zaterdag 27 juli 2019

EEN STOÏCIJNS ROLLENSPEL


Hoofdstuk 30 van het Handboekje van Epictetus
Wat je moet doen en laten wordt bepaald door de rollen die je moet spelen. Neem bijvoorbeeld je vader: het is je taak om voor hem te zorgen, hem gelijk te geven, zijn gescheld en klappen te accepteren. ‘Maar hij is een slechte vader.’ Dat kan wel wezen, maar de natuur heeft je niet een goede vader gegeven, maar een vader. Behandelt je broer je slecht? Dat verandert niets aan de situatie. Kijk niet naar wat hij doet, maar naar wat jij moet doen om je op een natuurlijke en virtuoze manier te gedragen. Zolang je dat niet wilt kan iemand anders je onmogelijk kwaad doen. Iemand kan je alleen kwaad doen wanneer je zelf denkt dat je geschaad wordt. Als je je er aan went naar je sociale rollen te kijken ontdek je vanzelf wat er van je verwacht wordt of je nu de rol speelt van een burger, buurman of generaal.

Epictetus vertelt zijn studenten dat je handelen afhankelijk hoort te zijn van de sociale relaties die je hebt. Het zijn deze relaties met de anderen die bepalen wat je moet doen en laten. Zijn leerlingen moesten er natuurlijk vooral van doordrongen zijn dat ze in de eerste plaats stoïcijns filosoof zijn, maar dat betekent niet dat je als stoïcijn niet allerlei maatschappelijke rollen hebt te spelen. Een aantal van die rollen worden je door de natuur opgelegd. Je bent een kind en onderhoudt dus een relatie met je ouders en eventuele broers, zussen en andere familieleden. Deze natuurlijke relaties brengen bepaalde rollen met zich mee: de rol van kind, broer, zus, neef, nicht enzovoort. Veel keuze vrijheid heb je hier niet bij. Andere types relaties bieden wat meer ruimte. Je kiest een levenspartner en neemt al dan niet kinderen. Je volgt een studie, krijgt een baan, wordt lid van een sportclub of politieke partij. Al die relaties brengen verschillende rollen met zich mee, die je moet spelen. Elke rol stelt weer andere eisen aan de speler. Je bent echtgenoot, ouder, student, werknemer, fan of wat dan ook.

Epictetus vertelt zijn studenten hier dat er van een stoïcijn verwacht wordt dat hij al die rollen naar beste kunnen zal vervullen. Het doet er daarbij niet toe wat de wederpartij van je sociale relatie doet of wie hij is. Het is de rol die bepaalt hoe je je moet gedragen. Epictetus neemt hierbij de rol van kind en broer als voorbeeld. Je kunt de pech hebben met een slechte vader die je slaat en misbruikt opgescheept te zitten, of je hebt een oudere broer die je besodemietert of je vriendinnetje van je afpikt. Dat is pech, maar het zijn allemaal dingen waar je geen echte controle over hebt. Het zijn dus dingen die je niets aangaan. Het enige waar je wel invloed op hebt is je eigen gedrag, daar heb je zelfs de volledige controle over. En daar draait het om. Je hebt een rol te spelen, in dit voorbeeld de rol van kind en broer, en die rol moet je zo goed mogelijk spelen. Ongeacht de reactie van de ander. Zijn gedrag is niet jouw verantwoordelijkheid. Het is de verantwoordelijkheid van de ander.

Epictetus wijst er ook nog maar weer eens op dat die ander je niet echt kwaad kan doen. Je kunt een wrede en slechte vader hebben die je mishandelt, maar hij tast daarmee alleen je lichaam aan en niet je geest. Het is je eigen oordeel dat je iets slechts wordt aangedaan die maakt dat je geschaad wordt. Het zijn niet de klappen die je oploopt, maar de gedachte dat ze slecht zijn die de klappen tot een kwaad maken. Epictetus bedoelt hier niet dat je iedere aanvaller maar je andere wang moet toekeren. Een stoïcijn mag zijn lichamelijke integriteit beschermen en mag daarbij zo nodig ook geweld gebruiken. Hij moet echter altijd beseffen dat het gedrag van anderen hem nooit echt kwaad kan doen. Zolang hij de rollen die de natuur hem oplegt, maar naar beste weten en kunnen blijft spelen kan hij zichzelf nooit iets verwijten.


vrijdag 19 juli 2019

STOÏCISME IS GEEN KINDERSPEL


Hoofdstuk 29 van het Handboekje van Epictetus
Bij alles wat je gaat ondernemen moet je eerst goed kijken wat het precies betekent wat je wilt gaan doen. Anders begin je ergens vol enthousiasme aan, maar druip je al weer af zodra het een beetje moeilijk wordt. Zo vriend, jij wil dus Olympisch kampioen worden. Ik ook, dat zou geweldig zijn! Maar kijk eerst eens wat dat zou betekenen. Je moet je aan een strenge training onderwerpen. Je kunt niet zomaar eten waar je zin in hebt. Gebak en zoetigheid zijn uit den boze. Je moet trainen op de voorgeschreven tijden. Wat voor weer het ook is. Je mag geen frisdrank of alcohol drinken. Je moet je volledig aan je trainer overgeven. Bij wedstrijden kan je je pols verdraaien, je enkel verzwikken, lelijk vallen en bij dat alles ook nog eens verliezen. Laat dit goed tot je doordringen voor je met sporten begint.
Als je dan nog steeds sporter wilt worden ga er dan helemaal voor. Als je dat niet doet, weet dan dat je je kinderachtig gedraagt. Kinderen spelen vandaag dat ze sporter zijn, morgen zijn ze weer gladiator, trompetspeler of ze spelen in een toneelstukje. Zo ben jij dan ook de ene keer sporter, de andere keer gladiator, redenaar of filosoof, maar niets met hart en ziel. Je aapt alles na wat je ziet en vindt telkens weer iets anders leuk. Dat komt doordat je ergens zomaar zonder nadenken aan begint, zonder echt te onderzoeken wat het betekent, zonder dat je echt weet wat je wilt. Sommigen zien een filosoof spreken als Socrates, en wie wil niet zo mooi kunnen spreken, en denken dan dat wil ik ook. Ik word filosoof.
Man kijk eerst eens wat dat nu eigenlijk betekent, wat zijn je talenten, kun je het wel aan? Wil je een vijfkamper of een worstelaar worden? Kijk dan naar je armen, je dijen en je heupen. Niet iedereen is overal even goed in. Als je filosoof wilt worden kijk dan eerst naar wat dat inhoudt, en kijk daarna naar jezelf. Kan je het aan? Ben je bereid de prijs te betalen? Denk je dat je als stoïcijn net zo kunt blijven eten, drinken, boos worden en je ergeren als voorheen? Je moet altijd attent zijn, hard werken, je vrienden en bekenden achterlaten. Je zult veracht worden door een slaafje, door iedereen uitgelachen worden, in alles de laatste zijn, in aanzien, in carrière, in de rechtbank, bij alles wat je doet. Laat dat goed tot je doordringen en bedenk dan of je bereid bent om deze prijs te betalen voor rust, vrijheid en onverstoorbaarheid. Zo niet, begin er dan niet aan. Gedraag je niet als een kind door eerst filosoof en dan weer belastinginspecteur, redenaar of gouverneur in dienst van de keizer te willen worden. Dat gaat niet samen. Je moet kiezen: goed of slecht. Of je richt je op het vervolmaken van je intellect of je richt je op uiterlijkheden, je spant je in voor je binnenwereld of voor de buitenwereld, met andere woorden je speelt de rol van filosoof of van een gewoon mens.

Bezint eer ge begint. Epictetus waarschuwt zijn leerlingen er regelmatig voor dat het stoïcisme niets vrijblijvends heeft. In tegendeel het is juist enorm veeleisend. Hij vergelijkt het hier zelfs met het mee willen doen aan de Olympische Spelen. Een Olympisch sporter moet talent hebben en heel wat ontberingen doorstaan om mee te mogen doen aan de Spelen. Hij moet een grondige zelfkennis hebben, zijn sterke en zwakke kanten kennen en bereid zijn om alles op zij te zetten voor zijn sport. Epictetus houdt zijn leerlingen voor dat ook filosofie topsport is. Het is niet iets wat je er even bij doet als een interessante hobby. Het is een manier van zijn die je hele leven op zijn kop zet.

Bij de beslissing om een stoïcijns filosoof te willen worden moet je dus niet over één nacht ijs gaan. Je moet je goed realiseren wat het betekent. Je moet om te beginnen een goed beeld van de theorie krijgen. Zonder een grondige theoretische basis heb je geen idee waar je aan begint. Pas als je de theorie onder de knie hebt kun je met het echte werk beginnen; de stoïcijnse levenspraktijk. Alles wat je tot nu toe gewent was te voelen, denken en doen wordt ter discussie gesteld. Net als een sporter kun je niet meer zo maar eten en drinken waar je zin in hebt. Je moet leren je verlangens, irritaties en angsten onder ogen te zien en aan te passen. Je levensstijl zal eenvoudiger en soberder worden. Niet omdat je je bewust aan één of ander dieet of training wilt onderwerpen, maar omdat je echt geen behoefte meer hebt aan luxe en rijkdom. Tot nu toe dacht je bijvoorbeeld dat lekker eten en drinken iets goeds en prettigs was, als stoïcijn zal je op een gegeven moment tot de ontdekking komen dat de door je familie en vrienden zo aanbeden liflafjes en dure wijnen je koud laten. Geld, roem, carrière, voetbal, auto’s, luxe al die dingen waar anderen zo gek op zijn, zijn onbelangrijk voor je geworden. Het is niet dat je opeens een ascetisch calvinist bent geworden. Nee, je zal echt nog wel eens een wijntje of biertje met je vrienden drinken en misschien zelfs nog wel eens een voetbalwedstrijd of ander sportevenement bezoeken, maar je vrienden zullen merken dat het je allemaal niet meer echt boeit. Het zal je worst zijn of die club waarvan je ooit zo’n fanatiek supporter was wint of verliest. Je bent heel anders gaan denken en voelen.

Je hoeft er niet mee te koop lopen dat je je niet meer interesseert voor dezelfde dingen als je omgeving. Epictetus raadt je zelfs aan om daar een beetje geheimzinnig over te doen. Maar dat zal niet kunnen voorkomen dat je familie en vrienden er gauw genoeg achter zullen komen dat je veranderd bent en hun reactie zal niet prettig zijn. Je zult als een loser worden beschouwd, als een sneue dromer. Nu auto’s, voetbalwedstrijden en bier je niet meer boeien zullen je vrienden je saai gaan vinden. Nu status en ambitie je niets meer kunnen schelen zal je bij sollicitaties en promoties overgeslagen worden. Epictetus waarschuwt er hier zelfs voor dat je er op moet rekenen dat je uitgelachen zal worden en nauwelijks nog serieus genomen zult worden.

Het is niet altijd zo zwart-wit als Epictetus het hier afschildert, soms wil een onverschillige stoïcijnse levenshouding wel eens carrière bevorderend werken. Mensen willen nog wel eens onder de indruk raken van iemand die zich het stoïcisme eigen heeft gemaakt. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, dan zou ook die bewondering een echte stoïcijn volkomen koud laten. Het is de prijs die je moet betalen voor gemoedsrust en virtuositeit. Als die prijs je te hoog is en je te veel waarde blijft hechten aan externe zaken dan is het stoïcisme dus niks voor je. Je moet een keuze maken. Of je richt je op de vervolmaking van je karakter of je richt je op carrière, rijkdom en macht. Een tussenweg bestaat niet. Het is het één of het ander.


zaterdag 13 juli 2019

SCHELDEN DOET GEEN PIJN


Hoofdstuk 28 van het Handboekje van Epictetus

Je zou kwaad worden als iemand je lichaam aan zomaar iemand op straat zou uitleveren. Schaam je je er dan niet over dat je overstuur raakt als iemand je uitscheldt. Dan lever je je gemoedsrust immers uit aan zomaar de eerste de beste.

Epictetus wist als geen ander wat het betekende geen controle over je eigen lichaam te hebben. Als voormalig slaaf wist hij wat het betekende om uitgeleverd te zijn aan een meester die de volledige macht had over je lichaam, hij bepaalde wat je deed, wat je at en hoe je gekleed ging. Waar hij echter nooit controle over kan krijgen is je geest. Epictetus legt er steeds weer de nadruk op dat je altijd en onder alle omstandigheden de volledige macht over je gedachten hebt.

Niemand zou zomaar vrijwillig zijn lichaam aan iemand anders toevertrouwen. Gevangenschap, slavernij en een absolute kadaverdiscipline werden in de Oudheid net zo verafschuwd als tegenwoordig. Epictetus vond het gek dat zijn leerlingen hun geestestoestand wel zomaar en zonder slag of stoot aan een ander uitleverden. Eén enkele kritische opmerking, een neerbuigend lachje of soms zelfs een wat meewarige blik kon sommige van hen totaal laten ontploffen. Anderen werden onder de zelfde omstandigheden juist verdrietig en teruggetrokken. Kortom: ze hadden hun gemoedstoestand met huid en haar aan iemand anders uitgeleverd. Mensen die er niet over zouden piekeren om hum lichaam aan een toevallige voorbijganger uit te leveren, raken wel totaal overstuur als iemand ze uitscheldt of een middenvinger naar ze opsteekt. Ze geven daarmee andere mensen de macht over hun emoties en dus ook over hun welzijn.

De studenten zagen iedere dag voorbeelden van mensen die hun gemoedstoestand in handen van andere overgaven. Waarschijnlijk hadden een flink aantal van die voorbeelden op hen zelf betrekking. Anderen kunnen zo, bedoeld of onbedoeld, je geluk behoorlijk in de weg staan. Epictetus wilde dat zijn studenten zich hier goed van bewust waren, zodat ze één van de stoïcijnse technieken konden inzetten om dit te voorkomen. Andere mensen kunnen je doelstellingen dwarsbomen en kunnen er zelfs op uit zijn om je treiteren, maar dat zegt iets over hen en heeft niets met jou persoonlijk te maken. Je hebt zelf de volledige macht over je gedachten en gevoelens en je kunt iemand anders de toegang tot je innerlijke kasteel ontzeggen.

Dat betekent niet dat de meningen van anderen een stoïcijn volkomen koud zouden moeten laten. Hoe beledigend een bepaalde opmerking ook bedoeld is, een stoïcijn moet altijd even nagaan of er toch niet een kern van waarheid in zit. Ook de bron van de kritiek speelt hierbij een rol. Gaat het om een nitwit of is het iemand die weldegelijk iets over het onderwerp te melden heeft? De emotionele bedoeling van de opmerking of belediging laat een stoïcijn van zijn schouders glijden, maar inhoudelijk moet wel even gekeken worden of er misschien ruimte voor verbetering bestaat.


vrijdag 5 juli 2019

STOÏCISME EN DE KUNST VAN HET BOOGSCHIETEN


Hoofdstuk 27 van het Handboekje van Epictetus

Net zo min als een schietschijf wordt neergezet om te worden gemist bestaat het kwaad in de wereld.

Dit is een kort en op het eerste gezicht nogal raadselachtig hoofdstukje. Laten we toch eens kijken of we er achter kunnen komen wat Epictetus hier bedoelt. Het doel dat de stoïcijnse boogschutter probeert te raken is de virtuositeit. Volgens Epictetus is het daarbij in principe altijd mogelijk om de roos van de schietschijf te raken. De wereld van goed en kwaad speelt zich voor hem volledig af in de binnenwereld van het beoordelen van gebeurtenissen uit de buitenwereld. Het is wat je denkt over een bepaalde gebeurtenis wat bepaalt hoe je je voelt. Je gedachten en oordelen zijn de enige echte bron van goed en kwaad. Een juist oordeel over de buitenwereld is goed en een verkeerd oordeel is slecht. Juiste oordelen zijn het equivalent van een schot in de roos en onjuiste oordelen zijn de missers van onze stoïcijnse boogschutter.

In de wilde buitenwereld bestaat niet zoiets als goed en kwaad. Dat is de wereld van feiten van dingen waar je geen noemenswaardige invloed op kunt uitoefenen. Er gebeurt natuurlijk van alles in die boze wereld wat we liever niet hadden gehad. Er zijn natuurrampen, ziektes en kwaadaardige mensen. Dingen die je het leven behoorlijk zuur kunnen maken. Maar voor de stoïcijnen is daar niets slechts aan. Het zijn ‘facts of life’ waar je mee moet leren omgaan. Ze zijn in wezen niet goed of slecht maar gewoon neutraal. De stoïcijnse filosofie is er vooral op gericht om te leren om te gaan met de wisselvalligheden van het lot. De geschiedenis beweegt zich langs door natuurwetten uitgesleten paden. Als nietig persoontje kan je daar niet zo heel veel aan veranderen. Het enige waar je wel iets aan kunt doen is de houding die je tegenover die gebeurtenissen aanneemt. Dat is voor Epictetus de enige echte bron van goed en kwaad. Dat is de schietschijf waar onze stoïcijnse boogschutter op mikt.