donderdag 5 januari 2023

Horror vacui of de zin van het leven

Veel mensen krijgen ergens na hun veertigste te maken met wat wel eens een ‘midlife crisis’ wordt genoemd. Misschien bent u er wel één van. U lijkt alles te hebben, een liefdevol gezin, een huis, een leuke baan en een rijk sociaal leven, maar opeens slaat het toe. Het besef van uw onvermijdelijke sterfelijkheid. De dood, uw dood, het letterlijk wegvagen van alles wat u bent is volledig onontkoombaar en was dat al vanaf het moment van uw conceptie. Niets wat u nu, in het verleden of in uw toekomst doet, deed of zou kunnen doen kan daar iets aan veranderen. Of u nu bang in een hoekje wegkruipt of dapper uw dood het hoofd biedt, het maakt geen enkel verschil.

Vanuit een dergelijk perspectief lijkt alles wat de mensheid ooit heeft ondernomen futiel en onbelangrijk. Tegenover de eeuwigheid is een mensenleven niet meer dan een korte flits. We worden al door de dood weggerukt voor we weten wie of wat we zijn. Hoe kan ook maar iets van wat we doen betekenis hebben zodra we voor de rest van de eeuwigheid in het volkomen niets verdwenen zijn. En wat kan ons leven voor anderen betekenen als ook zij een oogwenk later voor eeuwig in dat niets verdwijnen.

Het besef van uw sterfelijkheid roept de dringende vraag op wat de zin van uw leven is. In het aangezicht van de dood verlangt u wanhopig naar enige vorm van zingeving. De gedachte dat uw leven misschien totaal zinloos is en beschouwd vanuit een ruimer perspectief mogelijk zelfs bijna non-existent, lijkt afschuwelijk. Toch zult u onder ogen moeten zien dat het niet onwaarschijnlijk is dat het leven geen enkele zin heeft. Alles is misschien toevallig, incidenteel, willekeurig en zinloos. De zinloosheid van alles is nu eenmaal een reële mogelijkheid. Dit gevoel confronteert u met een welhaast onvermijdelijke existentiële angst een horror vacui.

Als de leegte onze bestemming is dan worden al onze waarden en al onze handelingen slechts een voorwendsel om ons nietige menselijke spel voort te zetten. We kunnen niet accepteren dat het eeuwige niets ons voorland is en zijn druk bezig met onze nietige bezigheden. We creëren instellingen als staten, maatschappijen en religies waarvan we denken dat ze belangrijk zijn. Maar uiteindelijk zijn ze niets anders dan hulpmiddelen om de eindeloze zwarte nacht buiten te sluiten. We zijn biologisch geprogrammeerd om de soort voort te zetten en door te gaan met leven en dus eten en drinken we, paren we en proberen we aan gevaren te ontsnappen. Maar de gedachte dat dit iets te betekenen zou hebben is een jammerlijk brokje zelfbedrog.

Voor iemand die zo denkt wordt de zoektocht naar zingeving in zijn of haar leven de enige menselijke bezigheid die nog zin zou kunnen hebben. Als u zich daaraan wilt wagen zult u moeten onderzoeken of er wel zoiets als een zin van het leven kan bestaan. En als dat al zo is, zult u moeten bekijken of wij mensen beschikken over het instrumentarium om die zin te achterhalen. En pas als u ook daar bevestigend op kunt antwoorden komt de hamvraag aan bod: hoe pak je zoiets aan en wat is die zin dan?

De enige kans die u hebt om antwoorden te vinden ligt in de bestudering van de filosofie. Alleen de filosofie heeft serieuze pogingen ondernomen om een blik over de rand van de afgrond te werpen. Wilt u oprecht een zoektocht naar de zin van het leven aangaan, dan zult u het moeten wagen een blik in de donkere kloof te werpen en het risico willen nemen dat die kloof terugkijkt. Zoals we in de vorige blogs al zagen durft Kant dat aan. Hij leerde dat ruimte en tijd onlosmakelijk met de ervaring en de mogelijkheid van die ervaring verbonden zijn. Hieruit volgt dat de metafysische dingen op zichzelf los van de waarneming (het ‘Ding an sich’ zoals Kant het noemde) zich niet in de tijd en ruimte kunnen bevinden. Zonder ervaring kan er geen empirische wereld bestaan. Als alle bewuste wezens zouden verdwijnen zou ook de empirische wereld ophouden te bestaan. Dat betekent niet dat de wereld zelf zou verdwijnen. Het zou betekenen dat de wereld zoals wij die in ruimte en tijd ervaren er niet langer zou zijn. Wat die metafysische wereld los van ons zintuiglijk apparaat zou kunnen zijn blijft voor ons een raadsel.

De kernvraag wordt nu: wat kan de aard van materie, ruimte, tijd en causale relaties zijn als ze alleen opgaan voor de empirische wereld van bewuste wezens? Is het werkelijk zo dat ze niets anders zijn dan kenmerken of voorwaarden voor de ervaring en niets anders? Kunnen we werkelijk aannemen dat er buiten het domein van ruimte en tijd een tijdloze zelfstandige vorm van ‘zijn’ bestaat die zich niet als stoffelijk object manifesteert? Zoals we in de vorige blog zagen bevinden onze lichamen zich volgens Kant in het empirische domein, maar komen onze wilsbesluiten voort uit het metafysische domein. Dat zou betekenen dat we op z’n minst een heel klein beetje deel uitmaken van dat metafysische domein. Een domein waar de zin van ons leven zou kunnen liggen. Zou dit een uitweg kunnen vormen voor het ‘horror vacui’?

Ik weet het niet. Het is echter wel opmerkelijk dat ook de moderne fysica zich in de door Kant aangegeven richting lijkt te bewegen. Zo blijkt het beeld dat ons gezond verstand ons voorschotelt van materie in de verste verte niet op wat de realiteit blijkt te zijn. Alsof het idee van een atoom als een minuscule kern met daar op grote afstand omheen draaiende elektronen al niet gek genoeg is, blijkt uit het dubbele spleet experiment dat materiedeeltjes zich afhankelijk van de vraag of we ‘kijken’ nu eens als een klein bolletjes en dan weer als een golf gedragen. Maar de absurditeit gaat nog verder ons intuïtieve besef van ruimte en tijd als iets dat oneindig doorloopt blijkt sinds Einstein op losse schroeven te staan. De ruimte is gekromd en de tijd is afhankelijk van de snelheid waarmee je beweegt. Sterker nog ruimte en tijd zijn niet twee afzonderlijke dingen maar zoiets als een vierdimensionaal ruimtetijdcontinuüm. Ook de heilige causaliteit is niet wat hij lijkt. De quantumverstrengeling verbindt ruimtelijk gescheiden deeltjes zonder een aantoonbare causale relatie. Volgens Kant zijn materie, ruimte, tijd en causaliteit eigenschappen van ons waarnemingsvermogen, van onze ervaring en niet van de werkelijkheid. De moderne wetenschap lijkt hem gelijk te geven. Betekent dit dat de conclusies die hij hieruit trekt kloppen? De door Kant gevolgde redeneringen zijn diepzinnig en vlekkeloos, maar een geldige redenering is niet hetzelfde als een ware redenering. Hij heeft de problemen van onze ervaring scherper dan wie dan ook weten te analyseren, maar gaat hij bij zijn gevolgtrekkingen uit van ware vooronderstellingen? De wetenschap lijkt er naar te neigen om hem gelijk te geven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten