bestaat in de positieve gezindheid van waaruit de ander jou de goede gunst bewees. En wat is een weldaad dus? Het is ‘een handeling van welwillendheid, waarin men vreugde schenkt en door het geven ook ervaart, een handeling die van harte en spontaan is.’. Wie iets groots of kostbaars geeft om andere redenen, bijvoorbeeld om zichzelf geweldig te voelen, is dus geen echte gever en gaat misschien zelfs in de fout.

Als je geeft, wat moet je dan geven? Ook hier heeft Seneca een mooie formule. ‘Allereerst moeten we essentiële dingen geven, vervolgens nuttige zaken, en dan aangename dingen, vooral als ze blijvend zijn.’ Nadere onderverdelingen en fijnere gradaties zijn uiteraard mogelijk: iemand het leven redden is volgens Seneca’s filosofie iets groters dan hem de vrijheid schenken, wat op zichzelf dan weer hoger staat dan diens vrouw of kinderen beschermen. Verder speelt bij het geven de sociale tact een rol: een alcoholist geef je geen mooie fles sterke drank, een gokverslaafde geen ticket voor het casino, en je moet natuurlijk ook geen gaven in het wilde weg rondstrooien maar gericht geven. Niet verkwisten, maar ook niet onnodig schriel zijn. Kortom, je moet rekening houden met tijd, plaats, persoon en omstandigheden.

Het zijn voor ons gevoel nogal open deuren, maar in het Rome van Seneca waren ze dat klaarblijkelijk nog lang niet. Achter Seneca’s tirades tegen verkeerde vormen van geven zien we een beeld oprijzen van puissant rijke dikdoeners en patsers, maar ook van miljonairs die voor hun sociale plichten weglopen en geen cent weggeven. Het is sowieso opvallend dat Seneca vooral de kant van de gever belicht. De stap naar zijn eigen biografie is ook hier niet moeilijk te maken. Seneca was namelijk zelf zo’n schatrijke Romein: hij staat te boek als een van de meest vermogende en vrijgevende mannen van zijn tijd. De problemen van geven (inclusief ondankbare reacties) zal hij dus in sterke mate persoonlijk ervaren hebben. We kunnen uit zijn opmerkingen minstens opmaken dat hij zelf in het gebruik van zijn rijkdommen een goede, verantwoorde middenkoers wilde varen.

Irrelevant lijken mij Seneca’s gedachten zeker niet. Wij spreken misschien heel eigentijds in termen van ‘netwerken’ en ‘relatiebeheer’, maar liggen hier niet dezelfde valkuilen op de loer die Seneca signaleert? Als ik een kennis een dienst bewijs, wil ik dan meteen iets terugkrijgen? Kan ik nooit eens zomaar iets voor een ander doen? Als mijn hartelijkheid berekenend is, kan ik het dan wel iets moois en goeds noemen? En omgekeerd, als iemand iets bijzonders voor mij gedaan krijgt, schept dat dan andere directe verplichtingen dan mijn ruiterlijke erkentelijkheid? Is het vreemd als ik het gebaar gewoon enthousiast aanvaard? Wat verwacht de ander eigenlijk terug?


Zo bezien lijken de vragen van ’De Beneficiis’ nog onverminderd actueel. Seneca is er niet op uit een catalogus te geven van juiste giften en passende dankbewijzen, op lijsten of tabellen waaruit we ons debet en credit af kunnen lezen, al zouden veel lezers dat misschien best willen. Nee, hij wil algemene raad geven voor werkelijk goed, moreel hoogstaand omgaan met weldaden, zowel door de gever als de ontvanger. Hij wil achterhalen hoe de samenleving in elkaar zit. Of idealiter zou moeten zitten. Achter deze nobele filosofische houding zien we steeds ook weer de concrete Romeinse mens Seneca. We hebben geen complete biografie van hem, maar juist uit zijn abstracte, universeel geldige teksten rijst ook een steeds duidelijker beeld van zijn persoon. Hij is een machtige Romein, een multimiljonair, een drammerige betweter en verheerlijker van de goede oude tijd, zeker, maar ook een fijnzinnig denker, een voorzichtig taster naar de waarheid, en een gedreven leraar die zijn lezers serieus iets goeds wil bijbrengen waar zij in hun eigen leven iets mee kunnen. Een idealist, eigenlijk. Je kunt het in de oudheid slechter treffen.

dinsdag 29 november 2016

Hoe bepaalt een stoïcijn zijn mening over maatschappelijke en politieke problemen?

Als stoïcijn hoeft u niet een bepaalde religie of politieke stroming aan te hangen. U kunt Boeddhist, Christen of atheïst zijn, conservatief of progressief zonder dat dat u verhindert om er naar te streven een virtuoos leven te leiden. Toch zal het stoïcisme invloed hebben op de keuzes die u maakt. Stoïcisme valt slecht te verenigen met al te fundamentalistische en absolute standpunten. Het zijn van stoïcijn betekent dat u maatschappelijke en politieke problemen op een rationele en realistische manier bekijkt. Ook betekent het dat u zich welwillend en vriendelijk opstelt tegenover uw medemens. Denk daarbij aan de hier eerder beschreven cirkels van Hierocles.

Neem bijvoorbeeld de klimaatsverandering. Als de opwarming van de Aarde reëel is, betekent dit voor een stoïcijn dat er zwaarwegende morele redenen zijn om daar actie tegen te ondernemen. De drie topoi spelen een belangrijke rol bij de manier waarop een stoïcijn met dergelijke maatschappelijke problemen omgaat. Om te beginnen de met de topos van het juiste verlangen verbonden fysica. Probeer een goed beeld te krijgen van de beschikbare kennis over het probleem. In ons voorbeeld gaat het dan om de vraag of er inderdaad door menselijk handelen een opwarming van de planeet plaatsvindt. De gemiddelde stoïcijn is geen klimaatdeskundige en zal een eigen onderzoekje moeten doen naar wat er zoal over bekend is. Omdat hij geen deskundige is zal hij zich daarbij noodgedwongen op de expertise van anderen moeten baseren.

Maar hoe bepaalt u of iemand werkelijk deskundig is? Het internet staat vol met desinformatie en zelfbenoemde deskundigen. Het is voor een leek niet bepaald makkelijk om het kaf van het koren te scheiden. Hier een paar tips die u daarbij kunnen helpen:

1.      Wie is de deskundige en waarin is hij deskundig? Is hij wel deskundig op het gebied waarop zijn stellingen betrekking hebben? Wat voor belangen vertegenwoordigt hij? Een econoom in dienst van de olie-industrie is bijvoorbeeld niet de meest geëigende persoon om iets over de klimaatsverandering te zeggen.
2.      Onderbouwt de deskundige zijn stellingen? Kloppen zijn redeneringen? Verwijst hij naar onderzoeksresultaten? Een stelling moet in elk geval logisch goed onderbouwd zijn.
3.      Zijn andere deskundigen het met zijn stellingen eens? Als er een zekere consensus onder deskundigen bestaat is de kans groot dat het in elk geval aannemelijk is dat de stelling van een deskundige klopt.

Als u zich er van overtuigd hebt dat uw deskundigen betrouwbaar zijn, wordt het tijd om te bepalen of u het probleem goed begrepen hebt. Kijk daarbij of u de concepten en problemen van de klimaatsverandering in gedachten of in werkelijkheid aan iemand anders kunt uitleggen. Als u dat lukt hebt u zich zelf een aardig beeld van het probleem eigen gemaakt.

Vervolgens komt de aan de topos van het juiste oordeel verbonden logica aan bod. Het is nu tijd om op basis van de door u verzamelde feiten tot een eigen mening over het probleem te komen. We hebben al gekeken naar de onderbouwing van de stellingen van de deskundige, maar hoe staat het met onze eigen redeneringen? Wees kritisch en onderzoek of uw meningen logisch kloppend zijn. Als we van ons zelf weten dat we nogal hangen aan bepaalde standpunten moeten we extra voorzichtig worden. Misschien bent u politiek progressief en lid van een groene partij en heeft u daarom, om bij ons voorbeeld te blijven, een uitgesproken mening over klimaatverandering. Een rede te meer om extra kritisch te zijn op uw eigen redeneringen. Klopt de logica van uw redeneringen en zijn ze echt op de ‘feiten’ gebaseerd? Probeer te achterhalen wat een echte of imaginaire tegenstander tegen uw standpunten in zou kunnen brengen. Wat kunt u daar tegen in brengen? Of zit er misschien toch meer waarheid in het standpunt van uw tegenstander dan u aanvankelijk dacht? Een stoïcijn probeert altijd zo realistisch en rationeel mogelijk te blijven. Dit kan betekenen dat oude standpunten en overtuigingen moeten worden bijgesteld. Ook als de conclusie waar hij op uit komt niet prettig is en niet past binnen zijn traditionele wereldbeeld.

Bent u er uiteindelijk van overtuigd dat uw feiten en logica in orde zijn. Dan wordt het tijd voor de aan de topos van het juiste handelen verbonden ethiek. Wat zijn de consequenties van uw conclusies. Denk aan de cirkels van Hierocles en de welwillende houding die een stoïcijn tegenover zijn medemens hoort in te nemen en bedenk wat uw conclusie voor uw leven betekent. Heeft uw nieuwe mening bepaalde gevolgen voor uw handelen? Wat zou rationeel zijn om onder deze omstandigheden te doen? Zijn er dingen die u anders moet gaan doen?

Wees tenslotte niet te dogmatisch en star. De wereld is dynamisch, er worden constant nieuwe ontdekkingen gedaan en nieuwe inzichten opgedaan. Ook kunt u zich vergist hebben. Achteraf kan blijken dat de ‘feiten’ toch anders zijn dan aanvankelijk aannemelijk leek. Of dat uw redeneringen toch niet zo logisch zijn als u dacht.

donderdag 17 november 2016

ETEN ALS EEN STOÏCIJN: LINZENSOEP VAN ZENO


Zeno is de stichter van de stoïcijnse school. Om hem van zijn oudere naamgenoot Zeno van Elea te onderscheiden wordt hij ook wel ‘Zeno van Citium’ genoemd. Zeno leefde ongeveer 300 jaar voor Christus. Hij wordt omschreven als een lange, dunne, getinte en sobere man. Hij was lichamelijk niet sterk, en schijnt nors, teruggetrokken, kort van stof, en gierig te zijn geweest. Desondanks werd hij in Athene alom gewaardeerd als een buitengewoon respectabel burger, en een wijs man. Zeno was zo’n saai soort persoon waar nooit niets op aan te merken viel. Hebberigheid en arrogantie waren hem volkomen vreemd. Athene was niet zijn geboortestad. Hij was zoals zijn bijnaam al doet vermoeden geboren in Citium, een stad op Cyprus die destijds onder de heerschappij van Athene viel, maar overwegend door Feniciërs werd bewoond. Daar werd hij in dienst van zijn vader koopman, en begon te varen. Door een schipbreuk belandde hij in Athene, waar hij zo onder de indruk van de verhalen over Socrates raakte dat hij besloot een leraar te zoeken en zijn verdere leven te wijden aan de filosofie.

Omdat hij meende dat de cynici Socrates’ ware erfgenamen waren ging hij in de leer bij de cynicus Crates. De cynici waren de ‘dropouts’ van de oudheid, ze wezen alle conventies en wetten af en leefden als bedelaars op straat. Een cynicus moest schaamteloos zijn en zich niets aantrekken van de zeden en gewoontes van de mensen om hem heen. Crates trainde zijn leerlingen in die schaamteloosheid door ze allerlei rare dingen in het openbaar te laten uitvoeren. Zo kreeg Zeno van zijn leraar de opdracht om met een amfora linzensoep over de markt te gaan rondsjouwen. Zeno voelde zich daarbij echter duidelijk opgelaten. Crates lachte hem uit. Een echte Cynicus kent geen schaamte. Hij sloeg de pot kapot, waardoor Zeno besmeurd werd met het voedsel. Maar in plaats van de les te begrijpen en om het voorval te lachen, nam Zeno met het schaamrood op de kaken de benen, terwijl de linzen langs zijn kuiten stroomden.

Het door Zeno ontwikkelde stoïcisme is sterk beïnvloed door de cynici, maar verschilde met de cynici door het serieuze en minder provocatieve, meer conformistische karakter. Het bleef een extreme filosofie, maar Zeno hield er niet van de aandacht te trekken, en ook hield hij er niet van zich te omgeven met veel mensen. Ondanks hun radicale en afwijkende gedachten wilde Zeno zich niet helemaal buiten de maatschappij plaatsen. Een stoïcijn denkt anders en gedraagt zich anders dan de meeste mensen, maar blijft daarbij wel zoveel mogelijk binnen de grenzen van de heersende zeden en gewoonten van zijn omgeving. Hij wil zeker niet provoceren.

Zoals we zagen had Zeno slechte ervaringen met linzensoep, toch bleef het één van zijn favoriete gerechten. Het was goedkoop, makkelijk te bereiden, lekker en gezond. Volgens Zeno en veel van zijn opvolgers daarom een ideaal gerecht voor een stoïcijn. Uit de Oudheid is slechts één kookboek overgeleverd in dat kookboek geschreven door een zekere Apicius wordt een recept voor linzensoep van Zeno gegeven. Ik zal u dat recept niet onthouden, misschien dat u het zelf een keer wil uitproberen om te eten als een stoïcijn.

Ingrediënten voor vier personen:
Twee kopjes linzen (groen, rood of een combinatie). Bouillon. Twee preien. Koriander en zout naar smaak. ½ theelepel honing. Scheutje olijfolie. Scheutje garium, oestersaus of ketjap. Zetmeel. Eventueel groenterestjes naar keuze.

Breng de linzen aan de kook in de bouillon. Zodra de linzen beginnen te schuimen kunnen de andere ingrediënten worden toegevoegd. Laat het geheel circa twintig minuten koken, bindt met het zetmeel en klaar is uw stoïcijnse linzensoep. Het werd met brood gegeten. Eet smakelijk.

zaterdag 29 oktober 2016

EUTHANASIE VOLGENS DE STOÏCIJNEN



Zelfdoding is altijd een belangrijk thema geweest in de filosofie. Veel westerse denkers, bijvoorbeeld Plato en Kant, keuren het ontnemen van je eigen leven af. Het christendom doet daar nog een schepje boven op. Wie zelfmoord pleegt, komt in opstand tegen zijn schepper door het leven dat hij ons in bruikleen had gegeven te beëindigen. Zelfdoding is volgens het christendom dan ook een misdaad jegens god en de gemeenschap waarvan een mens deel uitmaakt. Sinds 2002 mag een arts in Nederland op grond van de euthanasiewet hulp bij zelfdoding verlenen. Verondersteld wordt vaak dat ons land daarmee een wereldprimeur had, maar dat is niet het geval. Hoewel Japan geen euthanasiewetgeving kent wordt hulp bij zelfdoding daar al enige decennia lang toegestaan. Nederland is wel het eerste Europese land dat euthanasie niet langer strafbaar stelt.

Ook in de Oudheid was euthanasie alles behalve vanzelfsprekend. Zo beschouwde Plato zelfdoding als een teken van zwakte en lafheid, die erop duidde dat een persoon niet opgewassen was tegen de ontberingen van het leven. Zijn leerling Aristoteles zag zelfdoding zelfs als een wandaad ten opzichte van de staat, waarmee iemand zijn verantwoordelijkheid als burger laakte. De stoïcijnen waren op dit punt de uitzondering op de overheersende visie. In de stoïcijnse filosofie werd juist wel een grote nadruk gelegd op zelfbeschikkingsrecht en persoonlijk welzijn. De stoïcijnen vonden zelfdoding gelegitimeerd als iemand niet langer over de mogelijkheden beschikte om een gezond of zinvol leven te leiden, bijvoorbeeld door fysieke pijn, maar ook bij dingen als financiële rampspoed of wat wij tegenwoordig een voltooid leven noemen. Daarmee waren zij de belangrijkste voorlopers van de moderne opvatting over euthanasie. Niet voor niets citeert voormalig VVD-leider Frits Bolkestein in het manifest van Uit Vrije Wil, een burgerinitiatief voor een voltooid leven, Seneca die stelde: „Goed sterven, dat is vrijwillig sterven.”

Voor een stoïcijn is de dood niet alleen niet beangstigend, maar soms zelf iets dat te prefereren valt boven het leven. Er zijn dingen die belangrijker zijn dan de eigen dood. Stoïcijnen verwijzen in dit verband vaak naar antieke helden die hun leven opofferen om het leven van anderen te redden, of naar ouders die hun leven geven voor hun kinderen. Ongeneeslijk zieken en mensen die hun leven als voltooid zien en het zinloos vinden verder voort te bestaan, kiezen er soms voor om euthanasie te plegen. In hun ogen zijn er blijkbaar omstandigheden waaronder de dood te verkiezen valt boven het leven. De stoïcijnen herinnerden zich er regelmatig aan dat de deur altijd open staat. Als het leven te zwaar en pijnlijk wordt, als er echt geen uitweg meer te vinden is, dan is zelfmoord altijd een mogelijkheid. Het klinkt misschien morbide, maar een stoïcijn leeft omdat hij wil leven, niet omdat het moet. Als het leven ondragelijk of in zijn of haar ogen zinloos wordt dan kiest een stoïcijn bewust voor de dood. Epictetus zie het zo:

“Realiseer je dat de deur altijd open staat en gedraag je zoals kinderen dat doen. Wanneer ze geen zin meer hebben om te spelen, zeggen ze: ‘Ik doe niet meer mee.’ Als jij er geen zin meer in hebt, zeg dan ook: ‘Ik doe niet meer mee, ik ga weg.’ Maar als je toch blijft hou dan op met zeuren.” (Epictetus, Colleges I boek 24)


maandag 10 oktober 2016

EEN STOÏCIJNS STAPPENPLAN OM MET VERVELENDE GEVOELENS OM TE GAAN

Volgens de stoïcijnse filosoof Epictetus vergt het behoorlijk wat oefening om jezelf te leren niet te snel te oordelen. Bij bepaalde gebeurtenissen schiet je zo goed als automatisch in een positieve of negatieve emotie.Epictetus heeft het over het te snel oordelen en het je onbewust laten meevoeren door de stroom van je gedachten en emoties. Volgens hem kun je het best grip houden op de objectieve werkelijkheid door een stap achteruit te gaan. In het Handboek leert hij ons dat we bij iedere verontrustende gebeurtenis of indruk even een korte pauze moeten nemen om ons zelf te vertellen: je bent niet meer dan een indruk en helemaal niet de werkelijkheid die je voorwent te zijn. Je gedachten en indrukken zijn de werkelijkheid niet.

In de cognitieve gedragstherapie wordt een soortgelijke oefening gebruikt. Voordat je ongezonde gedragspatronen kunt veranderen moet je eerst leren ze te herkennen. Je moet leren ze te ontdekken om ze vervolgens ter discussie te stellen. Gedachten zijn oordelen en dat is heel wat anders dan echte externe gebeurtenissen of feiten. Je moet leren je gedachten te zien voor wat ze zijn: niets anders dan gewoon maar een gedachte. Je gedachten maken dat je de wereld door een gekleurde bril bekijkt. Je kunt de wereld door een roze bril bekijken, waarbij je alles rooskleurig beoordeelt of door een donkere bril waarbij de wereld er somber en ellendig uitziet. Als je dan geen stap terug doet vergeet je dat je gekleurde glazen draagt en verwar je je gekleurde blik voor de echte wereld. Als je afstand neemt zet je je gekleurde bril af en kijk je ernaar. Je realiseert je dat je de wereld gekleurd ziet.

Het helpt om in gedachten letterlijk afstand te nemen van je eigen reactie. In plaats van te zeggen: ‘ik voel me verdrietig’, zeg je dan ‘Piet (of hoe je ook heet) voelt zich verdrietig. Hij is blijkbaar van mening dat hij onder deze omstandigheden verdrietig moet zijn’. Door jezelf in de derde persoon enkelvoud toe te spreken schep je al een zekere afstandelijkheid. Je brengt je reptielenbrein een beetje in verwarring, door te doen alsof het helemaal niet om hem gaat, maar om een onbekende derde. Het eerste wat je als aankomend stoïcijn doet bij een verontrustende emotie of een verlangen is dus het nemen van cognitieve afstand en het je realiseren dat het maar om een gedachte gaat en helemaal niet om de werkelijkheid zelf.

Epictetus verwoordt het als volgt:

“Mensen worden niet in verwarring gebracht door de gebeurtenissen, maar door hun opvattingen over de gebeurtenissen.” (Epictetus, Encheiridion 5).

Hij vertelt regelmatig aan zijn studenten dat het navolgen van dit principe helpt om te voorkomen dat ze worden meegesleurd door verontrustende emoties en gedachten. We moeten alert zijn op de eerste tekenen van verontrustende emoties en verlangens die vaak onbewuste ingesleten reacties zijn geworden. Als je deze voortekens opmerkt, veelal een lichaamssensatie of een intern gevoel van onbehagen, probeer dan zo snel mogelijk het onderliggende waardeoordeel te achterhalen. De emotie angst is bijvoorbeeld gebaseerd op het oordeel dat er iets ergs staat te gebeuren waar je niet mee om kunt gaan. Door een cognitieve stap terug te doen realiseer je je dat je de gedachte hebt dat er iets vervelends gaat gebeuren en dat je daardoor van streek raakt. Alleen al die realisatie voorkomt dat je je onmiddellijk laat meeslepen door de emotie.

De makkelijkste manier om met een opborrelende negatieve emotie om te gaan is het uitstellen van een reactie. Je doet voorlopig even helemaal niets en belooft jezelf dat je later op de dag iets met de situatie zult gaan doen. Probeer de negatieve gedachtes en gevoelens niet te onderdrukken of verdringen. Accepteer dat ze er zijn, maar stel een definitief oordeel uit tot later. Je neemt een ‘Time out’ en komt er later nog eens op terug. Je komt er later op terug en bekijkt dan ‘rustig’ of er wel reden is voor de negatieve emoties die je nu begint te ervaren. 

Makkelijker gezegd dan gedaan zul je zeggen. En de stoïcijnen beseften ook dondersgoed dat emotionele reacties automatisch optreden en onontkoombaar lijken te zijn. Toch is een emotie niets anders dan het oordeel dat een bepaalde gebeurtenis slecht is of dat een bepaald object of persoon begerenswaardig is. Gedachten en gevoelens zijn mentale constructies. Het zijn hypotheses over de werkelijkheid die helemaal niet waar hoeven te zijn. Niet iedereen beoordeelt een bepaalde gebeurtenis op dezelfde manier. Iets wat je over stuur maakt kan je buurman volstrekt koud laten. Het zijn jouw en zijn gedachten die bepalen wat je voelt. 

Aan de emotie ligt een oordeel ten grondslag. Je moet proberen onderscheid te maken tussen de emotie en dit oordeel. Er is dus een mentale activiteit nodig om een emotie op te roepen, hoe ingesleten en automatisch die ook lijkt te zijn. Met die mentale activiteit wordt geconcludeerd dat iets slecht of juist goed is. Het nemen van die conclusie kan worden uitgesteld en daarmee kan heel wat negativiteit en andere ellende worden voorkomen. Hierbij zou u het volgende stappenplan kunnen volgen:

1.      Herken de eerste waarschuwingssignalen van negatieve emoties en verlangens.
2.      Neem vervolgens even pauze en probeer wat mentale afstand te scheppen tot uw eerste indruk van de situatie. Roep in gedachten keihard: ‘Stop!’ en tel tot tien.
3.      Accepteer dat de negatieve gevoelens en gedachten er zijn. Probeer ze niet te onderdrukken, maar omschrijf ze alsof het een ander is die ze overkomen: ‘Piet voelt zich verdrietig’.
4.      Bedenk of iemand anders zich onder dezelfde omstandigheden net zo zou voelen als u nu doet.
5.      Zeg tegen jezelf dat het maar een oordeel is. Het is de ondoordachte automatische mening van je reptielenbrein. Het gaat helemaal niet om de werkelijkheid.
6.      Probeer als je gevoelens nog steeds sterk en moeilijk te hanteren zijn je reactie uit te stellen tot een later tijdstip. Je kunt dan één en ander als de gemoederen wat bedaard zijn opnieuw bekijken.

dinsdag 20 september 2016

EEN STOÏCIJNSE GELOOFSBELIJDENIS


 Zoals u ondertussen wel begrepen zult hebben is het stoïcisme een niet religieuze filosofie die er naar streeft een zo veelomvattend mogelijk begrip van de kosmos te bereiken. Het stoïcisme wordt zelfs vaak als atheïstisch aangemerkt. Maar dat is het in wezen niet. Het heeft weliswaar weinig op met de dogma’s van de moderne en oude godsdiensten, maar kent weldegelijk een soort godheid. Een god die gelijk gesteld wordt met de natuur, met al het bestaande.

Het stoïcisme is daarmee pantheïstisch, wat betekent dat een stoïcijn al het bestaande, waar hij zowel het voor de mens kenbare als het niet kenbare onder verstaat, beschouwt als een bewust wezen. Dat bewuste wezen is dan zeker niet een welwillende en vriendelijke man met een baard die vanuit een hemel de wereld bestiert. Het is een bewustzijn dat zich niet laat vangen in de menselijke opvattingen van goed en kwaad en dat in menselijke ogen waarschijnlijk wreed en onverschillig zal overkomen. De natuur op Aarde is immers al een behoorlijk gewelddadig en hardvochtige aangelegenheid. Een ‘struggle for life’, een wereld van eten of gegeten worden waar ziektes en een permanente hongersnood lijken te heersen. En ook de dingen die wij van het universum buiten de Aarde weten wijzen nou niet direct naar een vreedzame en vriendelijke plaats. Exploderende sterren, zwarte gaten een van gevaarlijke straling vergeven omgeving die alles behalve bedoeld lijkt om het bestaan van bewuste levende wezens te bevorderen. Toch zijn wij mensen ontstaan en zijn wij ons bewust van het enorme beangstigende universum waarin wij bestaan. Een universum dat zich volgens de stoïcijnen bewust is van zijn eigen bestaan en daardoor ook van ons bestaan.

Persoonlijk heb ik geen idee of het stoïcijnse pantheïsme ook echt met de werkelijkheid overeenkomt. Het past in elk geval in het filosofisch systeem en vormt er zelfs de basis van. Het zit niet onlogisch in elkaar en lijkt in mijn ogen niet op voorhand onaannemelijk. Wat u er mee wilt doen is natuurlijk uw eigen keus. Stoïcisme biedt ook zonder de pantheïstische basis voldoende stof tot nadenken. Maar het pantheïsme vormt in elk geval wel het logische sluitstuk van het systeem en kan daarom niet helemaal buiten beschouwing worden gelaten. Een stoïcijnse geloofsbelijdenis zou er ongeveer als volgt uit kunnen zien:Een stoïcijnse geloofsbelijdenis zou er ongeveer als volgt uit kunnen zien:

  • De stoïcijnen geloven dat het universum al het bestaande omvat, zowel materie en energie, als ruimte en tijd. Ook geest en bewustzijn maken deel uit van deze allesomvattend kosmos.
  • Het universum is rationeel ingericht. De dingen die bestaan en gebeuren zijn allemaal het gevolg van een, al dan niet, voorafgaande oorzaak. Alles wat er is en alles wat er gebeurt verloopt dan ook volgens bepaalde rationele regels. Dit geldt zowel in de universele natuur als op de menselijke schaal.
  • Doordat de kosmos rationeel is ingericht is hij in principe ook kenbaar. De oude stoïcijnen dachten dat het universum daarmee volledig kenbaar is voor de menselijke geest. Ik heb zelf zo mijn twijfels of het menselijk verstand inderdaad in staat is alles te begrijpen. Maar dat staat er niet aan in de weg dat het universum rationeel is ingericht en in principe kenbaar is.
  • Het universum is niet ‘dood’, maar is zich van zijn eigen bestaan bewust. Al was het maar doordat de mens, een zelfbewust wezen, zelf onderdeel is van dat universum. Door de mens en mogelijk andere zelfbewuste wezens (wie weet misschien bestaan er inderdaad aliens en daimonions), kent het universum zichzelf. Voor de stoïcijnen blijft het daar niet bij, zij denken dat ook het geheel een eigen bewustzijn heeft. Een bewustzijn dat dan wel heel anders is dan het individuele menselijke bewustzijn. Vergelijkbaar met het verschil tussen het bewustzijn van een plant en dat van een mens. De stoïcijnen noemen dit zelfbewuste universum: de Natuur, God maar vooral de Logos.
  • Elk menselijk individu is dus een klein stukje van die universele Logos. Hij is als een enkele cel in het enorme lichaam van het zelfbewuste universum (de Logos).
  • Als stukje van de Logos kan hij zich ‘bewust’ zijn van zijn rol in het grotere geheel. Hij kan gaan beseffen dat de wereld zich op een bepaalde door de Logos ‘gewilde’ manier ontvouwt. Een ontvouwing waarop hijzelf, als klein celletje van het grote organisme van de kosmos, geen of slechts een zeer beperkte invloed heeft.
  • Met zijn rationaliteit en mogelijk ook nog via andere wegen, zoals bijvoorbeeld meditatie of een extatische ervaring, kan een individu zijn kennis van en zijn contact met de Logos vergroten. Die eigen individuele rationaliteit is het enige stukje van de universele Logos waar een mens werkelijk invloed over heeft.
  • Het besef van deze situatie inspireert een stoïcijn ertoe om te proberen zijn kennis van dit universum te optimaliseren door zoveel mogelijk in overeenstemming met de universele natuur te leven. Dus door een zo virtuoos mogelijk leven te leiden. Een dergelijk leven is tevens het dichtst dat een menselijk individu bij het geluk kan komen.


zondag 28 augustus 2016

IJS EN WEDER DIENENDE



Het is niet verstandig om er altijd maar van uit te gaan dat het geluk aan uw zijde staat. Het lijkt tegenwoordig wel alsof positivisme een soort heilige plicht is. De televisie en zelfhulpboeken staan er vol mee: als je er in gelooft en je best doet, kun je alles bereiken wat je maar wilt. Het is een gigantische leugen waar iedereen tegenwoordig in lijkt te geloven. Het is niet waar. Er zijn nu eenmaal ziektes waar u aan dood gaat, er zijn opleidingen die boven uw niveau liggen, de meeste topsporters winnen nooit de Olympische Spelen, van krantenjongen tot miljonair is een mythe en nee u kunt niet dat perfecte en gelukkige leven leiden door alleen maar positief te zijn. Het enige wat u met dergelijk ongepast optimisme bereikt is dat u zich als de dingen niet lopen zoals gehoopt en verwacht schuldig gaat voelen. Ben ik wel positief genoeg geweest, heb ik wel goed genoeg mijn best gedaan? Ik heb vast in mijn achterhoofd nog een beetje getwijfeld waardoor alles fout is gegaan. Een stoïcijn is geen optimist, maar al evenmin een pessimist, hij is vooral een realist.

U kunt nu eenmaal niet verwachten dat de wereld zich zonder morren aan al uw wensen en grillen zal aanpassen. U heeft fysieke en geestelijke beperkingen, er zijn domme en slechte mensen en er zijn beperkingen in de kansen die u krijgt. De wereld is zoals ze is, u daar druk om maken is verspilde moeite. Kies uw doelen zorgvuldig uit. Bekijk of ze haalbaar zijn en of ze niet alleen in uw belang, maar ook in het belang van de mensheid zijn. Als stoïcijn moet u zinnige en rechtvaardige doelstellingen kiezen. Ga er dan vol enthousiasme mee aan de slag, maar houd steeds in uw achterhoofd dat het anders kan lopen dan u hoopt. Het gaat erom dat u uw best doet, dat is uw hoofddoel al het andere ligt in handen van de natuur.

Overdreven optimisme en geloof in u zelf geeft weldegelijk een kick, maar die kick staat niet in verhouding tot de teleurstelling als blijkt dat de wereld zich niet aan uw positieve verwachtingen houdt. Een mens raakt immers heel makkelijk van streek als de dingen niet gaan zoals hij wil dat ze gaan. Als u er alles aan gedaan hebt om uw werk voor het weekend af te krijgen, maar een uur voordat u naar huis wil gaan komt uw baas met een hele stapel dossiers binnen lopen, of u wilde vandaag de slaapkamer van uw dochter geschilderd hebben, maar de kleur verf die ze persé wil hebben is op, dan loopt u een enorme kans zich behoorlijk gefrustreerd te voelen. Een onaangename emotie en een stoïcijn zou geen stoïcijn zijn als hij niet zou proberen iets te bedenken om die vervelende emotie te voorkomen. Dat is de techniek van het handelen onder voorbehoud of in ouderwets maar mooi Nederlands ‘ijs en weder dienende’.

Als leerling stoïcijn moet u zich er in oefenen om alles wat u onderneemt ‘onder voorbehoud’ te doen. De wereld zit vol met vervelende truckjes en onverwachte gebeurtenissen die u dwarszitten en belemmeren in uw plannen. Door afstand te nemen van de bedoeling van uw handelingen en u meer te concentreren op de manier waarop u ze onderneemt kunt u de frustraties van een mislukking voorkomen. Als het uw bedoeling was uw best te doen en dat is ook wat u hebt gedaan, dan kunt u alleen nog maar slagen in uw bedoelingen. Wat ook de uitkomst van uw handeling mag zijn. Stoïcijnen moeten dan ook leren onder voorbehoud te handelen. Ze doen hun best (hun uiterste best zelfs), maar raken niet gefrustreerd als hun handelingen niet het beoogde effect hebben.

zondag 21 augustus 2016

DE WIJZE EN ANDERE SUPERHELDEN

De wijze is het ideaalbeeld voor de stoïcijnen. Het antieke concept van de wijze is een beetje te vergelijken met wat in het Oosten de verlichte Boeddha is. De wijze is perfect gelukkig onder alle omstandigheden, hij leeft niet alleen in harmonie met de universele natuur maar kent die ook door en door, hij is het toonbeeld van virtuositeit in alles wat hij doet en hij is absoluut goedertieren, sereen en verlicht. Kortom hij bestaat niet. De stoïcijnen zeiden dat de wijze net zo zeldzaam was als een Ethiopische Phoenix. Heel goed wetend dat een dergelijke vogel helemaal niet bestaat. Voor de stoïcijnen was de wijze vooral een hypothetisch figuur.

Toch staan de stoïcijnse teksten vol met verwijzingen naar de wijze. Dat lijkt een beetje raar als je er aan twijfelt of er ooit een wijze heeft bestaan en er al helemaal geen hoge verwachtingen van hebt dat er in de toekomst ooit één zal bestaan. De wijze is dan ook vooral een rolmodel, een ideaal dat nagestreefd moet worden, ook al is het onbereikbaar. Een imaginair voorbeeld, een onhaalbaar einddoel dat het desondanks waard is om na te jagen.

Een brutale leerling durfde Epictetus ooit eens te vragen of hij dacht dat hij zelf een wijze was. Epictetus gaf hem geen draai om zijn oren maar antwoordde:
“Bij de goden, ik wou dat ik dat was, maar ik kan mijn meesters nog niet in de ogen kijken. Ik hecht nog te veel waarde aan mijn lichaam, Ik vind het belangrijk het gaaf te houden, hoewel het dat nu niet eens is. (Epictetus was kreupel) Maar ik kan je wel iemand aanwijzen die in elk geval vrij was, dan hoef je niet meer naar een rolmodel te zoeken. Diogenes was vrij.” (Epictetus, Colleges, Boek 4, hoofdstuk 1).
Het ideaal van de verlichte wijze was soms ook in de ogen van de stoïcijnen wat te abstract. Bij gebrek aan een wijze van vlees en bloed werd in de stoïcijnse lessen regelmatig gewezen op historische en mythische personen die in hun gedrag bepaalde stoïcijnse deugden hadden laten zien. Zo was de hierboven door Epictetus genoemde cynische filosoof Diogenes, die van de ton, een belangrijke stoïcijnse held. Ook de wat mystieke natuurfilosoof Heraclitus was één van hun grootste helden en natuurlijk Zeno, de oprichter van de school. Voor de Romeinen was ook de stugge en sobere Cato een belangrijk rolmodel en in de mythologie werd veel naar de superheld Heracles verwezen. Maar het belangrijkste rolmodel was zonder enige twijfel Socrates.

Socrates was naast de natuurfilosoof Heraclitus en de cynici dus één van de grote voorbeelden voor de stoïcijnen. De weg naar de cynici loopt via Antihistenes, een vriend en leerling van Socrates, en de grondlegger van de cynische school, via Diogenes en Crates rechtstreeks naar Zeno. Van Zeno, de grondlegger van de stoïcijnse school, wordt gezegd dat hij door het lezen over Socrates in Xenophon’s ‘Memorabilia’ tot de filosofie werd bekeerd. Tijdens een bezoek aan Athene zou hij bij een boekenstalletje in de ‘Memorabilia’ hebben gebladerd en aan de boekverkoper gevraagd hebben waar je zo’n man als Socrates kon vinden. Net op dat moment liep de toenmalige leider van de cynici Crates, voorbij. Volg die man, zei de boekverkoper. En zo werd Crates de eerste filosofieleraar van Zeno.

zondag 14 augustus 2016

DE DRIE VAKKEN OP EEN STOÏCIJNSE SCHOOL

De filosofie wordt traditioneel in drie onderdelen verdeeld: de fysica. de logica en de ethiek. Het was Zeno die voor het eerst deze driedeling toepaste. De stoïcijnen omschreven de filosofie vaak als een tuin, waarbij de logica een beschermende muur om de tuin vormt, de fysica de grond en de planten symboliseert en de ethiek de bloemen en vruchten die door de planten worden voortgebracht. De stoïcijnse leraren gaven les in alle drie de vakken. De overgebleven stoïcijnse boeken behandelen echter voornamelijk de ethiek.

De fysica gaat niet alleen over wat we nu de natuurwetenschappen zouden noemen, maar omvat ook zaken als metafysica en theologie. De stoïcijnse logica stond op hoog niveau. Sommige onderdelen van deze logica zijn tweeduizend jaar in de vergetelheid gebleven en zijn pas in de twintigste eeuw herontdekt. De antieke logica, omvatte ook onderwerpen die tegenwoordig onder de wiskunde, epistemologie (kennisleer) en rethorica (spraakkunst) zouden worden gerangschikt. Ook de ethiek omvatte meer dan wat we tegenwoordig als ethiek aanmerken. Vakgebieden als psychologie, antropologie en zelfs politiek zouden door de Stoïcijnen onder het kopje ethiek worden gerangschikt. Ethiek had ook te maken met karaktervorming. Het werd zelfs gezien als een soort training. Aan de ene kant trainde je je lichaam met gymnastiekoefeningen en aan de andere kant trainde je je karakter met ethische oefeningen.

Uit deze driedeling destilleerden de stoïcijnse leraren drie thema’s waar hun leerlingen zich op moesten richten. Het gaat hier om de drie dingen waar we volledige controle over kunnen uitoefenen: onze verlangens en afkeren, ons oordeel en denken en ons handelen en willen. Ons zelfbewustzijn kan alleen deze dingen beheersen, al het ander ligt buiten ons vermogen. De stoïcijnen noemden het bewuste deel van de menselijke geest het ‘hegemonikon’. Het is alleen dit ‘hegemonikon’ waar we controle over kunnen uitoefenen. In de rest van dit boek zal ik het ‘centrum van zelfbewustzijn’ of ‘hegemonikon’ noemen. Het ‘hegemonikon’ wordt ook in een deel dat verlangt, een deel dat denkt en een deel dat wil (handelen) verdeeld. De thema’s en doelstellingen op een stoïcijnse school vormen dus tegelijkertijd een soort onderverdeling van ons zelfbewustzijn. De drie disciplines werden naast elkaar gegeven en niet achter elkaar. Ze kunnen niet los van elkaar bestudeerd worden. Epictetus formuleert het als volgt.

“Er zijn drie gebieden waarop je je moet bekwamen om een volwaardig mens te worden. Het eerste is het gebied van het streven en het vermijden, om te voorkomen dat je niet bereikt waar je naar streeft en terechtkomt in wat je wilt vermijden. Het tweede gebied heeft betrekking op de impulsen en in het algemeen op de plichten, om te zorgen dat je daarbij ordelijk, rationeel en niet zorgeloos te werk gaat. Het derde gebied is erop gericht dat je je niet laat misleiden en niet lukraak oordeelt, kortom het gaat over instemming. Het belangrijkst en meest urgent is het terrein van de emoties: emoties ontstaan immers alleen wanneer je niet bereikt waar je naar streeft of terechtkomt in wat je wilt vermijden. Daardoor ontstaan verwarring, onrust, frustraties, mislukkingen, verdriet, gejammer, afgunst, angsten en jaloezie, waardoor we de stem van de rede niet eens meer kunnen horen. Op de tweede plaats komt het handelen: ik moet immers niet gevoelloos zijn als een standbeeld, maar de natuurlijke en sociale verhoudingen in het oog houden, als mens, als zoon, als broer, als burger. Op de derde plaats komt het terrein dat toebehoort aan hen die al een eind gevorderd zijn: de onwankelbare zekerheid betreffende al die genoemde dingen, zodat je zelfs in je slaap of in dronkenschap of in een sombere bui niet ongemerkt een indruk accepteert zonder die eerst te onderzoeken.” (Epictetus, Colleges 3, hoofdstuk 2).

Hieronder eerst een korte uiteenzetting van deze leerdoelen op een stoïcijnse school.

1.      Het thema van het juiste verlangen en de juiste afkeer
In de eerste plaats moesten de leerlingen leren hun verlangens en aversies onder controle te krijgen. Het gaat hier dus om de klassieke deugd van de zelfbeheersing. De beginnende stoïcijnen moesten hun negatieve emoties, oftewel hun passies, onder de duim zien te krijgen. Ze moesten hun verlangens beperken tot die dingen waar ze ook werkelijk controle over hadden. Met andere woorden: hun verlangens moesten gericht worden op het worden van een virtuoos mens. Al het andere is onbelangrijk en moet ook als zodanig worden behandeld. Het zal u misschien op het eerste gezicht verbazen, maar deze doelstelling relateerden de stoïcijnen aan de fysica. Zoals we hiervoor al zagen moet een beginnend stoïcijn leren om zoveel mogelijk in overeenstemming met de natuur te leven. In overeenstemming met de universele natuur, de wereld van natuurwetten en oorzaak en gevolg. Een wereld waarvan hij moet gaan beseffen dat hij er nauwelijks of geen invloed op kan uitoefenen. En daarnaast ook in overeenstemming met zijn individuele, menselijke natuur. De wereld van het denken, de ratio en de wil. Over deze wereld kan hij weldegelijk beschikken. Hij zal dus moeten leren zijn verlangens en aversies uitsluitend op zijn individuele natuur te richten
.
2.      Het thema van het juiste oordeel
In de tweede plaats moesten de leerlingen hun denkvermogen trainen. Het gaat hier om de aan de logica gerelateerde deugd van de wijsheid. Misschien wel de belangrijkste van de doelstellingen, omdat deze ook behulpzaam moet zijn bij de andere twee doelstellingen. De aspirant stoïcijnen moesten hun hersens en redeneervermogen aanscherpen, zodat ze in staat zijn om iedere gebeurtenis op zijn waarde te schatten. Als een leerling iets overkomt, om het even wat, moet hij onmiddellijk en eigenlijk automatisch de afweging maken of het gaat om iets wat binnen zijn vermogen ligt, of om iets wat daarbuiten ligt en dus in wezen onbelangrijk is. Daarbij moeten ze leren alle situaties en problemen die zich voordoen op een rationele manier te analyseren. Ongeacht de mate waarin ze daar zelf emotioneel bij betrokken zijn. Hier leren ze om niet onmiddellijk met iedere indruk van buiten in te stemmen, maar die indruk eerst grondig te onderzoeken voordat er iets mee gedaan wordt.

3.      Het thema van de juiste handeling
In de derde plaats moeten de beginnend stoïcijnen leren hun handelen onder controle te krijgen. Deze doelstelling vloeit voort uit de ethiek en vertegenwoordigt de klassieke deugd van de rechtvaardigheid. De uit de vorige twee doelstellingen voortkomende juiste verlangens en juiste oordelen moeten hier omgezet worden in de juiste actie. De leerlingen moeten zich aanleren de juiste dingen te doen voor zichzelf, hun gemeenschap en de mensheid in zijn geheel. Ze moeten zich hierbij terdege realiseren dat het gaat om hun intentie en niet om het eindresultaat. Hoe ze ook hun best doen de universele natuur, waaronder ook tegenwerking door medemensen valt, kan roet in het eten gooien. Als, al hun goede bedoelingen ten spijt, het beoogde resultaat van hun handelen tegenvalt mogen ze zich daardoor niet uit het veld laten slaan. Hun verlangen (de eerste doelstelling) was er immers op basis van hun beste oordeelsvermogen (de tweede doelstelling) op gericht om te doen wat redelijkerwijs in hun vermogen lag (de derde doelstelling) en niet op het bereiken van een bepaald resultaat. De universele natuur kan de gewilde handelingen zelfs totaal onmogelijk gemaakt hebben. Maar daar gaat het een stoïcijn niet om. Het gaat om de wil om iets te doen, niet om de handeling zelf of het resultaat.


Deze thema’s waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. De ene discipline kon niet behandeld worden zonder ook naar de anderen te verwijzen. Epictetus zegt in bovenstaand citaat dat in het begin de nadruk op het beheersen van de verlangens van de leerling moet worden gelegd. Als daar niet eerst een begin van controle over bereikt wordt heeft de bestudering van de andere onderdelen niet zo veel nut meer. Iemand die door allerlei passies (negatieve emoties en verlangens) in beslag wordt genomen heeft ook zijn gedachten niet goed op orde. Om die passies onder controle te krijgen moet je echter ook leren de situatie juist te beoordelen en daar dan naar te handelen. Hier ziet u al meteen dat de drie vakken niet los van elkaar onderwezen kunnen worden, maar onlosmakelijke met elkaar verbonden zijn.

donderdag 19 mei 2016

PRAKTISCHE TIPS OM EEN BEETJE STOICIJN TE WORDEN



Het woord "stoïcijns" wordt vaak gebruikt om stille en rustige mensen te omschrijven die hun emoties maar weinig laten zien of zelfs onderdrukken. Hoewel dit de gebruikelijk betekenis van het woord is geworden, was het Stoïcisme een denkrichting die door Grieken en Romeinen uit de oudheid werd gevolgd. Het was echter niet wat wij tegenwoordig onder het begrip filosofie zouden verstaan. Het had betrekking op alle aspecten van het menselijk bestaan en was dan ook eerder een manier om in het leven te staan, een levenswijze. Deze levenswijze was bedoeld om mensen gelukkiger te maken door ze te leren hun negatieve emoties te beheersen. Een bijzonder succesvolle methode, die eeuwenlang de belangrijkste filosofie van de antieke wereld is geweest. De laatste jaren worden er in het psychologisch onderzoek steeds meer aanwijzingen gevonden dat de oude stoïcijnen het bij het rechte eind hadden. Hun levensfilosofie kon wel eens daadwerkelijk de beste weg naar een gelukkig en zinvol leven kunnen zijn.

Het doel van Stoïcisme is dan dus niet het uitbannen van alle emoties, maar het tot een minimum terugbrengen van negatieve emoties. Deze filosofie wil u gelukkiger in het leven laten staan, door de uitwerking van emoties zoals verdriet, boosheid, angst en jaloezie terug te dringen. Het is niet persé een eenvoudige filosofie die zich in een paar zinnen laat samenvatten. De stoïcijnen hadden de pretentie een alles omvattend wereldbeeld te hebben. De theorie is dan ook behoorlijk complex, maar dat betekent niet dat u zonder die theorie geen verbetering in uw welbevinden kunt bereiken. Er bestaan een groot aantal eenvoudige praktijken en oefeningen die, zonder allerlei theoretische ballast, onmiddellijk resultaat kunnen opleveren. Hieronder volgen een paar van die eenvoudige tips en oefeningen waarmee u een begin kunt maken om een beetje stoïcijn te worden.

Tip 1 Word een binnenvetter
Internaliseer uw emoties en laat ze niet aan de buitenwereld zien. Wanneer er iets gebeurd waardoor er een emotionele respons bij u wordt opgewekt, probeer dan fysiek zo weinig mogelijk te reageren. Houd uw gezichtsuitdrukking in bedwang, laat niet merken dat u boos of verdrietig wordt. Uit onderzoek blijkt dat ons reptielenbrein, de bron van onze emoties, sterk reageert op de lichaamsgesteldheid. Als je verdrietig bent en je mond in een glimlach dwingt, vermindert dit je verdriet. Als je gespannen bent kun je rustig gaan ademen en je lichaam dwingen zich te ontspannen. Dit geeft je reptielenbrein automatisch het signaal om de negatieve emotie af te zwakken of misschien zelfs te stoppen. Probeer uw reptielenbrein af te leiden. Neurie in gedachten een liedje of herhaal een van te voren ingestudeerde zin.

Tip 2 Spreken is zilver, maar zwijgen is goud
Beperk ook uw verbale reactie. Door mondeling te reageren op een emotionele situatie bevestigt u dat er iets aan de hand is. Klaag niet en vraag niet meteen om hulp, maar probeer een probleem zoveel mogelijk zelf op te lossen. Als u verbaal reageert zien niet alleen de mensen om u heen dat iets u aangrijpt, maar ook uw reptielenbrein wordt bevestigd in zijn overtuiging dat er iets mis is, en doet er dan zelfs nog een schepje boven op. Door weinig te zeggen lokt u ook geen tegenreactie van uw omgeving uit. Een negatieve reactie maakt u alleen maar emotioneler, maar ook een vriendelijke begrijpende reactie is olie op het vuur van uw reptielenbrein. Dat reageert meteen: zie je wel er is toch iets aan de hand. En uw negatieve emoties krijgen een extra impuls.

Tip 3 Stel een zorgenuurtje in
Dit alles betekent niet dat u uw emoties moet onderdrukken. Ervaar ze wel, maar laat ze niet zien. Houd het ondergaan van uw emoties beperkt tot uw innerlijk. Emoties onderdrukken is zinloos. Ze komen gegarandeerd op een ander moment weer terug en dat is altijd een moment dat u het nou net niet kunt gebruiken. Emoties opkroppen en die niet aanpakken, iets waar de bovengenoemde methoden toe zouden kunnen leiden, is bovendien erg ongezond. Neem iedere dag een moment om uw emoties de vrije loop te laten. Zorg dat u alleen bent en niet gestoord kunt worden en laat alle zorgen en emoties van de dag op u afkomen. Zorg dat je een gezonde manier vindt om uw emoties te uiten. Dit kan betekenen dat u in een kussen schreeuwt, uw gevoelens en gedachten opschrijft in een dagboek, of wat voor u maar een geschikte manier is. Beperk het uiten van emoties tot uw zorgenuurtje en stel emoties ook uit tot dit vaste tijdstip. Zeg tegen uw reptielenbrein zodra u een negatieve emotie voelt opkomen: even wachten jij komt straks wel aan de beurt.

Tip 4 Word een realist
Onze negatieve emoties kunnen ervoor zorgen dat we verkeerde beslissingen nemen die ons leven slechter maken. Omdat emoties vaak onlogische reacties zijn op gebeurtenissen, zoekt het Stoïcisme naar oplossingen voor emotionele problemen door logica toe te passen. Misschien klopt uw oordeel dat iets slecht, verdrietig of angstaanjagend is wel helemaal niet. Als u bang bent voor muizen zal dat weliswaar niet zo maar verdwijnen door alleen te denken dat een muis geen enkel gevaar oplevert, maar door dat consequent te blijven volhouden dringt het uiteindelijk toch ook tot uw reptielenbrein door dat er niets aan de hand is. Zodra u merkt dat u negatieve emoties krijgt over iets dat in uw omgeving gebeurt: stop dan even. Denk na. Zal die emotie de situatie oplossen? Ja, als er een neushoorn op u af komt stormen dan is een emotionele reactie zeker op zijn plaats. Maar meestal zal de emotionele reactie weinig uithalen om de situatie te verbeteren. Het gaat om uw daden die de veranderingen teweeg zullen brengen die u wilt zien. Wanneer dingen u emotioneel maken, ga dan op zoek naar wat er zal moeten worden gedaan om het probleem op te lossen en doe dat.

Tip 5 Laat uw vooroordelen varen
Veel van onze emotionele reacties zijn het gevolg van een vaste ingesleten manier van denken en reageren. Een bepaalde situatie leidt dan automatisch tot een negatieve emotionele reactie. U heeft u zelf ongemerkt bepaalde manieren van reageren aangeleerd, maar die manier van denken kan veel negatieve emoties in de hand werken. Vooral wanneer de dingen niet gaan zoals u wilt of als mensen niet doen wat u van ze verwacht of het niet met u eens zijn. Denk na over uw vooroordelen en automatische reacties en over andere manieren om naar die situaties te kijken. Dit zal het makkelijker maken om met de daaraan verbonden emoties om te gaan.

Tip 6 Ervaar het leven door de ogen van de ander
Als een persoon u boos maakt of frustreert, probeer dan het probleem door diens ogen te bekijken. Realiseer u dat we allemaal fouten maken. Mensen doen slechts zelden iets om kwaadaardig te zijn of opzettelijk problemen te veroorzaken. Meestal denken ze dat ze het juiste doen. Probeer te begrijpen waarom ze de fout in zijn gegaan en vergeef ze daarvoor. Ook u bent niet perfect en maakt geregeld fouten. Realiseer u dat en ga verder met het verbeteren van de situatie.

Tip 7 Stimuleer positieve emoties
De mens neigt er van nature naar om zich wat ongelukkig te voelen, ongeacht wat we doen, maar u kunt zich tegen dat gevoel verzetten door de situatie waarin u nu verkeert te waarderen. Vergeet gewoon niet dat de wereld een geweldige plek is, ongeacht hoe slecht de dingen lijken te gaan. Net zo goed als u kunt leren om negatieve emoties te verminderen kunt u ook leren om positieve emoties te stimuleren. Negativiteit en het uitbannen van blije gedachten is voor sommige mensen bijna een gewoonte geworden. Doorbreek die gewoonte en koester uw positieve momenten

Tip 8 Leef in het moment
De mens heeft de neiging om steeds plannen te maken voor de toekomst en zo te vergeten waar hij hier en nu mee bezig is. Sta zo nu en dan even stil en laat de malle molen van het leven en de stroom van uw gedachten even voor wat ze zijn. Door dit regelmatig te doen zult u merken dat u veel meer van het leven geniet. Laat jezelf overstelpt raken door verbazing en verwondering. Geniet van dat wat u op het moment aan het doen bent, terwijl u het aan het doen bent.

Tip 9 Word een zwartkijker
Mensen hebben de neiging om altijd ontevreden te zijn. Hoe goed het ook gaat, we vinden altijd wel iets om ontevreden over te zijn. Stoïcisme probeert uw brein opnieuw te trainen zodat u leert om gelukkiger te zijn met de dingen die u wel hebt. Een onderdeel van leren om gelukkiger te zijn met de dingen die we hebben is leren om geluk te vinden in de wereld om ons heen. Mensen raken snel verveeld als ze iets nieuws hebben, of dat nu een nieuwe auto of een nieuwe partner is. Stel u zo nu en dan eens voor hoe het zou zijn als u al die dingen niet meer zou hebben. Als u geen auto had, geen koelkast en als uw partner zou komen te overlijden. Hoe zou uw leven er dan uitzien? Door daar zo nu en dan bij stil te staan gaat u de dingen die u nu hebt veel meer waarderen. Dit heet negatieve visualisatie. Negatieve visualisatie is een veel gebruikte trainingsmethode en dagelijkse oefening voor Stoïcijnen. Hierbij maakt u zich er een voorstelling van hoe uw leven eruitziet zonder iets dat erg belangrijk voor u is. Deze oefening klinkt als iets waar je erg van streek door kunt raken en is zeker niet leuk om te doen, maar het kan er wel voor zorgen dat u meer geniet van de goede dingen in uw leven, en het zal u leren om te gaan met verlies door u erop voor te bereiden.

Tip 10 Neem afstand
Probeer jezelf los te maken van de situatie. Dit wordt projectieve visualisatie genoemd. Als er iets vervelends gebeurt en u te maken hebt met iets waardoor u van streek raakt, kunt u een stap terug doen en er van een afstandje naar kijken. Het idee hierbij is dat u zich een voorstelling maakt waarbij het vervelende dat u overkomt iemand anders overkomt. Wat voor advies zou u die persoon geven. Wordt de situatie hierdoor anders? Meestal zullen we, als iemand iets vervelends overkomt, diegene vertellen dat we het erg naar voor hem/haar vinden, maar dat dit soort dingen nu eenmaal gebeuren. En dat is de waarheid: er gebeuren dingen waar we geen controle over hebben en je er overmatig zorgen over maken zal de zaken niet verbeteren. Pas deze ideeën toe op uw eigen situatie en wie weet helpt het u om u beter te voelen

Tip 11 Ook dit zal voorbij gaan
Stoïcijnen vechten tegen het gevoel van bestendigheid, tegen het gevoel dat dingen altijd hetzelfde zullen of horen te blijven. Wanneer we gehecht raken aan dingen, mensen of situaties zijn we meer ontvankelijk voor grote emotionele schommelingen op het moment dat we dingen verliezen. De Stoïcijnse filosofie leert ons open te staan voor veranderingen en deze te accepteren, het gevoel van bestendigheid opgevend welke vernietigend kan zijn wanneer we te maken krijgen met verlies. We moeten onthouden dat verandering onlosmakelijk met het leven verbonden is. Wanneer dingen waar we van houden ophouden te bestaan, dan kan dat moeilijk zijn om te accepteren, maar het is wel onvermijdelijk. Wanneer het allemaal tegenzit en het lijkt alsof er nooit een eind aan komt, dan blijft het belangrijk om eraan te denken dat ook dit niet klopt. De wereld is constant in beweging, niets blijft zoals het is.

En als laatste tip: Leer meer over het Stoïcisme. Er zijn veel interessante dingen geschreven over en door stoïcijnen. Beroemde historische figuren als Cicero, Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius waren toegewijde stoïcijnen die uitvoerig over hun overtuiging schreven. Veel van hun werken behoren tot op de dag van vandaag tot de wereldliteratuur. Zoek ze op en lees ze!

maandag 18 april 2016

STOICISME, ZEUS EN DE EVOLUTIETHEORIE

De stoïcijnen dachten dat ze konden bewijzen dat hun filosofie de beste weergave van de werkelijkheid gaf. Ze hadden zich natuurlijk ook op het standpunt van de religies kunnen stellen en simpelweg kunnen zeggen dat het een kwestie van geloof was. Wat in de heilige boeken van Zeno en Chrysippus staat is per definitie waar en moet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Maar als zich zelf respecterende filosofen konden ze er niet om heen om een poging te wagen hun levensfilosofie ook echt te bewijzen. De rivaliserende scholen, zoals de epicuristen, academici en peripatetici, lieten trouwens ook geen gelegenheid voorbij gaan om te proberen om de stoïcijnse redeneringen onderuit te halen. Om serieus genomen te worden moesten ze dus wel met bewijzen komen.

Het is u waarschijnlijk wel opgevallen dat in de stoïcijnse geschriften regelmatig de naam Zeus valt. Dat wekt misschien zelfs de indruk dat het stoïcisme een religieuze filosofie is. Dat is echter maar in zeer beperkte mate het geval. Bij het stoïcijnse bewijs dat hun levensfilosofie de enig juiste is komt Zeus inderdaad regelmatig om de hoek kijken. Dit is echter niet de Zeus die met bliksemschichten vanaf de Olympus de wereld regeert, nee een Zeus die net zo goed Natuur of Noodlot genoemd had kunnen worden. Iets wat trouwens ook vaak gebeurt. Toch zit er weldegelijk een religieus tintje aan deze Zeus. Het mag dan wel geen man met een baard op een bergtop zijn, het is toch een soort universeel bewustzijn. Het waren immers pantheïsten. Voor de antieke stoïcijnen is de natuur dus iets levends en bewusts met een wil en een bedoeling met de wereld.

In hun bewijsvoering stellen de stoïcijnen dat Zeus de mens heeft geschapen met de bedoeling om een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van de geschiedenis van het universum. Zeus is de mens vriendelijk gezind en wil graag dat hij gelukkig is. Hij is echter niet in staat om de mens zo te scheppen dat hij altijd gelukkig is. Om dit toch mogelijk te maken heeft Zeus de mensheid een stukje van zichzelf gegeven: het vermogen tot rationeel nadenken. Door zelf na te denken kunnen mensen een manier van leven ontdekken die het hen mogelijk maakt om onder alle omstandigheden een goed leven te leiden. Een leven dat in overeenstemming met de Natuur is. Dat wil zeggen een leven dat zowel in overeenstemming met de universele natuur van Zeus is als met de specifieke menselijke natuur van het desbetreffende individu. Zo doorredenerend komen de antieke stoïcijnen tot de conclusie dat hun levensfilosofie de beste garantie voor een gelukkig leven is.

Voor een moderne stoïcijn is dit misschien toch een beetje te kort door de bocht. Iemand uit de eenentwintigste eeuw zal niet snel geloven dat een welwillende Zeus aan de bron van het menselijk intellect en handelen staat. Het is waarschijnlijker dat hij zich op de wetenschap baseert dat de mens het resultaat is van een evolutionair proces. Dat betekent dat het menselijk bestaan helemaal geen doel heeft, en dat er dus ook geen enkele reden is om te geloven dat we door in overeenstemming met de bedoeling van de natuur te leven gelukkig zouden worden. Als mens kun je er dan veel beter voor kiezen hedonist te worden en proberen uit ons korte en doorgaans nogal onaangename bestaan toch nog zoveel mogelijk plezier te putten. Ik denk echter dat je ook met gebruikmaking van de hedendaagse wetenschappelijke inzichten tot een conclusie komt die erg dicht bij de stoïcijnse levensfilosofie uitkomt.

De mens is het resultaat van een hele serie evolutionaire ongelukjes. Hierdoor zijn we het kale aapachtige op zijn achterpoten lopende zoogdier geworden dat we nu zijn. We zijn uitgerust met een aantal psychologische eigenaardigheden die bedoeld zijn om onze overlevingskansen te vergroten. Zo hebben we de neiging om onder bepaalde omstandigheden, zoals een aanstormende sabeltandtijger, bang te worden of, onder andere omstandigheden, honger te krijgen. We kunnen pijn voelen om er voor te zorgen dat we voorkomen gewond te raken en we zijn wellustig om seks te hebben en ons te willen voortplanten. Niet omdat Zeus wil dat we al deze onaangename en aangename sensaties kunnen ervaren. Nee alleen omdat dit het voortbestaan van de soort ten goede komt.

Dit soort natuurlijke neigingen hebben we dus niet ontwikkeld om een goed en prettig leven te kunnen leiden, maar om te kunnen overleven en om ons voort te planten. Zonder de neiging om weg te rennen van een hongerige sabeltandtijger zou de menselijke soort immers al gauw zijn uitgestorven. Zo wordt een ongelukkig persoon die er in slaagt om in leven te blijven en zich voort te planten een evolutionair succes, terwijl een gelukkig en blij mens die er voor kiest om geen nageslacht te produceren vanuit een evolutionair standpunt een totale mislukking is.

Onze voorouders die bang waren voor een sabeltandtijger en die zich zorgen maakten of ze de volgende dag nog wel te eten hadden, hadden een evolutionaire voorsprong op hun zorgeloze soortgenoten. De ontevreden voorouder die steeds meer voedsel wilde hebben en die maar bleef zoeken naar een nog betere grot had een grotere kans zijn genen door te geven. De kapitalistische deugd van de hebzucht heeft dan ook een duidelijke evolutionaire oorsprong.

Ook de meer plezierige ervaringen zijn gericht op het doorgeven van ons erfelijk materiaal. Daarom vinden we vet en zoet voedsel zo lekker. In een tijd dat hongersnood de regel was, was het een uitstekend idee om gek te zijn op calorierijke voeding. Als de honger eenmaal gestild is komt seks in beeld als het volgende pleziertje. Als seks ons koud liet, of als we het zelfs onplezierig zouden vinden, zou er van het doorgeven van onze genen niet veel terecht komen. De voorvaderen die een hekel aan seks hadden zijn al lang geleden uitgestorven. We zijn een sociaal dier niet omdat dat gezelliger is, maar omdat we in groepsverband een grotere overlevingskans hebben. Om dezelfde reden houden we van onze naasten en zorgen we voor ze. Tegelijkertijd hebben we een hekel aan buitenstaanders. Dat zijn concurrenten die het schaarse voedsel voor onze neus wegkapen. Ook de populistische vreemdelingenhaat, die tegenwoordig weer zo in de mode is, heeft dus een evolutionaire oorsprong.

We zijn biologisch geprogrammeerd om groepen te vormen. Tegelijkertijd zijn we ook geprogrammeerd om binnen zo’n groep te streven naar een zo hoog mogelijke status. Net als in een groep apen lopen de individuen met de laagste status het risico om uit de groep gestoten te worden. Ze hebben op zijn best toegang tot de restjes en het slechtste voedsel en bij de keuze voor een partner staan ze al helemaal achter in de rij. De voorouders die het fijn vonden om populair te zijn en zich rot voelden als hun sociale status in het nauw kwam hadden een betere toegang tot voedsel en sekspartners. Het zijn dus opnieuw hun genen die we hebben overgeërfd en die nu onze neigingen bepalen.

De antieken dachten dat ons vermogen tot denken en redeneren een gift van Zeus was, die het ons mogelijk maakte een klein beetje god te zijn. Het bovenstaande in ogenschouw nemend kan je er echter niet om heen dat ook onze ratio een evolutionaire oorsprong heeft. Een slimme en handige voorouder die een goede boog kon maken had een betere kans om te overleven en zich voort te planten dan zijn wat sullige en onhandige stamgenoot. Deze prehistorische intellectueel kon ook nog de beste tactiek bedenken om een prooi te vangen. Onze intellectuele vermogens hebben dus niets te maken met een soort transcendentale semi goddelijke neiging die ons de mogelijkheid biedt als een engel of heilige afstand te nemen van het dierlijke deel van ons wezen. In tegendeel zelfs het intellect heeft zich ontwikkeld om slimme plannen te kunnen smeden om onze behoeften aan voedsel, seks en sociale status beter te bevredigen.

Dat de menselijke rationele vermogens een heel wereldse oorsprong hebben betekent echter niet dat ze alleen inzetbaar zijn voor overleving en voortplanting. Ons denkvermogen kan ook ‘misbruikt’ worden en worden ingezet voor heel andere dingen dan waar het oorspronkelijk voor bedoeld is. Neem bijvoorbeeld ons vermogen tot lopen. Heel handig om te overleven. Je kan wegrennen voor een sabeltandtijger of sneller bij een stuk voedsel komen dan de concurrent. Maar je kan dit vermogen ook misbruiken door het te gebruiken om de Mount Everest te beklimmen. Een activiteit die niet bepaald bijdraagt aan je overlevingskansen. Als bergbeklimmer loop je een levensgroot risico van de berg te vallen zodat het je niet zal lukken je genen aan een andere generatie door te geven. Zo kun je dus je denkvermogen ‘misbruiken’ en het aanwenden voor zaken die niets meer te maken hebben met het zo efficiënt mogelijk doorgeven van je genen.

Zo zou u uw denkvermogen kunnen gebruiken om te beslissen dat het misschien verstandiger is om uw natuurlijke drang tot voedselvergaring in te perken en wat minder te eten of om een gelegenheid om seks te hebben voorbij te laten gaan. U zou er zelfs voor kunnen kiezen om celibatair te blijven en zo uw kans op voortplanting tot nul terugbrengen. U kunt uw ratio gebruiken om u zelf bepaalde doelen te stellen en een bepaalde levenswijze op te leggen. U kunt het gebruiken om te beslissen dat veel van de programmering tot overleven en voortplanten helemaal niet in overeenstemming met uw persoonlijke doelstellingen zijn. U kunt bijvoorbeeld tot de conclusie komen dat die programmering u een hoop ellende oplevert die helemaal niet leidt tot een prettig en gelukkig leven.

Het is misschien wel een beetje ironisch dat onze evolutie en de daaruit voortvloeiende genetische programmering tot overleven en voortplanten ons een instrument in handen heeft gegeven dat ons de keuze geeft om tegen die programmering in te gaan. Een programmering die zich de afgelopen eeuwen steeds meer tegen ons welzijn en tegenwoordig zelfs tegen ons overleven lijkt te keren. Het is gek maar ons vermogen om door te denken tegen onze natuurlijke neigingen in te gaan is in deze tijd van klimaatsverandering en uit de hand gelopen consumentisme waarschijnlijk onze enige kans om als soort te overleven.

Als we ons richten op een gelukkig leven en niet alleen op overleven en voortplanten worden zaken als onze sociale status op eens een stuk minder belangrijk. We kunnen beslissen dat het niet perse nodig is om maar steeds meer spullen te verzamelen. Door te denken zult u vanzelf tot de conclusie komen dat na het vervullen van uw verlangen naar de laatste smartphone er algauw weer een nieuw verlangen op komt dagen. We zijn kampioen piekeren, een prima eigenschap als je niet weet waar je volgende maaltijd vandaan gaat komen of waar de volgende sabeltandtijger zich verstopt heeft. Maar in een tijd dat je je daar niet druk over hoeft te maken is het voor een prettig leven verstandiger om je wat minder zorgen te maken door je programmering met je denkvermogen te overrulen. Er zijn tegenwoordig gewoon minder redenen om je terecht zorgen te maken.

Om terug te komen op Zeus en het onderwerp van dit verhaaltje. Volgens de antieken heeft Zeus (of de natuur) ons met een doel geschapen. Hij heeft ons het vermogen gegeven om door rationeel na te denken een gelukkig leven te leiden. De stoïcijnen trekken hieruit de conclusie dat het mogelijk is door het gebruik van bepaalde technieken onaangename emoties te vermijden. Tegenwoordig kan een andere redenering gevolgd worden. Door de evolutie (of de natuur) heeft de mens bepaalde emoties en neigingen gekregen die de kans op overleven en voortplanten vergroten. Dezelfde evolutie heeft ons daarbij ook het vermogen gegeven om door onze ratio te ‘misbruiken’ deze voorprogrammering opzij te zetten. De technieken die de oude stoïcijnen ontwikkeld hebben om minder negatieve emoties te ervaren kunnen nu nog steeds ingezet worden om ons welzijn te verhogen. De redenering is niet heel anders en leidt tot dezelfde conclusie. Namelijk dat de stoïcijnse levensfilosofie nog steeds een heel goede optie is om een goed en prettig leven te leiden.


dinsdag 12 april 2016

INVICTUS


Out of the night that covers me,
Black as the pit from pole to pole,
I thank whatever gods may be
For my unconquerable soul.

In the fell clutch of circumstance
I have not winced nor cried aloud.
Under the bludgeonings of chance
My head is bloody, but unbow'd.

Beyond this place of wrath and tears
Looms but the Horror of the shade,
And yet the menace of the years
Finds and shall find me unafraid.

It matters not how strait the gate,
How charged with punishments the scroll,
I am the master of my fate:
I am the captain of my soul.


Wiliam Henley (1875)

maandag 4 april 2016

STOICISME IN HET KORT

In het oude Athene was het Stoïcisme één van de vier grote filosofische scholen. Naast Plato's Academie, het Lyceum van Aristoteles en de tuin van Epicurus was de Stoa de vierde 'universiteit' van de antieke wereld. De enige universiteit die zijn lessen gratis en in het openbaar aanbood. Een kleine driehonderd jaar na zijn oprichting werd de Stoa polair bij de Romeinen. Aanhangers waren bijvoorbeeld de politicus, filosoof, wetenschapper annex zakenman Seneca, de slaaf Epictetus en de keizer Marcus Aurelius. We kennen het Stoïcisme vooral uit de werken van deze drie auteurs, die van de Oudheid via de Renaissance tot op heden onverminderd populair zijn gebleven.

Het Stoïcisme is een allesomvattende en behoorlijke complexe filosofie die alles omvat van metafysica, logica, fysica, astronomie tot grammatica en retoriek toe. Het werk van deze drie beroemde stoïcijnen richt zich echter vooral op de ethiek. Ethiek leek in die tijd nogal op wat wij tegenwoordig psychotherapie en levenscoaching zouden noemen. Ze geven advies over alles wat nodig is om een prettig, betekenisvol en gelukkig leven te kunnen leiden. De volgende vier centrale ideeën geven, volgens mij, een aardig beeld van de kern van het stoïcisme.

Deugd
Voor de stoïcijnen had deze term niets te maken met netjes en fatsoenlijk, de term stond voor een optimale mentale toestand. Een toestand van geestelijk welbevinden en intellectuele scherpte. Deugdzaamheid of, zoals ik het in een eerdere blog noem, virtuositeit, is het enige wat ons geluk kan garanderen. Dingen als geld, succes en roem zijn misschien wel leuk, maar hebben niets met een gelukkig leven te maken. Er is absoluut niets mis met deze zaken en ze kunnen zeker deel uitmaken van een goed leven, Seneca was zelfs een multimiljardair, maar ze hebben niets te maken met uw geluk. Het obsessioneel nastreven van dit soort zaken is doorgaans zelfs slecht voor uw mentaal welbevinden en leidt alleen maar tot stress en negatieve gevoelens.

Emoties
Volgens de stoïcijnen zijn onze emoties het gevolg van een waardeoordeel. Ze zijn het gevolg van de gedachte dat er iets slechts of goed gebeurd is of op het punt staat om te gebeuren. Veel vervelende en negatieve emoties zijn echter het gevolg van een verkeerde inschatting van de situatie. Maar doordat ze het gevolg zijn van ons eigen oordeel kunnen we er invloed op uit oefenen. Verander uw waardeoordeel en u verandert uw gevoelens. Er wordt altijd gedacht dat een stoïcijn zijn emoties onderdrukt of zelfs het bestaan ervan ontkent. Niets is echter minder waar, een stoïcijn kan een heel emotioneel mens zijn. Hij streeft er echter naar om zo min mogelijk vervelende emoties te voelen. Hij probeert zijn waardeoordelen over dingen en gebeurtenissen zo aan te passen dat hij zo veel mogelijk in een prettige mentale toestand verkeert.

De natuur
Een stoïcijn streeft ernaar in harmonie met de natuur te leven. Dit betekent niet dat hij ieder ochtend een praatje maakt met zijn geraniums of de boom om de hoek knuffelt. Nee hij is zich er sterk van bewust dat wij maar een heel klein onderdeel van een groter geheel vormen. Dat grotere geheel, de natuur, het universum, god of hoe je dat ook wilt noemen, is dan wel weer een organische bewust iets. Geen man met een baard op een wolk, nee dat nou ook weer niet. Maar wel iets met een vorm van bewustzijn en een soort doelgerichtheid. Iets dat veel meer omvattende is dan ons eigen bewustzijn, maar desalniettemin vormt ons eigen bewustzijntje een minuscuul onderdeel van dat veel grotere en totaal andere ultieme, want alles omvattend, geheel. Een geheel waar we geen enkele invloed op kunnen uitoefenen. Het volgt zijn eigen (natuur)wetten  en processen waar de betekenis ons doorgaans van ontgaat en waar we niets aan kunnen veranderen. Voor een stoïcijn is het een troostende gedachte te beseffen dat er veel dingen zijn waar we geen of zo goed als geen invloed op kunnen uitoefen. Dingen die we gewoon moeten accepteren of ze nu leuk zijn of niet. Het leidt alleen maar tot totaal overbodige in zinloze negatieve emoties als je probeert tegen de loop van de dingen in te gaan. En het leven is al moeilijk genoeg zonder dat je achter windmolens aanjaagt.

Controle
Een aandachtig lezer zag het al aankomen. Het volgende en laatste kernpunt ziet op controle. Waar heb je als mens nog controle over als er zoveel dingen zijn die je volgens de stoïcijnen beter aan zich zelf kunt overlaten? Volgens de stoïcijnen hebben we uitsluitend controle over onze waardeoordelen en onze wil. Dat lijkt heel weinig, maar het betekent wel dat ons mentaal welbevinden, met andere woorden ons geluk, iets is waar we wel volledige zeggenschap over hebben. De ellendige toestand van de menselijke staat is grotendeels het gevolg van onze verwarring over de dingen die we controleren en de dingen die onze macht te boven gaan. Doordat we menen invloed te kunnen uitoefenen op de externe wereld raken onze verwachtingen telkens weer gefrustreerd en vallen we telkens weer terug in negatieve emoties. Emoties die we helemaal niet willen voelen en die we als we onze oordelen aanpassen ook helemaal niet hoeven te voelen.

Er valt nog heel veel meer over het Stoïcisme te vertellen en alles wat ik hier in kort bestek aankaart ligt oneindig genuanceerder dan ik het hier voorstel. Toch denk ik dat dit korte stukje een aardig beeld geeft van de manier waarop een stoïcijn tegen de wereld aan kijkt. Een manier van kijken die zoals uit hoe langer hoe meer onderzoek blijkt, de grootste kans biedt om een gelukkig leven te leiden.

donderdag 11 februari 2016

DE ONTWIKKELING VAN HET STOÏSCHE DENKEN



Kalmte en rust een synoniem voor Stoïcisme?
Om het marktplein voor iedere zichzelf respecterende Griekse stad in de Hellenistische rijken stond een zuilengang, naar het voorbeeld van Athene. De zuilengang van Athene was de plek waar Zeno met zijn aanhangers filosofeerde. Die zuilengang heette de Stoa, en dit is dan ook de reden dat de filosofische school waar Zeno de fundamenten van legde zo heet. De Stoa zou vijf eeuwen lang dominant worden in de westerse filosofie: van de Hellenistische tijd tot diep in de Romeinse cultuur. Ze heeft ook een hele ontwikkeling doorgemaakt: van de Oude Stoa, via de Midden-Stoa, naar de Late Stoa.

Het woord ‘stoïcijns’ staat in onze taal voor “onbewogen”. Dit woord is afgeleid van de stoïcijnse filosofie. De stoïcijnse filosofen staan er dan ook om bekend dat ze pleitten voor een onbewogen leven, door het vermijden van al te heftige emoties. Maar zij waren zeker niet de enige filosofen die in de Hellenistische tijd en daarvoor pleitten voor een dergelijke levenswijze. Ook Plato vond dat de geest zich van emoties maar niet zoveel moest aantrekken. Emoties horen volgens hem bij het lichaam. Plato’s leerling Aristoteles pleitte voor een evenwichtig leven: extreme emoties keurt hij daarom af. En ook Epicurus, de filosoof van het genot, pleitte uiteindelijk voor kalmte en soberheid, omdat na wijn de kater komt. Het wantrouwen van heftige emoties was dan ook een kenmerk van de gehele Griekse cultuur. Alleen de hedonist Aristippos, week hiervan af. Kalmte en soberheid zijn dan ook niet door de Stoïcijnen uitgevonden, en het is ook niet waarin de Stoïcijnen zich van andere Griekse filosofen onderscheiden. Maar waarin dan wel? We zullen het zien als we de eerste stoïcijn gaan volgen. De stichter van de Stoa is Zeno. Om hem van zijn eerdere naamgenoot Zeno van Elea, de Zeno van Achilles en de schildpad, te onderscheiden noemen we hem ‘Zeno van Citium’, of simpelweg ‘Zeno de Stoïcijn’.

Zeno van Citium
Zeno komen we tegen in Athene ten tijde van Epicurus, ongeveer 300 jaar voor Christus. Hij wordt omschreven als een lange, dunne, getinte en – weinig verrassend – sobere man. Hij was lichamelijk niet sterk, en was nors, teruggetrokken, kort van stof, en gierig. Desondanks werd hij in Athene alom gewaardeerd als een buitengewoon respectabel burger, en een wijs man. Zeno was zo’n soort persoon waar niets op aan te merken viel. Hebberigheid en arrogantie waren hem volkomen vreemd. Athene was niet zijn geboortestad. Hij was zoals zijn ‘nickname’ al doet vermoeden geboren in Citium, een stad op Cyprus die destijds onder de heerschappij van Athene viel, maar door Feniciërs werd bewoond. Daar werd hij koopman, en begon te varen. Door een schipbreuk belandde hij vervolgens in Athene. In Athene raakte hij zo onder de indruk van de verhalen over Socrates die hij las, dat hij besloot een leraar te zoeken en zijn verdere leven te wijden aan de filosofie. Omdat hij meende dat de Cynici Socrates’ ware erfgenamen waren, omdat ze het meest sober waren, ging hij in de leer bij de cynicus Crates. Van alle filosofen waren de Cynici met hun totale aversie van bezit misschien wel de koningen van de soberheid onder de filosofen toen: ze wezen in ieder geval iedere luxe af.

Crates de Cynicus was gesteld op linzen: eenvoudig voedsel dat voor hem symbool stond voor de eenvoud die de Cynici bepleitten. Hij raadde mensen aan om zich met linzen te voeden: goedkoop en eenvoudig voedsel. Omdat de Cynici nogal van het uitvoeren van stunts als statements waren, had Crates bedacht dat zijn leerling bij wijze van statement maar met grote potten linzensoep moest gaan rondsjouwen. Zeno voelde zich daarbij echter duidelijk opgelaten. De cynicus Crates lachte hem daarop uit. Een echte Cynicus kent geen schaamte. Hij sloeg de pot kapot, waardoor Zeno besmeurd werd met het voedsel. Maar in plaats van de les te begrijpen en om het voorval te lachen, nam Zeno met het schaamrood op de kaken de benen, terwijl de linzen langs zijn kuiten stroomden.

Leven volgens de natuur, dat was voor deze leerling Zeno toch te hoog gegrepen. Aldus het strenge oordeel van Crates. Maar toch is deze uitspraak, ‘leven naar de natuur’, juist hét credo geworden van de Stoïcijnse school, die door Zeno gesticht werd. Alleen verstond Zeno onder het motto ‘leven naar de natuur’ iets totaal anders dan het terugkeren naar een schaamteloze animale staat van de Cynici. Als het gaat om de Natuur, zag Zeno meer in standpunt van de tweehonderd jaar oudere filosoof Heraclitus. Van hem leent Zeno het idee dat onze wereld een continu veranderende wereld is, die zich laat leiden door natuurwetten. Deze natuurwetten vormen volgens Heraclitus de ware aard van de Natuur.

De Hellenistische tijd was een tijd van grote natuurwetenschappelijke vooruitgang, en ook dit beïnvloedde Zeno’s denken. Net als zijn medefilosoof, tijd- en plaatsgenoot Epicurus stelt Zeno dat er niets anders is dan materie. Niet alleen de zichtbare verschijnselen, ook onzichtbare zaken als de ziel en de goden moeten volgens Zeno uit materie zijn opgebouwd. In de theorie die Epicurus aanhing was echter een grote rol toegedicht aan het toeval. De wereld en de atomen, in het Epicurisme is alles wat er is puur het gevolg van toeval. Zeno en zijn volgelingen geloofden daar niet in. Zij geloofden in fundamenteel determinisme. Alles heeft een oorzaak. Alles wat gebeurt, gebeurt noodzakelijk als gevolg van het voorgaande. Alles hangt dan ook samen met elkaar. De wereld zit causaal in elkaar. Wat wij als toeval zien, is volgens de Stoïcijnen geen toeval, maar een verschijnsel met een logische oorzaak, die voor ons verborgen is, zodat we het als toeval ervaren. Uiteindelijk gebeurt alles volgens de wil van de Natuur. En alles wat gebeurt, staat eigenlijk al van tevoren vast. Het hele wereldgebeuren is een vaststaande keten van reacties, en als we alle informatie over het nu hadden, dan konden we de hele geschiedenis en toekomst doorzien.

De logos volgens Zeno
De Stoïcijnen spreken van de natuurwetten als van de wereldrede, de Logos. ‘Logos’ is in de stoïcijnse filosofie dan ook een synoniem voor ‘Natuur’. Volgens de Stoïcijnen zit de Natuur fundamenteel logisch en redelijk in elkaar. Let op het woord redelijk: de Stoïcijnen zagen de Natuurwetten niet alleen als fundamenteel begrijpelijk, maar ook als rechtvaardig. ‘Natuur’ is bij de Stoa ook synoniem voor ‘God’. Bij het woord God hebben veel mensen een bepaalde associatie, die op de stoïcijnse God niet van toepassing is. De Stoïcijnse God lijkt niet op een mens, zoals bij de traditionele Griekse goden. En ook lijkt de stoïcijnse God niet op de christelijke God. De christelijke God staat los van de wereld en oordeelt daarover. De stoïcijnse God heeft de wereld niet geschapen en velt daarover geen oordeel: hij is daaraan gelijk.

De Stoïcijnse God verschilt ook van de God van de Plato. Plato meent dat God ‘het goede’ belichaamt, dat meteen ook gelijk valt met het ware. Daarbij is het Goede en het Ware in de filosofie van Plato een vorm die buiten de fysische wereld staat. De fysische wereld vormt er slechts een projectie van. Ook is de Stoïcijnse God niet gelijk aan de God van Aristoteles, die de uiteindelijke oorzaak is van alles wat is, datgene waar alles naartoe streeft, de zogenaamde ‘onbewogen beweger’.

Voor de Stoïcijnen is ook het slechte en het bedrog deel van de Godheid: alles valt ermee samen. De Stoïcijnse God staat daarbij niet naast het universum als een soort richtingaanwijzer. De God van de Stoïcijnen is niets meer en niets minder dan het hele universum. Iedereen en alles wat er is maakt volgens de Stoa deel uit van één samenhangend Goddelijk wezen. We noemen dit pantheïsme.

De wereld luistert naar natuurwetten, en de natuurwetten zijn volgens de Stoïcijnen fundamenteel redelijk. God is dus niet alleen alomvattend, het is ook een redelijk wezen. Om dit te benadrukken wordt deze God dan ook wel aangeduid met de term ‘Logos’. De drie termen ‘Natuur’, ‘Logos’ en ‘God’ worden door de Stoïcijnen door elkaar gebruikt, om verschillende aspecten van hetzelfde aan te duiden. Als een Stoïcijn het heeft over fysica, dan ligt het woord Natuur voor de hand. Heeft hij het over de logica, dan is het logisch om het woord Logos te gebruiken. Gaat het over ethiek, dan is het woord God gepast. Zeno deelde de filosofie dan ook in deze drie gebieden in: fysica, logica en ethiek, en zijn volgelingen namen die indeling over. Maar voor de beantwoording van de vragen binnen die drie disciplines verwijzen ze dus naar steeds hetzelfde uitgangspunt: God, de Logos en de Natuur zijn voor de Stoïcijn hetzelfde.

Zeno als asceet
Zeno was een asceet. Net als de Cynici leefde hij sober. Maar hij verschilde met de Cynici door zijn serieuze en minder provocatieve, meer conformistische karakter. Hij hield er niet van de aandacht te trekken, en ook hield hij er niet van zich te omgeven met veel mensen. Hij lijkt in veel opzichten op een Epicurist. Maar op theoretische gronden verschilt hij daar sterk mee. Het verwerpen van het geloof in toeval is fundamenteel voor het Stoïcijnse deterministische geloof. Deze verwerping staat aan de basis van de Stoïcijnse overtuiging van de fundamentele verbondenheid van de mens met de wereld – een verbondenheid die bij Epicurus helemaal niet voorkomt, alleen bij zijn filosofie van de vriendschap zien we hem terug als vreemde eend in de bijt. Over het algemeen onderstreept Epicurus juist het fundamentele toeval en de fundamentele nutteloosheid van alles. Bij Epicurus is iedereen feitelijk een losgeslagen deeltje, vrij van alles.

De Stoïcijnen konden daar zoals we zagen niet radicaler van afwijken dan dat ze deden. Voor hen bestaat er geen toeval, integendeel, alles hangt met elkaar samen via strikt determinisme. Alles wat gebeurt, heeft invloed op ons leven, en ons leven heeft invloed op alles wat gebeurt. Haal één radar uit het systeem weg, en het systeem is niet meer hetzelfde. Wij als mensen zijn zo onlosmakelijk verbonden met de hele Kosmos. Een Kosmos die bovendien naar redelijke wetten luistert. Het is volgens Zeno dan ook allerminst toevallig dat wij mensen begiftigd zijn met de capaciteit die logische rede te begrijpen. We zijn er immers deel van. Zodoende hebben wij mensen het vermogen om de natuurwetten te doorgronden en ons daarnaar te richten. De menselijke logica is volgens de Stoïcijnen dan ook een natuurgegeven. Daarmee leren wij de oorzaak-gevolg-ordening van de wereld begrijpen.

Er is ook een moreel verschil tussen Epicurus en de Stoa. Epicurus stelde het genot als uiteindelijke maatstaf. Maar Epicurus laat zich hier volgens de Stoïcijnen afleiden van de werkelijke zin van ons bestaan. Het is niet zo dat Stoïcijnen zich afwendden van alle genot, wat soms gedacht wordt, maar door zich te richten op genot, laat men zich volgens hen maar afleiden van waar het werkelijk om gaat. Genot is maar tijdelijk. Werkelijk geluk valt volgens de Stoa alleen maar te bereiken als we ons richten op de wetten van de Natuur. Een wijze vecht volgens de Stoïcijnen niet tegen de gebeurtenissen. Hij beseft dat iedere gebeurtenis plaatsvindt omdat het moet gebeuren, volgens de wet van de Natuur. En hij beseft dat het aanvaarden van de Natuur zoals zij is, de enige manier is om gelukkig te worden. Dit is de kern van de stoïcijnse filosofie.

Zeno’s leerling Cleanthes zette de school, die ‘de Stoa’ genoemd werd, voort. Hij voegde er niet veel nieuwe dingen aan toe. Zijn leerling Chrysippos echter schreef meer dan honderd boeken, en is uiteindelijk de geschiedenis ingegaan als degene die het Stoïcisme verder vorm gaf. Hij is daarmee samen met Zeno de belangrijkste filosoof van de vroege Stoa. Hoe gaven zijn volgelingen die Stoïcijnse filosofie praktisch handen en voeten?

Negatieve emoties in de beklaagdenbank
De Stoïcijnen wordt soms emotieloosheid verweten, maar er is geen Stoïcijn die dingen als blijdschap en zelfs genot fundamenteel zou veroordelen. De strijd van de Stoïcijnen betreft vooral die tegen de negatieve emoties. Maar wat is een negatieve emotie? Volgens Chrysippos berusten negatieve emoties op fouten in onze redeneringen. Iemand ziet dat iets gebeurt, en is daar niet tevreden mee. Hij zegt dus eigenlijk dat het anders had moeten zijn. Volgens de Stoïcijnen kunnen wij die negatieve emoties tegengaan door na te gaan hoe de dingen ontstaan zijn. Dan zien we dat dat wat gebeurt een noodzakelijk iets is. En over een noodzakelijk iets kan men volgens Chrysippos onmogelijk boos of kwaad zijn. Als wij kortom kennis hebben van wat staat te gebeuren, zijn we onze negatieve emoties de baas.

Dit klinkt allemaal nogal abstract, daarom een voorbeeld. Stel dat ik zit te wachten op een vriendin met wie ik om acht uur heb afgesproken. Het is half negen en dan word ik Nederlander zijnde natuurlijk al ongeduldig. Om negen uur ben ik narrig, en om half tien ben ik zelfs kwaad. Om tien uur gaat mijn telefoon met haar nummer en zwaar geïrriteerd neem ik op… waarna mij wordt meegedeeld dat mijn vriendin op weg naar mij is omgekomen in een auto-ongeluk. Welke emoties mij dan ook bespelen, mijn kwaadheid – een negatieve emotie – is in één klap verdwenen. Het enige wat ik dus nodig had om mijn kwaadheid weg te krijgen was kennelijk meer informatie. En zo geldt dat voor iedere negatieve emotie.

De wijze of de dwaas er is geen middenweg
De vroege Stoïcijnen waren zeer streng in de leer. Zij stelden dat er eigenlijk maar twee soorten mensen zijn: de wijze en de dwaas. Dit is een zwart-wit onderscheid: er is geen verschil tussen een beetje dwalen en volkomen dwaas zijn. Iedereen die dwaalt is even slecht af. Chrysippos verduidelijkte dit met de volgende metafoor: als een mens tien centimeter onder water ligt of tien meter, dat maakt niets uit – verzuipen doet hij in beide gevallen toch.

Terug naar mijn voorbeeld: de kritische lezer heeft natuurlijk opgemerkt dat ik misschien wel van mij woede, maar nog niet van al mijn negatieve emoties af ben. Integendeel. Ik heb extra kennis gekregen en daardoor is mijn kwaadheid weliswaar verdwenen, maar nu heb ik verdriet. Maar dit verdriet is er echter omdat ik niet accepteer dat het overlijden van mijn vriendin kennelijk een noodzakelijk gebeuren was. Ik zie het als een rampzalige toevalligheid en daarom ben ik nog steeds ongelukkig. Ik zal pas ‘genezen’ als ik alles accepteer zoals het is, het hele wereldgebeuren, en niet slechts een deel ervan. Dit klinkt natuurlijk als een machtige strijd, en geen van de vroege Stoïcijnen heeft dan ook van zichzelf aangegeven dat hij de staat van de absolute wijsheid en daarmee het geluk bereikt had. Maar toch was dit voor de Stoïcijnen geen reden om bij de pakken neer te zitten. Als negatieve emoties berusten op een gebrek aan kennis, stelden zij, dan is de beste strategie om gelukkig te worden: het vergaren van kennis.

En over het vergaren van kennis waren de Stoïcijnen gelukkig voor hen een stuk optimistischer. Volgens de Stoïcijnen is de wereld zoals we zagen fundamenteel logisch. Omdat de mens een deel van de wereld is, zo redeneerden de Stoïcijnen, moet ook de mens fundamenteel doordrongen zijn met dezelfde rede. Dit gelukkige verschijnsel betekent dat hij met behulp van zijn rede dan ook in staat is fundamentele kennis van de wereld te verkrijgen. De vroege Stoïcijnen richtten zich daarom op de wetenschap, en op de logica. Maar in het soort logica dat zij toepasten verschilden zij fundamenteel van insteek met eerdere filosofische scholen die zich daarmee bezig hielden.

Naar een nieuwe logica
Eerder waren de Platoonse Academie en vooral het Lyceum van Aristoteles dé autoriteiten op het gebied van wetenschapsfilosofie en logica. Wat die beide scholen bindt, is dat zij geïnspireerd door hun voorganger Parmenides naar de essentie der dingen zochten, naar een onveranderlijke waarheid achter de veranderlijke verschijnselen. Plato deed dat door te vertrouwen op de ratio. Aristoteles vertrouwde meer op de waarneming. Daarin zit tussen die twee filosofen trouwens het grote verschil. Maar beide waren zij typische dualisten: er staat volgens hen een onveranderlijke geestelijke wereld achter de wereld van de materiële verschijnselen. En die onveranderlijke wereld van essenties proberen zij met hun filosofie te ontmaskeren.

Het klassieke en overbekende voorbeeld van de Aristotelische logica is: ‘Als Socrates een mens is, dan weten we dat hij sterfelijk is, want mensen zijn sterfelijk’. Met dit voorbeeld zien we perfect hoe Aristoteles probeert door middel van logica de essentie van zaken te begrijpen. Deze logica is gericht op classificeren: ze richt zich op de relatie tussen het algemene (de mens) en het bijzondere (Socrates). Daarmee beschrijft zij het wezen der dingen, de essentie van de verschijnselen. De Stoïcijnen hadden echter hele andere uitgangspunten. Zij waren niet zozeer geïnspireerd door Parmenides, maar door diens tijdgenoot Heraclitus. En volgens Heraclitus is het kenmerk van de verschijnselen juist dat ze veranderlijk zijn. De Stoïcijnen richtten zich daarom niet op het Zijn, maar op het Worden. Zij zochten niet naar de onveranderlijke kenmerken van de dingen, maar naar de logica achter de samenhang van gebeurtenissen. En daarom ontwikkelden de Stoïcijnen een eigen vorm van logica: de propositielogica.

De propositielogica vertaalt oorzaak-gevolg relaties naar als-dan relaties tussen simpele uitspraken: Als dit wel of niet gebeurt, dan gebeurt dat wel… of juist niet. Alles valt volgens de Stoïcijnen terug te voeren op als-dan relaties. Door de keten van oorzakelijke reacties in kaart te brengen probeert de propositielogica van de Stoïcijnen de natuurlijke gang van zaken te begrijpen. Want begrip van de samenhang der dingen leidt volgens de vroege Stoïcijnen vanzelf tot acceptatie van het zijnde. Wie alles weet, kan vrede vinden met het bestaan.

Het Stoïcisme ontdekt de psychologie
Misschien dat een aantal lezers zal vinden dat de vroege Stoïcijnen met hun 1-2-3’tje van negatieve emoties naar kennis een belangrijke stap in het emotionele proces overslaan. Ze zullen vinden dat het één ding is om alles te kennen, maar dat dit nog niet hetzelfde is als alles zomaar accepteren. Kennen en accepteren zijn voor veel van ons twee totaal verschillende dingen. Terug naar ons eerdere voorbeeld: ook al kon ik de dood van mijn vriendin al jaren voorspellen en is het voor mij een volkomen logisch gevolg van eerdere gebeurtenissen dat zij sterft, dan nog kan ik er toch wel verdrietig om zijn? Dit is een onderscheid dat in de vroege Stoa nog geen rol speelt. De Stoa valt uiteen in de vroege Stoa, die wij zojuist bekeken, de midden-Stoa en de late Stoa. Voor de vroege Stoïcijnen vallen kennis en acceptatie daadwerkelijk samen. Daarbij maakten zij zich sterk voor de veronderstelling dat de menselijke kennis onfeilbaar is.

Maar ook de sprong van de logische wereld naar een brein dat die fundamentele logica ook snapt is natuurlijk wat al te snel gemaakt. Soms bleek de Stoïcijnse filosofie met zijn weinig kritische blik tegenover het menselijk denken dan ook vatbaar voor zeker door onze ogen dubieuze methoden van kennisvergaring, zoals waarzeggerij. In de midden-Stoa waren er echter denkers als Posidonius, die beïnvloed door met name Plato rekening hielden met het mogelijk falen van het brein, en daarmee aandacht gaven aan psychologische aspecten. De midden-Stoa kenmerkt zich doordat de Stoïcijnse denkers de Stoïcijnse denkbeelden vermengden met uitgangspunten uit andere filosofieën, zoals bijvoorbeeld dus het Platonisme. Dit waren Griekse denkers die in Rome leefden, en de Stoa feitelijk geschikt maakten voor het Romeinse denken.

Uit de midden-Stoa ontwikkelt zich vervolgens de filosofie van de late Stoa, die haar bloei had in de eerste periode van het Romeinse keizerrijk. Dit waren Romeinse denkers die helemaal niet zoveel hadden met het starre kennisdenken van de vroege Stoïcijnen. Zij richtten zich juist op dat moeizame proces van de acceptatie. Waar hun voorgangers als Chrysippos en ook Posidonius zich vooral richtten op de wetenschap en de logica, richtten zij zich op de emoties zelf. De Stoa wordt daarbij een soort meditatieve oefening in het leren-accepteren van de dingen zoals ze zijn.

God speelt niet met dobbelstenen
Vroege Stoa of late Stoa, het gaat er in de Stoïcijnse filosofie uiteindelijk om vrede te vinden met een volkomen deterministisch wereldbeeld. Die deterministische wereld is voor een Stoïcijn een gegeven. We kunnen echter bedenken dat de meeste andere filosofen die we in deze serie zagen hier met hun relativisme hun vraagtekens bij zetten, en dat deden ze dan ook. De Epicuristen, tijdgenoten van de Stoïcijnen, verschilde op dit punt zoals we zagen fundamenteel van de Stoïcijnen, omdat hij nu juist uitgaat van het fundamentele toeval.

Het is een interessante vraag om nog eens bij stil te staan: Is de wereld een gesloten geheel van samenhangende gebeurtenissen die simpelweg moeten gebeuren, of is er, hoeveel samenhang we ook kunnen ontdekken, ondertussen nog altijd sprake van meerdere mogelijkheden, van toeval? Deze tegenstelling komt in de moderne tijd terug in de discussie tussen de natuurkundigen Einstein en Bohr. Zoals veel natuurkundigen was Einstein op zoek naar de fundamentele wereldwetten. Zijn relativiteitstheorie, hoe moeilijk ook, is een deterministische theorie. Einstein zocht naar een fundamentele code achter de verschijnselen. Maar tijdens Einstein zijn leven had ook de kwantummechanica zijn opkomst. Deze wetenschap gaat juist uit van de onvoorspelbaarheid van materie, en stelt wetten op die uitgaan van kansberekening.

De natuurkundige Niels Bohr, een belangrijke denker van de kwantummechanica, stelde daarbij dat deze onvoorspelbaarheid niet zozeer een kenmerk was van zijn manier van natuurkunde bedrijven, maar dat dit toeval een fundamenteel kenmerk van de wereld moest zijn. Dit ging Einstein echter te ver. ‘Ik ben ervan overtuigd dat God niet met dobbelstenen speelt’, was de beroemde beeldspraak die hij hiertegen vaak als verweer gebruikte. Hiermee verwees Einstein niet naar de christelijke of Joodse God (wat soms gedacht wordt), maar naar een wereldwet die hij veronderstelde, zoals die ook voor hem verondersteld werd door de Stoïcijnen. De wereld als een logisch te begrijpen geheel.

Wie heeft gelijk? Uiteindelijk weten we het niet. Het is Einstein aan te prijzen dat hij door de manier waarop hij zijn stelling naar voren bracht gelijk onderstreepte dat zijn overtuiging uiteindelijk een geloof is, en geen kennis. Toeval of determinisme, er is geen bewijs voor. Het determinisme heeft ons veel kennis gebracht, misschien dan wel geen fundamentele kennis, maar dan toch wel veel praktische kennis, en van de verlichting tot in de twintigste eeuw was het mechanisch determinisme dan ook het overheersende wereldbeeld. Maar met de kwantummechanica lijkt de stand weer 1-1.