zaterdag 13 juli 2019

SCHELDEN DOET GEEN PIJN


Hoofdstuk 28 van het Handboekje van Epictetus

Je zou kwaad worden als iemand je lichaam aan zomaar iemand op straat zou uitleveren. Schaam je je er dan niet over dat je overstuur raakt als iemand je uitscheldt. Dan lever je je gemoedsrust immers uit aan zomaar de eerste de beste.

Epictetus wist als geen ander wat het betekende geen controle over je eigen lichaam te hebben. Als voormalig slaaf wist hij wat het betekende om uitgeleverd te zijn aan een meester die de volledige macht had over je lichaam, hij bepaalde wat je deed, wat je at en hoe je gekleed ging. Waar hij echter nooit controle over kan krijgen is je geest. Epictetus legt er steeds weer de nadruk op dat je altijd en onder alle omstandigheden de volledige macht over je gedachten hebt.

Niemand zou zomaar vrijwillig zijn lichaam aan iemand anders toevertrouwen. Gevangenschap, slavernij en een absolute kadaverdiscipline werden in de Oudheid net zo verafschuwd als tegenwoordig. Epictetus vond het gek dat zijn leerlingen hun geestestoestand wel zomaar en zonder slag of stoot aan een ander uitleverden. Eén enkele kritische opmerking, een neerbuigend lachje of soms zelfs een wat meewarige blik kon sommige van hen totaal laten ontploffen. Anderen werden onder de zelfde omstandigheden juist verdrietig en teruggetrokken. Kortom: ze hadden hun gemoedstoestand met huid en haar aan iemand anders uitgeleverd. Mensen die er niet over zouden piekeren om hum lichaam aan een toevallige voorbijganger uit te leveren, raken wel totaal overstuur als iemand ze uitscheldt of een middenvinger naar ze opsteekt. Ze geven daarmee andere mensen de macht over hun emoties en dus ook over hun welzijn.

De studenten zagen iedere dag voorbeelden van mensen die hun gemoedstoestand in handen van andere overgaven. Waarschijnlijk hadden een flink aantal van die voorbeelden op hen zelf betrekking. Anderen kunnen zo, bedoeld of onbedoeld, je geluk behoorlijk in de weg staan. Epictetus wilde dat zijn studenten zich hier goed van bewust waren, zodat ze één van de stoïcijnse technieken konden inzetten om dit te voorkomen. Andere mensen kunnen je doelstellingen dwarsbomen en kunnen er zelfs op uit zijn om je treiteren, maar dat zegt iets over hen en heeft niets met jou persoonlijk te maken. Je hebt zelf de volledige macht over je gedachten en gevoelens en je kunt iemand anders de toegang tot je innerlijke kasteel ontzeggen.

Dat betekent niet dat de meningen van anderen een stoïcijn volkomen koud zouden moeten laten. Hoe beledigend een bepaalde opmerking ook bedoeld is, een stoïcijn moet altijd even nagaan of er toch niet een kern van waarheid in zit. Ook de bron van de kritiek speelt hierbij een rol. Gaat het om een nitwit of is het iemand die weldegelijk iets over het onderwerp te melden heeft? De emotionele bedoeling van de opmerking of belediging laat een stoïcijn van zijn schouders glijden, maar inhoudelijk moet wel even gekeken worden of er misschien ruimte voor verbetering bestaat.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten