Misschien is het u al opgevallen dat de stoïcijnen in hun
teksten zo nu en dan het woord ‘god’ gebruiken. Vooral Epictetus heeft het vaak
over ‘god’, maar ook in de teksten van Marcus Aurelius en Seneca wordt er wel
eens naar verwezen. Wat bedoelen ze daar mee? Zijn stoïcijnen religieus?
Geloven ze net als de christenen in een monotheïstische god of geloven ze in de
goden van de antieke wereld? Ze hebben het meer over ‘god’ dan over de ‘goden’.
Het is daarom misschien verleidelijk om de stoïcijnse god in christelijke zin
te interpreteren en dat werd (en wordt nog steeds) ook wel gedaan. Toch zou dat
absoluut niet stroken met de opvattingen die de stoïcijnen over hun ‘godheid’
hadden.
Bij het woord god hebben veel mensen een bepaalde
associatie, die op de stoïcijnse god absoluut niet van toepassing is. De
stoïcijnse god lijkt niet op een mens, zoals bij de traditionele Griekse goden.
En ook lijkt de stoïcijnse god niet op de christelijke god. De christelijke god
staat los van de wereld en oordeelt daarover. De stoïcijnse god bekommert zich
niet om de dagelijkse beslommeringen van individuele mensen: hij is die
beslommeringen. De stoïcijnse god heeft de wereld niet geschapen en velt
daarover geen oordeel: hij is die wereld. De stoïcijnse god verschilt ook van
de god van Plato. Plato meent dat god ‘het goede en ware’ belichaamt. Daarbij
is het ‘goede en het ware’ in de filosofie van Plato een vorm die buiten de
fysische wereld staat. De fysische wereld vormt er slechts een projectie van.
Ook is de stoïcijnse god niet gelijk aan de god van Aristoteles, die de
uiteindelijke oorzaak is van alles wat is, datgene waar alles naartoe streeft,
de zogenaamde ‘onbewogen beweger’. De klokkenmaker die de klok in beweging
heeft gezet en er verder niet meer naar omkijkt.
‘Religieuze’ stoïcijnen geloven in iets heel anders dan de
traditionele monotheïstische man met een baard in de hemel. God is voor een
stoïcijn niet meer en niet minder dan dat wat bestaat. De werkelijkheid, het
universum, de kosmos, de natuur en de regelmatigheid waarmee alles lijkt te
verlopen, kortom: gewoon alles wat er is. Voor de stoïcijnen is dus ook het
slechte en het bedrog deel van de godheid: alles valt ermee samen. De
stoïcijnse god staat daarbij niet naast het universum als een soort
richtingaanwijzer en is ook niet de schepper van dat universum. De god van de
stoïcijnen is niets meer en niets minder dan dat universum zelf. Iedereen en
alles wat er is en alles wat er gebeurt maakt volgens de stoa deel uit van één
samenhangend goddelijk wezen. In de filosofie word dit ook wel pantheïsme
genoemd.
Zoals gezegd waren de stoïcijnen dus pantheïsten. Ze
beschouwden het universum als een bewust en in zekere zin levend wezen dat
begiftigd is met rede (logos). Het stoïcijnse godsbegrip impliceert een soort
voorzienigheid, een bewustzijn dat ergens naar toe lijkt te werken. Dat
zelfbewuste universum noemden ze ‘god’, maar misschien nog wel vaker gewoon
‘natuur’, en de befaamde stoïcijnse logos wordt dikwijls ook ‘noodlot’ of zelfs
‘natuurwet’ genoemd. De god waar de stoïcijnen het over hebben heeft dus meer
weg van het geheel van de natuurwetten en de keten van oorzaak en gevolg dan
van de dictaten van een godheid van het christelijke type. In de Middeleeuwen
was het echter mode om dit godsbegrip los te koppelen van de klassieke context
en uit te leggen in monotheïstische termen. En er zijn zelfs nu nog ‘moderne’
stoïcijnen die hetzelfde doen. De meeste moderne stoïcijnen geven echter een
strikt seculiere interpretatie aan het stoïcijnse godsbegrip. Een interpretatie
die prima binnen de stoïcijnse doctrine past. De authentieke pantheïstische
interpretatie waarbij het universum als een soort zelfbewuste wereldziel wordt
gezien zal de meer spiritueel aangelegde lezer zeker interesseren, maar is voor
de stoïcijnse praktijk niet nodig.
Ook in de antieke tijd waren lang niet alle stoïcijnen
overtuigd van het bestaan van een wereldziel. Het stond en staat een stoïcijn
dan ook helemaal vrij om hierin een eigen keuze te maken. Als moderne stoïcijn
kunt u met alle hierboven uiteengezette metafysische interpretaties uit de
voeten: ze doen absoluut niets af aan de kern van de stoïcijnse filosofie.