zaterdag 7 oktober 2023

22.2 De stoïcijnse fysica

 Onze evolutionaire geschiedenis heeft ons er niet op voorbereid om om te gaan met tijdschalen en afstanden die we niet direct kunnen ervaren. Het is dan ook niet gek dat veel wetenschappelijke ontdekkingen uit de astronomie, biologie en kwantummechanica allesbehalve intuïtief zijn. Sommige ontdekkingen zijn voor onze geest zelfs zo vreemd dat we er een wat ongemakkelijk gevoel bij krijgen. Ze dwingen ons onszelf en onze wereld vanuit een ander perspectief te zien en om ons zelfbeeld en ons beeld van het universum ter discussie te stellen. Door uw brein te laten leiden door nieuwe empirische ontdekkingen kunt u het beste uit de menselijke mogelijkheden naar boven halen en een reëel, spannend en verrassend spiritueel beeld van de werkelijkheid verkrijgen.

De stoïcijnse filosofie spoort u aan om open te staan voor nieuwe ontdekkingen. Het stoïcisme is materialistisch en empirisch, maar toch ook een beetje idealistisch. Kennis komt tot stand via zintuiglijke waarneming van stoffelijke zaken. De stoffelijke externe werkelijkheid brengt via de zintuigen en het reptielenbrein een indruk teweeg in de eveneens stoffelijke geest. In wat de stoïcijnen het ‘hegemonikon’, het centrum van bewustzijn of het mensenbrein noemen. Die indruk alleen is echter niet voldoende om echte kennis tot stand te brengen. Ons waarnemingsvermogen is nu eenmaal allesbehalve perfect en ook zinsbegoochelingen vallen niet uit te sluiten. Het ‘hegemonikon’ moet daarom eerst toestemming verlenen aan de indruk van buiten. En die toestemming van het verstand mag alleen gegeven worden op het moment dat de waarneming aan geen enkele twijfel onderhevig is. Het stoïcijnse empirisme wordt hier op een haast Kantiaanse manier met een stevige scheut idealisme verdund. Kennis is voor de stoïcijnen dus zintuiglijke waarnemingen die door het filter van het verstand zijn aanvaard.

Hiermee wordt ook de verbinding met de logica gelegd. De gehele werkelijkheid is stoffelijk en die werkelijkheid gehoorzaamd aan de natuurwetten en de logica. Mensen kunnen die natuurwetten met behulp van hun verstand (rede of rationele vermogens) leren kennen. De stoffelijke werkelijkheid vormt één onlosmakelijk verbonden geheel. In die stoffelijke werkelijkheid onderscheiden de stoïcijnen twee beginselen: ‘to pachon’, het passieve beginsel en ‘to poiun’, het actieve beginsel. Het zijn geen twee verschillende dingen, maar twee met elkaar verbonden aspecten van de stoffelijke werkelijkheid. Het zijn als het ware de twee kanten van dezelfde munt. Het passieve beginsel of de materie is onbepaald en vatbaar voor veranderingen. Het actieve beginsel of de energie (het vuur) zet die veranderingen in gang.

Voor het actieve beginsel gebruikten de stoïcijnen verschillende namen. Sommigen noemden het de rede, anderen het vuur en weer anderen noemden het de ‘pneuma’, de levensadem. De meest gebruikte term was echter de ‘logos’ of de rede, omdat de werkelijkheid een redelijk en volgens natuurwetten verlopend geheel is. Deze logos was trouwens even materieel als het passieve beginsel. De werkelijkheid van het universum moet worden gezien als een gesloten geheel waarin alles met alles door oorzakelijkheid is verbonden. Alles in het universum verloopt noodzakelijk en in harmonie volgens de logische en oorzakelijke natuurwetten. Het gaat om meer dan een materiële eenheid, het is ook een eenheid in de tijd waarin alle gebeurtenissen door een keten van oorzaak en gevolg aan elkaar verbonden zijn.

Dit betekent dat er ook niet zoiets als het kwaad bestaat. Het zogenaamde kwaad is slechts schijn omdat alles noodzakelijk en in harmonie gebeurt. Zelfs datgene wat wij het kwaad noemen is een onderdeel van die harmonie. Het is onze beperkte visie op die harmonie die maakt dat wij sommige dingen als slecht en kwaad beschouwen. Alleen een wijze kan dat volledig bevatten en aanvaardt alles wat er in het universum gebeurt volledig. Deze wereldharmonie is de basis waarop de stoïcijnen hun ethiek bouwden.

Volgens de stoïcijnen kun je ethische vragen dus niet scheiden van wetenschappelijke vragen. De wereld van goed en kwaad was voor hen dezelfde wereld als de wereld van sterren, planeten en tafelpoten. Toen de eerste filosofen de verhalen over goden en godinnen niet meer voor zoete koek aannamen en naar andere verklaringen voor de gebeurtenissen in de wereld begonnen te zoeken ontstond er meteen een groot ethisch probleem. Als natuurwetten de gang van zaken bepalen en niet de wil van de goden, hoe moeten de mensen zich dan gedragen?

Heraclitus (544-484 voor Christus) was één van die eerste Griekse filosofen en wetenschappers die op die vraag een antwoord probeerde te vinden. Hij leefde 2.500 jaar geleden in Efeze, een destijds Griekse stad, in het huidige Turkije. Hij moest niet veel hebben van zijn medemensen, die hij beschouwde als een kudde koeien die alleen maar bezig waren met eten, seks en dom vermaak. Andere mensen zouden hem zelfs zo hebben tegen gestaan dat hij op een gegeven moment in zijn eentje de wildernis in wilde trekken. De hogepriesteres van Artemis hield hem tegen en vroeg hem om voor zijn vertrek zijn ideeën op te schrijven om het resulterende boek voor het nageslacht in de tempel van Artemis te bewaren. Na dat gedaan te hebben vertrok hij uit de stad en is er nooit meer iets van hem vernomen. Een enkele lezer zal dit verhaal ongetwijfeld aan de grondlegger van het Chinese Taoïsme, Lao Zi, doen denken. Ook die vertrok uit China en werd door de grenswacht gevraagd om zijn filosofie voor zijn vertrek in een boek vast te leggen. Gek genoeg houdt de overeenkomst daar niet op. De overgebleven fragmenten van Heraclitus zijn net zo raadselachtig als de Tao Te Ching, en lijken vaak naar dezelfde dingen te verwijzen.

Heraclitus’ beroemdste uitspraak is de stelling dat je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen. Als je een tweede keer in de rivier stapt stroomt er immers ander water doorheen. En niet alleen het water stroomt voorbij, ook de tijd verloopt en verandert de werkelijkheid. Alles is voortdurend in beweging; niets bestaat, niets is blijvend, maar alles vloeit en vervloeit. Alles wat we om ons heen zien, bestaat niet onafhankelijk van de rest van het universum, maar ontstaat, groeit, 'stroomt' in verbinding met al het andere. Het universum is een dans van tegenstellingen die permanent in elkaar overvloeien. Een kosmologie van het worden die aan de ‘these-antithese’ dialectiek van Hegel, maar misschien nog wel meer aan het yin en yang van het taoïsme doet denken.

De stoïcijnen namen deze dynamische kosmologie van Heraclitus over en voegden er nog iets aan toe. Volgens hen zette het universum uit in tijd en ruimte en zou steeds groter worden tot het moment dat alles in een enorme vlammenzee, de wereldbrand of conflagratie, uiteen gereten zou worden. Waarna alles weer opnieuw zou beginnen. Een idee dat na een paar duizend jaar in de vergetelheid te zijn geraakt, met de moderne astronomie weer helemaal terug is. De theorie van de ‘big bang’ gevolgd door een ‘big crunch’ of ‘big rip’ heeft verbazingwekkend, maar wel volledig toevallig, veel weg van de stoïcijnse gedachten over het universum. Het is natuurlijk wat vergezocht om de oude stoïcijnen een soort voorspellend en bovennatuurlijk inzicht in de moderne kosmologie toe te dichten. Maar het is wel leuk dat de stoïcijnse intuïtie klopt met sommige van de huidige inzichten. Een stoïcijn zou er trouwens helemaal niet mee zitten als zijn kosmologie door de feiten achterhaald zou blijken te zijn. Dan wordt het voor een stoïcijns filosoof gewoon tijd om zijn oude theorieën tegen het licht te houden en over een aanpassing van de leer te gaan nadenken.

Achter de eeuwige beweging van tegenstellingen ligt volgens Heraclitus, en de stoïcijnen, een verenigend principe verborgen. De bewegingen kennen een vaste regelmaat en worden geregeerd door natuurkrachten en natuurwetten. De natuurkrachten zijn niet blind. Achter de schijnbare chaos verschuilt zich een universele intelligentie, die Heraclitus de logos noemde. Vergelijkbaar met het actieve beginsel van de stoïcijnen, die dat trouwens vaak ook de logos noemden. Alles verloopt in een vaste orde, volgens een universele natuurwet. Deze logos is eigenlijk 'de ziel van de wereld', de wereld is een openbaring van die logos. Al het bestaande, het hele universum is een uitkristallisering van de logos. Maar de logos is meer dan alleen het bestaande, het is zich ook nog eens bewust van zichzelf. Het weet dat het bestaat en het weet wat het is.

Deze 'theorie van alles' vormt de basis van het stoïcijnse ethische systeem. De mens heeft (iets van) die logos in zichzelf. Een mens is niet alleen een materieel onderdeel van het universum, hij is zich ook bewust van zichzelf en dat universum. Hij is een onderdeel van het universele bewustzijn en kan daardoor tot op zekere hoogte de orde in de wereld begrijpen, en zich één voelen met die wereld en de logos.

“Alles beweegt, maar in deze veranderlijkheid is er een vast punt. Alles staat naast elkaar, is vaak tegengesteld, maar het wordt in balans gehouden door een machtig verstand”. (Heraclitus; fragmenten)

Zo ervoer Heraclitus het universum. Hij gebruikte dus het Griekse woord logos om dit verstand, de menselijke kennis en de inherente orde van het universum te kenschetsen als een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig is. Letterlijk betekent logos: woord, rede of evenwicht. In de eerste betekenis zal het later vooral door gnostici en door joodse en christelijke mystici worden gebruikt. Zo begint bijvoorbeeld het Johannesevangelie met de woorden: ‘In den beginne was de logos, de logos was bij God en de logos was God’. Drie keer achter elkaar het woord logos. Het lijkt wel rechtstreeks overgenomen uit een stoïcijns boek over spiritualiteit.

In de twee laatste betekenissen werd het begrip gebruikt en verder uitgewerkt door Zeno (334-263 voor Christus) en door de door hem gestichte stoïcijnse school. De stoïcijnen zagen in de logos een soort levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een oer fenomeen, waar alle werkingskracht uit voortkomt. Het geheel van natuurkrachten dat het universum bestiert. Logos symboliseert hiermee het principe van oorzakelijkheid. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie, ruimte en tijd; maar is er transcendent aan. De natuurkrachten en het daarmee verbonden principe van oorzaak en gevolg vormen zo een onlosmakelijk geheel met al het bestaande. De grondgedachte van de logos is steeds hetzelfde gebleven. Het hele universum is gebaseerd op een wereldrede, die zich bewust is, alles schept en in alles de harmonie bewerkt.

In ieder mens zetelt een stukje van deze logos. De stoïcijnen noemden dit een vonk van het wereldvuur. Als hij deze vonk erkent en ontwikkelt, kan hij  zich bewust worden van de kosmische harmonie, en bereikt hij het doel van zijn leven, dat niet in een hiernamaals, maar in dit leven ligt: de virtuositeit. Door zijn bewustzijn, zijn ‘hegemonikon’ zo veel mogelijke te ontplooien, kan hij steeds dieper doordringen in de kosmische logos. Hij leert de wereldrede zo steeds beter kennen en beseft dat hij er deel van uitmaakt. De weg naar dit diepste binnen wordt bepaald door het systeem van deugden en ondeugden. Maar het wezenlijke van de weg is de gemoedsrust, het onbewogen kunnen aanvaarden van het noodlot door kennis van de kosmische harmonie.

Het lijkt alsof met de term logos een universeel beginsel kan worden aangeduid dat in de loop der tijd in meerdere culturen post heeft gevat. Oosterse filosofieën hebben uiteraard niet het Grieks als hun oorspronkelijke taal, en gebruiken derhalve ook het woord logos niet, maar ze kennen wel concepten die vergelijkbaar zijn, zoals Tao, Chi, Aum en Dharma.

In navolging van Heraclitus vonden de stoïcijnen het ontwikkelen van ons bewustzijn, of zoals zij het noemden het ontwikkelen van onze virtuositeit, het belangrijkste doel van het leven. We moeten onze egoïstische beperkingen overstijgen en ons bewustzijn uitbreiden om zo contact te kunnen leggen met het universele bewustzijn. Om dit kosmisch bewustzijn te bereiken moet je afstand nemen van egocentrische verlangens en afkeren. Vanuit een kosmisch perspectief bestaat er geen ‘goed of kwaad’. Alles is zoals het behoort te zijn. Volgens de stoïcijnen kan alleen de wijze, verlichte mens boven de chaos van tegenstellingen uitstijgen en zo de schoonheid van de kosmische logos als geheel aanschouwen.


1 opmerking:

  1. Het stoïcijnse principe van de dichotomie van de controle vind ik voor mijzelf een zeer praktisch inzicht waar ik al wat aan heb gehad. Maar het metafysische gebazel dat in deze blog wordt uiteengezet vind ik nutteloos en oninterssant.

    BeantwoordenVerwijderen