maandag 18 april 2016

STOICISME, ZEUS EN DE EVOLUTIETHEORIE

De stoïcijnen dachten dat ze konden bewijzen dat hun filosofie de beste weergave van de werkelijkheid gaf. Ze hadden zich natuurlijk ook op het standpunt van de religies kunnen stellen en simpelweg kunnen zeggen dat het een kwestie van geloof was. Wat in de heilige boeken van Zeno en Chrysippus staat is per definitie waar en moet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Maar als zich zelf respecterende filosofen konden ze er niet om heen om een poging te wagen hun levensfilosofie ook echt te bewijzen. De rivaliserende scholen, zoals de epicuristen, academici en peripatetici, lieten trouwens ook geen gelegenheid voorbij gaan om te proberen om de stoïcijnse redeneringen onderuit te halen. Om serieus genomen te worden moesten ze dus wel met bewijzen komen.

Het is u waarschijnlijk wel opgevallen dat in de stoïcijnse geschriften regelmatig de naam Zeus valt. Dat wekt misschien zelfs de indruk dat het stoïcisme een religieuze filosofie is. Dat is echter maar in zeer beperkte mate het geval. Bij het stoïcijnse bewijs dat hun levensfilosofie de enig juiste is komt Zeus inderdaad regelmatig om de hoek kijken. Dit is echter niet de Zeus die met bliksemschichten vanaf de Olympus de wereld regeert, nee een Zeus die net zo goed Natuur of Noodlot genoemd had kunnen worden. Iets wat trouwens ook vaak gebeurt. Toch zit er weldegelijk een religieus tintje aan deze Zeus. Het mag dan wel geen man met een baard op een bergtop zijn, het is toch een soort universeel bewustzijn. Het waren immers pantheïsten. Voor de antieke stoïcijnen is de natuur dus iets levends en bewusts met een wil en een bedoeling met de wereld.

In hun bewijsvoering stellen de stoïcijnen dat Zeus de mens heeft geschapen met de bedoeling om een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van de geschiedenis van het universum. Zeus is de mens vriendelijk gezind en wil graag dat hij gelukkig is. Hij is echter niet in staat om de mens zo te scheppen dat hij altijd gelukkig is. Om dit toch mogelijk te maken heeft Zeus de mensheid een stukje van zichzelf gegeven: het vermogen tot rationeel nadenken. Door zelf na te denken kunnen mensen een manier van leven ontdekken die het hen mogelijk maakt om onder alle omstandigheden een goed leven te leiden. Een leven dat in overeenstemming met de Natuur is. Dat wil zeggen een leven dat zowel in overeenstemming met de universele natuur van Zeus is als met de specifieke menselijke natuur van het desbetreffende individu. Zo doorredenerend komen de antieke stoïcijnen tot de conclusie dat hun levensfilosofie de beste garantie voor een gelukkig leven is.

Voor een moderne stoïcijn is dit misschien toch een beetje te kort door de bocht. Iemand uit de eenentwintigste eeuw zal niet snel geloven dat een welwillende Zeus aan de bron van het menselijk intellect en handelen staat. Het is waarschijnlijker dat hij zich op de wetenschap baseert dat de mens het resultaat is van een evolutionair proces. Dat betekent dat het menselijk bestaan helemaal geen doel heeft, en dat er dus ook geen enkele reden is om te geloven dat we door in overeenstemming met de bedoeling van de natuur te leven gelukkig zouden worden. Als mens kun je er dan veel beter voor kiezen hedonist te worden en proberen uit ons korte en doorgaans nogal onaangename bestaan toch nog zoveel mogelijk plezier te putten. Ik denk echter dat je ook met gebruikmaking van de hedendaagse wetenschappelijke inzichten tot een conclusie komt die erg dicht bij de stoïcijnse levensfilosofie uitkomt.

De mens is het resultaat van een hele serie evolutionaire ongelukjes. Hierdoor zijn we het kale aapachtige op zijn achterpoten lopende zoogdier geworden dat we nu zijn. We zijn uitgerust met een aantal psychologische eigenaardigheden die bedoeld zijn om onze overlevingskansen te vergroten. Zo hebben we de neiging om onder bepaalde omstandigheden, zoals een aanstormende sabeltandtijger, bang te worden of, onder andere omstandigheden, honger te krijgen. We kunnen pijn voelen om er voor te zorgen dat we voorkomen gewond te raken en we zijn wellustig om seks te hebben en ons te willen voortplanten. Niet omdat Zeus wil dat we al deze onaangename en aangename sensaties kunnen ervaren. Nee alleen omdat dit het voortbestaan van de soort ten goede komt.

Dit soort natuurlijke neigingen hebben we dus niet ontwikkeld om een goed en prettig leven te kunnen leiden, maar om te kunnen overleven en om ons voort te planten. Zonder de neiging om weg te rennen van een hongerige sabeltandtijger zou de menselijke soort immers al gauw zijn uitgestorven. Zo wordt een ongelukkig persoon die er in slaagt om in leven te blijven en zich voort te planten een evolutionair succes, terwijl een gelukkig en blij mens die er voor kiest om geen nageslacht te produceren vanuit een evolutionair standpunt een totale mislukking is.

Onze voorouders die bang waren voor een sabeltandtijger en die zich zorgen maakten of ze de volgende dag nog wel te eten hadden, hadden een evolutionaire voorsprong op hun zorgeloze soortgenoten. De ontevreden voorouder die steeds meer voedsel wilde hebben en die maar bleef zoeken naar een nog betere grot had een grotere kans zijn genen door te geven. De kapitalistische deugd van de hebzucht heeft dan ook een duidelijke evolutionaire oorsprong.

Ook de meer plezierige ervaringen zijn gericht op het doorgeven van ons erfelijk materiaal. Daarom vinden we vet en zoet voedsel zo lekker. In een tijd dat hongersnood de regel was, was het een uitstekend idee om gek te zijn op calorierijke voeding. Als de honger eenmaal gestild is komt seks in beeld als het volgende pleziertje. Als seks ons koud liet, of als we het zelfs onplezierig zouden vinden, zou er van het doorgeven van onze genen niet veel terecht komen. De voorvaderen die een hekel aan seks hadden zijn al lang geleden uitgestorven. We zijn een sociaal dier niet omdat dat gezelliger is, maar omdat we in groepsverband een grotere overlevingskans hebben. Om dezelfde reden houden we van onze naasten en zorgen we voor ze. Tegelijkertijd hebben we een hekel aan buitenstaanders. Dat zijn concurrenten die het schaarse voedsel voor onze neus wegkapen. Ook de populistische vreemdelingenhaat, die tegenwoordig weer zo in de mode is, heeft dus een evolutionaire oorsprong.

We zijn biologisch geprogrammeerd om groepen te vormen. Tegelijkertijd zijn we ook geprogrammeerd om binnen zo’n groep te streven naar een zo hoog mogelijke status. Net als in een groep apen lopen de individuen met de laagste status het risico om uit de groep gestoten te worden. Ze hebben op zijn best toegang tot de restjes en het slechtste voedsel en bij de keuze voor een partner staan ze al helemaal achter in de rij. De voorouders die het fijn vonden om populair te zijn en zich rot voelden als hun sociale status in het nauw kwam hadden een betere toegang tot voedsel en sekspartners. Het zijn dus opnieuw hun genen die we hebben overgeërfd en die nu onze neigingen bepalen.

De antieken dachten dat ons vermogen tot denken en redeneren een gift van Zeus was, die het ons mogelijk maakte een klein beetje god te zijn. Het bovenstaande in ogenschouw nemend kan je er echter niet om heen dat ook onze ratio een evolutionaire oorsprong heeft. Een slimme en handige voorouder die een goede boog kon maken had een betere kans om te overleven en zich voort te planten dan zijn wat sullige en onhandige stamgenoot. Deze prehistorische intellectueel kon ook nog de beste tactiek bedenken om een prooi te vangen. Onze intellectuele vermogens hebben dus niets te maken met een soort transcendentale semi goddelijke neiging die ons de mogelijkheid biedt als een engel of heilige afstand te nemen van het dierlijke deel van ons wezen. In tegendeel zelfs het intellect heeft zich ontwikkeld om slimme plannen te kunnen smeden om onze behoeften aan voedsel, seks en sociale status beter te bevredigen.

Dat de menselijke rationele vermogens een heel wereldse oorsprong hebben betekent echter niet dat ze alleen inzetbaar zijn voor overleving en voortplanting. Ons denkvermogen kan ook ‘misbruikt’ worden en worden ingezet voor heel andere dingen dan waar het oorspronkelijk voor bedoeld is. Neem bijvoorbeeld ons vermogen tot lopen. Heel handig om te overleven. Je kan wegrennen voor een sabeltandtijger of sneller bij een stuk voedsel komen dan de concurrent. Maar je kan dit vermogen ook misbruiken door het te gebruiken om de Mount Everest te beklimmen. Een activiteit die niet bepaald bijdraagt aan je overlevingskansen. Als bergbeklimmer loop je een levensgroot risico van de berg te vallen zodat het je niet zal lukken je genen aan een andere generatie door te geven. Zo kun je dus je denkvermogen ‘misbruiken’ en het aanwenden voor zaken die niets meer te maken hebben met het zo efficiënt mogelijk doorgeven van je genen.

Zo zou u uw denkvermogen kunnen gebruiken om te beslissen dat het misschien verstandiger is om uw natuurlijke drang tot voedselvergaring in te perken en wat minder te eten of om een gelegenheid om seks te hebben voorbij te laten gaan. U zou er zelfs voor kunnen kiezen om celibatair te blijven en zo uw kans op voortplanting tot nul terugbrengen. U kunt uw ratio gebruiken om u zelf bepaalde doelen te stellen en een bepaalde levenswijze op te leggen. U kunt het gebruiken om te beslissen dat veel van de programmering tot overleven en voortplanten helemaal niet in overeenstemming met uw persoonlijke doelstellingen zijn. U kunt bijvoorbeeld tot de conclusie komen dat die programmering u een hoop ellende oplevert die helemaal niet leidt tot een prettig en gelukkig leven.

Het is misschien wel een beetje ironisch dat onze evolutie en de daaruit voortvloeiende genetische programmering tot overleven en voortplanten ons een instrument in handen heeft gegeven dat ons de keuze geeft om tegen die programmering in te gaan. Een programmering die zich de afgelopen eeuwen steeds meer tegen ons welzijn en tegenwoordig zelfs tegen ons overleven lijkt te keren. Het is gek maar ons vermogen om door te denken tegen onze natuurlijke neigingen in te gaan is in deze tijd van klimaatsverandering en uit de hand gelopen consumentisme waarschijnlijk onze enige kans om als soort te overleven.

Als we ons richten op een gelukkig leven en niet alleen op overleven en voortplanten worden zaken als onze sociale status op eens een stuk minder belangrijk. We kunnen beslissen dat het niet perse nodig is om maar steeds meer spullen te verzamelen. Door te denken zult u vanzelf tot de conclusie komen dat na het vervullen van uw verlangen naar de laatste smartphone er algauw weer een nieuw verlangen op komt dagen. We zijn kampioen piekeren, een prima eigenschap als je niet weet waar je volgende maaltijd vandaan gaat komen of waar de volgende sabeltandtijger zich verstopt heeft. Maar in een tijd dat je je daar niet druk over hoeft te maken is het voor een prettig leven verstandiger om je wat minder zorgen te maken door je programmering met je denkvermogen te overrulen. Er zijn tegenwoordig gewoon minder redenen om je terecht zorgen te maken.

Om terug te komen op Zeus en het onderwerp van dit verhaaltje. Volgens de antieken heeft Zeus (of de natuur) ons met een doel geschapen. Hij heeft ons het vermogen gegeven om door rationeel na te denken een gelukkig leven te leiden. De stoïcijnen trekken hieruit de conclusie dat het mogelijk is door het gebruik van bepaalde technieken onaangename emoties te vermijden. Tegenwoordig kan een andere redenering gevolgd worden. Door de evolutie (of de natuur) heeft de mens bepaalde emoties en neigingen gekregen die de kans op overleven en voortplanten vergroten. Dezelfde evolutie heeft ons daarbij ook het vermogen gegeven om door onze ratio te ‘misbruiken’ deze voorprogrammering opzij te zetten. De technieken die de oude stoïcijnen ontwikkeld hebben om minder negatieve emoties te ervaren kunnen nu nog steeds ingezet worden om ons welzijn te verhogen. De redenering is niet heel anders en leidt tot dezelfde conclusie. Namelijk dat de stoïcijnse levensfilosofie nog steeds een heel goede optie is om een goed en prettig leven te leiden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten