zaterdag 1 juli 2017

STOÏCIJNSE VRIJHEID EN GELIJKHEID


Volgens de stoïcijnen is alleen al het beschikken over het vermogen om morele keuzes te maken voldoende om ieder mens een onbegrensde, gelijke waardigheid toe te kennen. Man en vrouw, slaaf en vrije, Griek en vreemdeling, rijk en arm, uit een hoge of een lage klasse afkomstig, iedereen is evenveel waard en deze waarde verplicht ons allemaal tot respect voor de ander. In navolging van hun cynische voorlopers gebruikten de stoïcijnen dit uitgangspunt voor een radicale aanval op de volgens hen verwerpelijke en volstrekt overbodige hiërarchie naar klasse, rang, eer en zelfs geslacht, waarmee in hun wereld onderscheid tussen mensen werd gemaakt. Hun denkbeelden hebben veel later door hun invloed op denkers als Grotius, Rousseau en Kant aan de basis gestaan van de moderne ideeën over rechtsstaat en gelijkwaardigheid.

Ook herkomst speelt voor de stoïcijnse denkers dus geen enkele rol voor de menselijke waardigheid. In stoïcijnse ogen zijn wij allemaal in de eerste en belangrijkste plaats burgers van de hele wereld der mensheid. Dit gemeenschappelijke morele burgerschap heeft belangrijke gevolgen voor wat onze morele plicht is. In zijn boekOver de plichten (De Officiis), maakt Cicero duidelijk dat gemeenschappelijke menselijkheid strikte plichten oplegt. We mogen bijvoorbeeld geen aanvalsoorlog voeren, hebben zelfs in oorlogstijd verplichtingen tegenover onze vijanden, moeten gastvrij zijn voor vreemdelingen op ons grondgebied en zo is er nog een hele reeks andere plichten waar een virtuoos mens aan moet voldoen. Cicero’s analyse van deze plichten heeft een enorme invloed gehad op het huidige politieke en juridische denken.


De stoïcijnse theorieën over gelijkheid weken wel af van onze moderne ideeën, maar vormden wel degelijk een voorloper op onze democratische rechtsstaat. Ook de stoïcijnse gedachten over vrijheid waren zeker niet een volledige kopie van ons eigentijds vrijheidsbegrip, maar geven ook hier weer een waardevolle grondslag om op voort te borduren. De menselijke gelijkwaardigheid is het gevolg van zijn fundamentele potentie tot redelijk en intelligent nadenken. Die potentie tot redelijkheden komt het best tot zijn recht als mensen ook vrij de mogelijkheid krijgen om er gebruik van te maken. Discussie en het uitoefenen van kritiek zijn van het grootste belang om tot juiste inzichten te kunnen komen. Daarvoor is vrijheid van het allergrootste belang. Met name het Romeinse stoïcisme richt zich daarom doelbewust op vrijheid als een kerndoel van goed bestuur en vindt het ‘gemengde regime’, een soort democratische monarchie, deels om die reden superieur aan de zuivere monarchie van de keizertijd. Stoïcijnen brachten hun overtuigingen ook herhaaldelijk in de praktijk door in samenzweringen tegen de keizer ter wille van vrijheid hun leven op het spel te zetten en dikwijls zelfs te verliezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten