maandag 25 maart 2013

DE BANKENCRISIS EN HET STOICISME


Beroof een bank van enkele tienduizenden euro’s en je loopt een goede kans een jaar of tien in de cel te belanden. Leidt een bank en laat door roekeloos winstbejag de wereldeconomie instorten en het ergste wat je kan overkomen is een gouden handdruk van een paar miljoen.
Dubieuze en vaak ronduit illegale beleggingen hebben de nationale en internationale economie ernstige problemen opgeleverd. De schandalen volgen elkaar in hoog tempo op. De publieke verontwaardiging is groot, maar van reële maatregelen om de bankiers en neoliberalen aan banden te leggen is geen sprake. Een verontwaardiging en volkswoede die trouwens wel wat schijnheiligs heeft. De jongens van het snelle geld in hun maatpakken en snelle bolides zijn immers jarenlang de grote voorbeelden en de helden van onze wereld geweest.

Wat is er aan de hand? Waarom wil het maar niet lukken om deze witteboordencriminaliteit aan te pakken? Veel van de dubieuze handelingen zijn gewoon legaal, maar dat verklaart lang niet alles. Er blijven nog genoeg witwaspraktijken, dubbele boekhoudingen, omkopingsschandalen en andere frauduleuze praktijken over om een serieuze vervolging van onze bankiers mogelijk te maken. En toch gebeurt dat niet. Ondanks een enorme publieke verontwaardiging wil de juridische vervolging en bestraffing van deze mensen niet van de grond komen. Ook een aanscherping van de regelgeving die goochelpraktijken met miljarden aan banden zou kunnen leggen wil maar niet tot stand komen. Ons gevoel voor rechtvaardigheid lijkt vast te lopen in een moeras van grote internationale bedrijven. Een rechtstreekse bestraffing van een bankrover is veel makkelijker. Het is duidelijk wat hij heeft gedaan en wie hij heeft benadeeld. Het wordt stukken moeilijker om hetzelfde te doen bij een ondoorzichtige organisatie waar honderden mensen in een ondoorzichtige brei van transacties miljarden weten weg te toveren zonder dat er één persoon duidelijk verantwoordelijk voor is. 
Onvoldoende regulering en ondoorzichtige handelspraktijken maken de aanpak van de internationale financiële sector al een stuk moeilijker. Daarnaast bestaat er ook nog het systeem van de lobbyisten. Voor iedere volksvertegenwoordiger staan tientallen goed betaalde lobbyisten klaar om hem of haar van hun belangen te overtuigen. Dit is een systeem dat op zijn minst op de grens van het toelaatbare ligt en zoals uit allerlei omkopingsschandalen blijkt regelmatig die grens overschrijdt. Gelukkig lopen niet alle volksvertegenwoordigers achter het advertentiegeld van het bedrijfsleven aan. Toch leidt al die verontwaardiging nog steeds niet tot echte veranderingen.

De hele machinerie komt knarsend en puffend tot stilstand. Een ding is in elk geval duidelijk om de boel weer op gang te krijgen: moet er iets fundamenteels veranderen aan de heersende graaicultuur. De op het moment beschikbare middelen om het aan te pakken werken niet. Maar wat werkt dan wel? De teloorgang van het communisme heeft ons geleerd dat overregulering tot een onwerkbare inefficiëntie leidt. Het geldbelust neoliberalisme heeft inmiddels de hele wereld in een crisis weten te storten. Wat blijft er nog over? Een nieuw moreelbesef? De waarden en normen van de jaren vijftig hebben inmiddels ook wel afgedaan.
Het wordt tijd dat de neoliberale zakenman en de door lobbyisten achtervolgde politicus hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Het vergaren van zoveel mogelijk geld en luxe is niet de enige waarde in het menselijk bestaan. Misschien is het tijd om terug te grijpen op de antieken. De door Aristoteles uitgevonden en door de stoïcijnen geperfectioneerden deugdenethiek zou een goede ingang kunnen zijn.
In die deugdenethiek gaat het niet om het volgen van een setje waarden en normen, maar om het perfectioneren van je karakter. De deugd wordt op die manier een karaktertrek. De deugdenethiek van het stoïcisme biedt een systeem waarin de mens en de maatschappij centraal staan en niet alleen het persoonlijk gewin. Net als in het liberalisme ben je als stoïcijn verantwoordelijk voor je eigen ontplooiing, maar die zelfontplooiing moet je vervolgens wel in dienst stellen van de maatschappij. Je kunt je niet rücksichtslos richten op het verwerven van rijkdom, de mensheid als geheel staat altijd op de eerste plaats. Een op deze manier deugdzame bankier zal dus niet alleen proberen de winst van zijn cliënten te maximaliseren om zo een zo hoog mogelijke bonus op te strijken. Nee hij zal vooral kijken naar de maatschappelijke functie van zijn bank. En ook een politicus zal zich niet langer voor het karretje van de lobbyisten laten spannen, maar keuzes maken die het algemeen belang dienen en niet het belang van de neoliberale zakenman.

zondag 10 maart 2013

FILOSOFIE IN DE SPORTSCHOOL

Zoals ik in mijn vorige blog al schreef, wordt filosofie tegenwoordig als een volledig intellectuele activiteit beschouwd. Vanuit je luie stoel met een glaasje cognac in je hand kom je als modern filosoof een heel eind. Klinkt aanlokkelijk. Ten tijd van de stoïcijnen was het toch anders. Filosofie werd gezien als een 'full-body workout' die net zo goed op de sportschool als in de collegezaal werd onderwezen.
Veel antieke filosofen stonden in hun tijd net zo bekend om hun sportieve prestaties als om hun intellectuele lenigheid. Zo was Socrates de meeste geharde soldaat uit het Atheense leger, leefde Diogenes in een wijnton, was Plato een beroemd worstelaar die zelfs furore maakte op de Olympische spelen (zijn naam betekent eigenlijk: 'de breedgeschouderde')  en was de stoïcijn Cleanthes een professioneel bokser.
Filosofie is geen puur theoretisch vak. Je moet die leunstoel uitkomen en laten zien hoe je omgaat met het echte leven. Epictetus waarschuwde zijn leerlingen dat het er niet om ging om hoge cijfers op school te halen. Pas in het echte leven wordt het duidelijk of je iets van je filosofiestudies geleerd hebt. De leraar van Epictetus, Musonius Rufus, is het beste voorbeeld van een filosoof die leerde dat geestelijke en lichamelijke training hand in hand gaan.
Musonius is tegenwoordig een vrij onbekende stoïcijn, maar in zijn eigen tijd was het een echte beroemdheid. Hij werd zelfs de 'Romeinse Socrates' genoemd. Hij was de eerste filosoof die pleitte voor gelijkberechtiging van vrouwen en slaven. Hij vond dat slaven onrechtvaardige bevelen van hun meesters moesten negeren en ook zijn politieke standpunten stak hij niet onder stoelen of banken. Zijn radicale ideeën werden hem niet in dank afgenomen. Hij werd twee keer uit Rome verbannen en kon maar net een terdoodveroordeling ontlopen.
Musonius vond de praktijk dus minstens zo belangrijk als de theorie. Hij zei tegen zijn leerlingen:
De deugd bestaat niet alleen uit theoretische kennis, maar ook uit praktische toepassing, net als de geneeskunde en de muziek. Net als de arts en de musicus die zich niet alleen de theorie van hun vak moeten eigen maken, maar ook de praktijk moet ook de filosoof niet alleen leren wat iemand een goed mens maakt, maar zich ook vol ijver daarin oefenen. Daarom moet op het leren van de lessen die bij iedere deugd horen altijd ook de praktische oefening volgen.
Hoe en op welke manier moeten zij dan geoefend worden? Omdat een mens nu eenmaal niet alleen een ziel is en ook niet alleen een lichaam, maar een combinatie van alle twee, moet de leerling filosoof aan alle twee aandacht besteden. Want ook het lichaam van de filosoof moet goed voorbereid worden op zijn taken.
 
Musonius wil dus dat filosofisch onderwijst zowel mentaal als lichamelijk is. Lichaam en geest moeten gelijkelijk getraind worden. Een aspirant filosoof moet zijn lichaam harden door simpel voedsel te eten en enkel water te drinken, hij moet in een koude kamer op een hard bed slapen en een zware lichamelijke training volgen. Gelukkig alleen als training. Een stoïcijn leidt een normaal leven en mag best van een beetje luxe genieten, maar hij moet wel voorbereid zijn op slechtere tijden.
Toch nog een flinke opgave voor een aartsluiaard als uw schrijver. Het beeld van de filosoof die vanuit zijn leunstoel, met een glaasje wijn onder handbereik, de dingen in de wereld becommentarieert spreekt mij wel aan. Misschien moet ik toch maar eens een blik over de tuinschutting van de epicuristen werpen. In de tuin van Epicurus schijnt het er nogal gezellig aan toe te gaan.