dinsdag 12 mei 2020

IEDERE EMOTIE IS NOG GEEN PASSIE


Stoïcisme en emotie lijkt voor velen een contradictio in terminis. Een stoïcijn is toch die persoon (meestal een man) die verbeten probeert al zijn emoties weg te drukken? Een verknipt figuur uit een grijs verleden die niet snapt dat emoties deel uitmaken van het menselijk bestaan. Sterker nog gevoelens zijn juist de reden dat het bestaan de moeite waard is. Angst en verdriet, maar ook plezier en lust kruiden het leven. Zonder emoties verander je in een robot, een wandelende denkmachine. Wie wil er nu een leven als dooie diender? Wie wil er nou een leven als stoïcijn?

Iedereen die zo denkt heeft het stoïcisme toch niet helemaal begrepen. Dat valt trouwens best te begrijpen. Het stoïcijnse emotie-begrip zit behoorlijk ingewikkeld in elkaar. In tegenstelling tot wat de meeste mensen menen willen stoïcijnen helemaal niet dat u uw natuurlijke sentimenten onderdrukt. Ook stoïcijnen vinden dat gevoelens het leven een stuk interessanter maken. Stoïcijnse filosofen probeerden juist de oorsprong van onze sentimenten te achterhalen. Ze kwamen daarbij tot de scherpzinnige conclusie dat een emotie eigenlijk een waardeoordeel is over een gebeurtenis in de wereld. Een roofdier als een tijger boezemt ons angst in, omdat we denken dat dit dier ons wel eens als een prooi zou kunnen beschouwen. Een mooi exemplaar van het andere geslacht (of hetzelfde dat maakte de stoïcijnen niets uit) wekt lustgevoelens op, omdat we denken dat het wel eens een goede sekspartner zou kunnen zijn. Een feestje met uw vrienden maakt u blij, omdat u het prettig vindt om bij een groep gelijkgestemde soortgenoten te zijn. Met alles wat u voelt geeft u dus expliciet of impliciet een oordeel over de waarde die u er aan hecht.

Maar een oordeel, en dus ook een waardeoordeel, kan fout zijn. In benevelde toestand kunt u er van overtuigd zijn dat er een roze olifant door de kamer paradeert, maar u ziet het verkeerd. In werkelijkheid is het uw wat corpulente tante Toos die op u af loopt. Maar niet alleen uw feitelijk oordeel was verkeerd, ook uw waardeoordeel ging de mist in. U vond het abusievelijk wel amusant dat er een roze olifant op u af waggelde, maar onder normale omstandigheden had een dergelijke nadering van tante Toos u zeker angst ingeboezemd. Zo ziet u dat de stoïcijnen het nog niet zo gek hadden bekeken met hun conclusie dat onze gevoelens het resultaat van een waardeoordeel zijn.

Stoïcijnen menen dat waardeoordelen net zo verkeerd kunnen uitpakken als gewone oordelen. Door goed naar de feiten te kijken en u aan te wennen om bewust na te denken over wat u nu werkelijk overkomt kunt u uw waardeoordelen trefzekerder maken. U kunt uzelf aanleren om niet langer bang te zijn voor dieptes als u weet dat er een stevige reling tussen u en de afgrond staat. Net zo goed kunt u uzelf aanleren dat een muisje of een spin geen reëel gevaar voor u opleveren. De stoïcijnen denken dat u door uw waardeoordelen aan te passen uzelf heel wat vervelende emoties kunt besparen. Emoties die overbodig zijn en die u kunt missen als kiespijn.

Een verkeerd waardeoordeel noemen de stoïcijnen een ‘passie’ of in het Grieks een ‘patheia’. Een kloppend waardeoordeel wordt een ‘eupatheia’ genoemd. De ‘patheiai’ of passies zijn dus verkeerde en irrationele oordelen. Het zijn overdreven reacties die niet door het filter van onze rationele vermogens zijn gegaan. Het zijn klakkeloos door ons geaccepteerde reacties op externe gebeurtenissen. Ze zijn het gevolg van een vertekend beeld van de werkelijkheid en leiden tot ‘foute’ emoties.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat stoïcisme niets te maken heeft met het onderdrukken van emoties (ik blijf u er dan ook tot vervelends aan toe mee lastig vallen). In tegendeel de ‘eupatheiai’ moeten juist gestimuleerd worden. Het zijn alleen de verkeerde waardeoordelen, de passies, die u belemmeren en u zich rot doen voelen die voorkomen moeten worden. Let wel voorkomen niet onderdrukt. De akelige passies moeten zo veel mogelijk vervangen worden door de prettigere gevoelens: de ‘eupatheiai’.

Dit betekent dat voor een stoïcijn vervelende emoties als angst en verdriet onder bepaalde omstandigheden weldegelijk gepast kunnen zijn. Als u tot het rationele waardeoordeel komt dat een bepaalde onprettige emotie gepast is, moet u dan ook niet gaan proberen die te onderdrukken. Hoe meer u zo’n gevoel probeert weg te drukken hoe meer hinder u er van zult ondervinden. U moet de aanwezigheid ervan accepteren. Het hoort er nu eenmaal bij om soms angstig of verdrietig te zijn. Niet alle ‘eupatheiai’ (passende waardeoordelen) zijn dus prettig, maar alle ‘patheiai’ zijn het wel. Waarom zou u uzelf benadelen en niet net als de stoïcijnen proberen uw waardeoordelen te perfectioneren.


2 opmerkingen:

  1. Wanneer zouden angst en verdriet volgens de stoicijnen gepast kunnen zijn? Ik heb niet de indruk dat Epictitus het met die uitspraak eens zou zijn.

    BeantwoordenVerwijderen