De maatschappij is gebaseerd op een sprookje en zonder dat u
zich daar van bewust bent leeft u in een sprookjeswereld. U leeft samen met
miljoenen anderen in het sprookje dat we de staat noemen. Voor uw eerste
levensbehoeften bent u afhankelijk van de onuitgesproken samenwerking van tienduizenden
andere mensen. Die samenwerking blijft niet eens beperkt tot de mensen die
binnen uw natie wonen, maar strekt zich uit over de hele wereld. Het graan voor
uw brood komt uit de Verenigde Staten, uw hamburger uit Argentinië, uw wijn of
vruchtensapje uit Frankrijk en de inductiekookplaat waarop u al dat voedsel
bereidt is vermoedelijk uit China afkomstig.
Het spreekt helemaal niet vanzelf dat al die mensen met
elkaar samenwerken om u van uw dagelijkse behoeften te voorzien. Mensen zijn
gebouwd op het samenleven in kleine groepjes van een man of dertig. De evolutie
heeft u sociale instincten gegeven die gericht zijn op het leven in dit soort
stamverbanden. We leven pas enkele duizenden jaren in conglomeraten van
miljoenen mensen. De evolutie kan de snelle opkomst van steden en natiestaten
niet bijbenen. U beschikt niet over de genen die de benodigde massale
samenwerking mogelijk maken. En toch doet u het. Hoe kan dat?
Mensen gingen elkaar sprookjes vertellen. Ze verzonnen
verhaaltjes over machtige goden, vaderlanden en bedrijven om daarmee de
noodzakelijke sociale verbanden te kunnen smeden. De evolutie van de mens
kruipt in zijn gebruikelijke slakkengangetje voort, maar de menselijke ratio
bouwde nog nooit vertoonde fantastische samenwerkingsnetwerken. Het klinkt mooi
en altruïstisch die massale samenwerkingsverbanden, maar die samenwerking is
doorgaans allesbehalve vrijwillig. De meeste van die verbanden neigen eerder
naar onderdrukking en uitbuiting dan naar een egalitaire verdeling van de
beschikbare hulpbronnen. Maar dat hoef ik u niet te vertellen. U weet dondersgoed
dat dat goedkope truitje en die flitsende nieuwe smartphone over de rug van
andere mensen geproduceerd worden.
Dat neemt niet weg dat mijn en uw voortbestaan volkomen
afhankelijk is van dat netwerk van sprookjes dat we een samenleving noemen. Hoe
krijg je mensen zo ver dat ze gaan geloven in van die imaginaire ordes als het
vaderland, christendom, democratie of kapitalisme? Het begint er mee dat je oprecht
in het sprookje van dienst moet gaan geloven. Je geeft nooit en te nimmer toe
dat het om een sprookje gaat. Het is een door almachtige goden of natuurwetten gecreëerde
objectieve realiteit. Mensen zijn als gelijken geschapen omdat god dat zo in de
Bijbel heeft verordonneerd, de vrije markt is het beste economische systeem
omdat dat een natuurwet is. Verder moet je mensen vanaf hun geboorte
indoctrineren met de principes waarop het sprookje is gebaseerd. De sprookjes
moeten zijn ingebed in de opvoeding, het onderwijs, de literatuur, films,
popsongs, politieke propaganda, reclameboodschappen, letterlijk in het hele
leven. Het heeft immers weinig effect als alleen u in het sprookje gelooft. Er moet
een voldoende groot aantal mensen zijn die er in geloven. Om effectief te
kunnen zijn moet het sprookje bestaan in het intersubjectieve bewustzijn van
een grote groep mensen. Uw land, de euro, mensenrechten, het bedrijf waar u
werkt, uw religie, bestaan alleen doordat ze aanwezig zijn in de
gemeenschappelijke verbeelding van misschien wel miljarden mensen.
Ik kan me voorstellen dat u moeite hebt met het idee dat de
principes die uw leven beheersen imaginair zijn. U wordt geboren in een
gevestigd web van sprookjes en alles wat er in uw leven gebeurd wordt gestuurd
door die sprookjeswereld. Die sprookjes bestaan namelijk niet alleen in uw
verbeelding, ze leven in de verbeelding van miljoenen andere mensen. Alles waar
u als moderne westerling naar verlangt, al uw persoonlijke doelen en verlangens
worden gevormd door romantische, nationalistische, kapitalistische en humanistische
sprookjes. Zelfs verlangens die u als diep persoonlijk beschouwt zijn
waarschijnlijk voorgeprogrammeerd door die sprookjes.
Zo gelooft u waarschijnlijk in het sprookje van het
individualisme. U denkt dat u een individu bent wiens waarde niet afhangt van
wat anderen van u denken. Uw ouders en leraren hebben u verteld dat u een
individu bent en dat uw betekenis in uw zelf ligt. Uw vrienden roepen u op om ‘uw
hart te volgen’ en zelfs Coca-Cola roept u op om te ‘do what feels good’. Nog niet zo
heel lang geleden werd daar heel anders over gedacht. Vroeger werd uw waarde
bepaald door de plek die u innam in de sociale hiërarchie en door wat anderen
van u vonden. Uw sociale positie bepaalde wat u wel of niet deed en uw eer was
het belangrijkste wat er bestond. Uw goede naam moest ten koste van alles
verdedigd worden. Een ander sprookje waar u vast ook in gelooft is het romanticisme
dat u leert dat u zich moet openstellen voor een breed spectrum aan ervaringen en
emoties. U moet u losbreken uit uw dagelijkse routine en uw vertrouwde omgeving
achter u laten om nieuwe dingen te beleven en u te ontplooien. Tegelijkertijd
vertelt het consumentisme u dat u alleen gelukkig kunt worden door zoveel
mogelijk nieuwe producten en diensten aan te schaffen. Als u het gevoel
bekruipt dat er iets aan uw leven ontbreekt dan bent u waarschijnlijk toe aan
een nieuwe kleding, yogalessen, biodynamisch voedsel, een andere smartphone of een
nieuwe relatie.
Zelfs de westerse wetten en mensenrechten zijn gebaseerd op
een sprookje. De Koran, de Bijbel, de Code van Hammurabi, de wetten van Solon, de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring,
al die beroemde ethische teksten beroepen zich op eeuwige rechtvaardigheidsprincipes.
Toch gaan sommige van deze teksten ervan uit dat alle mensen vrije en gelijke individuen
zijn, terwijl andere menen dat er een menselijke hiërarchie bestaat, waarin
sommige mensen beter zijn dan anderen, en soms wordt zelfs een deel van de
mensheid niet als echt menselijk erkend. Allen zijn er van overtuigd dat hun versie
van universele rechtvaardigheidsprincipes de enige juiste zijn, maar waar is
dat allemaal op gebaseerd? Wiens claim op de universele waarheid is de juiste?
Volgens de wetenschap zijn wij geëvolueerd en zijn we
absoluut geen gelijken. Het westerse principe van gelijkheid is afkomstig van
het christendom waarin gesteld wordt dat iedereen een geschapen ziel heeft en
dat alle zielen voor god gelijk zijn. Maar als u niet gelooft in de
christelijke sprookjes wat blijft er dan over van die zogenaamde ‘gelijkheid’?
Evolutie is gebaseerd op verschillen niet op gelijkheid. Iedereen heeft een
genetische code die iets verschilt van die van anderen en iedereen wordt
blootgesteld aan verschillende omgevingsfactoren. Dat leidt tot verschillende
overlevingskansen en kansen om zich voort te planten. De biologie kent ook niet
zoiets als mensenrechten. Er zijn alleen vermogens en eigenschappen die continu
onderhevig zijn aan mutaties. Zaken als gelijkheid, vrijheid en mensenrechten
komen daar niet in voor. U kunt nu verontwaardig uitroepen dat u ook wel weet
dat mensen biologisch van elkaar verschillen. Het gaat er juist om dat u
gelooft dat mensen gelijkwaardig zijn. Als we allemaal geloven in die
gelijkwaardigheid kunnen we een stabiele en welvarende samenleving opbouwen.
Dat zal een stoïcijn ook zeker niet ontkennen. De sprookjes
die het de mensheid mogelijk maken om samen te werken zijn geen triviale
poppenkast of kwaadwillige oplichterij. Ze zijn de enige manier waarop
miljoenen mensen effectief met elkaar kunnen samenwerken en samenleven. Ze bestaan
niet in de objectieve wereld op de manier waarop zoiets als zwaartekracht of
elektriciteit bestaat, maar ze zijn wel degelijk van een enorm belang. Zonder sprookjes
als natiestaten, geld, goden en wetten zou de mensheid nog steeds als
jager-verzamelaars over de aarde rondzwerven. Als stoïcijn zult u zich echter wel
bewust moeten zijn dat het om sprookjes gaat, belangrijke sprookjes, maar toch
iets dat alleen in de menselijke verbeelding bestaat.
Het is zo goed als onmogelijk om u volledig te ontworstelen
aan de greep van al deze sprookjes. Het vergt een wel haast bovenmenselijke
inspanning, maar het stoïcisme vraagt van u dat u toch een poging waagt. Ook het
stoïcisme zelf is, op z’n minst gedeeltelijk, zo’n sprookje. Het is wel een
sprookje dat er, als het er op aan komt, niet voor terugdeinst om zijn eigen
heilige huisjes omver te werpen. Als stoïcijn moet u proberen om
zo objectief en realistisch mogelijk naar het leven te kijken. We moeten nooit
ophouden naar sprookjes te zoeken die ons leven prettiger en beter kunnen
maken. We weten nu al dat sommige sprookjes beter zijn dan andere. De sprookjes
van de theocratie, het populisme (vroeger heette dat fascisme), het communisme
en het consumentisme hebben de mensheid aantoonbaar veel leed toegebracht. Het
ideale sprookje is nog lang niet gevonden en zal waarschijnlijk ook wel
onvindbaar blijken te zijn. Dat betekent alleen niet dat we moeten stoppen met
zoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten