zondag 16 juli 2023

SOCRATES EN HET STOÏCISME

 Socrates (470-399 voor Christus) was van grote invloed op het stoïcisme. Hij was naast de mystieke Heraclitus en de hippieachtige cynicus Diogenes één van de grote filosofische voorgangers van het stoïcisme. De filosofie van Socrates begint en eindigt met wat hij ‘de ziel' noemt. Volgens hem lijdt de ziel schade bij slecht handelen en gedijt bij goed handelen. Hij bedoelt daarmee niet het handelen van anderen, maar dat van jezelf. Andere mensen kunnen je onmogelijk zoveel schade berokkenen dat daarmee het voordeel van je eigen rechtschapen gedrag teniet zou worden gedaan. Dit betekent dat slechte mensen vooral zichzelf schade toebrengen, voor een goed mens bestaat geen kwaad, zelfs niet in de dood.

Wanneer iemand je iets aangedaan heeft, voel je de natuurlijke neiging om de rekening te vereffenen. Maar volgens Socrates is het altijd verkeerd om kwaad met kwaad te vergelden. Dit is in strijd met de zeden en gewoonten in de oudheid. Het werd niet alleen als aanvaardbaar beschouwd om je vijanden schade toe te brengen, het werd zelfs als bewonderenswaardig gezien. Socrates moraal was dus faliekant in strijd met de geldende normen. Zijn moraal lijkt meer op de moderne universele christelijke moraal, maar er is wel een opvallend verschil. Altruïstische gevoelens worden tegenwoordig gezien als het belangrijkste motief voor ethisch gedrag, maar bij Socrates ging het in de eerste plaats om eigen belang. Goed doen is je bekommeren om je ziel en daar draait het om. Dit is niet hetzelfde als egoïsme. Je kunt je ziel immers alleen bevoordelen door je ‘deugdzaam’ of te wel virtuoos, zoals de stoïcijnen het noemen, te gedragen. Het kan niet worden verkregen door begerig je eigen belang boven dat van anderen te stellen. Socratische deugdzaamheid is allesbehalve egoïstisch. Deze vreemde ethiek berust ook al niet op de hoop op een goddelijke beloning of op de vrees voor een goddelijke straf. Een leven in overeenstemming met de deugden werpt onmiddellijk zijn eigen vruchten af, want een virtuoos leven staat volgens Socrates gelijk aan een goed en gelukkig leven. Met virtuoos gedrag dien je dus je eigen belang en tegelijkertijd dat van je medemens.

Een van de oneerlijke dingen in het leven is dat het de slechteriken vaak voor de wind lijkt te gaan. Volgens Socrates is  geluk echter een wat complexere aangelegenheid dan zich op het eerste gezicht laat aanzien. Daarom lijkt het wellicht zo dat slechte mensen allerlei genoegens kunnen ervaren, maar tegelijkertijd moeten ze andere genoegens juist ontberen. Er bestaan allerlei, vooral intellectuele, genoegens die zonder de consequente beoefening van de deugden niet genoten kunnen worden. Maar het gaat Socrates niet alleen om esthetische en intellectuele genoegens, ook de meer ‘dierlijke’ pleziertjes hebben baat bij wat extra virtuositeit. Wanneer je bijvoorbeeld de deugd van matigheid links laat liggen dan kun je nu misschien wel volop genieten van je wijntje en copieuze maaltijd, maar tegelijkertijd zul je je gezondheid schaden waardoor je allerlei toekomstige genietingen zult moeten ontberen. Als je een hedonistische optelsom zou maken dan lijkt het zin te hebben om wat virtuositeit aan je berekeningen toe te voegen. Iemand die geen virtuoos leven leidt, kan dus ook weer niet echt gelukkig zijn en is per saldo slechter af.

De deugden zelf maken deel uit van een goed en gelukkig leven. Socrates betoogt dat ze niet afzonderlijk, maar alleen als een totaalpakket zijn te verkrijgen. Moed vereist bijvoorbeeld ook wijsheid. Bij iemand die dapper lijkt maar eigenlijk een dwaas is zal moed al snel ontaarden in onbesuisdheid. Alle andere deugden zijn op vergelijkbare manieren met elkaar vervlochten. De deugd wijsheid speelt een speciale rol. Want als je niet beschikt over wijsheid kun je onmogelijk beoordelen of een bepaalde handeling juist of verkeerd is. Wijsheid is fundamenteel voor een goed en gelukkig leven. Ieder voordeel dat je gelukkig zou kunnen maken bergt ook het vermogen tot misbruik in zich. Zonder wijsheid is het dan ook onmogelijk om een gelukkig leven te leiden.

Socrates wist een inspirerend beeld van een ideale levensstijl te schilderen. Zonder in een preek te verzanden weet zijn stijl aanmaning en logica tot een samenhangend geheel te koppelen. Al zijn theorieën worden gepresenteerd als een argumentatie. Er worden redenen gevraagd, conclusies getrokken, onderzoek gedaan, definities opgesteld en hypotheses verworpen. Hiermee heeft hij de enige benadering gevonden die werkelijk recht doet aan de serieuze vraag van hoe we moeten leven. Een benadering die de stoïcijnen met enthousiasme hebben overgenomen. 

Maar lukt het Socrates echt om aan te tonen dat kennis over een deugdzaam leven gelijk staat aan een gelukkig leven? Hij pretendeert  weliswaar nergens de waarheid over deugdzaamheid in pacht te hebben en hij slaagt er zeker in om ons ethisch onderscheidingsvermogen aan te scherpen, maar werkt zijn theorie wel? Het probleem ligt bij zijn overtuiging dat onderzoekingen en discussies over de aard van deugdzaamheid iemand echt tot een beter mens kunnen maken. De juistheid van een morele stelregel inzien is één ding, je er naar gedragen een andere.

De stoïcijnen verwijten Socrates dat hij geen onderscheid maakt tussen theoretische vragen en de praktische uitwerking van die theorie. Zijn stelling dat kennis over virtuositeit automatisch leidt tot een virtuoos leven is niet erg overtuigend. Mensen weten geregeld dat iets fout is en doen het dan toch. We zijn nu eenmaal van nature egoïstisch, kortzichtig en onstandvastig. Socrates bekijkt het menselijk handelen uitsluitend vanuit intellectueel en redelijk gezichtspunt. Hij negeert natuurlijke emoties, impulsiviteit en bewuste onredelijkheid. De stoïcijnen wisten dat alleen het hebben van een juist oordeel onvoldoende is om ook juist te handelen. Het tegen de natuurlijke neigingen in stimuleren van een bepaald gedrag is volgens hen daarom onontbeerlijk om een gelukkig en virtuoos leven te kunnen leiden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten