zaterdag 24 februari 2024

24.6 Tenslotte

 De oude stoïcijnen hadden een complexe kijk op de dood. Over het algemeen zagen ze de dood als een natuurlijk onderdeel van het leven, iets dat onvermijdelijk was en waar men niet bang voor moest zijn. Ze geloofden dat het belangrijk was om een houding van acceptatie en gelijkmoedigheid tegenover de dood aan te nemen, omdat angst voor de dood alleen maar lijden veroorzaakte.

Sommige stoïcijnen, zoals Seneca, benadrukten het belang van het leiden van een virtuoos leven en het nastreven van een goed leven, ongeacht hoe lang dat leven duurde. Anderen, zoals Epictetus, benadrukten dat de dood buiten de controle van individuen ligt en adviseerden hun leerlingen om zich te richten op zaken die wel binnen hun controle lagen, zoals virtuoos handelen.

Over het algemeen kan worden gezegd dat de stoïcijnen de dood niet als iets om naar te verlangen beschouwden, maar eerder als een onvermijdelijkheid waar men met kalmte en filosofische wijsheid op moest reageren. Voor de stoïcijnen was het besef van de onvermijdelijkheid van de dood een krachtige herinnering aan de tijdelijkheid van het leven. Dit besef diende als een aansporing om het huidige moment te waarderen en te genieten van wat het leven te bieden heeft. In plaats van verlamd te worden door angst voor de dood, moedigden de stoïcijnen aan om het leven volledig te omarmen en te waarderen.

De gedachte dat de dood elk moment kon komen, motiveerde mensen om zich te concentreren op wat echt belangrijk was en om waardevolle relaties te cultiveren, virtuoos te leven en te streven naar persoonlijke groei. Door te beseffen dat het leven kostbaar en eindig is, worden mensen aangemoedigd om bewust te leven, hun tijd goed te besteden en niet te worden afgeleid door zinloze zorgen of materiële zaken. In plaats van de dood te zien als iets om gevreesd te worden, gebruiken de stoïcijnen het als een krachtige motivatie om het leven ten volle te leven en te genieten van de momenten die ze hadden. Dit perspectief hielp hen om dankbaarheid te cultiveren voor de ervaringen en relaties die ze hadden, en om zich te richten op wat werkelijk van waarde was in het leven.

De stoïcijnen zien de dood dus niet als iets engs, maar juist als een bondgenoot. Een vriend die ze er telkens weer aan herinnert dat ze nu moeten leven, dat ze nu de dingen moeten doen die ze ook echt willen doen. Morgen is het te laat, zoveel tijd heb je niet meer, de dood zit je op de hielen.  De vergankelijkheid van de wereld dwingt u om u te realiseren dat er voor alles wat u doet een laatste keer is. Door u dit voor ogen te houden wordt uw leven een stuk intenser. Het stoïcijnse ‘hic et nunc’ en ‘carpe diem’ krijgen zo een veel diepere waarde. U vermijdt het om als een slaapwandelaar door het leven te gaan en begint echt te leven. Om u daarbij te helpen gebruikten de stoïcijnen de in deze les aan u gepresenteerde ‘memento mori’ techniek. De dood helpt u zo om een bewuster en prettiger leven te leiden, maar hoe zit het met het onvermijdelijke moment dat er echt een einde aan eindeloos komt?


maandag 19 februari 2024

Een stoïcijnse verkenning in rationalisme

 Stoïcijnen worden vaak afgeschilderd als rationalisten, maar dat klopt niet helemaal. Het stoïcijnse rationalisme is eerder een combinatie van strikte logica en de moderne wetenschappelijke methode. Maar dat zegt nog niet zo heel veel. Als stoïcijn wordt er in elk geval wel van u verwacht dat u denkt en handelt op basis van rede en waarheid. Een stoïcijn volgt de ratio, maar wat betekent dat nu echt? Het is de moeite waard om wat dieper in te gaan op het concept rationaliteit.

De westerse filosofie kent met het rationalisme een lange traditie waarin een strikte vorm van rationaliteit als bron van absolute waarheid wordt gezien. Een soort logica-machine waar we eerste principes en onbetwijfelbare feiten kunnen invoeren en waar dan een volledige waarheid uit komt. Descartes en Spinoza waren de grondleggers van deze traditie. Ze waren gefascineerd door de manier waarop in de wiskunde uit een beperkt aantal vanzelfsprekende axioma’s een hele onbetwistbare wereld werd gecreëerd. Ze dachten dat die precisie op ieder gebied van de menselijke kennis kon worden toegepast. Hun bewijsvoering is volledig a priori, gebaseerd op de zuivere rede,  zonder de complicaties van waarnemingen en experimenten. Met denken en redeneren volgens de zuivere rede alleen zou de volledige waarheid kunnen worden blootgelegd. Volgens hen is de zuivere rede superieur aan de waarneming omdat ze achter de loutere verschijningen die onze zintuigen ons voorschotelen de echte werkelijkheid kunnen vaststellen. Met de zuivere rede kun je de werkelijkheid zien zoals die werkelijk is.

De Schotse filosoof Hume toonde echter aan dat het onmogelijk is om langs de weg van de zuivere rede tot een absolute waarheid te komen. Het enige dat de zuivere rede kan is het analyseren van relaties tussen concepten. Die relaties vertellen echter niets over de dingen in de werkelijkheid waar die concepten betrekking op hebben. 1+1=2 vertelt ons iets over getallen, maar zegt niets over wat er gebeurt als je twee fysieke dingen samenvoegt. Misschien vernietigen ze elkaar wel, of gaan ze in elkaar op of vallen ze uit elkaar in duizenden stukjes. De zuivere rede met haar deductieve methode wordt daarmee niet onbelangrijk, het kan uit de kennis die we hebben alle consequenties puren. Om onze argumenten deductief logisch te laten zijn moeten we ze echter versimpelen en ontdoen van ambiguïteit, vaagheid en complexiteit. Dit creëert een illusie van helderheid, maar helderheid staat niet per se gelijk aan werkelijkheid. De werkelijkheid is nu eenmaal nooit simpel, maar juist complex en verwarrend.

Maak echter niet de fout om de beperkingen van de deductieve logica van de zuivere rede te verwarren met haar ontmaskering. Gewapend met bewijzen uit de psychologie die aantonen dat ons denken zich automatisch en snel voltrekt via ‘verhitte’ met emotie overladen processen en niet langzaam en bewust via het intellect, denkt u misschien dat de rede niets meer is dan een manier om dingen achteraf mee te kunnen rechtvaardigen. Dat is maar een deel van de waarheid. De zuivere rede is een onvolkomen instrument ingezet door onvolkomen gebruikers, maar het is daarmee nog niet nutteloos. Een bescheidener opvatting van de zuivere rede en ons vermogen om haar te gebruiken kan u zeker helpen om te voorkomen dat u te veel vertrouwen stelt in de waarheid van uw eigen overtuigingen. Net als ik hebt u waarschijnlijk ook de neiging om zelfs als intelligente mensen het duidelijk niet met u eens zijn te blijven geloven dat u het bij het rechte eind hebt. De anderen zijn verblind door vooroordelen, onwetendheid of pure domheid. We moeten er echter wel naar blijven streven om zo rationeel mogelijk te zijn en moeten tegelijkertijd ons vertrouwen in de waarheid van onze overtuigingen leren doseren. De rede lijkt op een navigatiesysteem dat ons helpt om dichter bij de waarheid te komen. We moeten ons bewust zijn van onze eigen cognitieve beperkingen en om dat te zijn kunnen we niet anders dan gebruikmaken van onze rede. Als stoïcijn moet u leren de aard van uw eigen domheid te doorgronden. Door de valkuilen van uw eigen irrationaliteit te leren kennen, kunt u ze beter ontwijken.

De rede werkt het best in een mengeling van de deductieve logica van de zuivere rede met ervaring, experimenten, metingen en oordeelsvermogen. De rede in deze brede en praktische zin is in essentie het vermogen om inferenties te maken op basis van goede redenen. Maar we maken die inferenties op talloze manieren en de door de rationalisten zo geliefde deductieve logica van de zuivere rede is daarvan niet de belangrijkste. De inductieve logica die gebruikt wordt bij de zogenoemde empirische methode van de wetenschap is een andere minstens zo belangrijke manier.

De Engelse filosoof Bacon wordt gezien als de grondlegger van deze empirische methode die uitgaat van het principe dat conclusies moeten berusten op experimentele waarnemingen en bewijzen. Deze methode leidt echter nooit tot zekere kennis. Hume zegt dat rationeel menselijk onderzoek valt onder te verdelen in twee categorieën: ideële verbanden en feitelijke verbanden. Ideële relaties gaan over wiskunde en deductieve logica. Zulke waarheden zijn per definitie waar, maar vertellen ons niet per se iets nieuws over de werkelijkheid. Feitelijke verbanden kunnen daarentegen niet worden vastgesteld door alleen te redeneren. Dat betekent dat ze nooit met volledige zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dat de zon morgen opgaat is weliswaar waarschijnlijk, maar niet helemaal zeker. Als de aarde in botsing komt met een andere planeet zal de zon morgen niet meer opkomen. Het is onwaarschijnlijk, maar niet logisch onmogelijk dat zoiets kan gebeuren.

Bij de empirische kennis van inductieve logica hoort nu eenmaal een gebrek aan zekerheid. Absolute zekerheid valt, zoals we zagen, alleen te verkrijgen over conceptuele zaken als de wiskunde en de deductieve logica. Willen we de wereld echt leren kennen, dan komt er geen einde aan het ontdekken van dingen die ons kunnen dwingen om onze meningen te herzien. Wat we in de inductieve logica voor waar aannemen staat altijd open voor het vermogen om getest en daarmee versterkt of verworpen te worden. De kracht van de inductieve redeneringen van de empirische methode ligt erin dat ze altijd open staat voor onderzoek, revisie en afwijzing.

Nieuw empirisch bewijs levert maar heel zelden een definitieve breuk met een eerdere verkeerde voorstelling van zaken. De successen van de moderne wetenschap hebben we te danken aan het oordeelkundige gebruik van de empirische methode in combinatie met het deductief uit redeneren van de consequenties van de zo ontdekte nieuwe feiten. Het levert echter geen absolute zekerheid op. Als je ontkent dat hiermee onze kennis van de werkelijkheid is vergroot dan stel je een eis aan de waarheid waar ze nooit aan zal kunnen voldoen. Empirische waarheid is te bescheiden om zekerheid te claimen en dat maakt haar des te bewonderenswaardiger. Onze grootste kans op waarheid ligt daarom in een combinatie van op de empirische methode gebaseerde inductieve redeneringen waar deductieve redeneringen de ultieme consequenties uit weten te vissen.


zaterdag 17 februari 2024

24.5 Uw eigen dood

 De in de vorige paragraaf gegeven stoïcijnse adviezen zijn eigenlijk een uitbreiding van de al eerder uitgelegde techniek van de negatieve visualisatie. Bij die techniek stond u er aanvankelijk vooral bij stil hoe uw leven er uit zou zien als u allerlei spullen niet meer zou bezitten. U moest zich bijvoorbeeld voorstellen hoe uw leven eruit zou zien zonder stromend water of, o ramp der rampen, zonder uw smartphone. De bedoeling van deze oefening was dat u die dingen daardoor weer beter op hun waarde zou gaan schatten. Het moest de gewenning of hedonistische adaptatie, zoals we het noemden, tegengaan. Hetzelfde geldt natuurlijk net zo goed als u zich op de mensen in uw leven richt. Uw geliefden zijn sterfelijk en het is helemaal niet zo vanzelfsprekend dat ze deel uitmaken van uw leven. Daar blijft het niet bij, de stoïcijnen doen er nog een schepje bovenop en sporen hun leerlingen aan om ook hun eigen dood regelmatig in ogenschouw te nemen.

“Aan dood, ballingschap en alle andere dingen die je angst inboezemen moet je dagelijks denken, maar vooral aan de dood. Dan zul je nooit meer een slechte gedachte koesteren of al te sterk naar iets verlangen” (Epictetus: Handboekje 21).

Epictetus moedigt hier zijn leerlingen aan om elke dag aan hun op handen zijnde dood te denken. Seneca gaat zelfs nog verder en spoort zijn vriend Lucilius aan om te leven alsof iedere dag zijn laatste zal zijn.

“Ik ben nog lang niet levensmoe en heb geen enkele reden om niet nog een paar jaar door te willen leven. Toch durf ik te zeggen dat er niets aan mijn levensgeluk zou ontbreken als ik nu zou moeten sterven. Ik richt me niet op een gelukkige toekomst, maar ik beschouw elke dag als mijn laatste.” (Seneca: Brieven aan Lucilius 93-6).

Betekent dit dat Seneca er maar op los leefde. Als dit de laatste dag van uw leven zou zijn, dan zou u toch kunnen eten, drinken en feesten zoveel als u maar wilt. Geef al uw geld uit en neem het er nog maar even van, morgen bent u toch dood. De consequenties van uw handelen hoeft u niet meer te dragen. Een uitstekend excuus voor hedonistische uitspattingen. U zult ondertussen wel vermoeden dat dit niet helemaal was wat de oude stoïcijnen bedoelden als ze het over hun stoïcijnse ‘memento mori’ (gedenk te sterven) hadden. Door zo nu en dan even bij hun eigen sterfelijkheid stil te staan willen de stoïcijnen voorkomen dat de tijd zomaar tussen hun vingers door glipt. Ze willen zich realiseren dat het leven bijzonder en wonderbaarlijk is. Hoeveel uren en dagen gaan er niet voorbij terwijl u bezig bent één of ander onbenullig doel na te streven. U bent hard aan het werk om een target van uw bedrijf te halen, u bent druk bezig een nieuwe auto uit te kiezen, of u steekt opgejaagd door de Sociale Dienst al uw energie in het vinden van een nieuwe baan. Het is doorgaans niet verkeerd om die dingen te doen, maar u moet ontzettend oppassen dat u in al die drukte niet vergeet om ook te leven. Om hen te helpen dat te voorkomen gebruikten de stoïcijnen de ‘memento mori’ techniek.


Oefening: ‘Memento mori’ (de doodsgedachte)

Op antieke drinkbekers stonden soms plaatjes van een geraamte en Romeinse eetzalen hadden vaak een vloermozaïek waarin een skelet was afgebeeld. Daarmee wilde de gastheer de gedachte dat je een sterfelijk wezen bent onderstrepen en er op wijzen dat je daarom dus hier en nu moet leven en genieten van de gerechten en drank op tafel. Maak er om beter van hetzelfde besef doordrongen te raken een gewoonte van om er een paar keer per dag bij stil te staan dat u en uw naasten sterfelijk zijn. Het hoeft niet meer dan een vluchtige gedachte van een paar seconden te zijn. U zou bijvoorbeeld iedere keer dat u naar een klok kijkt heel even ‘memento mori’ bij u zelf kunnen zeggen of een plastic Halloween skeletje als gelukspoppetje in uw auto hangen. Dit valt trouwens prima te combineren met de ‘hic et nunc’ oefening. Door dit geregeld te doen wordt alles wat u doet en wat u overkomt veel intenser. Er zijn steeds minder momenten dat u leeft alsof u droomt en zelfs banale en vervelende dingen krijgen betekenis.


Een stoïcijn wil dus voorkomen dat hij zijn leven verdroomd. Ongeacht de lengte van zijn bestaan wil hij voor alles intens en virtuoos leven. Zelfs de duur van zijn leven is voor een stoïcijn daarbij niet van belang. Marcus Aurelius zei het als volgt:

“Het verschil in levensduur tussen mensen is gering. Denk maar niet dat het belangrijk is hoe oud je wordt. Kijk achter je en je ziet de gapende afgrond van het verleden en kijk voor je en je ziet de oneindigheid van de toekomst. Wat is dan nog het verschil tussen een kind van drie dagen en een Nestor die drie generaties heeft zien komen en gaan.” (Marcus Aurelius; Dagboeken, boek 4.50)

Marcus heeft het hier over de eerder besproken techniek van een blik in de eeuwigheid. De duur van het langste mensenleven is immers niet meer dan een milliseconde in vergelijking met de bestaansduur van de Aarde. Voor een stoïcijn is dan ook niet uw levensduur van belang, maar de vraag wat u met uw leven heeft gedaan. Leidt u een virtuoos leven en ontplooit u al uw talenten? Ook anderen beoordelen we vooral op de dingen die ze doen en niet op hun leeftijd. De stoïcijnen wezen daarbij op het voorbeeld van Alexander de Grote. Deze veldheer wordt vooral herinnerd voor zijn veroveringen en niet voor de korte duur van zijn leven. Het zou hypocriet zijn om voor ons eigen leven een andere standaard aan te houden. Kortom, het gaat om de kwaliteit van uw leven, niet om de kwantiteit. Dit soort redeneringen dwingen u om u in het hier en nu met uw persoonlijke levenskunst bezig te houden.


zaterdag 10 februari 2024

24.4 De dood van een geliefde

 De stoïcijnen zeggen dat we ons leven en alle mensen en spullen die we tijdens dat leven om ons heen verzamelen te leen hebben van Vrouwe Fortuna. Zij kan alles wat we bezitten op ieder moment weer terug eisen. Dat geldt niet alleen voor onze materiële bezittingen, maar ook voor onze geliefden en vrienden. Zonder enige waarschuwing kunnen ze van ons worden teruggevraagd. Er is dus alle reden voor om van ieder moment dat u samen bent te genieten. Seneca zei het in zijn ‘Troostschrift voor Marcia’ zo:

“Wat aan ons is uitgeleend, moeten we steeds bij de hand houden, zodat we het direct zonder morren kunnen teruggeven als dat wordt gevraagd. Wie ruzie maakt met zijn schuldeiser is een slechte schuldenaar. Iedereen waar we van houden, of ze nu jonger of ouder zijn dan wij zelf, moeten we dan ook liefhebben alsof ze binnenkort kunnen sterven. We moeten onszelf op het hart drukken om van alles zo te houden alsof het direct door de eigenaar kan worden teruggevraagd. Alles wat het lot je schenkt moet je als een lening zien.
Geniet van jullie kinderen zoveel je kunt en geef jullie kinderen de gelegenheid van jullie te genieten. Drink alle bekers vol vreugde direct tot de laatste druppel leeg. Er wordt geen enkele garantie gegeven dat je de nacht overleeft, wat zeg ik dat je het komende uur redt. Schiet op! Ze zitten je op de hielen! Straks klinkt het krijgsgeschreeuw en wordt de groep van mensen om je heen uit elkaar geslagen, de vriendschapsbanden worden doorgesneden. Alles wordt geplunderd. Jullie stakkers weten niet dat je al vluchtend moet leven” (Seneca, Troostschrift voor Marcia, X 2-4).

Dit klinkt nogal dramatisch, maar het is wel waar. Volgens Seneca moeten we daarom als we bij onze geliefden zijn er zo nu en dan bij stilstaan dat er een einde aan onze relatie komt. Uw geliefden en vrienden zijn sterfelijk en ook zelf heeft u niet het eeuwige leven. Epictetus doet er nog een schepje bovenop en raadt ons aan om telkens als we ons kind of kleinkind kussen te beseffen dat het sterfelijk is. We hebben het nu, maar niet voor de eeuwigheid, het zou morgen kunnen sterven. Hij zei het zo:

“Als je ergens aan gehecht raakt, bedenk dan dat je het ook weer kwijt kan raken. Als je van een karaf of een kristallen glas houdt, bedenk dan dat het breekbaar is. Als je je kind kust, of je broer, of je vriend, bedenk dan dat je van een sterveling houdt. Je liefde is niet gericht op iets wat van jou is, het is aan je uitgeleend. […]. Denk daaraan als je ergens van geniet. Waarom zou je niet als je je kind kust bij jezelf denken ‘binnenkort zal je sterven’.” (Epictetus; Colleges; boek III, hoofdstuk 24).

Ook bij dit nogal hardvochtige citaat draait het weer om de betekenis van de fundamentele stoïcijnse tweedeling in de dingen waar u absolute controle over hebt en de dingen waarover die controle ontbreekt. Als u deze tweedeling serieus neemt, en dat moet een stoïcijn doen, ontdekt u hoe langer hoe meer dat u over de meeste dingen in uw leven geen controle hebt. Dat geldt voor kleine onbelangrijke zaken als een kristallen glas, maar ook voor grotere dingen als de leden van uw gezin. Epictetus trekt daar de ultieme conclusie uit dat een stoïcijn zich niet te veel mag hechten aan zijn spullen en zijn geliefden. Voor u denkt dat de stoïcijnen hier weer eens hun kille kant laten zien moet u wel bedenken dat je ergens aan hechten voor hen iets heel anders is dan ergens om geven. Als u ergens om geeft is dat voor een stoïcijn geen enkel probleem zolang u zich er maar niet te sterk aan hecht. Hechten leidt tot lijden.

Veel mensen hechten zich echter weldegelijk aan hun spullen en kunnen woedend worden als die mooie oude vaas van oma per ongeluk aan diggelen gaat. Toch zullen zelfs die mensen na wat nadenken wel willen toegeven dat die vaas eigenlijk niet zo heel belangrijk was. Maar als het om mensen gaat wordt het een ander verhaal. Hoe haalt die halvegare stoïcijn het in zijn hoofd om me te vertellen dat ik me niet aan mijn geliefden mag hechten. Toch doet Epictetus hier niets anders dan u eraan herinneren dat niemand onsterfelijk is en dat u niet een recht hebt op de eeuwige en onafgebroken aanwezigheid van uw geliefden.

U denkt misschien dat het inderdaad nogal morbide is om als u uw zoon of dochter een zoen geeft er aan te moeten denken dat hij of zij morgen dood zou kunnen zijn. De stoïcijnen lijken soms wel geobsedeerd door dood en andere ellende. Toch kunnen dergelijke gedachten u er juist toe brengen uw kind meer te waarderen. Het realistische besef van de relativiteit van de dingen doet u juist beseffen dat u moet genieten van de momenten die u samen hebt. U mag er niet zomaar vanuit gaan dat u elkaar altijd zult hebben. Denk bijvoorbeeld eens aan een vader die regelmatig aan de sterfelijkheid van zijn dochter denkt en beseft dat ze straks op weg naar school zomaar van haar fiets gereden kan worden. Een dergelijke vader zal iedere ochtend weer blij zijn zijn dochter te zien en haar met liefde en zorg omringen. En denk dan ook eens aan een vader die zo gewend is aan de aanwezigheid van zijn dochter dat hij haar als een gegeven ziet. Hij zal misschien niet eens van zijn krant opkijken als ze ’s ochtends aan het ontbijt verschijnt. Wie van de twee zal meer aandacht en liefde aan zijn dochter geven? De stoïcijnse vader die er bij stilstaat dat zijn dochter sterfelijk is of de vader die ervan uitgaat dat ze er altijd zal zijn?

Hetzelfde geldt voor uw vrienden. Ook zij zijn sterfelijk, kunnen verhuizen naar de andere kant van het land, of u kunt om iets onbenulligs ruzie met ze krijgen. Als u afscheid neemt van een vriend, moet u zich dan ook voor ogen houden dat het de laatste keer kan zijn geweest dat u bij elkaar was. Door dat te doen zult u uw vrienden beter gaan waarderen en zult u ongetwijfeld meer plezier aan uw vriendschappen beleven. U zult er nog meer van doordrongen raken dat het heden het enige juiste moment is om uw liefde en vriendschap te tonen. U leeft maar op één moment, u heeft alleen over dat ene moment de volledige beschikking. Het ‘hic et nunc’ van dit unieke en snel vervliegende ogenblik is alles wat u hebt, is alles wat u ooit zult hebben.

Seneca zei al dat alles wat het leven de moeite waard maakt kwetsbaar en tijdelijk is. Alles waar we van houden is gedoemd om eens uit ons leven te verdwijnen. Als het niet is doordat onze geliefden net zo vergankelijk zijn als onze spullen, dan is het wel doordat we zelf sterfelijk zijn. Het is een natuurwet dat alles in beweging is. Het één ontstaat en het andere verdwijnt in een constante stroom van verandering. Marcus Aurelius schreef in zijn stoïcijnse dagboek:

“Het één ontstaat, het andere vergaat en van wat net ontstaan is, is een deel alweer aan het vervliegen. Stroming en verandering vernieuwen de kosmos aan één stuk door. De voortsnellende tijd maakt zo ook de eeuwigheid steeds weer nieuw.” (Marcus Aurelius: Dagboeken Boek VI-15).

De vergankelijkheid van de wereld dwingt u om u te realiseren dat er voor alles wat u doet een laatste keer is. Er is een laatste keer dat u door vers gevallen sneeuw loopt, een laatste keer dat u gemaaid gras ruikt en een laatste keer dat u uw kind omarmt. Door u dit voor ogen te houden wordt uw leven een stuk intenser. Het stoïcijnse ‘hic et nunc’ krijgt een veel diepere waarde. U vermijdt het om als een slaapwandelaar door het leven te gaan en begint echt te leven.


zaterdag 3 februari 2024

24.3 Ouder worden

 Toen u jong was had u waarschijnlijk grootste plannen met uw leven. U zou het helemaal gaan maken, u zou nu eens echt het verschil gaan maken in deze wereld. U zou een wereldberoemde popster of sportheld worden, de nieuwe Einstein, een groot en machtig leider, of misschien wel een rijk en succesvol zakenman. Hoe dan ook, het zou in elk geval één groot feest en succes worden. Het stoïcijnse streven naar zoiets saais als virtuositeit past absoluut niet in het avontuurlijke en dynamische leven dat de gemiddelde jongere verwacht te zullen gaan leiden. Veel jongeren denken zelfs dat ze gewoon recht hebben op het succesvolle en spannende leven waar ze naar streven.

Als ze wat ouder worden blijkt echter al gauw dat het door hen verkozen levenspad behoorlijk moeilijk is en heel wat meer inspanningen vereist dan verwacht. Inspanningen waarvan al snel blijkt dat die helemaal niet garanderen dat het gewenste fantastische resultaat ook bereikt wordt. Als ze er achter komen dat het toch wat moeilijker is dan verwacht, verdubbelen ze aanvankelijk hun inspanningen, ze werken keihard, slaan flink aan het netwerken en zijn nog tot laat in de avond met hun werk en studie bezig. Ze voelen zich oprecht kwaad en beledigd en worden uiteindelijk zelfs depressief als ze er achter komen dat ook hiermee hun prachtige toekomstverwachtingen niet waargemaakt kunnen worden. Voor de meesten is het een echte schok om te ontdekken dat de wereld zich niet aan hun grootste verwachtingen wil aanpassen. Hen is hen toch altijd verteld en zelfs op school geleerd dat voor iemand die hard werkt en zijn best doet alles bereikbaar is? Onze hele cultuur is doordrenkt met de gedachte dat inspanningen altijd beloond worden. Wie het echt wil en maar hard genoeg zijn best doet kan alle tegenslagen overwinnen en zal nooit mislukken. De mislukkelingen zijn luilakken die gewoon niet hard genoeg hun best gedaan hebben. Hun ellende en armoede zijn allemaal hun eigen schuld. Dat de echte wereld anders in elkaar steekt en niet zo maakbaar is als gedacht, wil maar moeilijk tot ze doordringen.

Op middelbare leeftijd zullen sommigen merken dat hun plannen totaal zijn mislukt. Ze zijn niet de sportheld, het popidool of de geslaagde zakenman en miljonair geworden die ze zich hadden voorgesteld. De meesten zullen na wat zelfonderzoek tot de ontdekking komen dat ze er wel in geslaagd zijn een behoorlijk inkomen te verwerven en dat ze met hun gezin een comfortabel leventje leiden in een doorzonwoning. Van hun vroegere dromen hebben ze echter maar bar weinig weten te verwezenlijken. Bovendien merken ze ook nog eens dat hun relatieve succes hen eigenlijk helemaal niet zo gelukkig heeft gemaakt. Zelfs de enkeling die er wel min of meer in is geslaagd zijn dromen van weleer te realiseren ontdekt in dit stadium van zijn leven dat dat niet het verwachte geluk heeft opgeleverd. Het lijkt alsof er ongemerkt iets verschrikkelijk mis is gegaan. Maar wat?

Dit gevoel van ontevredenheid leidt bij velen tot de zo beruchte midlifecrisis. Er worden opnieuw drastische maatregelen genomen. De oude levenspartner wordt aan de kant gezet voor een jongere versie, er wordt een carrièreswitch gemaakt en in een hopeloze poging de oude vitaliteit van weleer te herwinnen worden de bezoekjes aan de sportschool opgeschroefd. Ook dat zal echter niet tot het verlangde gelukkige leven leiden. Voor onze nu wat oudere jongere er erg in heeft kondigen de eerste echte gebreken zich aan. Hij gaat de zinloze strijd tegen de voortschrijdende ouderdom aan. Botox, plastische chirurgie en allerlei zalfjes en lotions worden in de strijd geworpen tegen de onherroepelijke veroudering. De oudere maakt zich grenzeloos belachelijk door zich te gaan kleden en gedragen als een jonge tiener of twintiger. Uiteindelijk realiseert hij zich met afgrijzen dat hij ongemerkt toch oud is geworden en komt, als hij geluk heeft tenminste, tot de ontdekking dat hij een groot deel van zijn leven heeft weggegooid met het najagen van een fata morgana.

Iemand die het gelukkige inzicht heeft gehad om al in een eerder levensstadium een aanhanger van de stoïcijnse filosofie te worden heeft het beter getroffen (een beetje beter, niet al te stoïcijnse hoogmoed is uw schrijver niet vreemd). In plaats van verbitterd op een grotendeels verloren leven terug te kijken, weet hij dat hij genoten heeft van ieder beschikbaar moment. Hij weet dat hij alles uit zijn leven en talenten heeft gehaald wat er in zit. Hij zal het niet erg vinden om oud te zijn geworden. Seneca vond het zelfs de prettigste levensfase.

“Van elk plezier ligt het prettigste moment aan het einde. Het aangenaamst is een gevorderde leeftijd net voordat we echt achteruit gaan, maar zelfs als we al bijna sterven valt er nog genoeg te genieten. Ook het langzaam verdwijnen van alle begeertes heeft zo zijn voordelen.” (Seneca; Brieven aan Lucilius XII-5)

De ouderdom komt niet alleen met gebreken, maar kent ook pluspunten. De meeste mensen worden met het klimmen der jaren wat milder. Het hoeft allemaal niet meer zo nodig. Dingen als carrière, geld, onderlinge wedijver, seks en allerlei andere verlangens worden wat minder belangrijk. U maakt zich niet meer zo snel kwaad en ziet dingen meer in perspectief. De druk is van de ketel. Als vanzelf krijgt u een meer filosofische inslag en ook uw stoïcijnse praktijk wordt een beetje makkelijker. Uw lichaam takelt met het ouder worden af, maar uw geest doet dat niet. Het is waar dat u op gevorderde leeftijd wat minder makkelijk nieuwe dingen onthoudt, het geheugen gaat achteruit en u reageert wat trager. Daar staat echter tegenover dat u veel meer ervaring hebt en dingen makkelijker in hun grotere verband kunt plaatsen. Uit recent neurologisch onderzoek blijkt dat de hersenen van ouderen niet minder flexibel zijn dan die van jongeren. Er worden nog steeds nieuwe hersencellen aangemaakt en nieuwe verbindingen gelegd. Het leren van nieuwe dingen gaat weliswaar wat trager, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door een grotere achtergrond kennis en ervaring. Ook Seneca merkte op dat hij er weliswaar lichamelijk op achteruit ging, maar dat zijn geest zelfs beter leek te gaan functioneren.

“Ik ben blij dat ik merk dat mijn geest niet oud wordt, terwijl mijn lichaam wel degelijk achteruit gaat. Alleen de instrumenten van mijn lichaam zijn oud en gebrekkig geworden. Mijn geest is nog vol leven en verheugt zich erop dat hij minder met het lichaam te maken heeft, dat scheelt hem een hoop gedoe. Hij is vrolijk en vertelt mij, gek genoeg, dat dit zijn bloeitijd is. Laten we hem maar geloven: hij mag er van genieten.” (Seneca; Brieven aan Lucilius XXVI-2)

De keerzijde van de ouderdom is dat u zich er veel bewuster van bent dat u uw langste tijd heeft gehad. Als jongere was de dood ver weg iets voor anderen, iets voor de opa’s en oma’s weggestopt in een of ander verpleeghuis. Maar nu beseft u dat het niet zo heel lang meer zal duren voor uw eigen leven zijn einde bereikt. Veel mensen worden een beetje depressief van die gedachte en proberen haar dan ook zo diep mogelijk weg te stoppen.

Stoïcijnen doen dat anders. In plaats van deze doodsgedachte weg te stoppen gebruiken ze hem juist om gelukkiger en beter te leven. De gedachte aan de eigen dood wordt dan als een soort negatieve visualisatie gebruikt die de waarde van het beetje leven dat nog rest juist benadrukt. Er werd zelfs een speciale meditatie-oefening van gemaakt, de verderop behandelde ‘memento mori’ techniek. Voor een oudere is het een stuk makkelijker om zich zijn eigen sterfelijkheid voor te stellen dan voor een jongere. Het is niet meer zo vanzelfsprekend dat hij iedere ochtend weer wakker wordt voor een nieuwe dag. Een korte wandeling door het park en een korte ontmoeting met een geliefde zou zo maar de laatste kunnen zijn, en wordt daardoor opeens heel bijzonder. Hij of zij zal zijn tijd minder snel verkwanselen aan onbelangrijk geneuzel en hij zal de dingen die hij doet en beleeft veel intenser meemaken. Een levensintensiteit die juist één van de doelen van een stoïcijnse levenshouding is.

Stoïcisme is dan ook de beste voorbereiding die u zich maar kunt indenken op een gelukkige oude dag. Als stoïcijn hebt u geleerd om de dingen te accepteren zoals ze zijn. Als uw lichaam achteruit gaat en als u allerlei gebreken en ziektes begint te krijgen, wordt u niet kwaad of verdrietig. U weet dat u dit niet kunt veranderen, maar u weet ook dat u uw houding tegenover die aftakeling wel kunt veranderen. U hebt ook geleerd om te genieten van het moment en van de kleine dingen die u overkomen. Beter dan het tegenwoordig zo populaire hedonisme, cynisme of epicurisme maakt dit het stoïcisme tot de best denkbare levensfilosofie voor de oude dag.


donderdag 1 februari 2024

De essentie van de Stoïcijnse Wijze

 Het stoïcisme biedt een diepgaande en tijdloze benadering van het menselijk leven. Centraal in de stoïcijnse leer staat het concept van 'de Wijze'. In eerdere blogs bent u deze zelfs voor de stoïcijnen fictieve persoon regelmatig tegengekomen. Wat is die Wijze voor iemand? Hij lijkt soms wel eens omschreven te worden als een combinatie tussen Superman en een boeddhistische verlichte. Maar wat moet je daar nu weer  mee aan, een filosofische superheld? De hoogste tijd dus om eens wat dieper op die raadselachtige stoïcijnse Wijze in te gaan. In dit blog zullen we daarom de betekenis en de kenmerken van deze Wijze verkennen, en onderzoeken hoe dit concept een leidraad kan zijn voor het streven naar een goed en vervuld leven.

Centraal in de stoïcijnse ethiek staat de nadruk op het bereiken van een staat van eudaimonia, uitmuntendheid ofwel voortreffelijkheid. De stoïcijnen geloofden dat dit bereikt kon worden door het cultiveren van de klassieke deugden van wijsheid, moed, rechtvaardigheid en zelfbeheersing. Door je leven in te richten in overeenstemming met deze deugden kun je een voortreffelijk oftewel deugdzaam leven leiden. Omdat deugdzaam een nogal brave en nette connotatie heeft en dat niet strookt met de stoïcijnse gedachte, heb ik het vooral over virtuositeit. De belichaming van een virtuoos leven in overeenstemming met de natuurlijke orde van het universum, wordt vertegenwoordigd door de figuur van 'de Wijze'.

De Wijze Is volgens de stoïcijnen iemand die volledig in harmonie leeft met de natuurlijke wetten van het universum. Deze persoon heeft een diep begrip van wat binnen zijn of haar controle ligt en wat buiten zijn of haar controle ligt, en handelt dienovereenkomstig. De Wijze is niet emotieloos, maar wel vrij van negatieve emoties of passies die worden veroorzaakt door externe gebeurtenissen. Dit omdat hij of zij erkent dat ware vreugde en geluk alleen voortkomen uit virtuositeit en innerlijke rust, niet uit externe omstandigheden. Een ander belangrijk kenmerk van de Wijze is zijn of haar vermogen om onverschillig te staan tegenover zaken buiten zijn of haar controle. De Wijze accepteert het lot zoals het komt en maakt zich niet druk over dingen die buiten zijn of haar macht liggen. In plaats daarvan richt hij of zij zich op virtuoze acties en het nastreven van een leven van voortreffelijkheid.

Voor de stoïcijnen was het bereiken van de staat van de Wijze eerder een reis, dan een eindbestemming. Het was een proces van voortdurende zelfverbetering en zelfbeheersing, waarbij men streefde naar een steeds dieper begrip van de natuurlijke orde en zijn of haar plaats daarin. De weg naar wijsheid vereist discipline, toewijding en een voortdurende praktijk van de stoïcijnse deugden. Het betekende ook het vermijden van hedonistische genoegens en oppervlakkige verlangens, ten gunste van een leven van matiging en zelfbeheersing.

Hoewel het stoïcisme zijn oorsprong vindt in de oude wereld, blijven de principes van de stoïcijnse Wijze ook vandaag de dag relevant. In een wereld die vaak wordt gekenmerkt door chaos, onzekerheid en verandering, kan het streven naar innerlijke rust, virtuositeit en zelfbeheersing ons helpen om veerkrachtiger en gelukkiger te worden. Door ons te richten op datgene wat binnen onze controle ligt en ons niet te laten beïnvloeden door externe omstandigheden, kunnen we een gevoel van empowerment en gemoedsrust ervaren, zelfs te midden van moeilijke tijden. Door ons te richten op virtuoze acties en het nastreven van een leven van uitmuntendheid in alles wat we doen, kunnen we een diep gevoel van vervulling en betekenis vinden.

De stoïcijnse Wijze belichaamt de hoogste idealen van de stoïcijnse filosofie. Door te streven naar een leven in overeenstemming met de natuurlijke orde van het universum, kunnen we een diep gevoel van vervulling, betekenis en innerlijke rust vinden. Als we de principes van het stoïcisme toepassen in ons dagelijks leven, kunnen we daarin een krachtige gids vinden voor het streven naar een leven van voortreffelijkheid en geluk.