zaterdag 1 januari 2022

GOEDE VOORNEMENS EN EEN GEBREK AAN WILSKRACHT

 Het is weer de tijd van goede voornemens. Voornemens waar we eigenlijk nu al van weten dat we ons er niet aan gaan houden. De verleidingen zijn te groot en onze wil is te zwak. Volgens de stoïcijnen valt dat laatste gelukkig nogal mee. In deze door overdaad en zwaar overdreven luxe overheerste feestdagen zult u me vast niet geloven als ik u vertel dat de stoÏcijnen er van overtuigd zijn dat zoiets als wilszwakte niet bestaat. Dat klinkt als onzin. ‘Ik wist echt wel dat ik dat wijntje en die laatste schep overheerlijke saus niet had moeten nemen, maar ik was gewoon te zwak’. Het grote probleem van diëten en alle andere goede voornemens is toch dat we over zo’n slecht ontwikkelde wilsspier beschikken dat we al gauw weer terugvallen in oude patronen. We willen wel, maar de verleidingen zijn te sterk en onze wil te zwak. De geest is gewillig, maar het lichaam is zwak. Of niet soms? Onzin, zeggen de stoïcijnen. En ze hebben daar nog een goed verhaal bij ook.

Van mezelf weet ik dat veel van de redenenen waarom ik doe wat ik doe me ontgaan. Ik durf zelfs te beweren dat de motieven van mijn handelen voor het grootste deel aan mijn bewuste aandacht ontglippen. Ik kan wel allerlei verhaaltjes verzinnen om achteraf mijn handelen te rechtvaardigen. Zo was die ruzie laatst met een collega het gevolg van mijn sterke gevoel voor rechtvaardigheid. Het had vanzelfsprekend helemaal niets met jaloezie of trots te maken. En dat ik vorige week dat extra glaasje Bordeaux niet kon afslaan was het gevolg van het gezellige gezelschap en die heerlijke afdronk. En, o ja, misschien ook wel een beetje van een zwakke wil.

Volgens de stoïcijnen bestaat er dus niet zoiets als een zwakke wil. Er bestaan alleen maar slechte oordelen, maar een zwakke wil? Nee, die heeft u niet. Het klinkt onzinnig, contra-intuïtief en zelfs paradoxaal, maar de stoïcijnen hadden goede redenen voor hun nogal boude bewering. Laten we die zogenaamde wilszwakte daarom eens wat beter bekijken. Het komt hierop neer: u weet dat u eigenlijk A zou moeten doen, maar u doet B. Een activiteit waar u van weet dat u het uiteindelijk zal betreuren, maar desalniettemin doet u toch B. De verleiding van het plezier dat B u oplevert is te groot, u hebt gewoon de wilskracht niet om A te doen en B te laten. Dat omschrijft wel zo’n beetje wat het is om een zwakke wil te hebben, niet waar?

De stoïcijnen zeggen dat u de situatie totaal verkeerd omschrijft. Het ontbreekt u helemaal niet aan wilskracht. Zoiets als een gebrek aan wilskracht bestaat in hun ogen  helemaal niet. Natuurlijk u kunt u vergissen in wat u werkelijk motiveert om B te doen in plaats van A. Maar dan gaat het niet om een gebrek aan wilskracht, maar om een gebrek aan zelfkennis en oordeelsvermogen. Ze gaan daarbij uit van de volgende stellingen:

  1. Iedereen probeert zo te handelen dat hij daarmee zijn eigen welzijn maximaal bevordert.

  2. De uiting van welzijn voor menselijke wezens is een gevoel van plezier.

De eerste stelling geeft een feitenvaststelling. Het schrijft niet voor hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Het is een observatie van hoe de meeste mensen in het wild zich gedragen. Waaruit dat welzijn bestaat wordt in het midden gelaten. Het is de subjectieve beleving van ieder individu afzonderlijk die afhankelijk van de situatie bepaalt wat voor die persoon op dat moment zijn welzijn lijkt te bevorderen. Het hoeft niet te kloppen. Het is heel goed mogelijk dat ons mensje zich vergist, maar in zijn beleving doet hij precies dat waarvan hij meent beter te worden.  Ook de tweede stelling is een observatie van gebruikelijk menselijk gedrag. Mensen menen dat alles wat hen een plezierig gevoel bezorgd ook hun welzijn bevordert. Het maximaliseren van uw welzijn wordt zo gelijkgesteld met het maximaliseren van plezier. Alles wat plezier oplevert is in uw beleving ook goed voor uw welzijn. De evolutie heeft u zo gebouwd dat alles wat goed voor uw voortbestaan is ook een fijn gevoel met zich meebrengt. Dit leidt tot de conclusie dat menselijk gedrag voor een belangrijk deel valt te herleiden tot het feit dat een gemiddeld menselijk wezen een egoïstische hedonist is. En daar is helemaal niets mis mee. Als dat niet zo was waren we als soort al lang uitgestorven geweest.

Maar hoe komen de stoïcijnen op grond van deze twee stellingen nu tot de conclusie dat zoiets als wilszwakte niet bestaat? Kijk maar eens naar de redenering die ze daarbij gebruiken:

  1. Iedereen probeert zo te handelen dat hij daarmee zijn eigen welzijn maximaal bevordert.

  2. Het ultieme gevoel van welzijn voor menselijke wezens is plezier.

  3. Als u vaststelt dat B beter is dan A, dan zegt u daarmee in feite dat B plezieriger is dan A.

  4. Op grond van 1 handelt u altijd zo dat u daarmee uw welzijn in uw ogen maximaliseert.

  5. Als u altijd zo handelt dat u wat u als uw welzijn ziet maximaliseert dan is het onmogelijk om B als plezieriger te beschouwen dan A en toch A te doen.

  6. Wilszwakte die maakt dat u B doet terwijl A beter voor uw welzijn is bestaat niet. U doet B omdat u ervan overtuigd bent dat B beter voor u is.

De logisch onontkoombare conclusie van deze redenering is dat wilszwakte niet bestaat en zelfs ronduit onmogelijk is. Als u in uw beleving van mening bent dat B beter voor uw welzijn is dan A en toch A doet, dan volgt u een onbewuste redenering die tot de conclusie leidt dat niet B, maar A beter voor uw welzijn is. Het is heel goed mogelijk dat u ongelijk hebt en dat uw oordeel fout is, maar dat maakt uw conclusie niet anders. U hebt geen zwakke wil, u maakt een beoordelingsfout. Het zegt dus iets over uw gebrekkige oordeelsvermogen maar niets over uw wilskracht.

Ik weet het waarde lezer dit klinkt vergezocht, maar er is iets dat u moet weten voor u de stoïcijnen definitief bij het grofvuil zet. Er wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen bewuste en onbewuste beweegredenen. Bewuste beweegredenen zijn dan de redeneringen van ons verstand, van onze geest, en onbewuste beweegreden zijn dan onze instinctmatig ingebakken neigingen, de neigingen van ons lichaam. De stoÏcijnen maken dat onderscheid niet. Ze kennen het door het christendom geÏnspireerde onderscheid tussen geest en lichaam niet. Het menselijk oordeelsvermogen omvat niet alleen onze bewuste redeneringen, maar net zo goed onze meer onbewuste neigingen. Dat veel van uw motivatie tot handelen zich in uw onbewuste afspeelt maakt u niet minder verantwoordelijk voor uw oordelen. Onbewuste beweegredenen zijn ook beweegredenen. Dat u ze niet direct kent en herkent maakt dat niet anders. Het is aan u om het onbewuste bewust te maken. Als u dat consequent blijft proberen kunt u zichzelf stap voor stap aanwennen om verstandigere keuzes te maken.

Dit maakt het volgen van een stoÏcijnse levensleer er niet makkelijker op. Het is een schrale troost dat u uzelf geen gebrek aan wilskracht hoeft te verwijten. Daar zetten de stoïcijnen dan wel weer zonder schroom een gebrek aan zelfkennis en oordeelsvermogen tegenover. Want dat zijn gebreken waar u wel aan lijdt als u voor uw welzijn minder gunstige beslissingen neemt. Het stoïcisme is er daarom op gericht uw zelfkennis te vergroten en uw oordeelsvermogen te verbeteren. Als u daar nu eens een goed voornemen van zou maken, dan kunt u al die andere voornemens laten voor wat ze zijn. Daar komt het dan vanzelf goed mee, en over uw gebrekkige wilskracht hoeft u zich niet langer druk  te maken.


 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten