zaterdag 31 juli 2021

5.4 De biochemie van uw emoties

 

In de vorige paragraaf heeft u gelezen dat uw emoties een evolutionaire oorsprong hebben en dat ze een belangrijke rol speelden bij uw overleven. Die voor een jager-verzamelaar essentiële gevoelens zijn in de moderne tijd vaak een last geworden. Zonder duidelijke en rationele rede voelt u zich op het ene moment vrolijk of zelfs uitgelaten, maar op een ander moment ronduit rot. Uw humeur fluctueert nogal en dat is eigenlijk helemaal niet zo bijzonder. De meeste mensen schieten in een oogwenk van vrolijk en opgewekt naar chagrijnig of kwaad. Stoïcijnen willen echter graag dat u zich stabiel goed en prettig voelt. Om te weten hoe ze dat voor elkaar willen krijgen is het goed om eerst eens te kijken wat al die fluctuerende gevoelens nu eigenlijk zijn.

Biologen leggen, zoals we zagen, een verband tussen onze emoties en genetische factoren. Maar dat zegt nog niets over wat emoties nu eigenlijk zijn. Volgens diezelfde biologen is onze emotionele en mentale toestand het gevolg van door de evolutie gevormde biochemische processen. Het zijn in hun ogen niet bepaalde externe factoren die bepalen hoe we ons voelen. Nee onze gemoedstoestand is het resultaat van de werking van hormonen en neurotransmitters als dopamine, serotonine en oxytocine. U wordt niet gelukkig van het vinden van uw grote liefde, het winnen van de loterij of het verkrijgen van die belangrijke order. U wordt alleen gelukkig van door bepaalde stofjes opgewekte aangename gevoelens in uw lichaam. U voelt u gelukkig door een storm van elektrische stroompjes die door uw hersenen heen en weer flitsen en door allerlei hormonen die daardoor in uw bloedbaan worden losgelaten.

Emoties zijn dan ook lichamelijk, het zijn veranderingen in uw lichamelijke toestand. Als u emoties hebt ervaart u dingen als hartkloppingen, rillingen, buikpijn, of u wordt duizelig, loopt rood aan, krijgt knikkend knieën, voelt vlinders in uw buik. Kortom emoties gaan gepaard met een heel scala aan meer of minder aangename en onaangename lichamelijke sensaties. Deze aandoeningen zijn het gevolg van die hormonen en neurotransmitters. Hormonen en neurotransmitters zijn chemische stofjes die allerlei lichamelijke processen in werking zetten en besturen. Ze zijn het biochemische equivalent van uw emoties.

Zo is adrenaline een stresshormoon dat vrijkomt in levensbedreigende situaties en het lichaam in staat van paraatheid brengt om te vechten of vluchten. U krijgt een versnelde ademhaling, verhoogde hartslag en bloeddruk, verwijdde pupillen en u bent extra alert. Het gaat gepaard met emoties als woede en angst. Cortisol is ook een stresshormoon, maar dan één dat vrijkomt in spannende maar niet direct levensbedreigende situaties. Het gaat om het soort spanning dat u voelt bij een sollicitatiegesprek of bij het betreden van een nogal wilde kermisattractie. Het gaat gepaard met emoties als irritatie, nervositeit en prikkelbaarheid. Dopamine komt onder prettigere omstandigheden om de hoek kijken, het wordt ook wel het gelukshormoon genoemd. Het geeft een goed gevoel en komt bijvoorbeeld vrij bij het luisteren naar muziek, sport en bij een orgasme. Het leidt tot gevoelens van blijdschap, genot en verlangen, maar het kan ook tot obsessies en verslaving leiden. Endorfine is een verzachtend hormoon. Het stilt pijn na zware lichamelijke inspanning en geeft gevoelens van plezier en vrolijkheid. Een ander bekend hormoon is oxytocine, ook wel het knuffelhormoon genoemd. Het komt vrij bij sociaal contact en bij dingen als knuffelen, verzorgen en seks. Het leidt tot gevoelens van liefde en vertrouwen, maar ook tot jaloezie en liefdesverdriet. Serotonine is een neurotransmitter die gevoelens van trots en zelfvertrouwen opwekt en het bekende testosteron is één van de chemische verbindingen die voor uw geslachtsdrift zorgt.

Dit is nog maar een deel van de bekende hormonen en neurotransmitters die verantwoordelijk zijn voor uw emoties. Bovendien ligt het allemaal nog een stuk complexer dan dit overzichtje lijkt te suggereren. De verschillende stoffen werken op elkaar in en verschillende combinaties en concentraties leveren allemaal ook weer verschillende emotionele toestanden op. Emotionele toestanden die van cruciaal belang zijn voor uw leven en overleven als mens. Ze zorgen ervoor dat uw lichaam adequaat reageert op prikkels uit de buitenwereld. Het zou best kunnen dat ze uw leven al een paar keer gered hebben. Ze bepalen voor een belangrijk deel wat u doet en hoe u zich voelt. Zonder een flinke adrenaline stoot was u misschien niet op tijd opzij gesprongen voor die aanstormende vrachtwagen, en zonder een flinke stoot oxytocine was u waarschijnlijk nooit verliefd geraakt op uw huidige partner.

 

zaterdag 24 juli 2021

5.3 Zeus en de evolutietheorie

Emoties worden vaak gezien als iets menselijks en zijn dat natuurlijk ook. Ieder mens wordt immers wel eens boos, blij of verliefd. Het hoort bij het leven en geeft er sjeu aan. De stoïcijnen denken daar toch ietsje anders over, volgens hen dragen emoties niet bij aan een gelukkig leven. Ze brengen de mens in de war en leiden hem juist weg van het geluk. Een emotie is volgens de stoïcijnen een verkeerd oordeel over een bepaalde situatie of een bepaald ding. Wie zich door zijn emoties laat leiden, hecht een irrationele waarde aan zaken die eigenlijk onbelangrijk zijn.

Ja waarde lezer, ik kan me voorstellen dat dat allemaal niet al te vrolijk en aantrekkelijk klinkt. Emoties als liefde, vreugde, lust maar ook angst en spanning geven tenslotte kleur aan het leven. Een emotieloos leven zoals de stoïcijnen lijken aan te prijzen moet haast wel saai en kleurloos zijn. Als het al mogelijk zou zijn om alle emoties te verdringen, dan wordt het leven er zonder emoties in elk geval niet leuker op. Emoties zoals wij die kennen zijn echter niet hetzelfde als de emoties waar de Stoa het over heeft. De Stoa heeft een heel eigen emotieleer die nogal afwijkt van wat tegenwoordig gebruikelijk is. Hieronder zullen we zien dat de stoïcijnen helemaal niet zulke emotieloze robots zijn als vaak wordt beweert. Voor het zover is gaan we eerst nog even bij Zeus en Darwin op bezoek.

De stoïcijnen dachten dat ze konden bewijzen dat hun filosofie en hun ideeën over emoties de beste weergave van de werkelijkheid gaf. Ze hadden zich natuurlijk ook op het standpunt van de religies kunnen stellen en simpelweg kunnen zeggen dat het een kwestie van geloof was. Wat in de heilige boeken van Zeno en Chrysippus staat is per definitie waar en moet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Iedereen die zich daar niet aan houdt gaat op de brandstapel. Maar als zichzelf respecterende filosofen konden ze er niet om heen toch een poging te wagen hun levensfilosofie ook echt te bewijzen. De rivaliserende scholen, zoals de epicuristen (volgers van Epicurus), academici (volgers van Plato) en peripatetici (volgers van Aristoteles), lieten trouwens ook geen gelegenheid voorbij gaan om te proberen om de stoïcijnse redeneringen onderuit te halen. Om serieus genomen te worden moesten ze dus wel met bewijzen komen.

Als u al een beetje aan het lezen bent geslagen in de antieke stoïcijnse boeken (wat ik u trouwens ten sterkste aanraad) is het u misschien al wel opgevallen dat in de stoïcijnse geschriften regelmatig de naam Zeus valt. Dat zou zelfs de indruk kunnen wekken dat het stoïcisme een religieuze filosofie is. Dat is echter maar in zeer beperkte mate het geval. Bij het stoïcijnse bewijs dat hun levensfilosofie de enig juiste is komt Zeus inderdaad regelmatig om de hoek kijken. Dit is echter niet de antropomorfe Zeus die als een bebaarde superman met bliksemschichten vanaf de Olympus de wereld regeert. Nee de stoïcijnse Zeus had net zo goed Natuur of Noodlot genoemd kunnen worden. Iets wat ze trouwens ook vaak doen. De andere goden worden door de stoïcijnen gezien als personifiëring van de verschillende natuurkrachten. Zo verbeelde Neptunus de krachten van water en stormen, Venus de macht van liefde en seks en was Vulcanus de personificatie van de geologische natuurkrachten van vulkanen en aardbevingen. Het waren in stoïcijnse ogen allemaal manifestaties van één en dezelfde godheid. Het lichaam van deze god is het universum en zijn wil is de keten van oorzaak en gevolg. Toch zit er weldegelijk een religieus tintje aan deze Zeus. Het mag dan wel geen man met een baard op een bergtop zijn, het is toch een soort universeel bewustzijn. Het waren immers pantheïsten, die stoïcijnen van ons. Voor de antieke stoïcijnen is de natuur dus iets levends en bewusts met een wil en een bedoeling met de wereld.

In hun bewijsvoering stellen de stoïcijnen dat Zeus de mens heeft geschapen met de bedoeling om een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van de geschiedenis van het universum. Zeus is de mens vriendelijk gezind en wil graag dat hij gelukkig is. Hij is echter niet in staat om het universum zo in te richten dat de mensen altijd een prettig leven kunnen leiden. Om het toch mogelijk te maken dat mensen gelukkig worden heeft Zeus de mensheid een stukje van zichzelf gegeven: het vermogen tot bewust en rationeel nadenken. Door zelf na te denken kunnen mensen een manier van leven ontdekken die het hen mogelijk maakt om onder alle omstandigheden een goed leven te leiden. Een leven dat in overeenstemming met de Natuur is. Dat wil zeggen een leven dat zowel in overeenstemming met de universele natuur van Zeus is als met de algemeen menselijke natuur en de specifieke natuur van het desbetreffende individu. Door gebruik te maken van de hen door Zeus geschonken ratio kunnen mensen leren virtuoos te worden. Zo doorredenerend komen de antieke stoïcijnen tot de conclusie dat hun levensfilosofie de beste garantie voor een gelukkig leven geeft.

Voor een moderne stoïcijn is dit misschien toch een beetje te kort door de bocht. Iemand uit de eenentwintigste eeuw zal niet snel geloven dat een welwillende Zeus aan de bron van het menselijk intellect en handelen staat. Het is waarschijnlijker dat hij zich op de wetenschap baseert dat de mens het resultaat is van een evolutionair proces, zoals in de vorige paragraaf beschreven. Dat betekent dat het menselijk bestaan helemaal geen doel heeft, en dat er dus ook geen enkele reden is om te geloven dat we door in overeenstemming met de bedoeling van de natuur te leven gelukkig zouden worden. Als mens kun je er dan veel beter voor kiezen hedonist te worden en proberen uit ons korte en doorgaans nogal onaangename bestaan toch nog zoveel mogelijk plezier te putten. Ik denk echter dat je ook met gebruikmaking van de hedendaagse wetenschappelijke inzichten tot een conclusie komt die erg dicht bij de stoïcijnse levensfilosofie uitkomt.

Goed de mens is dus het resultaat van een hele serie evolutionaire ongelukjes. Hierdoor zijn we het kale aapachtige op zijn achterpoten lopende zoogdier geworden dat we nu zijn. We zijn uitgerust met een aantal psychologische eigenaardigheden die bedoeld zijn om onze overlevingskansen te vergroten. Zo hebben we de neiging om onder bepaalde omstandigheden, zoals een aanstormende sabeltandtijger, bang te worden of, onder andere omstandigheden, honger te krijgen. We kunnen pijn voelen om er voor te zorgen dat we voorkomen gewond te raken, en we zijn wellustig om seks te willen en ons te kunnen voortplanten. Niet omdat Zeus wil dat we al deze onaangename en aangename sensaties kunnen ervaren. Nee, alleen omdat dit het voortbestaan van de soort ten goede komt.

Dit soort natuurlijke neigingen hebben we dus niet ontwikkeld om een goed en prettig leven te kunnen leiden, maar om te kunnen overleven en om ons voort te planten. Zonder een emotie als angst en de neiging om weg te rennen van een hongerige sabeltandtijger zou de menselijke soort immers al gauw zijn uitgestorven. Zo wordt een ongelukkig zorgelijk persoon die er door overal bang voor te zijn in slaagt om in leven te blijven en zich voort te planten een evolutionair succes, en wordt een blij en zorgeloos mens die niet in iedere schaduw een sabeltandtijger vermoedt vanuit een evolutionair standpunt een totale mislukking. Deze vrolijke flierefluiter mist de tijger, wordt opgegeten en slaagt er zo niet in zich voort te planten.

Onze voorouders die bang waren voor sabeltandtijgers en die zich zorgen maakten of ze de volgende dag nog wel te eten hadden, hadden een evolutionaire voorsprong op hun vrolijke en zorgeloze soortgenoten. De ontevreden en onrustige voorouder die steeds meer voedsel wilde hebben en die maar bleef zoeken naar een nog betere en veiligere grot had een grotere kans zijn genen door te geven dan zijn vrolijkere soortgenoot die als hij zijn buik vol had liever in de zon ging zitten. De kapitalistische deugd van hebzucht geeft zo een evolutionaire voorsprong. Ontevredenheid en hebzucht samen geven zelfs een sterk evolutionair voordeel.

Ook de meer plezierige ervaringen zijn niet gericht op het gelukkig maken van de mens, maar op het overleven en het doorgeven van ons erfelijk materiaal. Daarom vinden we vet en zoet voedsel zo ontzettend lekker. In een tijd dat overvloed een uitzondering en hongersnood de regel was, was het een uitstekend idee om gek te zijn op calorierijke voeding. Het beeldje van de Venus van Willendorf was niet voor niets dik, dat was het prehistorische schoonheidsideaal. Wie slank probeerde te blijven had geen schijn van kans bij de volgende hongersnood. Ook onze gulzigheid heeft dus een evolutionaire oorsprong. Van nature zijn we dus angstig, ontevreden, hebzuchtig en gulzig.

Als de honger eenmaal gestild is komt seks in beeld als het volgende pleziertje. Als seks ons koud liet, of als we het zelfs onplezierig zouden vinden, zou er van het doorgeven van onze genen niet veel terecht komen. De voorvaderen die aseksueel waren of zelfs een hekel aan seks hadden zijn al lang geleden uitgestorven. Daarnaast heeft seks ook een sterke bindende en sociale functie. Zonder de daarmee verbonden verliefdheid, saamhorigheid en gevoel van ouderliefde zou het schreeuwende en stinkende hoopje mens dat het gevolg van onze seksuele neigingen is, genegeerd worden en geen schijn van kans hebben om te overleven.

We zijn een sociaal dier niet omdat Zeus dat wil of omdat dat gezelliger is, maar omdat we in groepsverband een grotere overlevingskans hebben. Om dezelfde reden houden we van onze kinderen en naasten en zorgen we voor ze. Tegelijkertijd hebben we een hekel aan buitenstaanders. Dat zijn concurrenten die het schaarse voedsel voor onze neus wegkapen. Net als hebzucht, gulzigheid, liefde en geilheid hebben zaken als nationalisme, vreemdelingenhaat en agressie tegen buitenstaanders op deze manier een evolutionaire oorsprong.

We zijn dus biologisch voorgeprogrammeerd om groepen te vormen. Tegelijkertijd zijn we ook geprogrammeerd om binnen zo’n groep te streven naar een zo hoog mogelijke status. Net als in een groep apen lopen de individuen met de laagste status het risico om uit de groep gestoten te worden. Ze hebben op zijn best toegang tot de restjes en het slechtste voedsel en bij de keuze voor een sekspartner staan ze al helemaal achter in de rij. Geen enkele vrouw wil een loser als partner en geen enkele man wil een lelijkerd. De sterke, populaire, mooie en vooral rijke partners zijn veruit favoriet. De voorouders die het fijn vonden om populair te zijn en zich rot voelden als hun sociale status in het nauw kwam hadden een betere toegang tot voedsel en sekspartners. Het zijn dus vooral hun genen die we hebben overgeërfd en die nu onze neigingen bepalen. Ook onze machtswellust en aandachtshonger heeft dus een evolutionaire oorsprong. Al die nu doorgaans als negatief aangemerkte eigenschappen waren ooit een evolutionair voordeel en hielpen de hebzuchtige, gulzige, agressieve en geile narcist zijn genen aan een volgende generatie door te geven. Maar de evolutie heeft ons nog een eigenschap opgeleverd. Een prachtige eigenschap die onze overlevingskansen gigantisch heeft doen toenemen.

De antieken dachten dat ons vermogen tot denken en redeneren een gift van Zeus was, die het ons mogelijk maakte een klein beetje god te zijn. Het bovenstaande in ogenschouw nemend kan je er echter niet om heen dat ook onze ratio een evolutionaire oorsprong heeft. Een slimme en handige voorouder die een goede boog kon maken had een betere kans om een prooi te vangen en zich voort te planten dan zijn wat sullige en onhandige stamgenoot. Deze prehistorische intellectueel kon ook nog eens de beste tactiek bedenken om die prooi te vangen en daarbij stelde zijn superieure geheugen hem in staat om te onthouden waar de beste prooidieren waren te vinden. Onze intellectuele vermogens hebben dus niets te maken met een soort transcendentale semi goddelijke neiging die ons de mogelijkheid biedt als een engel of heilige afstand te nemen van het dierlijke deel van ons wezen. In tegendeel zelfs het intellect heeft zich ontwikkeld om slimme plannen te kunnen smeden om onze behoeften aan voedsel, seks en sociale status beter te bevredigen.

Dat de menselijke rationele vermogens een heel wereldse oorsprong hebben betekent echter niet dat ze alleen inzetbaar zijn voor overleving en voortplanting. Ons denkvermogen heeft een onverwacht neveneffect, het kan ook ‘misbruikt’ worden en worden ingezet voor heel andere dingen dan waar het oorspronkelijk voor bedoeld is. Dat geldt trouwens voor al onze oorspronkelijk op overleven en voortplanting gerichte vaardigheden. Neem bijvoorbeeld ons vermogen tot lopen. Heel handig om te overleven. Je kan wegrennen voor een sabeltandtijger of sneller bij een stuk voedsel komen dan je concurrent. Maar je kan dit vermogen ook ‘misbruiken’ door te proberen de Mount Everest te beklimmen. Een activiteit die niet bepaald bijdraagt aan je overlevingskansen. Als bergbeklimmer loop je nu eenmaal een levensgroot risico van de berg te vallen, waarna het je doorgaans niet meer zal lukken je genen aan een volgende generatie door te geven. Zo kun je dus ook je denkvermogen ‘misbruiken’ en het aanwenden voor zaken die niets meer te maken hebben met het zo efficiënt mogelijk doorgeven van je genen.

Zo zou u uw denkvermogen kunnen gebruiken om te beslissen dat het misschien verstandiger is om uw natuurlijke drang tot voedselvergaring in te perken en wat minder te eten, of om een gelegenheid om seks te hebben voorbij te laten gaan. U zou er zelfs voor kunnen kiezen om celibatair te blijven en zo uw kans op voortplanting tot nul terugbrengen. U kunt uw ratio gebruiken om uzelf bepaalde doelen te stellen en een bepaalde levenswijze op te leggen. U kunt het gebruiken om te beslissen dat veel van uw evolutionaire programmering tot overleven en voortplanten helemaal niet in overeenstemming met uw persoonlijke doelstellingen zijn. U kunt bijvoorbeeld tot de conclusie komen dat die programmering u een hoop ellende oplevert die helemaal niet leidt tot een prettig en gelukkig leven.

Het is misschien wel een beetje ironisch dat onze evolutie en de daaruit voortvloeiende genetische programmering tot overleven en voortplanten ons een instrument in handen hebben gegeven dat ons de keuze geeft om tegen die programmering in te gaan. Een programmering die zich de afgelopen eeuwen toch al steeds meer tegen ons welzijn en tegenwoordig zelfs tegen ons overleven lijkt te keren. Het is gek maar ons vermogen om door te denken tegen onze andere natuurlijke neigingen in te gaan is in deze tijd van klimaatsverandering en uit de hand gelopen consumentisme waarschijnlijk onze enige kans om als soort te overleven.

Als we ons richten op een gelukkig leven en niet alleen op overleven en voortplanten worden zaken als onze sociale status op eens een stuk minder belangrijk. We kunnen beslissen dat het niet perse nodig is om maar steeds meer spullen te verzamelen. Door een beetje na te denken zult u vanzelf tot de conclusie komen dat er na het vervullen van uw verlangen naar de laatste smartphone algauw weer een nieuw verlangen op komt dagen. De nieuwe smartphone ligt alweer op de tekentafel en de jongens van de reclame lopen zich al warm. We zijn kampioen piekeren, een prima eigenschap als je niet weet waar je volgende maaltijd vandaan gaat komen of waar de volgende sabeltandtijger zich verstopt heeft. Maar in een tijd dat je je daar niet druk over hoeft te maken is het voor een prettig leven verstandiger om je wat minder zorgen te maken door je programmering voor bangigheid met je denkvermogen te overrulen. Er zijn tegenwoordig gewoon minder redenen om je terecht zorgen te maken.

Om terug te komen op Zeus en het onderwerp van deze paragraaf. Volgens de antieken heeft Zeus (of de natuur) ons met een doel geschapen. Hij heeft ons het vermogen gegeven om door rationeel na te denken een gelukkig leven te leiden. De stoïcijnen trekken hieruit de conclusie dat het mogelijk is door het gebruik van bepaalde technieken onaangename emoties te vermijden. Tegenwoordig kan een andere redenering gevolgd worden. Door de evolutie (of de natuur) heeft de mens bepaalde emoties en neigingen gekregen die de kans op overleven en voortplanten moesten vergroten. Neigingen die zich nu tegen ons lijken te keren. Dezelfde evolutie heeft ons daarbij ook het vermogen gegeven om door onze ratio te ‘misbruiken’ deze voorprogrammering opzij te zetten. De technieken die de oude stoïcijnen ontwikkeld hebben om minder negatieve emoties te ervaren kunnen nu nog steeds ingezet worden om ons welzijn te verhogen. De redenering is niet heel anders en leidt tot dezelfde conclusie. Namelijk dat de stoïcijnse levensfilosofie nog steeds een heel goede optie is om een goed en prettig leven te leiden.

  

zaterdag 17 juli 2021

5.2 De evolutie van de emoties en de rede

 

Om het allemaal wat beter in zijn verband te kunnen zien beginnen we met een korte paragraaf over de evolutionaire oorsprong van onze emoties en rede. Alle levende organismen verzamelen op de één of andere manier informatie uit hun omgeving, verwerken die en reageren daarop. Bij eenvoudige organismen blijft de verwerking en reactie beperkt tot simpele pijn- en genotsreflexen. Ik moet deze kant op bewegen want daar is voedsel, of ik moet maken dat ik hier wegkom het is hier giftig of gevaarlijk. Bij grotere organismen wordt goede informatie steeds belangrijker voor het overleven. Informatie is essentieel bij het vinden van de beste voedselbronnen en het weten waar roofdieren in een hinderlaag kunnen liggen. Langzaam maar zeker kregen de eerste grotere organismen ook meer en betere sensoren om hun omgeving te kunnen waarnemen. Sensoren voor licht, geluid, druk, bepaalde stoffen en dergelijken ontstonden. Er kwam daardoor steeds meer informatie over de wereld beschikbaar. Er ontstaat zelfs een soort verlangen naar die informatie. Hoe meer informatie, hoe beter de overlevingskansen. Informatie en het oplossen van problemen wordt daarmee een doel op zich. Het oplossen van een probleem of een lastige puzzel levert u dan ook net zo’n door hormonen gestuurde genotservaring op als lekker eten of seks.

De verwerking van al die extra informatie wordt steeds complexer en ook het repertoire aan reacties op gebeurtenissen in de buitenwereld neemt toe. De aanvankelijk nog heel eenvoudige zenuwknopen van wormen en insecten groeien uit tot echte hersenen die een soort beeld van de buitenwereld kunnen creëren. Dat beeld omvat niet alles, alleen informatie die voor het overleven belangrijk is krijgt een plaats. Hersenen worden steeds geavanceerder en kunnen op een gegeven moment zelfs modellen van mogelijke toekomstscenario’s schetsen.

Het is u misschien al wel opgevallen dat dit betekent dat geen enkel wezen met hersenen, dus ook wij niet, in direct contact met zijn omgeving staat. We leven allemaal in een virtuele werkelijkheid die ons door onze hersenen wordt voorgeschoteld. Onze hersenen bouwen een model op van de belangrijkste informatie die ze door onze sensoren (zintuigen) over ons lichaam en onze omgeving krijgen aangeleverd. Ze geven ons daarbij alleen die informatie die nodig is om te kunnen overleven, om snel en passend te kunnen reageren op de continue maalstroom van veranderingen om ons heen. De beelden die onze hersenen ons aanbieden zijn dan ook gekleurd en gefilterd. Alle niet relevante informatie wordt genegeerd en weggelaten. Wat onze hersenen ons voorspiegelen is dus zeker niet een volledig kloppend beeld van wat er om ons heen gebeurd. Het is belangrijk om goed te onthouden dat de wereld die u ervaart niet de echte werkelijkheid is. Alles wat u ervaart is al ingekleurd en bevooroordeeld.

De reactie op de buitenwereld van organismen met hersenen vindt plaats op verschillende niveaus. Sommige reacties moeten onmiddellijk plaatsvinden. Uw zenuwcellen voelen iets, krijgen een sensatie, dat potentieel levensbedreigend is. Er moet direct een respons gegeven worden uitstel is funest. Uw lichaam reageert direct met wat we reflexen noemen. U trekt uw hand al terug voordat u zich er zelfs maar van bewust bent dat u een gloeiend hete pan hebt aangeraakt. Het zijn uw pijnsensoren die dit soort gedrag beheersen. Uw hersenen komen hier niet eens aan te pas. Het terugtrekcommando wordt al in uw ruggenmerg gegeven. Pas nadat u uw hand hebt teruggetrokken wordt u zich bewust van wat er gebeurd is.

Een iets tragere, maar toch ook nog behoorlijk snelle, reactie vindt plaats via uw emoties. Het deel van uw hersenen dat het limbisch systeem wordt genoemd bepaalt wat voor emoties u voelt. Via dit limbisch systeem (ik noem het in dit boek uw reptielenbrein, maar daarover later meer) komen alle berichten van uw zintuigen uw hersenen binnen. Aan die berichten worden direct bepaalde neigingen, voorkeuren of een gevoel van afkeer verbonden. Die neigingen leveren doorgaans behoorlijk goede resultaten op om het individu zo lang mogelijk in leven te laten. Dat kan ook haast niet anders. De natuurlijke selectie heeft er wel voor gezorgd dat voorouders die de neiging hadden om een sabeltandtijger als een leuk en snoezig poesje te zien er niet meer aan toekwamen om nageslacht voort te brengen.

Emoties werken via hormonen die, onder andere, door de hypofyse, een onderdeel van ons reptielenbrein, worden afgegeven. Emoties als angst, woede, verrassing en afkeer lijken zomaar in ons op te wellen. Ze lijken zich aan onze bewuste controle te onttrekken. Ze zetten u ertoe aan om op bepaalde voorgeprogrammeerde manieren te reageren op de informatie die uw zintuigen u geven. Uw reptielenbrein laat hormonen in uw bloedbaan los die u erop voorbereiden om weg te rennen, aan te vallen, extra voorzichtig te zijn of te gaan vrijen.

De zoogdieren ontwikkelden naast hun reptielenbrein ook nog een zogenaamde hersenschors: de cortex. Deze organismen met relatief de grootste hersenen kennen daardoor nog een ander maar wel wat langzamer reactiemechanisme. Dit traagste reactiemechanisme is wat we gewoonlijk denken noemen. Uw gedachten zijn eigenlijk niets meer dan een wat geavanceerdere besluitvormingsprocedure in de ‘struggle for live’. Ze vormen het verlengde van uw emoties en net als uw emoties zijn ze voornamelijk gericht op uw overleven. Dit mechanisme heeft misschien wel wat meer tijd nodig, maar daar staat dan weer tegenover dat het tot veel betere beslissingen in staat is. Zo kan het gebruik maken van een geheugen. Met dit vermogen om de resultaten van eerdere besluiten en reacties te onthouden en daarvan te leren kunnen in het heden betere beslissingen worden genomen. Met uw geheugen kunt u ook geautomatiseerde reacties aanleren, waardoor u ingewikkelde dingen als fietsen en computerspelletjes spelen zonder enige moeite kunt uitvoeren. U zult begrijpen dat vooral het kunnen spelen van dergelijke computerspelletjes de mens een ongelooflijk krachtig evolutionair voordeel oplevert.

Sensaties, emoties en gedachten vormen zo gezamenlijk de subjectieve innerlijke wereld die uw beeld van de werkelijkheid vormt. Dit beeld is wat de stoïcijnen de rede of het ‘hegemonikon’ noemen en wat wij tegenwoordig de naam bewustzijn geven. Het is een toestand van scherpgerichte aandacht die onze hersenen kunnen oproepen op het moment dat een moeilijk besluit moet worden genomen. Waarschijnlijk heeft ieder dier met relatief grote hersenen en het vermogen om complexe besluiten te nemen een zekere vorm van bewustzijn. Het informatie verwerkend en probleemoplossend vermogen van de menselijke hersenen is gigantisch. Uw rede biedt u daarmee ongekende mogelijkheden om uw eigen leven en virtuositeit vorm te geven.