dinsdag 20 februari 2018

STOÏCIJNSE ETHIEK EN DE NATURALISTISCHE DROGREDEN

De stoïcijnen zijn niet zo van de geboden en verboden. U zult bij hen niet snel zo iets als de ‘Tien geboden’ tegen komen. Inzet en goede bedoelingen zijn voor hen een stuk belangrijker dan allerlei wetten en regeltjes. Toch is er één gebod waar geen enkele stoïcijn omheen kan: ‘Gij zult rationeel en sociaal zijn’. 

Volgens de stoïcijnen zijn mensen bij uitstek sociale en redelijke wezens. Voor hen zijn het verstand en de sociale drang wezenlijk voor de menselijke soort. Zijn rationele vermogens maken van de mens een bewuste toeschouwer en onderzoeker van de natuurverschijnselen. De stoïcijnen geloven dan ook dat dat één van de belangrijkste taken is die de natuur aan ons mensen oplegt. We moeten kennis en inzicht verwerven over het hoe en waarom van het universum. Het gaat bovendien om meer dan alleen een theoretisch inzicht. We moeten onze rationaliteit dan ook niet alleen gebruiken voor contemplatie van de universele natuur, maar ook voor het realiseren van een zo prettig mogelijke samenleving. De verworven inzichten zien dus ook op de vraag wat er gedaan moet worden en hoe dat dan het best aangepakt kan worden. Door uw persoonlijke talenten en mogelijkheden zoveel mogelijk te realiseren groeit uw virtuositeit. U wordt een beter, wijzer mens. U moet kortom dat wat de stoïcijnen ‘wijsheid’ noemen proberen te vinden. Het gaat hier om de morele en praktische wijsheid die de grondslag vormt voor alle andere vormen van een virtuoos leven. Die praktische wijsheid kan u vertellen wat goed is en daarom de moeite van het nastreven waard, en wat slecht is en dus vermeden moet worden.

Hier stuiten we echter op het filosofische probleem van de naturalistische drogreden van de Schotse filosoof Hume. Volgens hem wordt er ten onrechte beweerd dat iets goed is omdat het natuurlijk is. De oorsprong van de moraal wordt gezocht in de natuur. Mensen zijn van nature redelijk en sociaal dus horen mensen zich redelijk en sociaal te gedragen. Maar niet alles wat natuurlijk is is ook echt goed. Ziektes, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen zijn heel natuurlijk, maar om die dingen nu als goed te kenschetsen. Uit de constatering dat iets is kan dus niet worden afgeleid dat het ook zo hoort. Uit een zijn kan niet zomaar een behoren worden afgeleid en dat is nu precies wat de stoïcijnen hier wel doen.

Wordt hiermee de hele stoïcijnse ethiek onderuit gehaald of is er misschien nog een uitweg? Tegenwoordig worden in discussies over de oorsprong van de moraal vier standpunten onderscheiden:
·        Je kunt net als Hume scepticus zijn en vinden dat uit een zijn nooit een behoren kan worden afgeleid. Wie beweert dat moord verkeerd is maakt volgens de sceptici een denkfout.
·        Je kunt empirist zijn en vinden dat je door uitgebreid te onderzoeken wat mensen goed en slecht vinden uiteindelijk kunt bepalen wat de moraal echt inhoudt.
·        Je kunt rationalist zijn en vinden dat je met logisch redeneren tot de best mogelijke morele regels kunt komen.
·        En tenslotte kun je intuïtionalist zijn en vinden dat mensen een soort ingebouwde moraal hebben en daardoor voelen wat goed of slecht is.

De sceptici waren in de Oudheid een geduchte concurrent van de stoïcijnen. De stoïcijnen waren dan ook absoluut geen sceptici. Je kunt ze echter ook niet zomaar bij één van de drie andere groepen in delen. Misschien denkt u dat rationalisme voor de hand ligt, maar zo simpel is het niet. Hun theorie over de oorsprong van de moraal gebruikte iets uit alle drie de overgebleven categorieën. Volgens hen worden mensen in hun jeugd geleid door instinctieve op overleven en het eigen welzijn gerichte intuïties. In deze fase bekommeren we ons alleen om ons zelf en onze directe verwanten. Als we wat ouder worden beginnen we te leren dat het voortbestaan van dit kerngezinnetje afhankelijk is van een heleboel andere mensen. We ontdekken dat er zonder boeren, molenaars en bakkers geen brood op de plank komt. De mens komt nu in een overwegend empiristische fase van zijn ethisch besef terecht. Nog later als hij echt de jaren des onderscheids heeft bereikt, en sommige mensen bereiken die fase nooit, begint hij met zijn rationele vermogens te beseffen dat het in je persoonlijke belang is om het algemeen belang constant in het oog te houden. De mens heeft in deze fase geleerd dat hij niet kan bestaan zonder de hulp van anderen, dat alles wat je doet ten behoeve van het algemeen belang uiteindelijk ook aan jezelf ten goede komt.


Dit idee van een soort ethisch groeimodel wordt door de stoïcijnen wel de ‘oikeiosis’, letterlijk het gezin, genoemd. Een systeem waarbij het ethisch besef groeit en de kring van ‘gezinsleden’ langzaam maar zeker wordt uitgebreid tot het uiteindelijk de gehele mensheid omvat. Deze intuïtieve, empirische en rationele redenering zal een verstokte scepticus waarschijnlijk niet weten te overtuigen. Toch denk ik dat het een prima rechtvaardiging vormt van de stoïcijnse overtuiging dat het de menselijke natuur is die de grondslag vormt voor zijn moraal.

zaterdag 10 februari 2018

HET SERENITEITSGEBED

‘God geve me de kalmte om te aanvaarden waaraan ik niets kan veranderen, de moed om de dingen te veranderen die ik kan veranderen, en de wijsheid om het verschil tussen beiden te kunnen zien.’

Het beroemde sereniteitsgebed van de Amerikaan Reinhold Niebuhr. Obama noemde hem zijn favoriete filosoof, maar ook onder conservatieve politici is deze filosoof en protestants theoloog immens populair. Dit al uit 1934 stammende gebed is vooral bekend van de Anonieme Alcoholisten (AA), die het gebruiken in hun afkick programma’s. Het gebed lijkt een christelijke achtergrond te hebben maar is behoorlijk ouder. In de elfde eeuw schreef de Joodse Schriftgeleerde Solomon ibn Gabirol: ‘Zij zeiden dat aan de oorsprong van al het inzicht het besef ligt van wat is en van wat niet kan zijn, en de troost te weten wat niet in ons vermogen ligt om te veranderen’. Nog langer geleden in de achtste eeuw schreef de boeddhist Shantideva: ‘Als er een remedie bestaat voor het moment waarop het noodlot toeslaat. Waarom zou je je dan nog druk maken? En als er toch niets aan te doen is waarom zou je dan zo somber zijn?’

Er bestaat echter nog een veel oudere stoïcijnse versie. Een versie waar geen god in voorkomt en het alleen om de mens zelf gaat. In de eerste zinnen van het ‘Handboekje’ van Epictetus staat dit:

‘Van al het bestaande hebben wij over sommige dingen controle en over andere niet. Controle hebben wij over onze meningen, onze wil, onze begeerte en afkeer. Al deze dingen kunnen wij zelf bewerkstelligen.
Over ons lichaam hebben wij geen controle. Ook niet over bezit of over reputatie en carrière. Kortom, alles wat niet ons eigen werk is. Bedenk, dat de dingen waar we controle over hebben van nature vrij zijn. Zij kunnen niet gehinderd of belemmerd worden. Maar de dingen waar we geen controle over hebben, zijn krachteloos, onderworpen, vol belemmeringen en vreemd aan ons wezen.’

Deze korte paragraaf vormt de kern van de stoïcijnse filosofie en gaat dan ook terug tot de grondlegger van deze levensleer Zeno. Hij wordt echter nergens zo duidelijk en kort weergegeven als in het eerste hoofdstuk van het ‘Handboekje’. Het stoïcisme is veel ouder dan de hedendaagse religies van het christendom, het jodendom en de islam, de stoïcijnse leer ligt dan ook aan de basis van een aantal van hun leerstellingen. Maar ook in het boeddhisme en taoïsme komen met het bovenstaande citaat vergelijkbare ideeën voor. Als verschillende tradities door de eeuwen heen allemaal tot dezelfde conclusie komen zou je haast gaan denken dat er toch iets van waarheid in de stoïcijnse filosofie zit.

Wat een onzin, zult u misschien denken. Het mag dan wel zo zijn dat dat controleverhaaltje in heel wat oude tradities voorkomt, maar dat maakt het nog niet waar. Wat is er gebeurd met dat beroemde rationalisme van jullie? Waar halen die stoïcijnen het idee vandaan dat ik mijn leven niet in eigen hand kan nemen? Dat ik geen invloed heb op het weer, daar kan ik nog inkomen, maar over mijn eigen lichaam en mijn carrière heb ik wel degelijk controle. Iedereen weet toch dat je met hard werken je doelen kunt bereiken. Als ik maar lang en hard genoeg train kan ik de marathon van Rotterdam winnen of op z’n minst een goede classificatie maken. Als ik hard studeer slaag ik voor mijn examen en als ik me volledig inzet voor mijn bedrijf kan ik carrière maken. Op dit soort dingen kan ik toch zeker invloed uitoefenen.

Epictetus was niet gek en wist dit natuurlijk ook wel. Hij ontkende niet dat je dingen kon ondernemen om uw doelen te bereiken, maar dat is volgens hem iets anders. Als u denkt dat u uw lot in eigen hand hebt, dan hebt u misschien niet helemaal ongelijk, maar toch wel voor het grootste deel. Iemand anders kan harder getraind hebben of een betere aanleg hebben, u kunt een slechte dag hebben of over een bananenschil struikelen. Voor uw carrière geldt hetzelfde. U kunt nog zo goed uw best doen, als uw baas u niet mag, als de markt uw product niet meer zit zitten, of als er op een examen net die ene verkeerde vraag wordt gesteld kan alles mis lopen.

De stoïcijnen maken een onderscheid tussen de dingen waar u een directe en volledige controle over kunt uitoefenen en de dingen waar u niet meer dan een indirecte en gedeeltelijke controle over hebt. U kunt nog zo uw best doen, u bent er nooit echt zeker van dat u ook zult slagen in uw bedoelingen. Over het resultaat van alles wat u doet heeft u dan ook slechts een indirecte en gedeeltelijke controle. Wat u wel direct en volledig kunt beïnvloeden is uw intentie. U kunt uzelf voornemen uw uiterste best te doen om een wedstrijd te winnen, een examen te halen of een bepaalde baan te krijgen. De uitkomst blijft echter altijd onzeker, omdat die nu eenmaal mede afhankelijk is van externe omstandigheden waarover u geen invloed hebt. Waar u dus wel invloed op hebt is uw interne motivatie om u ergens voor in te zetten. En dat is nu precies waar het sereniteitsgebed over gaat.