maandag 23 januari 2017

DE SPIEGEL EN DE PEN VAN MARCUS AURELIUS

Na Seneca, een eerste minister, tweede man onder de keizer, en Epictetus een slaaf, is het nu tijd voor een stoïcijnse keizer. Marcus Aurelius werd geboren in Rome in het jaar 121, in een tijd dat het Romeinse Rijk op het hoogtepunt van zijn macht was. Hij was de zoon van de vooraanstaande edelen Annius Verus en Domitia Lucilla. De toenmalige keizer Hadrianus was zeer gesteld op de jonge Marcus, en op zijn aandringen werd Marcus geadopteerd als zoon van de door Hadrianus als zijn opvolger benoemde Antonius Pius. In 161 besteeg Marcus, na jarenlang tweede man van keizer Antonius Pius te zijn geweest, de troon. Na een lange periode van vrede kreeg de nieuwe keizer al snel te maken met Germaanse invasies in onder meer Italië en Griekenland. Tegelijkertijd werd het rijk in het Oosten aangevallen door zijn Parthische buren. Cassius, een generaal waar Marcus veel vertrouwen in stelde, versloeg hen en veroverde het Parthische rijk, maar kwam, na geruchten over de dood van Marcus, in opstand. Een opstand die in de kiem gesmoord werd omdat de soldaten van Cassius in overgrote meerderheid trouw aan Marcus bleven.

Marcus had les gehad van stoïcijnse leraren en beschouwde zich zelf als een stoïcijn. Hij was de laatste keizer uit de periode die bekend staat als de tijd van de vijf goede keizers. De regeerperiode van de keizers Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antonius Pius en Marcus Aurelius wordt beschouwd als de gouden eeuw van Rome. Opvallend, en misschien niet helemaal toevallig, is het dat al deze keizers in meer of mindere mate door het stoïcisme geïnspireerd waren.

Het was tijdens zijn veldtochten tegen de verenigde Germaanse stammen rond het jaar 170 dat Marcus een dagboek begon bij te houden. Hij noemde ze in het Grieks ‘Ta eis heauton’, geschriften aan zich zelf gericht. Deze beroemde ‘Meditaties’ of ‘Overpeinzingen’ van Marcus Aurelius waren helemaal niet voor publicatie bedoeld. ‘De Overpeinzingen’ zijn in het Grieks geschreven en zijn echt niet meer dan de gedachten van Marcus voor eigen gebruik. De stoïcijnse leraren gaven hun leerlingen vaak de opdracht om een dagboek bij te houden, waarin ze alle gebeurtenissen waardoor ze uit hun evenwicht raakten moesten noteren. Niet zomaar een feitelijke weergave, maar vooral een filosofische analyse waarin Marcus zich zelf toespreekt en aanmoedigt om zich voortaan beter aan de adviezen van zijn stoïcijnse leraren te houden.

Marcus stierf in het jaar 180 tijdens een veldtocht in de buurt van het Romeinse Wenen. Hij had opdracht gegeven om zijn dagboeken na zijn dood te verbranden. Gelukkig voor ons heeft iemand zich niet aan zijn bevelen gehouden. De tekst zoals we die nu kennen, is ingedeeld in twaalf kleine boeken en is één van de bekendste authentieke stoïcijnse teksten. Ook in historisch opzicht zijn ‘De Overpeinzingen’ waardevol, omdat ze ons kennis laten maken met de diepste overtuigingen en twijfels van de heerser van een wereldrijk die een eigen plaats inneemt binnen de grotere traditie van het stoïcisme. Het werk was bovendien favoriet bij onder anderen de Pruisische koning Frederik de Grote en schijnt zelfs op het nachtkastje van de Amerikaanse president Bill Clinton gelegen te hebben. Een groot deel van de inhoud is tijdloos en heeft na tweeduizend jaar nog niets aan overtuigingskracht ingeboet.

'Zelfonderzoek' is dus een belangrijk oefening in het stoïcijnse programma. Alleen al het nadenken over onszelf en ons leven, zoals we gaan doen in deze cursus, draagt bij aan zo'n zelfonderzoek. Maar het schrijven van dagelijkse dagboekberichten is ook een uiterst effectieve methode voor het richten van de geest. Het helpt om je bewust te worden van verbindingen en inzichten die anders niet opgemerkt zouden worden. Seneca merkt op:

‘Een persoon die zich er niet bewust van is dat hij iets verkeerd doet, heeft ook geen enkele behoefte om dat recht te zetten. Je moet je zelf erop betrappen voordat je er iets aan kan gaan doen.' (Seneca, Brief 28-10).

We moeten afstand nemen van onszelf, om een goed beeld te kunnen krijgen van wat voor soort persoon we zijn, hoe we ons gedragen en hoe we omgaan met onze zaken en andere mensen. We moeten zo nu en dan naast onszelf gaan staan om te zien wie we daadwerkelijk zijn en hoe we ons leven leiden, zo kunnen we onszelf begeleiden, zoals een vriend ons zou helpen om verbeteringen aan te brengen. Zo zegt Seneca tegen Lucilius, 'ik begin mijn eigen vriend te worden' (Brief 6.4), hij merkt verder op dat alleen iemand die een vriend voor zichzelf kan zijn ook echt een vriend voor een ander kan zijn. Je moet jezelf kennen voordat je iets voor anderen kunt gaan betekenen.

Voor deze oefening moet u dus een stoïcijns dagboek gaan bijhouden. Voorlopig volstaat het om alleen een feitelijke omschrijving te geven van gebeurtenissen waardoor u van slag raakt. Dat kunnen hele kleine dingen zijn zoals het missen van de trein, of het morsen van koffie over dit boek. U hoeft er nog niets mee te doen, dat komt in de volgende lessen wel aan bod. Het gaat er nu om dat u door gaat krijgen wat voor persoon u bent. Van wat voor dingen raakt u overstuur? Wat maakt u kwaad, verdrietig en waar wordt u angstig van. Maar u hoeft zich te beperken tot gebeurtenissen die negatieve emoties bij u losmaken. U moet ook gaan onderzoeken van welke dingen u blij en vrolijk wordt. Wat geeft u energie? Welke dingen maken u gelukkig? Door dit een paar maanden vol te houden leert u zich zelf langzaam maar zeker steeds beter kennen. Een grondige zelfkennis is de eerste stap naar een gelukkiger leven als stoïcijns filosoof.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten