Hoofdstuk 30 van het
Handboekje van Epictetus
Wat je moet doen en
laten wordt bepaald door de rollen die je moet spelen. Neem bijvoorbeeld je
vader: het is je taak om voor hem te zorgen, hem gelijk te geven, zijn gescheld
en klappen te accepteren. ‘Maar hij is een slechte vader.’ Dat kan wel wezen,
maar de natuur heeft je niet een goede vader gegeven, maar een vader. Behandelt
je broer je slecht? Dat verandert niets aan de situatie. Kijk niet naar wat hij
doet, maar naar wat jij moet doen om je op een natuurlijke en virtuoze manier
te gedragen. Zolang je dat niet wilt kan iemand anders je onmogelijk kwaad
doen. Iemand kan je alleen kwaad doen wanneer je zelf denkt dat je geschaad
wordt. Als je je er aan went naar je sociale rollen te kijken ontdek je vanzelf
wat er van je verwacht wordt of je nu de rol speelt van een burger, buurman of
generaal.
Epictetus vertelt zijn studenten dat je handelen afhankelijk
hoort te zijn van de sociale relaties die je hebt. Het zijn deze relaties met
de anderen die bepalen wat je moet doen en laten. Zijn leerlingen moesten er
natuurlijk vooral van doordrongen zijn dat ze in de eerste plaats stoïcijns
filosoof zijn, maar dat betekent niet dat je als stoïcijn niet allerlei
maatschappelijke rollen hebt te spelen. Een aantal van die rollen worden je
door de natuur opgelegd. Je bent een kind en onderhoudt dus een relatie met je
ouders en eventuele broers, zussen en andere familieleden. Deze natuurlijke
relaties brengen bepaalde rollen met zich mee: de rol van kind, broer, zus,
neef, nicht enzovoort. Veel keuze vrijheid heb je hier niet bij. Andere types
relaties bieden wat meer ruimte. Je kiest een levenspartner en neemt al dan
niet kinderen. Je volgt een studie, krijgt een baan, wordt lid van een
sportclub of politieke partij. Al die relaties brengen verschillende rollen met
zich mee, die je moet spelen. Elke rol stelt weer andere eisen aan de speler.
Je bent echtgenoot, ouder, student, werknemer, fan of wat dan ook.
Epictetus vertelt zijn studenten hier dat er van een
stoïcijn verwacht wordt dat hij al die rollen naar beste kunnen zal vervullen. Het
doet er daarbij niet toe wat de wederpartij van je sociale relatie doet of wie
hij is. Het is de rol die bepaalt hoe je je moet gedragen. Epictetus neemt
hierbij de rol van kind en broer als voorbeeld. Je kunt de pech hebben met een
slechte vader die je slaat en misbruikt opgescheept te zitten, of je hebt een
oudere broer die je besodemietert of je vriendinnetje van je afpikt. Dat is
pech, maar het zijn allemaal dingen waar je geen echte controle over hebt. Het
zijn dus dingen die je niets aangaan. Het enige waar je wel invloed op hebt is
je eigen gedrag, daar heb je zelfs de volledige controle over. En daar draait
het om. Je hebt een rol te spelen, in dit voorbeeld de rol van kind en broer,
en die rol moet je zo goed mogelijk spelen. Ongeacht de reactie van de ander.
Zijn gedrag is niet jouw verantwoordelijkheid. Het is de verantwoordelijkheid
van de ander.
Epictetus wijst er ook nog maar weer eens op dat die ander
je niet echt kwaad kan doen. Je kunt een wrede en slechte vader hebben die je
mishandelt, maar hij tast daarmee alleen je lichaam aan en niet je geest. Het
is je eigen oordeel dat je iets slechts wordt aangedaan die maakt dat je
geschaad wordt. Het zijn niet de klappen die je oploopt, maar de gedachte dat
ze slecht zijn die de klappen tot een kwaad maken. Epictetus bedoelt hier niet
dat je iedere aanvaller maar je andere wang moet toekeren. Een stoïcijn mag
zijn lichamelijke integriteit beschermen en mag daarbij zo nodig ook geweld
gebruiken. Hij moet echter altijd beseffen dat het gedrag van anderen hem nooit
echt kwaad kan doen. Zolang hij de rollen die de natuur hem oplegt, maar naar
beste weten en kunnen blijft spelen kan hij zichzelf nooit iets verwijten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten