In het boek Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab wordt bepleit
dat de vrije wil niet zou bestaan. Volgens dit boek zou onze geest niets meer
zijn dan een bijproduct van chemische processen. Swaab stelt dat onze
voorkeuren en gedrag in hoge mate samenhangen met dingen die al lange tijd vast
blijken te liggen in ons lichaam: in onze hormoonhuishouding en in de bouw van
onze hersenen. Dat klopt natuurlijk. Biologische beperkingen zijn sturend. En ook
onze sociale beperkingen sturen ons gedrag. Veel meer dan we beseffen. We maken
onszelf niet, we kunnen niet willen wat we willen.
De oorsprong van de theorie waarin de vrije wil niet bestaat
hangt samen met het zogenaamde determinisme. De mens heeft de neiging zijn
omgeving te omschrijven door middel van oorzaak-gevolg relaties. Dit is het
zogenaamde oorzakelijkheidsbeginsel. Het succes daarvan leidt tot de volgende
gedachte: als de wereld zo goed te omschrijven is door middel van wetten,
misschien zijn het dan wel die wetten waaraan de wereld volledig ondergeschikt
is. De wereld inclusief de mens dus.
Deze gedachte heeft mensen van alle tijden uit het lood
geslagen. Want als alles onontkoombaar is, wat moeten we dan nog met onze vrije
wil? Kunnen we sowieso nog wel verantwoordelijk stellen en oordelen vellen? In
de oudheid waren het vooral de stoïcijnen die de deterministische filosofie aanhingen.
Volgens hen luistert de hele wereld naar één centrale natuurwet: de logos. De
oorzaken van ons gedrag komen zowel van binnenuit, uit de hersenen, als van
buitenaf; als onderdeel van dit grotere spel blijft er voor de mens als vrij
wezen in de stoïcijnse filosofie maar weinig over. Vandaar dus ook dat de grote
lijn van de stoïcijnen lijkt te zijn dat je maar beter kan berusten in de
situatie waarin je bent, in plaats van je ertegen te verzetten.
Op zich een goed advies, maar het is niet des mensen om
daarmee zomaar akkoord te gaan. Het klassieke verweer tegen zo een filosofie is
die van het dualisme. Om te ontsnappen aan de natuurwetten nemen we gewoon aan
dat er naast de materiële wereld ook nog een andere wereld is: die van een God,
een geest, een ziel, of iets anders dat niet-materieel is, en dat kan de
materie dan af en toe voor ons een onvoorspelbare kant op duwen. Klaar,
opgelost. We kunnen weer heerlijk oordelen en de wereld verdelen in goed en
kwaad.
Veel mensen nemen met zo een onwetenschappelijke verklaring
echter geen genoegen. Gelukkig zijn er ook denkers die andere oplossingen
gevonden hebben voor de vrije wil om toch te kunnen bestaan in een
materialistische wereld. De filosoof Epicurus bijvoorbeeld ging uit van het
atomisme, en ook die kleine bolletjes luisteren volgens hem naar de wetten van
oorzaak en gevolg. Alleen, voor Epicurus was het hebben van een vrije wil
essentieel. Vandaar dat hij daarvoor de veronderstelling poneerde dat die
bolletjes af en toe volstrekt willekeurige en onverklaarbare afwijkingen
hadden. En die afwijkingen, die waren dan natuurlijk het product van de vrije
wil.
Aardig gevonden nietwaar? De grap is dat anno nu, 2300 jaar
later, mensen dezelfde opgeluchte conclusie trekken uit de vondsten van de kwantummechanica.
In de kwantummechanica gaat het namelijk om deeltjes die zich verdomd
onvoorspelbaar blijken te gedragen, en alleen maar te begrijpen zijn door
rekening te houden met fundamentele onzekerheden. Die deeltjes lijken zich
kortom lekker te onttrekken aan de ijzeren natuurkundige wetten en er een
heerlijk zooitje van te maken. Het idee is natuurlijk: als die deeltjes dat
kunnen, dan kunnen wij dat ook. Leve de vrije wil!
Deterministen zullen hier echter op zeggen dat die wetten
voor zowel mensen als subatomaire deeltjes nog steeds bestaan, maar dat we het
door de onnauwkeurigheid van onze waarneming gewoon niet zo zuiver zien.
Het debat hierover is ook in de moderne natuurkunde
onderwerp van controverse. Onderzoekers van kwantummechanica zoals Werner Heisenberg
betoogden dat de werkelijkheid juist fundamenteel niet zou luisteren naar wetten.
Einstein aan de andere kant geloofde heilig in hogere natuurwetten waar alles
naar luistert, en in dit licht kan dan ook zijn uitspraak “God doesn’t play
dice” worden opgevat. Die God is dan die natuurwet, ziet u?
De filosofie was er echter al langer achter dat het geloof
in natuurwetten vooral een geloof is, en geen wetenschap. De Schotse filosoof David
Hume wees er op dat wij geen oorzaak-gevolg relaties zien, maar slechts dat het
ene nu eenmaal vaak op het andere volgt. Of daar een wet achter zit of dat het
gaat om stom toeval is een kwestie van interpretatie. Het oorzaakelijkheidsmechanisme
zegt daarom eerder iets over de manier waarop wij de werkelijkheid benaderen
dan over de werkelijkheid zelf. Dit idee werd door Immanuel Kant opgepikt en
verder uitgewerkt, waarna NIetzsche uiteindelijk de bal het doel in trapte door
poëtisch te concluderen:’ God is dood’, waarmee hij bedoelde dat er wat hem
betreft geen enkele zekerheid meer over was.
Zo zien we trouwens dat het woord God voor vele zaken bruikbaar
is: waar de dualisten God gebruikten om de vrije wil te redden van de
natuurwetten, zien modernere denkers de natuurwetten zelf als een soort
allesbeheersend opperwezen, waar we om de vrije wil te redden ons maar beter
vanaf kunnen maken. Hoe dan ook, natuurwetten of niet, ik hoop dat de lezer
ondertussen beseft dat ieder antwoord op de vraag of deze uiteindelijk wel of
niet bestaan eerder een kwestie van geloof is dan van een wetenschappelijke
waarheid.
Zitten we nu dan vast? Is het bestaan van de vrije wil
daarmee dan ook te bewijzen noch te ontkrachten? Misschien maken we het ons in
deze discussie wel veel te moeilijk. We hebben immers één aanname nog niet
nader onderzocht. Namelijk deze: is het werkelijk zo dat een deterministische
wereld, zo deze bestaat, in tegenspraak is met de vrije wil? Misschien dat de o
zo deterministische stoïcijnen toch een begin van een oplossing hebben weten te
vinden.
Volgens de stoïcijn Chrysippus gebeurde alles weliswaar
volgens het noodlot, maar niet alles gebeurde met noodzakelijkheid. Oftewel:
alles heeft een oorzaak, maar niet alles gebeurt noodzakelijk. Dit lijkt
strijdig met wat we hierboven over het oorzakelijkheidsbeginsel gezegd hebben.
Chrysippus maakt echter een onderscheid tussen verschillende oorzaken, en zijn
begrip van noodzakelijkheid heeft slechts betrekking op één soort oorzaak.
Chrysippus onderscheidt dus twee soorten oorzaken: externe directe oorzaken, en
interne indirecte oorzaken. Externe directe oorzaken zijn onder andere de
gebeurtenissen die iemand overkomen en de prikkels uit zijn omgeving; het zijn
de indrukken van buiten die iemand aandrijven tot een bepaalde handeling. De
interne indirecte oorzaken zijn de kwaliteiten en de mentaliteit van de
persoon.
Chrysippus vergelijkt dit met een cilinder, die aan het
rollen wordt gebracht doordat er een steen tegen aan stoot (directe externe oorzaak).
De cilinder blijft rollen door zijn eigen ronde vorm (interne indirecte
oorzaak). Zo wordt ook een mens tot een bepaalde handeling aangezet door een
oorzaak van buiten, maar is die handeling alleen mogelijk als hij er zelf mee
instemt. Dit instemmen is een interne handeling van de geest, en wordt alleen
bepaald door de mentaliteit van de betreffende persoon. Omdat de mens zelf
meedoet met zijn handelingen is hij er ook verantwoordelijk voor. Nu wordt ook
duidelijk wat Chrysippus bedoelt, als hij zegt dat niet alles met
noodzakelijkheid gebeurt: onze handelingen worden niet uitsluitend bepaald door
oorzaken die buiten ons liggen. Een mens is niet vrij om te bepalen wat er in
de externe wereld om hem heen gebeurd. Hij heeft geen macht over de externe
oorzaken. Hij is wel vrij om te bepalen wat hij van een gebeurtenis vindt. Hij
is wel vrij om te bepalen wat hij van
een gebeurtenis vindt. Hij kan kiezen wat hij voelt, hij kan zijn eigen interne
reactie, en daarmee uiteindelijk ook zijn mentaliteit, zelf bepalen. Uit die
interne reactie komt een handeling voort, een handeling die voortvloeit uit een
interne indirecte oorzaak: de persoonlijke mentaliteit. In zoverre is de mens
dus weldegelijk vrij.
Maar dit is in strijd met het oorzakelijkheidsbeginsel. Hoe moet de stelling, dat alles in de natuur volgens
het oorzakelijkheidsbeginsel gebeurt, nu opgevat worden? De mens is onderdeel van
de natuur en de interne indirecte oorzaken zouden dus ook onderworpen moeten
zijn aan de wet van oorzaak en gevolg. Als alles noodzakelijk gebeurt is ook de
menselijke mentaliteit afhankelijk van het oorzakelijkheidsbeginsel. De
oplossing van Chrysippus is dan helemaal geen oplossing meer. Als de mens
werkelijk vrij zou zijn in zijn keuzes dan worden zijn handelingen niet bepaald
en gebeurt dus niet alles volgens het oorzakelijkheidsbeginsel. Veronderstellen
we daarentegen dat handelingen volledig bepaald zijn door iemands mentaliteit,
dan moet een mens op een of andere manier verantwoordelijk zijn voor die
mentaliteit. Want als dat niet zo is, hebben we het hele idee van
verantwoordelijkheid alsnog aan de kant gezet. Dat veronderstelt echter, dat
iemand zijn mentaliteit zelf kan veranderen. Maar hoe kan dat als al zijn
handelingen al door die mentaliteit bepaald zijn?
Misschien
dat de hierboven al even genoemde Kant een aanzet tot een oplossing voor
Chrysippus’ probleem heeft gevonden. Hoewel Kant een sterk voorstander van de vrije wil was, was hij zich er ook van bewust dat we leven in een wereld die bepaald
wordt door de wet van oorzaak en gevolg.
Maar Kant geloofde
dat de wet van oorzaak en gevolg een maaksel van onze geest is om de wereld te kunnen begrijpen. Daarbij maakte hij een onderscheid tussen de fenomenale wereld (de
wereld zoals wij die ervaren en waarnemen) en de noumenale wereld (de wereld zoals
hij buiten onze ervaring in werkelijkheid is). Met dit onderscheid tussen onze kennis van de dingen zoals wij ze zien en zoals
ze werkelijk zijn, impliceert Kant dat determinisme slechts een illusie binnen de fenomenale wereld
is. De wet van oorzaak en gevolg bestaat weldegelijk, maar geldt alleen in de
fenomenale wereld. In de (noumenale)
werkelijkheid, zijn we eigenlijk vrije wezens en kunnen buiten
ruimte en tijd echte keuzes worden
gemaakt. De mens wordt zo een hybride wezen dat met een been in de
fenomenlogische door oorzakelijkheid bepaalde wereld, en met het andere been in
de noumenale wereld van de vrije wil staat.
Zij. Er kosten aan verbonden!
BeantwoordenVerwijderen