De Nederlandse Fransman René Descartes (1596-1650) wordt
vaak aangewezen als de vader van het filosofisch dualisme. Hij wordt als een
aanhanger van het stoïcisme gezien omdat hij her en der lovend over het
stoïcisme schrijft. Zijn beroemde dualisme heeft hij echter zeker niet van de
stoïcijnen afgekeken. In het dualisme wordt er van uitgegaan dat lichaam en
geest twee gescheiden entiteiten zijn. Het lichaam maakt deel uit van de
materiële wereld en is daarbij onderworpen aan de natuurwetten, terwijl de
geest deel uit maakt van een spirituele wereld los van de materie. De
stoïcijnen zijn geen dualisten maar monisten. Zij geloven dat zowel het lichaam
als de geest volstrekt materialistisch van aard zijn. Als je de stoïcijnen
leest zou je de indruk kunnen krijgen dat het dualisten zijn. Kijk bijvoorbeeld
naar wat Epictetus in zijn Handboekje zegt:
Als je dat echt wilt vormt
ziekte alleen een belemmering voor je lichaam en niet voor je karakter. Zo is
kreupelheid een belemmering voor je been, maar niet voor je karakter. Dit moet
je bij alles wat je overkomt tegen jezelf zeggen. Dan zal je er echt van doordrongen
raken dat alles wat je overkomt een belemmering is van iets anders, maar niet
van jou. (Epictetus; Handboekje; hoofdstuk 9)
Op het eerste gezicht lijkt het alsof Epictetus hier een
strikt onderscheid maakt tussen lichaam en karakter (geest). Toch is dat niet
wat hij hier zegt. Hij zegt alleen dat een ziekte of handicap een belemmering
kan vormen voor je fysieke mogelijkheden, maar niet voor je karakter. Mensen reageren
verschillend op dezelfde ervaring. Sommige mensen die aan een ernstige ziekte
lijden kruipen in hun schulp en stellen hun leven volledig in het teken van hun
ziekte. Andere mensen proberen er het beste van te maken binnen de grenzen van
de door hun ziekte gestelde beperkingen. Door je manier van denken over je
ziekte te veranderen, verander je ook de manier waarop je die ziekte ervaart. Dit
geldt zelfs voor extreme pijn. Je kunt de pijn nooit helemaal wegdenken, maar
je kunt wel je ervaring van die pijn veranderen en de pijn daardoor dragelijker
maken. Dit is wat Epictetus bedoelt te zeggen. Een ziekte of handicap beperkt
je mogelijkheden maar staat er niet aan in de weg om aan je virtuositeit te
werken.
Epictetus spreekt hier uit eigen ervaring. Hij was zelf
slecht ter been en liep met krukken. Volgens sommigen was dit het gevolg van
een bestraffing door zijn meester in de tijd dat hij nog slaaf was. Deze
handicap weerhield hem er niet van om toch een gelukkig en goed gevuld leven te
leiden. Hij stelt in dit hoofdstukje dat ziektes en aandoeningen niets te maken
hebben met je karakter. Ze hebben niets te maken met wat je in wezen bent en
zijn daarom onbelangrijk voor een gelukkig en virtuoos leven. Natuurlijk kun je
ziek worden of een ongeluk krijgen, maar dat belemmert je vermogen om te denken
en te oordelen niet. Het kan je plannen en projecten in de war sturen, maar
daar draait het niet om. Bij Epictetus gaat het om wie je bent en niet om wat
je doet.
Hij maakt een strikt onderscheid tussen de dingen waar je
een volledige controle over hebt, de dingen waar je een beperkte controle over
hebt en de dingen die volledig buiten je controle liggen. Alleen de dingen waar
je een volledige controle over hebt kunnen je gelukkig en virtuoos maken. Al
het andere is in wezen onbelangrijk. Je lichaam is één van de dingen waar je
maar een heel gedeeltelijke controle over kunt uitoefenen. Natuurlijk het is
verstandig om gezond te leven en goed voor jezelf te zorgen, maar wie je bent: je
karakter en oordeelsvermogen, zijn het enige wat echt telt voor een gelukkig
leven. En dat oordeelsvermogen is nu net het enige waar je wel een volledige
controle over hebt.
Voor de stoïcijnen ligt het wezen van een mens dus in zijn
rationele vermogens. Die rationele vermogens zijn net zo materieel als je
lichaam, maar ze vormen wel je ‘ware ik’. Het enige aspect van je bestaan waar
je echt grip op hebt. Epictetus wil dus dat zijn leerlingen bij alles wat hen
overkomt goed nagaan of het om iets gaat waar ze de volledige controle over hebben
of niet. Als ze daarbij tot de conclusie komen dat ze er geen of slechts een
heel beperkte controle over hebben dan moeten ze het bijna automatische naast
zich neerleggen als iets wat hen niet aangaat. Ziektes en handicaps, maar ook
allerlei andere tegenslagen spelen geen rol bij het leiden van een gelukkig
leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten