Inleiding
In het oude Athene was
het stoïcisme één van de vier grote filosofische scholen. Naast Plato's
Academie, het Lyceum van Aristoteles en de tuin van Epicurus was de stoa de
vierde 'universiteit' van de antieke wereld. De enige universiteit die zijn
lessen gratis en in het openbaar aanbood. De naam stoa komt van de halfopen overdekte
marktplaats waar Zeno, de oprichter van de school, zijn lessen gaf. Deze marktplaats
of stoa lag in het centrum van Athene en de achtermuur was versierd met
kleurige schilderingen. De zuilengalerij werd daarom ook wel de ‘stoa poikilè’,
de veelkleurige zuilengalerij, genoemd.
Tot de komst van de
stoïcijnse school speelde het individu in de Griekse filosofie een
ondergeschikte rol. De rol van het individu lag in zijn functioneren binnen de ‘polis’,
de stadsstaat. Het ging dus niet om wie iemand was, maar om wat hij was, om wat
zijn functie was binnen de sociale structuur van de stad. Met de veroveringen
van Alexander de Grote en het ontstaan van een groot panhelleens rijk kwam er
verandering in dit overwegend sociale denken. De stoïcijnse filosofie en haar
grote concurrent het epicurisme, hield zich meer bezig met het menselijk gedrag
in het dagelijks leven dan met allerlei abstracte waarheden. Ze probeerden de
mens als individu weerbaar te maken tegen alle bedreigingen die zijn geluk en
welzijn in de weg stonden.
Geschiedenis
Het geven van een
beknopt overzicht van de stoïcijnse filosofie is haast niet te doen. Van de oorspronkelijke
Griekse stoïcijnen zijn nauwelijks geschriften overgeleverd. Bijna alles wat we
van de eerste driehonderd jaar van het stoïcijnse denken weten komt uit citaten
in de boeken van Romeinse schrijvers als Cicero en Seneca. Ook de anti-stoïcijnse
Plutarchus geeft een aantal citaten uit de werken van de eerste stoïcijnen,
maar hij probeert zijn stoïcijnse tegenstanders in een zo kwaad mogelijk daglicht
te plaatsen. Dit helpt allemaal niet om een goed beeld te schetsen van de
vroegste stoïcijnse ideeën. Daar komt nog eens bij dat het stoïcisme een van
nature dynamische filosofie is. De stoïcijnse filosofie is niet statisch en
dogmatisch, maar constant in beweging. Nieuwe ideeën en inzichten worden zonder
problemen in de leer opgenomen. Er is zelfs een stoïcijns gezegde dat zegt: ‘Ik
heb Zeno lief, maar de waarheid is mij liever’. Verandering en aanpassing van
de heersende leer vormden dus een belangrijk onderdeel van die leer. Stoïcijnse
filosofen stimuleren hun leerlingen dan ook om niet alleen bij de eigen
doctrine te rade te gaan. Stoïcijnen incorporeerden dan ook de door hen
bewonderde stellingen uit andere filosofische tradities in hun filosofie.
Daarnaast werd er van een stoïcijn verwacht dat hij zelf actief naar nieuwe
eigen ideeën en inzichten op zoek ging.
Er vallen natuurlijk
weldegelijk een paar grote lijnen in de ontwikkeling van de filosofie aan te
geven. Traditioneel wordt de geschiedenis van het stoïcisme in drie periodes
ingedeeld. De oude Griekse stoa van ongeveer 300 voor Christus tot 150 voor
Christus, de middelste stoa van 150 voor Christus tot 50 voor Christus en de
jongere Romeinse stoa van 50 voor Christus tot ongeveer het jaar 200. De voornaamste
vertegenwoordigers van de oude stoa waren Zeno, de oprichter van de school,
Cleanthes, zijn opvolger, en Chrysippus. Chrysippus wordt wel de tweede
oprichter genoemd, hij was een beroemd redenaar en logicus die de stoïcijnse
leer zijn wetenschappelijke vorm gaf.
De middelste stoa had
Panaetius van Rhodus (184-109 v. Chr.) en Posidonius van Apamea (135- 50 v.
Chr.) als belangrijkste vertegenwoordigers. Het Romeinse Rijk ontstond in de
periode van de middelste stoa en het stoïcisme had veel aanhang bij de Romeinse
elite. Posidonius stichtte een stoïcijnse school op het eiland Rhodus. Hij was
naast filosoof ook ontdekkingsreiziger en wetenschapper. Er wordt gedacht dat het
beroemde mechanisme van Antikythera, een soort mechanische computer, door hem
gebouwd is. Panaetius woonde een tijdje in Rome en het vermoeden bestaat dat
een aantal van de boeken van Cicero eigenlijk vertalingen zijn van door
Panaetius geschreven boeken. Panaetius versoepelde de strenge leer van de oude
stoa en legde de nadruk niet langer op het nastreven van absolute wijsheid,
maar op het maken van vooruitgang in de richting van wijsheid. Hij zag dat het
bereiken van absolute kennis onmogelijk was en dat volstaan kon worden met een
serieuze poging om het menselijke inzicht te verruimen.
De meer realistische
insteek van Panaetius paste beter bij de Romeinse morele opvattingen. Van de
Romeinse elite werd verwacht dat ze carrière maakten en iets met hun leven
deden. Een volledig op de wijsheid gerichte levenswijze paste daar niet in. Het
stoïcisme bood de Romeinse intellectueel een aantrekkelijk logisch samenhangend
systeem dat om maatschappelijke betrokkenheid van zijn aanhangers vroeg. Het praktische
en realistische stoïcisme werd dan ook immens populair. De voornaamste
vertegenwoordigers van de jonge Romeinse stoa zijn de filosoof, wetenschapper,
tragediedichter, zakenman en politicus Seneca (4 v. Chr.- 65), de vrijgelaten
slaaf en schoolleider Epictetus (50-130) en de keizer Marcus Aurelius
(121-180). We kennen het stoïcisme vooral uit de werken van deze drie auteurs,
die van de Oudheid via de Renaissance tot op heden onverminderd populair zijn
gebleven.
Het stoïcisme is een
allesomvattende en behoorlijke complexe filosofie die alles bevat van metafysica,
logica, fysica, astronomie tot grammatica en retoriek toe. Het werk van deze
drie beroemde stoïcijnen richt zich echter vooral op de ethiek. Ethiek leek in
die tijd nogal op wat wij tegenwoordig psychotherapie en levenscoaching zouden
noemen. Ze geven advies over alles wat nodig is om een prettig, betekenisvol en
gelukkig leven te kunnen leiden. De volgende delen van deze spoedcursus ga ik
wat dieper in op de stoïcijnse filosofie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten