zaterdag 2 december 2023

23.3 God, logos en natuur, één pot nat?

 De werkelijkheid valt dus nooit echt met volledige zekerheid te kennen. We begrijpen de wereld door de zeef van onze beperkte zintuigen en de zeef van ons beperkt verstand. Ondanks het feit dat ze zich hiervan bewust waren dachten de stoïcijnen toch dat ze een redelijk kloppend beeld van de werkelijkheid hadden. Ze bedotten zichzelf daarbij en gingen er vanuit dat het universum een bewust wezen was. Het was geen god in de traditionele betekenis, maar weldegelijk een hoger alomvattend bewustzijn. Ze noemden dat bewustzijn, zoals we zagen, de natuur, de wereldrede, de logos of ook wel de pneuma. ‘Logos’ is in de stoïcijnse filosofie dan ook een synoniem voor universum of natuur. Maar dus niet alleen voor de materiële natuur, ook voor het alomvattende bewustzijn dat je ‘god’ zou kunnen noemen. Volgens de stoïcijnen zit de natuur namelijk fundamenteel logisch en redelijk in elkaar. Die fundamentele redelijkheid van de werkelijkheid maakt volgens de stoïcijnen dat de mens met zijn eigen redelijke vermogens een kloppend beeld van die werkelijkheid kan vormen. De stoïcijnse god bedot de rationele mensen en daarmee zichzelf niet.

Bij het woord god hebben veel mensen een bepaalde associatie, die op de stoïcijnse god absoluut niet van toepassing is. De stoïcijnse god lijkt niet op een mens, zoals bij de traditionele Griekse goden. En ook lijkt de stoïcijnse god niet op de christelijke god. De christelijke god staat los van de wereld en oordeelt daarover. De stoïcijnse god bekommert zich niet om de dagelijkse beslommeringen van individuele mensen: hij is die beslommeringen. De stoïcijnse god heeft de wereld niet geschapen en velt daarover geen oordeel: hij is die wereld. De stoïcijnse god verschilt ook van de god van Plato. Plato meent dat god ‘het goede en ware’ belichaamt. Daarbij is het ‘goede en het ware’ in de filosofie van Plato een vorm die buiten de fysieke wereld staat. De fysieke wereld vormt er slechts een projectie van. Ook is de stoïcijnse god niet gelijk aan de god van Aristoteles, die de uiteindelijke oorzaak is van alles wat is, datgene waar alles naartoe streeft, de zogenaamde ‘onbewogen beweger’. De klokkenmaker die de klok in beweging heeft gezet en er verder niet meer naar omkijkt.

Religieuze stoïcijnen geloven in iets heel anders dan de traditionele monotheïstische man met een baard in de hemel. God is voor een stoïcijn niet meer en niet minder dan dat wat bestaat. De werkelijkheid, het universum, de kosmos, de natuur en de regelmatigheid waarmee alles lijkt te verlopen, kortom: gewoon alles wat er is. Voor de stoïcijnen is dus ook het slechte en het bedrog deel van de godheid: alles valt ermee samen. De stoïcijnse god staat daarbij niet naast het universum als een soort richtingaanwijzer. De god van de stoïcijnen is niets meer en niets minder dan het hele universum. Iedereen en alles wat er is en alles wat er gebeurt maakt volgens de stoa deel uit van één samenhangend goddelijk wezen. In de filosofie wordt dit ook wel pantheïsme genoemd.

De stoïcijnse godheid is dan ook door en door materieel. Hij is geen transcendente ziel of geest, maar iets werkelijks. Namelijk het allesomvattende. Ook Epictetus zag god dus niet als iets dat buiten het universum stond. Sterker nog, hij leerde zelfs dat de mens zelf een deel van god was. Tegen een leerling zei hij het zo:

“Jij bent een stukje van god, je bent een deel van hem. Stumper, je draagt god met je mee en hebt dat niet door! Denk je soms dat ik het heb over een god buiten je over een beeld van zilver en goud?” (Epictetus; Colleges Boek 2, hoofdstuk 8)

De stoïcijnen maken, zoals we zagen, onderscheid tussen de inerte, passieve materie en de actieve energieke pneuma. Die pneuma werd soms een beetje verwarrend de logos of de voorzienigheid genoemd. Daarmee bedoelen ze de regels en wetmatigheden die ten grondslag lijken te liggen aan alles wat er gebeurt. De stoïcijnse godheid wordt zo een soort twee eenheid en kan gezien worden als bestaande uit een mengsel van materie en pneuma. Het is de pneuma die er voor zorgt dat de materie in beweging komt, dat er dingen gebeuren. Pneuma heeft dan ook wel wat weg van wat wij tegenwoordig energie noemen. Materie en pneuma zijn voor de stoïcijnen echter geen los van elkaar bestaande dingen, maar twee verschillende manieren om tegen één en dezelfde werkelijkheid aan te kijken. Het zijn twee kanten van dezelfde munt. De Yin en Yang van het stoïcisme.

De gelijkstelling van god met al het bestaande kreeg in onze tijd met Einstein een beroemde aanhanger. Daarom wordt de stoïcijnse god ook weleens Einsteins god genoemd. Het stoïcijnse godsbegrip is niet ver verwijderd van de moderne wetenschappelijke visie. Het is een god die niet aan wonderen doet waarbij natuurwetten opzij worden gezet. Integendeel, die natuurwetten vormen juist het wezen van deze pantheïstische godheid. Het hele universum is in ruimte en tijd verbonden door een netwerk van oorzaak en gevolg. De wereld luistert naar natuurwetten, en die natuurwetten zijn volgens de stoïcijnen fundamenteel redelijk en begrijpelijk. Het goddelijke universum zit rationeel in elkaar en is daardoor in principe te begrijpen. God is dus niet alleen alomvattend, het is ook redelijk. Om dit te benadrukken wordt deze god dan ook wel aangeduid met de term ‘logos’. De drie termen ‘natuur’, ‘logos’ en ‘god’ worden door de stoïcijnen door elkaar heen gebruikt, om verschillende aspecten van hetzelfde aan te duiden. Als een stoïcijn het heeft over fysica, dan ligt het woord natuur voor de hand. Heeft hij het over de logica, dan is het logisch om het woord logos te gebruiken. Gaat het over ethiek, dan is het woord god gepast. Zeno verdeelde de filosofie daarom in deze drie gebieden: fysica, logica en ethiek, en zijn volgelingen namen die indeling over. Maar voor de beantwoording van de vragen binnen die drie disciplines verwijzen ze dus naar steeds hetzelfde uitgangspunt: god, de logos en de natuur zijn voor de stoïcijn hetzelfde.


1 opmerking:

  1. Ik zou zelfs meer zeggen: de christelijke God, de God van Plato, de stoïcijnse God: één pot nat. Allemaal even onbestaand.

    BeantwoordenVerwijderen