U zult wel denken, waarde lezer, die stoïcijnen moeten zich ook overal
mee bemoeien. Nu hebben ze zelfs iets te zeggen over een traditioneel
Nederlands kinderfeest. Waar bemoeien ze zich mee. Niet te snel, misschien
heeft de oude Seneca toch nog wat zinnigs te vertellen over deze avond van
surprises en gedichten. In de tijd van Seneca bestond er natuurlijk nog
helemaal niet zoiets als Nederland, en Sinterklaas moest nog geboren worden. Maar
over het geven van cadeautjes had deze oude Romein toch een paar interessante
dingen te zeggen. Seneca’s belangstelling was heel breed. Hij was een echte ‘homo
universalis’ die zijn lezers telkens weer voor verrassingen wist te stellen. Dat is ook het geval in een vergeten boek,
waarvoor ik op deze pakjesavond de aandacht wil vragen. Het betreft Seneca’s
boek ‘De Beneficiis’ (oftewel ‘over
cadeautjes’).
U denkt misschien dat
het een beetje kinderachtig is om als gerenommeerd filosoof een boek over
cadeautjes te schrijven, maar toch is het één van Seneca’s dikste boeken. In
dit omvangrijke boek (zeven ‘delen’ in totaal ruim 250 pagina’s) behandelt
Seneca in feite maar één onderwerp: het geven en aanvaarden van cadeaus, in
materiële en niet-materiële zin. Hoe en wanneer moet je cadeaus geven? En aan
wie? Wat mag je redelijkerwijze terug verwachten? En als je een cadeautje
krijgt, wat staat je dan te doen? Achteloos incasseren? Of meteen iets terug
schenken? Past de ontvanger blijvende dank, of verdwijnt het debet zodra er een
tegengunst is verleend?
Het zijn vragen die ook
in onze tijd relevant zijn, maar geen al te gedetailleerde behandeling lijken
te vragen. In een paar bladzijden moet daarover toch iets verstandigs te zeggen
zijn, zeker voor een filosoof als Seneca, die de grote vragen niet schuwt en
graag snel tot de kern van de dingen komt. Waarom pakt hij hier dan uit met een
compleet boek? Dat suggereert minstens dat het voor hem om iets belangrijks gaat,
dat veel extra aandacht behoeft. Als we Seneca als auteur en denker ook maar
enigszins serieus nemen, is het de moeite waard om uw aanvankelijke aarzelingen
ten aanzien van ‘Over cadeautjes’ (De beneficiis) even opzij te zetten en een
frisse blik op het werk te werpen. Er valt zeker iets uit te leren over het
denken in het antieke Rome, en misschien ook wel over onze eigen tijd.
Heel het systeem van
weldaden verlenen, ontvangen en beantwoorden blijkt een fundamenteel principe
dat als een soort onderliggend patroon de Romeinse samenleving bepaalt. We
weten ook uit andere bronnen hoezeer het sociale leven in Rome aan elkaar hing
van ‘diensten en wederdiensten’. Men kan hier denken aan het Romeinse systeem
van patronage: patroons die afhankelijke gunstelingen beschermden en van
voedsel en banen voorzagen in ruil voor tegenprestaties, zoals het bekende
‘begroetingsritueel’ (salutatio) in de ochtend, of steun bij
verkiezingen. Zo riep de ene dienst de andere op. Het fundamenteel belang van
dit soort cadeautjes in Rome blijkt uit de welbekende, kernachtige verwoording
van het principe: ‘do ut des’, ik geef opdat jij geeft’.
Maar het is
veelzeggend dat Seneca dit gewone Romeinse ‘do ut des’ helemaal niet
onderschrijft, en het zelfs nadrukkelijk verwerpt. Je moet geen cadeaus geven
omdat je daar zelf beter van hoopt te worden. Nee, een gunst geef je zonder
bijgedachten, enkel en alleen omdat het een mooie, plezierige handeling is. In
zijn visie moet het geven en ontvangen dus vrij zijn van direct nut en
eigenbelang. De banden die door gunsten ontstaan gaan dieper en zijn hechter:
in feite brengen de continue ketens van weldaden een nauwe sociale cohesie tot
stand, waardoor de mensheid een geheel blijft. Seneca tilt hiermee het denken
over cadeaus, dankbaarheid en gunsten naar een hoger, geestelijk verheffender
niveau. Zijn concrete Romeinse invulling is uiteraard tijdgebonden, maar wij
kunnen ons minstens de vraag stellen in hoeverre dit alles ook op de Westerse
samenleving van de 21e eeuw van toepassing is.
Wat krijg je
eigenlijk, wat ben je verschuldigd wanneer jou een weldaad wordt bewezen?
Seneca’s antwoord is paradoxaal maar helder: de goede intentie van de ander. Of
je nu geld of goederen krijgt of gered wordt in de nood, er komt niet iets
materieels of een bepaalde handeling op je debet, de eigenlijke weldaad die je
krijgt bestaat in de positieve gezindheid van waaruit de ander jou de goede
gunst bewees. En wat is een weldaad dus? Het is ‘een handeling van welwillendheid,
waarin men vreugde schenkt en door het geven ook ervaart, een handeling die van
harte en spontaan is.’. Wie iets groots of kostbaars geeft om andere redenen,
bijvoorbeeld om zichzelf geweldig te voelen, is dus geen echte gever en gaat
misschien zelfs in de fout.
Als je geeft, wat moet
je dan geven? Ook hier heeft Seneca een mooie formule. ‘Allereerst moeten we
essentiële dingen geven, vervolgens nuttige zaken, en dan aangename dingen,
vooral als ze blijvend zijn.’ Nadere onderverdelingen en fijnere gradaties zijn
uiteraard mogelijk: iemand het leven redden is volgens Seneca’s filosofie iets
groters dan hem de vrijheid schenken, wat op zichzelf dan weer hoger staat dan
diens vrouw of kinderen beschermen. Verder speelt bij het geven de sociale tact
een rol: een alcoholist geef je geen mooie fles sterke drank, een gokverslaafde
geen ticket voor het casino, en je moet natuurlijk ook geen gaven in het wilde
weg rondstrooien maar gericht geven. Niet verkwisten, maar ook niet onnodig schriel
zijn. Kortom, je moet rekening houden met tijd, plaats, persoon en
omstandigheden.
Het zijn voor ons
gevoel nogal open deuren, maar in het Rome van Seneca waren ze dat
klaarblijkelijk nog lang niet. Achter Seneca’s tirades tegen verkeerde vormen van
geven zien we een beeld oprijzen van puissant rijke dikdoeners en patsers, maar
ook van miljonairs die voor hun sociale plichten weglopen en geen cent
weggeven. Het is sowieso opvallend dat Seneca vooral de kant van de gever
belicht. De stap naar zijn eigen biografie is ook hier niet moeilijk te maken.
Seneca was namelijk zelf zo’n schatrijke Romein: hij staat te boek als een van
de meest vermogende en vrijgevende mannen van zijn tijd. De problemen van geven
(inclusief ondankbare reacties) zal hij dus in sterke mate persoonlijk ervaren
hebben. We kunnen uit zijn opmerkingen minstens opmaken dat hij zelf in het
gebruik van zijn rijkdommen een goede, verantwoorde middenkoers wilde varen.
Irrelevant lijken mij
Seneca’s gedachten zeker niet. Wij spreken misschien heel eigentijds in termen
van ‘netwerken’ en ‘relatiebeheer’, maar liggen hier niet dezelfde valkuilen op
de loer die Seneca signaleert? Als ik een kennis een dienst bewijs, wil ik dan
meteen iets terugkrijgen? Kan ik nooit eens zomaar iets voor een ander doen?
Als mijn hartelijkheid berekenend is, kan ik het dan wel iets moois en goeds
noemen? En omgekeerd, als iemand iets bijzonders voor mij gedaan krijgt, schept
dat dan andere directe verplichtingen dan mijn ruiterlijke erkentelijkheid? Is
het vreemd als ik het gebaar gewoon enthousiast aanvaard? Wat verwacht de ander
eigenlijk terug?
Zo bezien lijken de
vragen van ’De Beneficiis’ nog onverminderd actueel. Seneca is er niet op uit
een catalogus te geven van juiste giften en passende dankbewijzen, op lijsten
of tabellen waaruit we ons debet en credit af kunnen lezen, al zouden veel
lezers dat misschien best willen. Nee, hij wil algemene raad geven voor
werkelijk goed, moreel hoogstaand omgaan met weldaden, zowel door de gever als
de ontvanger. Hij wil achterhalen hoe de samenleving in elkaar zit. Of
idealiter zou moeten zitten. Achter deze nobele filosofische houding zien we
steeds ook weer de concrete Romeinse mens Seneca. We hebben geen complete
biografie van hem, maar juist uit zijn abstracte, universeel geldige teksten
rijst ook een steeds duidelijker beeld van zijn persoon. Hij is een machtige Romein,
een multimiljonair, een drammerige betweter en verheerlijker van de goede oude
tijd, zeker, maar ook een fijnzinnig denker, een voorzichtig taster naar de
waarheid, en een gedreven leraar die zijn lezers serieus iets goeds wil
bijbrengen waar zij in hun eigen leven iets mee kunnen. Een idealist, eigenlijk.
Je kunt het in de oudheid slechter treffen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten