Hoofdstuk 32 van het
Handboekje van Epictetus
Je gaat naar een
waarzegger om er achter te komen wat de toekomst je brengt. Wanneer je als een
stoïcijns filosoof naar een waarzegger gaat dan weet je echter al hoe je
toekomst er in grote lijnen uit komt te zien. Wanneer toekomstige
gebeurtenissen behoren tot de dingen waar we geen controle over hebben dan
weten we zeker dat ze noch goed, noch slecht zijn. Stel de waarzegger dan ook
geen vragen over wat je wilt bereiken of ontlopen (als je dat wel doet ga je
bevend van angst naar hem toe). Ga naar de waarzegger toe in het besef dat wat
de toekomst je brengt onbelangrijk is en je niet raakt. Je weet hoe je er mee
om moet gaan en niemand kan je dat ontnemen. Ga dus vol goede moed naar de
goden als raadgevers. Wat je ook te horen krijgt, wees je er van bewust welke
raadgevers het zijn en wiens adviezen je in de wind slaat als je niet naar ze
luistert.
Ga naar waarzeggers op de manier waarop Socrates dat deed, dat wil zeggen alleen wanneer je echt de afloop wilt weten en er geen andere manieren zijn om daar achter te komen, noch door redeneringen, noch door de kwestie wetenschappelijk te onderzoeken. Wanneer je je dus voor een vriend of je land in gevaar moet begeven vraag dan niet of je het wel moet doen. Want als de waarzegger je vertelt dat de voortekenen ongunstig zijn dan vrees je dat dood, verminking of ballingschap je te wachten staan. Maar de rede verlangt nog steeds van je dat je je voor je vriend of vaderland in gevaar begeeft. Denk daarom aan de reactie van de grootste waarzegster van allemaal, de Pythische Apollo, die een man die zijn vriend niet te hulp kwam toen die vermoord werd haar tempel uit joeg.
Ga naar waarzeggers op de manier waarop Socrates dat deed, dat wil zeggen alleen wanneer je echt de afloop wilt weten en er geen andere manieren zijn om daar achter te komen, noch door redeneringen, noch door de kwestie wetenschappelijk te onderzoeken. Wanneer je je dus voor een vriend of je land in gevaar moet begeven vraag dan niet of je het wel moet doen. Want als de waarzegger je vertelt dat de voortekenen ongunstig zijn dan vrees je dat dood, verminking of ballingschap je te wachten staan. Maar de rede verlangt nog steeds van je dat je je voor je vriend of vaderland in gevaar begeeft. Denk daarom aan de reactie van de grootste waarzegster van allemaal, de Pythische Apollo, die een man die zijn vriend niet te hulp kwam toen die vermoord werd haar tempel uit joeg.
Waarzeggerij was heel gewoon in de tijd van Epictetus.
Zonder enige twijfel hadden de meeste van zijn leerlingen voor ze de lange reis
naar zijn school ondernamen een orakel of andere waarzegger bezocht. Ook in
staatsaangelegenheden werden de officiële orakels altijd geraadpleegd. Zelfs de
stoïcijnen waren overtuigd van het nut van orakels. Zoals we in hoofdstuk 18 al
gezien hebben geloofden ze dat alles met alles verbonden was in een enorm web
van oorzaak en gevolg. Bepaalde mensen met een bijzonder talent waren volgens
hen beter dan anderen in staat om uit minieme aanwijzingen een zinnige
toekomstvoorspelling op te stellen. Er waren echter wel een paar stoïcijnse
filosofen, Panaetius bijvoorbeeld, die zo hun bedenkingen hadden bij de relatie
tussen de ingewanden van een vis of de vlucht van een paar kraaien en het
succes van een voorgenomen veldtocht.
Maar daar ging het Epictetus in dit hoofdstukje niet om. Hij
zegt hier tegen zijn studenten dat een stoïcijn zich niet laat beïnvloeden door
de uitkomst van een voorspelling. Het is je rede, je verstand, die moet bepalen
of je iets wel of niet onderneemt. Je rede bepaalt of het goed is om iets te
doen. De voorspelde uitkomst doet er helemaal niet toe. Je mag een voorspelling
hooguit gebruiken om je beter voor te bereiden op wat je te wachten staat. Het
mag je keuze nooit beïnvloeden. Als je je vriend te hulp moet komen dan mag een
ongunstig voorteken je daar niet van weerhouden. De uitkomst van je handelingen
is tenslotte iets waar je geen volledige controle over hebt. Over de intentie
waarmee je iets onderneemt heb je daarentegen wel een totale controle.
Epictetus illustreert dit nog met het destijds bekende
verhaal van drie vrienden die op weg naar het orakel van Apollo in Delphi door
rovers werden overvallen. Eén van de drie sloeg op de vlucht. De andere twee
wisten de rovers te verjagen, maar daarbij doodde één van hen, per ongeluk,
zijn metgezel. Toen de twee overgebleven vrienden in Delphi aankwamen werd de
gevluchte man door de priesteres de tempel uitgejaagd, terwijl de ander die
dacht bezoedeld te zijn doordat hij zijn vriend had gedood, werd vergeven. De
priesteres vertelde hem dat hij door zijn goede intenties in de ogen van Apollo
juist een beter mens was geworden. Met dit verhaal wilde Epictetus nog maar weer
eens benadrukken dat de intentie waarmee je iets doet veel belangrijker is dan
de uitkomst. Wat de uitkomst van een voorspelling ook moge zijn, je moet je
door je verstand laten leiden bij de beslissing van wat je gaat doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten