zondag 12 juli 2015

NATURALISTISCH NATUURRECHT: DE GRONDSLAG VOOR EEN STOÏCIJNSE RECHTSFILOSOFIE?

Het naturalistisch natuurrecht baseert zich op een op de biologie geïnspireerd mensbeeld. Volgens deze opvatting vertonen de verschillende levensvormen in de natuur elk een eigen ontwikkelingspatroon. Een volwassen mens leeft anders dan een volledig volgroeide mier. Daardoor is het mogelijk om voor iedere soort te bepalen welke levenswijze zijn ontplooiing het beste dient.

Uit het biologisch feit dat de mens een ingeboren drang tot overleven heeft kunnen al bepaalde minimum normen worden afgeleid. Mensen leven van nature in stamverband en hebben dus een zekere sociale organisatie nodig om te kunnen overleven. In de oertijd konden de agressieve en egoïstische trekken die de mens ook vertoont zonder noemenswaardige problemen in dit stamverband worden opgevangen. In het grotere verband van dorpen en steden is het voor de vorming van een leefbare samenleving noodzakelijk dat er bepaalde regels zijn die geweld, diefstal en contractbreuk verbieden. In een dergelijk minimaal natuurrecht worden ieders lichamelijke integriteit, het eigendomsrecht en het overeenkomstenrecht gegarandeerd door sociale controle en sancties.

Dit levert wel een erg basale en onvriendelijke samenleving op. Door ons zo gewaardeerde zaken als vrijheid en gelijkheid spelen hier geen enkele rol. Het is immers heel goed mogelijk om te overleven in ongelijkheid en onvrijheid. In de meeste landen en culturen leven de mensen zo.

De stoïcijnse natuurrechtsleer gaat echter nog een stapje verder door te stellen dat mensen niet alleen groepsdieren zijn, maar rationele groepsdieren. De neiging om in groepen te leven is immers kenmerkend voor heel wat diersoorten en niet iets specifieks van de mens. Mensen en mieren hebben beide een sociale organisatie nodig. Mieren leven in vastliggende sociale patronen met een strakke hiërarchische taakverdeling: er is een onveranderlijke klassenindeling van werksters, soldaten, fokstieren en de koningin. De menselijke samenleving onderscheidt zich door een eigensoortige organisatiewijze die nauw samenhangt met zijn rationele vermogens.

Mensen zijn relatief instinctarm, maar ze compenseren dat met hun intellectuele vermogen om van hun fouten te leren, met taal informatie op te slaan die gebaseerd is op de ervaringen van vroegere generaties en op het vermogen om hun handelswijze te baseren op dat wat hun overleven op de lange duur het best garandeert. De menselijke sociale organisatie functioneert dus het best als zij flexibel is en de vrijheid geeft voor het maken van rationele aanpassingen aan nieuwe informatie.

Volgens de stoïcijnen blijft het voor de mens echter een probleem dat hij zijn rationele vermogens en de daarmee verbonden vrije ruimte vaak ondoelmatig gebruikt. Zijn onmiddellijke instinctieve reacties en spontane emoties zijn vaak niet in harmonie met zijn verstandelijke inzichten. We weten nu dat de lagen van de hersenen waar de rationele vermogens zetelen van relatief recente datum zijn. De oudere lagen, die wel het reptielenbrein worden genoemd, vormen de bron vormen van emoties en instincten. Deze lagen hebben vaak de overhand. Het overredend vermogen van dat reptielenbrein is enorm. Bovendien komt alle informatie eerst via dit deel van onze hersenen binnen voordat de frontale cortex, waar onze ratio te vinden is, aan bod komt. Daardoor is het verstand in veel gevallen gewoon te zwak om de emoties te beheersen. Wie op zijn onmiddellijke instincten afgaat wordt een vetzak, maar wie zijn eigenbelang op de lange duur in acht neemt laat dat taartje toch maar liever staan. De mens kan zich nauwelijks onttrekken aan zijn irrationele emoties en zijn verstandelijke vermogens zijn uiterst gebrekkig. Toch is het mogelijk een zekere controle te ontwikkelen.

Volgens de stoïcijnen is dit ook de oorzaak van het asociale gedrag van veel mensen, zowel individueel als in groepen. Hoewel ze weten dat ze op de lange duur niet zonder de samenleving kunnen overleven gedragen ze zich toch egoïstisch. Daarom moeten de mensen met sociale regels en sancties gedwongen worden zich te disciplineren en de maatschappelijke rol vervullen die vereist is voor een goed functionerende sociale organisatie. Dat dient ook hun eigen welzijn op de langere termijn. De menselijke sociale organisatie moet dus enerzijds de individuele vrijheid beperken, maar anderzijds voldoende ruimte openlaten voor vrije informatieverwerving en maatschappelijke verandering. Binnen deze randvoorwaarden tekent zich een basis af waarop heel wel een systeem van regelgeving gebaseerd kan worden. Met andere woorden een stoïcijnse naturalistische natuurrechtsleer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten