De exotische, uit het Midden-Oosten afkomstige mirakel godsdiensten waren populair in het Romeinse Rijk. De Mithrascultus had veel aanhang onder soldaten en ook het geloof in de Egyptische godin Isis wist veel aanhangers te trekken. Ook het christendom was één van die mirakel godsdiensten, maar deze wist aanvankelijk niet veel aanhangers te trekken. De Romeinen noemden de eerste christenen zelfs de mensenhaters vanwege de in hun ogen nogal intollerante, hardvochtige en gruwelijke leerstellingen. Er ontwikkelde zich inderdaad een soort christenterrorisme gericht tegen 'ongelovigen', openbare bibkliotheken, badhuizen en filosofiescholen. Toch was het uiteindelijk dit christendom dat de overhand wist te behalen. Genoemde mysterie godsdiensten hadden wel veel invloed op het christendom. Maria en kind vertoont veel gelijkenis met Isis en haar zoon Horus en veel van de verhalen rond de figuur van Jezus zijn terug te vinden bij de Mithrascultus. Ook de stoïcijnse filosofie heeft veel invloed op het vroege christendom gehad. Christendom en stoïcijnse filosofie hebben, ondanks het hardvochtige en intolerante karakter van het christendome, veel overeenkomsten. Het is tijd om de twee eens naast elkaar te leggen.
Bij het opstellen van de christelijke dogma’s werd dus regelmatig uit stoïcijnse bron geput. Zo kent het christendom net als het stoïcisme een eis van menselijkheid en algemene naastenliefde ongeacht nationaliteit, geslacht of afkomst. Daar staat wel tegenover dat het christendom in tegenstelling tot de stoa intolerant is tegenover ongelovigen en vrouwen en anders geaarden als minderwaardig aanmerkt. Aan het einde van de oudheid komen de tegenstellingen tussen de traditionele antieke levenskunst en de nieuwe christelijke manier van leven steeds duidelijker naar boven. Toch is het christendom sterk beïnvloed door de klassieke filosofiescholen. Vooral in de beginperiode waarin de christelijke dogma’s zich langzaam maar zeker beginnen te vormen is de invloed van de stoïcijnse filosofie groot. Later in de middeleeuwen zijn het vooral Plato en Aristoteles (in Hebreeuwse en Arabische vertalingen de oorspronkelijke teksten waren door toedoen van het vandalisme van dezelfde christenen verloren gegaan) die die rol overnemen. De verschillen tussen de stoïcijnse en christelijke manier van leven zijn echter behoorlijk groot.
In alle geloofssystemen van Semitische oorsprong bestaat er een grote kloof tussen een almachtige god en de door hem geschapen wereld. De mens en al het geschapene bestaat alleen door en omwille van die god. Het is de taak van de mens om deemoedig de wil van die god uit te voeren. Een wil die hem in allerlei heilige geschriften is geopenbaard. Het stoïcijnse pantheïstische idee dat god gelijk staat aan al het bestaande en dat het menselijke bewustzijn deel uitmaakt van het goddelijke bewustzijn is in christelijke ogen een gruwel. De hoogmoed waarmee de stoïcijnen daarmee het menselijk intellect gelijkstellen aan het goddelijke is voor hen een doodzonde.
Het christendom kent een persoonlijke god, de anekdotische oude man met een baard in de hemel wordt min of meer letterlijk genomen. De mens staat als een onsterfelijke individuele ziel tegenover een onmetelijk verheven ander persoon die zijn doen en laten beoordeelt. Voor de stoïcijnen staat die ziel gelijk aan het menselijk bewustzijn. Het is iets volstrekt natuurlijks en materieels dat, naar alle waarschijnlijkheid, met het overlijden van de mens in het niets verdwijnt. Die ‘ziel’ is een in ruimte en tijd beperkte loot van een universeel bewustzijn, een soort wereldziel. Voor het christendom is de mens aan dood en erfzonde gebonden. Hij moet strijden tegen zijn aangeboren slechtheid, maar kan daar uiteindelijk slechts door goddelijke genade van verlost worden. Verlossing van de natuurlijke verdorvenheid en de ellendige ongelukkige levensconditie van de mens is slechts mogelijk door geloof en genade. De stoïcijnse pogingen om de mens te leren op eigen kracht een gelukkig en virtuoos leven te leiden wordt als verderfelijke hoogmoed aangemerkt. Daarom ligt voor de stoïcijnen het doel van het leven in het hier en nu terwijl christenen het doel in een leven na de dood zoeken.
De christelijke afhankelijkheid van een buiten de wereld tronende, transcendente, godheid leidt tot een verwerping van de wereld. Zelfs tot een welhaast totale wereldverzaking. Toch is het deze wereld en dit leven waarin eens en voor altijd volgens een goddelijk heilsplan een oordeel zal worden geveld over ieder individueel mens. Het christendom kent een al het andere uitsluitende geldigheid. Een exclusieve geldigheid die door het rationele stoïcisme categorisch wordt afgewezen. De christelijke exclusiviteit vormde de grondslag van een dogmatische, intolerante, strikt georganiseerde kerkelijke gemeenschap. Het christendom is sterk hiërarchisch ingesteld. Niet alleen de christelijke priesterkaste en zijn dogma’s moeten onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden, ook het door god ingestelde wereldlijke gezag is gehoorzaamheid verschuldigd. De bestemming van de mens ligt immers in een rijk dat niet van deze wereld is. De stoïcijnen denken daar anders over. Hun bestemming ligt in deze wereld en een overheid die zich misdraagt kan op stoïcijnse tegenstand rekenen. Veel van het verzet tegen tirannieke keizers had inderdaad een stoïcijnse oorsprong. Er werd zelfs gesproken van de stoïcijnse oppositie tegen de tirannieke keizers.
Het christendom is op geloof in een door een persoonlijke god geopenbaarde heilsleer gebaseerd. Die heilsleer overstijgt alle andere overwegingen. Wetenschap en filosofie zijn volstrekt onderworpen aan het geloof. Een mogelijk conflict met wetenschap of de uitkomsten van het rationele denken doet nooit af aan de waarheid van de geproclameerde geloofsleer. De kerkvader Tertullianus zou zelfs gezegd hebben: ‘ik geloof juist omdat het absurd is’. Het stoïcisme daarentegen was absoluut niet dogmatisch en geloofde zeker niet in een door god gegeven openbaring. Hun filosofie moest rationeel en goed feitelijk onderbouwd zijn. In tegenstelling tot het christendom stond en staat het stoïcisme altijd open voor nieuwe inzichten en wetenschappelijke ontwikkelingen. Als een onderdeel van hun filosofie in strijd met rationele of wetenschappelijke inzichten blijkt te zijn, moet die filosofie worden aangepast. De kloof tussen het christendom en het stoïcisme is nergens groter.
Hoewel er veel pogingen zijn ondernomen om stoïcisme en christendom met elkaar te verzoenen is het nooit goed gelukt om dat voor elkaar te krijgen. Er bestonden en bestaan weliswaar stoïcijnse christenen en het is ook niet totaal onmogelijk om die twee met elkaar te combineren, maar een echt goed huwelijk zal het nooit worden. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen te groot.