zaterdag 13 september 2025

De eerste stoïcijnen

Het stoïcisme is de belangrijkste van de zogenoemde hellenistische filosofiescholen. De periode tussen Alexander de Grote (356-323 v. Chr.) en de verovering van Griekenland door de Romeinen wordt wel het Hellenisme genoemd. De veroveringen van Alexander de Grote openden de destijds bekende wereld voor de Helleense cultuur en openden de Helleense wereld voor invloeden uit het Oosten. Gebieden als Perzië en zelfs India werden opeens toegankelijk voor de Grieken. Er werden nieuwe handelsroutes geopend en wegen en landen die vroeger te gevaarlijk waren om te bezoeken kwamen binnen het bereik van de reislustige Grieken. De regionale Helleense beschaving raakte zo vermengd met elementen uit oosterse beschavingen en er ontstond een internationale hellenistische cultuur. Deze hellenistische tijd werd mede daardoor een tijd van grote natuurwetenschappelijke en filosofische vooruitgang. De ideeën uit het toenmalige India, Egypte en Perzië leidden tot het ontstaan van nieuwe denkrichtingen. De Academie van Plato bestond al, maar scholen als het Lyceum van Aristoteles, de cynische school, de sceptici, de epicurische school en de stoïcijnse school ontstonden allemaal aan het begin van deze hellenistische periode.

De Griekse democratie was één van de belangrijkste redenen dat er zoveel verschillende scholen konden ontstaan. Om succesvol te zijn was alleen een goede afkomst niet meer voldoende. Je moest je opponenten in de volksvergadering en in de rechtszaal met kennis, argumenten en retorische trucjes weten te overtuigen. Om carrière in politiek en recht te maken werden de kinderen van rijke ouders na hun middelbare schoolopleiding naar één van de filosofiescholen gestuurd. De allerrijksten huurden een privéfilosoof in. Zo liet koning Philippus van Macedonië zijn zoon Alexander (later de Grote genoemd) door de filosoof Aristoteles opvoeden. Maar de wat minder bedeelden stuurden hun kinderen naar één van de scholen. Daar leerden ze niet alleen de toenmalige stand van de wetenschap en de handigste trucjes om andere mensen van hun standpunten te overtuigen, maar ook een manier om in het leven te staan. De scholen hadden ieder een eigen opvatting over wat belangrijk was in het leven en hun leerlingen kregen daarom naast de ‘gewone’ vakken ook les in levenskunst. Iedere school onderwees dan ook zijn eigen levensfilosofie.

Een korte wandeling door het hellenistische Athene van rond 300 voor Christus zou ons langs heel wat van die filosofiescholen hebben gevoerd. Zo stond er aan de noordkant van het marktplein een overdekte zuilengalerij waar als er geen markt was de lessen van de stoïcijnse school werden gegeven. Over de markt zelf zwierven bedelende en scheldende cynische filosofen rond. Ze vielen mensen lastig door ze brutaal te confronteren met de leegheid van hun bestaan. Ik denk dat niet veel ouders hun kinderen naar de cynici gestuurd zullen hebben, maar dat neemt niet weg dat deze brutale hippie filosofen populair waren bij veel puberende tieners. In de oostelijke buitenwijken van de stad stonden de statige gebouwen van het Lyceum van Aristoteles en net buiten de stad lag in een prachtig park met fonteinen en wandelpaden de door Plato gestichte Academie. Even verderop, nog wat verder van de drukte van de stad, lag op het platteland een ommuurde groentetuin waarin de leerlingen van de school van Epicurus in een soort commune les kregen en hun eigen voedsel verbouwden. En dat waren nog niet eens alle scholen. In het Athene van die tijd bestond er een enorme keus aan hogere opleidingen.

Het was destijds geen eenvoudige keus om je zoon (dochters werden niet naar school gestuurd en waren trouwens bijna nergens welkom) naar een bepaalde filosofieschool te sturen. Het was zoals we zagen niet alleen maar een vorm van hoger onderwijs, er werd ook een manier van leven aangeleerd die de rest van het leven van de leerling zou gaan bepalen. De scholen werden dan ook niet alleen door jonge leerlingen bezocht, ook oudere aanhangers van de gedoceerde levensfilosofie en nieuwsgierige voorbijgangers volgden regelmatig de lessen. Naast de vagebonden van de rondzwervende cynici waren de stoïcijnen het makkelijkst toegankelijk. Ze gaven hun lessen immers in het openbaar op het marktplein. Iedereen die dat wilde, rijk, arm, man, vrouw of slaaf kon zich bij hun lessen aansluiten.

Een van die nieuwe scholen was dus de school van het stoïcisme. Het stoïcisme kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. De eerste stoïcijnen werden geïnspireerd door voorgangers als de natuurfilosoof Heraclitus, ook wel de Griekse Lao zi genoemd, de beroemde Socrates en de cynicus Diogenes (ja die van de ton). De oprichter van de stoïcijnse school, Zeno van Citium (335-262 v. Chr.), was de zoon van een Fenicische handelaar. Hij was geboren in de stad Citium op het huidige Cyprus. Destijds was dit eiland een scharnierpunt in de internationale handel. Producten uit Afrika, Griekenland, het Nabije Oosten en zelfs het Verre Oosten kwamen hier samen om over de rest van de destijds bekende wereld verhandeld te worden. Zeno’s vader was een koopman die met zijn schepen de hele Middellandse zee bevoer. Als jonge leerling koopman kwam Zeno waarschijnlijk niet alleen in contact met mensen uit Griekenland, maar ook met mensen uit Egypte, Babylonië en zelfs uit India. Hij was al jong in filosofie geïnteresseerd en de verschillende gedachten en theorieën uit die landen zullen niet ongemerkt aan hem voorbij zijn gegaan. Het is dan ook helemaal niet zo verwonderlijk dat er opmerkelijke overeenkomsten tussen oosterse filosofieën als het boeddhisme en het stoïcisme bestaan.

Zeno voer in opdracht van zijn vader regelmatig van Cyprus naar Athene. Door een schipbreuk kwam hij in deze hoofdstad van de filosofie vast te zitten. Hier raakte hij zo onder de indruk van de verhalen over de filosoof Socrates, dat hij besloot een leraar te zoeken en zijn verdere leven te wijden aan de filosofie. Omdat hij aanvankelijk meende dat de cynici Socrates’ ware erfgenamen waren, ging hij in de leer bij de cynicus Crates. Deze cynici moesten niets van regels en conventies hebben. Het waren de hippies van de oudheid, die tegen alles en iedereen aanschopten. Ze wilden zo dicht mogelijk bij de natuur leven en hadden een totale aversie tegen bezit en luxe.

Omdat de cynici nogal van het uitvoeren van stunts en ‘practical jokes’ als statements waren, had Crates bedacht dat zijn nieuwe leerling met een grote pot linzensoep over straat moest gaan rondsjouwen. Dat was eigenlijk slavenwerk en voor de zoon van een rijke Fenicische koopman werd dat in die tijd als behoorlijk vernederend beschouwd. Zeno voelde zich dan ook duidelijk opgelaten. Zijn leraar merkte dat en lachte hem uit. Een echte cynicus kent geen schaamte. Lachend sloeg hij de pot met soep kapot, waardoor Zeno onder de derrie kwam te zitten. Maar in plaats van de les te begrijpen en om het voorval te lachen, nam Zeno met het schaamrood op de kaken de benen, terwijl de linzensoep langs zijn kuiten stroomde. Zijn leraar hoofdschuddend achterlatend. De jonge Zeno was duidelijk niet uit het goede hout gesneden om een echte cynicus te worden. Na dit voorval verliet Zeno de cynische school van Crates. Hoewel de cynici in stoïcijnse ogen veel te extreem waren hebben stoïcijnse filosofen altijd veel waardering gehouden voor hun cynische collega’s. Na Crates studeerde Zeno nog een paar jaar bij een aantal andere filosofen tot hij zich zeker genoeg voelde om een eigen school te stichten en zelf les te gaan geven.

Zeno gaf zijn lessen in de zogenaamde ‘stoa poikilé’ van Athene. In het Grieks betekent dat de beschilderde zuilengalerij. Zo’n zuilengang werd in de oudheid gebruikt als een halfopen overdekte markthal. De naam stoïcisme is dus afkomstig van de markthal waar Zeno les gaf. De opvolgers van Plato gaven hun lessen in een luxueus en afgesloten academiegebouw, de epicureeërs in een ommuurde tuin en de stoïcijnen op de markt. Zeno’s lessen waren dus openbaar en gratis toegankelijk, niemand was verplicht om lesgeld te betalen. Zeno was ondertussen wel door zijn geld heen, maar zijn vaste leerlingen zorgden er voor dat hij toch in zijn onderhoud kon voorzien.

De opvolgers van Zeno, Cleanthes (330-232 v. Chr.) en Chrysippus (280-207 v. Chr.), stonden in de oudheid bijzonder hoog aangeschreven, en niet alleen als filosoof. Ze waren allebei ook nog eens Olympische sporters. Cleanthes was een bokser en Chrysippus een marathonloper. De stoïcijnen vonden de zorg voor hun lichaam van ondergeschikt belang, maar dat stond er blijkbaar niet aan in de weg dat zelfs hun schoolhoofden op het hoogste niveau aan sport deden. Ook op intellectueel gebied stonden die schoolhoofden hun mannetje. De stoïcijnse logica en taalfilosofie die met Chrysippus begon is tot op de dag van vandaag vermaard. Er zijn zelfs delen van de stoïcijnse propositielogica die door de opkomst van het christendom tweeduizend jaar lang vergeten en onbegrepen zijn gebleven. Pas toen deze vorm van logica in de vorige eeuw door moderne logici weer opnieuw werd uitgevonden, begreep men hoe geavanceerd de stoïcijnse logica eigenlijk was geweest. Chrysippus’ logica ligt aan de basis van het goed onderbouwde stoïcijnse systeem. Er woedde in zijn tijd een heftige concurrentiestrijd tussen de stoïcijnse school en de Academie van Plato. Een strijd die Chrysippus glansrijk wist te winnen. In de oudheid werd, waarschijnlijk terecht, gezegd dat er zonder Chrysippus geen stoa zou hebben bestaan. Hij wordt dan ook weleens de tweede oprichter van de school genoemd.

Chrysippus zou meer dan 700 boeken geschreven hebben over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij stond bekend als een groot geleerde en schreef naast boeken over kennistheorie, logica, politiek en ethiek ook boeken over kunst en zelfs over seks en erotiek. Net als bij de meeste stoïcijnse filosofen hebben geen van zijn boeken de middeleeuwen overleefd. Alles wat we van de eerste stoïcijnen weten is afkomstig van citaten uit boeken van latere schrijvers. Pas vanaf het moment dat de stoïcijnse filosofie ook bij de Romeinen populair begon te worden zijn er rechtstreekse bronnen overgeleverd.

zaterdag 6 september 2025

Stoïcisme en christendom

De exotische, uit het Midden-Oosten afkomstige mirakel godsdiensten waren populair in het Romeinse Rijk. De Mithrascultus had veel aanhang onder soldaten en ook het geloof in de Egyptische godin Isis wist veel aanhangers te trekken. Ook het christendom was één van die mirakel godsdiensten, maar deze wist aanvankelijk niet veel aanhangers te trekken. De Romeinen noemden de eerste christenen zelfs de mensenhaters vanwege de in hun ogen nogal intollerante, hardvochtige en gruwelijke leerstellingen. Er ontwikkelde zich inderdaad een soort christenterrorisme gericht tegen 'ongelovigen', openbare bibkliotheken, badhuizen en filosofiescholen. Toch was het uiteindelijk dit christendom dat de overhand wist te behalen. Genoemde mysterie godsdiensten hadden wel veel invloed op het christendom. Maria en kind vertoont veel gelijkenis met Isis en haar zoon Horus en veel van de verhalen rond de figuur van Jezus zijn terug te vinden bij de Mithrascultus. Ook de stoïcijnse filosofie heeft veel invloed op het vroege christendom gehad. Christendom en stoïcijnse filosofie hebben, ondanks het hardvochtige en intolerante karakter van het christendome, veel overeenkomsten. Het is tijd om de twee eens naast elkaar te leggen.

Bij het opstellen van de christelijke dogma’s werd dus regelmatig uit stoïcijnse bron geput. Zo kent het christendom net als het stoïcisme een eis van menselijkheid en algemene naastenliefde ongeacht nationaliteit, geslacht of afkomst. Daar staat wel tegenover dat het christendom in tegenstelling tot de stoa intolerant is tegenover ongelovigen en vrouwen en anders geaarden als minderwaardig aanmerkt. Aan het einde van de oudheid komen de tegenstellingen tussen de traditionele antieke levenskunst en de nieuwe christelijke manier van leven steeds duidelijker naar boven. Toch is het christendom sterk beïnvloed door de klassieke filosofiescholen. Vooral in de beginperiode waarin de christelijke dogma’s zich langzaam maar zeker beginnen te vormen is de invloed van de stoïcijnse filosofie groot. Later in de middeleeuwen zijn het vooral Plato en Aristoteles (in Hebreeuwse en Arabische vertalingen de oorspronkelijke teksten waren door toedoen van het vandalisme van dezelfde christenen verloren gegaan) die die rol overnemen. De verschillen tussen de stoïcijnse en christelijke manier van leven zijn echter behoorlijk groot.

In alle geloofssystemen van Semitische oorsprong bestaat er een grote kloof tussen een almachtige god en de door hem geschapen wereld. De mens en al het geschapene bestaat alleen door en omwille van die god. Het is de taak van de mens om deemoedig de wil van die god uit te voeren. Een wil die hem in allerlei heilige geschriften is geopenbaard. Het stoïcijnse pantheïstische idee dat god gelijk staat aan al het bestaande en dat het menselijke bewustzijn deel uitmaakt van het goddelijke bewustzijn is in christelijke ogen een gruwel. De hoogmoed waarmee de stoïcijnen daarmee het menselijk intellect gelijkstellen aan het goddelijke is voor hen een doodzonde.

Het christendom kent een persoonlijke god, de anekdotische oude man met een baard in de hemel wordt min of meer letterlijk genomen. De mens staat als een onsterfelijke individuele ziel tegenover een onmetelijk verheven ander persoon die zijn doen en laten beoordeelt. Voor de stoïcijnen staat die ziel gelijk aan het menselijk bewustzijn. Het is iets volstrekt natuurlijks en materieels dat, naar alle waarschijnlijkheid, met het overlijden van de mens in het niets verdwijnt. Die ‘ziel’ is een in ruimte en tijd beperkte loot van een universeel bewustzijn, een soort wereldziel. Voor het christendom is de mens aan dood en erfzonde gebonden. Hij moet strijden tegen zijn aangeboren slechtheid, maar kan daar uiteindelijk slechts door goddelijke genade van verlost worden. Verlossing van de natuurlijke verdorvenheid en de ellendige ongelukkige levensconditie van de mens is slechts mogelijk door geloof en genade. De stoïcijnse pogingen om de mens te leren op eigen kracht een gelukkig en virtuoos leven te leiden wordt als verderfelijke hoogmoed aangemerkt. Daarom ligt voor de stoïcijnen het doel van het leven in het hier en nu terwijl christenen het doel in een leven na de dood zoeken.

De christelijke afhankelijkheid van een buiten de wereld tronende, transcendente, godheid leidt tot een verwerping van de wereld. Zelfs tot een welhaast totale wereldverzaking. Toch is het deze wereld en dit leven waarin eens en voor altijd volgens een goddelijk heilsplan een oordeel zal worden geveld over ieder individueel mens. Het christendom kent een al het andere uitsluitende geldigheid. Een exclusieve geldigheid die door het rationele stoïcisme categorisch wordt afgewezen. De christelijke exclusiviteit vormde de grondslag van een dogmatische, intolerante, strikt georganiseerde kerkelijke gemeenschap. Het christendom is sterk hiërarchisch ingesteld. Niet alleen de christelijke priesterkaste en zijn dogma’s moeten onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden, ook het door god ingestelde wereldlijke gezag is gehoorzaamheid verschuldigd. De bestemming van de mens ligt immers in een rijk dat niet van deze wereld is. De stoïcijnen denken daar anders over. Hun bestemming ligt in deze wereld en een overheid die zich misdraagt kan op stoïcijnse tegenstand rekenen. Veel van het verzet tegen tirannieke keizers had inderdaad een stoïcijnse oorsprong. Er werd zelfs gesproken van de stoïcijnse oppositie tegen de tirannieke keizers.

Het christendom is op geloof in een door een persoonlijke god geopenbaarde heilsleer gebaseerd. Die heilsleer overstijgt alle andere overwegingen. Wetenschap en filosofie zijn volstrekt onderworpen aan het geloof. Een mogelijk conflict met wetenschap of de uitkomsten van het rationele denken doet nooit af aan de waarheid van de geproclameerde geloofsleer. De kerkvader Tertullianus zou zelfs gezegd hebben: ‘ik geloof juist omdat het absurd is’. Het stoïcisme daarentegen was absoluut niet dogmatisch en geloofde zeker niet in een door god gegeven openbaring. Hun filosofie moest rationeel en goed feitelijk onderbouwd zijn. In tegenstelling tot het christendom stond en staat het stoïcisme altijd open voor nieuwe inzichten en wetenschappelijke ontwikkelingen. Als een onderdeel van hun filosofie in strijd met rationele of wetenschappelijke inzichten blijkt te zijn, moet die filosofie worden aangepast. De kloof tussen het christendom en het stoïcisme is nergens groter.

Hoewel er veel pogingen zijn ondernomen om stoïcisme en christendom met elkaar te verzoenen is het nooit goed gelukt om dat voor elkaar te krijgen. Er bestonden en bestaan weliswaar stoïcijnse christenen en het is ook niet totaal onmogelijk om die twee met elkaar te combineren, maar een echt goed huwelijk zal het nooit worden. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen te groot.


zaterdag 30 augustus 2025

Een stoïcijnse kijk op de beperkingen van onze zintuigen

 Stel u voor dat de werkelijkheid een gigantische oceaan is. Onze zintuigen zijn dan een klein, nauwelijks drijvend vlotje dat slechts een fractie van het wateroppervlak raakt. Wat we dagelijks ervaren, het ritselen van bladeren, het gezicht van een geliefde, de smaak van koffie, is slechts een minuscuul stukje van die immense werkelijkheid. Ons evolutionaire verleden, geoptimaliseerd voor overleving op de savanne, heeft ons zenuwstelsel gevormd tot een krachtige, maar beperkte, overlevingsmachine.

We horen moeiteloos het kraken van een tak, wat ons kan waarschuwen voor naderend gevaar. Onze ogen registreren de kronkelende beweging van een slang in het gras. Onze hersenen interpreteren de subtiele signalen in het gezicht van een vriend. Deze vaardigheden waren cruciaal om te overleven in de oertijd. Maar ze zijn totaal niet uitgerust om de fundamentele bouwstenen van het universum waar te nemen, zoals het fladderen van elektronen, de oerknal, of de vorming van zwarte gaten. Onze menselijke perceptie is een filter, geen complete weergave van de werkelijkheid. Het is alsof u de wereld door een donker gekleurde bril ziet. Het meeste van wat er gebeurt ontgaat u.

De wetenschap heeft aangetoond dat de realiteit veel vreemder en complexer is dan onze zintuigen kunnen bevatten. Isaac Newton beschouwde ruimte en tijd als absolute, afzonderlijke entiteiten, en onze dagelijkse ervaring lijkt hier perfect op aan te sluiten. Dit Newtoniaanse perspectief is nuttig en instinctief, maar het is een simplistische benadering van een veel complexere waarheid.

Albert Einsteins revolutionaire theorieën van speciale en algemene relativiteit onthullen dat ruimte en tijd geen gescheiden concepten zijn, maar onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in een vierdimensionale structuur genaamd ruimtetijd. Deze verbinding leidt tot verbazingwekkende, maar onintuïtieve fenomenen zoals tijddilatatie en ruimtekromming, die onze zintuigen niet kunnen waarnemen. We leven in Einsteins universum, maar ervaren de wereld nog steeds door een Newtoniaanse bril.

Op kwantumschaal, de kleinste bouwstenen van het universum, worden de beperkingen van onze perceptie nog duidelijker. De Plancklengte, de kleinste meetbare lengte, is slechts 1,6×10-35 meter. Dit is een schaal die zo onvoorstelbaar klein is dat het de grenzen van onze verbeelding overstijgt. Hetzelfde geldt voor de immense afstanden tussen de sterren en de melkwegstelsels van ons universum. Dergelijke afstanden gaan het bevattingsvermogen van ons brein te boven. Onze zintuigen zijn ontworpen om objecten waar te nemen in de macroscopische wereld, niet de onzichtbare deeltjes en krachten die de basis vormen van alles om ons heen. 

Onze waarneming van tijd is eveneens een constructie van de hersenen, geen onveranderlijke, objectieve meting. Ons brein verwerkt visuele informatie in ongeveer 50 milliseconden, maar kan geluiden veel sneller onderscheiden, tot op een milliseconde nauwkeurig. Onze hersenen zorgen dat geluid en zicht op elkaar worden afgestemd zodat een samenhangend beeld van de externe wereld ontstaat. Die hersenen zien er trouwens geen been in om zo nu en dan een stukje ontbrekende informatie zelf in te vullen. De manier waarop we de buitenwereld ervaren, wordt dan ook sterk beïnvloed door ons geheugen, onze emoties en externe signalen.

Het beroemde experiment van geoloog Michel Siffre, die twee maanden in een grot leefde zonder klokken of daglicht, toonde treffend aan dat ook ons tijdsbesef weinig met de ‘echte’ tijd te maken heeft. Hij schatte dat er slechts 35 dagen waren verstreken, terwijl hij al 63 dagen in zijn grot had gezeten. Dit toont aan dat tijdwaarneming geen passieve registratie is, maar een verhaal dat onze hersenen construeren. Zelfs wat wij als 'het heden' beschouwen, is een fractie van een seconde vertraagd omdat onze hersenen tijd nodig hebben om zintuiglijke signalen te verwerken en te synchroniseren. Het bewustzijn loopt altijd een stapje achter de feiten aan.

Gelukkig zijn we niet volledig gebonden aan de beperkingen van onze zintuigen. Onze grootste troef is niet onze waarneming, maar onze nieuwsgierigheid, rede en vindingrijkheid. We hebben de gereedschappen ontwikkeld om de grenzen van onze perceptie te doorbreken. Microscopen onthullen de onzichtbare werelden van cellen en microben. Deeltjesversnellers leggen de fundamentele bouwstenen van materie bloot, zoals quarks en bosonen. Telescopen brengen de onmetelijkheid van het heelal in kaart, van verre sterrenstelsels tot exoplaneten.

De menselijke rede fungeert als een verlengstuk van onze zintuigen. Waar onze perceptie en technologie eindigen, neemt onze verbeelding het over. Albert Einstein stelde zich voor hoe het zou zijn om op een lichtstraal te rijden. Iets wat een onmogelijkheid is in de fysieke wereld, maar een mentale sprong die ons begrip van het universum voorgoed veranderde.

De mensheid is op zoek naar het eeuwige, de waarheid, in de verste, meest onbekende hoeken van het universum. We zullen misschien nooit direct kunnen leven tussen verre sterren of subatomaire deeltjes, maar we kunnen ons die werelden wel voorstellen. We zijn de kortstondigheid die het eeuwige zoekt. En misschien is dat precies onze rol: niet om het geheel te omvatten, maar om een glimp ervan te vangen en te reflecteren. We zijn de spiegels van het onbevattelijke.

De menselijke perceptie is voldoende om te kunnen overleven, maar vertelt u maar een deel van het echte verhaal. Allemaal goed en wel zult u denken, maar wat heeft dat met het stoïcisme te make? Deze blog pretendeert tenslotte over modern stoïcisme te gaan en niet over de beperkingen van het menselijk waarnemingsvermogen. Nou, die beperkingen van de menselijke perceptie hebben heel wat meer met het stoïcisme te maken dan u zo op het eerste gezicht zou denken. De stoïcijnen uit de oudheid hadden een theorie over de menselijke perceptie die verrassend dicht bij de hier beschreven moderne wetenschappelijke inzichten stond. Een theorie die ook nog eens belangrijke consequenties heeft voor de manier waarop u tegen het leven aankijkt.

De klassieke stoïcijnen beschouwden de menselijke geest als een soort ontvanger van indrukken (phantasiai). Wat wij zien, horen en voelen zijn niet de dingen zelf, maar voorstellingen van de werkelijkheid die in ons bewustzijn verschijnen. Deze voorstellingen zijn vaak beperkt, vervormd of misleidend, en daarom is het de taak van de rede om ze kritisch te onderzoeken. In onze tijd is deze gedachte actueler dan ooit. Zoals we zagen toont de moderne wetenschap overtuigend aan hoe beperkt en feilbaar onze menselijke perceptie werkelijk is. Een modern stoïcijnse theorie van de perceptie kan ons helpen om verstandig om te gaan met de grenzen van ons waarnemen.

Volgens de stoïcijnen is perceptie een proces in drie stappen. Het begint met het ontvangen van indrukken uit de buitenwereld. Deze zogenaamde ‘phantasiai’ (indrukken) vormen de informatie die de zintuigen binnenbrengen, maar die informatie is niet altijd helder of betrouwbaar. In de tweede stap worden die verschillende indrukken door ons brein samengevoegd tot een samenhangend beeld. De hersenen vullen automatisch gaten en leemtes in die zintuiglijke informatie aan. Sterker nog, ze kleuren de indruk al naargelang onze gemoedstoestand verder in. Dit levert een eerste indruk, een pre-emotie, op van de buitenwereld. Tenslotte komt de derde stap, de zogenaamde ‘sunkatathesis’. Bij de  ‘sunkatathesis’ beslist de rede of we onze eerste indruk aannemen als waar of dat we ons oordeel opschorten.

Hierin schuilt de kern van de stoïcijnse filosofie: niet de indrukken zelf zijn de oorzaak van onze emoties of vergissingen, maar het oordeel dat wij eraan verbinden. De wetenschap bevestigt de stoïcijnse intuïtie dat onze perceptie beperkt en vatbaar voor illusies is:

  • Biologische beperkingen: Onze ogen nemen slechts een klein deel van het elektromagnetische spectrum waar. Onze oren horen slechts een smalle frequentieband. Het overgrote deel van de werkelijkheid ontgaat ons zintuiglijk volledig.

  • Cognitieve vervormingen: Onze hersenen vullen gaten in waarneming op met aannames. Denk aan optische illusies of het blind spot in ons gezichtsveld dat wij nooit bewust zien.

  • Psychologische vertekeningen: Verwachtingen, emoties en overtuigingen kleuren de waarneming. Angst kan een schaduw tot een dreigend gevaar maken; verlangen kan iemand aantrekkelijker doen lijken dan hij of zij feitelijk is.

Perceptie is dus geen passieve opname van feiten, maar een actief constructieproces. Een modern stoïcijn erkent daarom dat wij de wereld nooit direct zien, maar altijd via de filters van onze zintuigen, emoties en overtuigingen. Dit betekent niet dat waarheid onmogelijk is, maar dat we moeten leren onderscheid te maken tussen wat de indruk is: “Ik zie een donkere gedaante in de hoek.” En wat mijn oordeel daaraan toevoegt: “Dat moet een inbreker zijn!” Door dit onderscheid scherp te houden, kunnen we nuchterder omgaan met angst, woede of verlangen. 

De stoïcijnen zouden de stoïcijnen niet zijn als zelfs zoiets schijnbaar abstracts als de theorie van perceptie niet zou leiden tot een aantal praktische technieken die u kunnen helpen een gelukkiger en virtuozer leven te leiden. U kunt denken aan technieken als:

  1. Oefen in het opschorten van oordelen (epoché): Neem de indruk waar zonder er direct een verhaal van te maken. Zonder er automatisch en direct een emotioneel en rationeel oordeel aan te verbinden. 

  2. Herinner uzelf vervolgens aan de beperkingen van uw zintuigen: Wat u ziet of hoort is slechts een deel van de werkelijkheid, niet de werkelijkheid zelf.

  3. Controleer uw interpretaties: Vraag uzelf af of u een indruk wel met zekerheid kunt bevestigen of dat er ruimte is voor twijfel. Doe een stap terug en overdenk de aanvankelijke indruk.

  4. Train uw redelijke vermogens: Filosofische reflectie, logica en wetenschap zijn hulpmiddelen om indrukken te toetsen aan de werkelijkheid. Train uw kritische vermogens.

Een modern stoïcijnse theorie van perceptie leert ons dat de mens leeft in een wereld van beperkte en vaak misleidende indrukken. Onze taak is niet om een absoluut waarheidsbeeld te vormen, dat overstijgt onze vermogens, maar om nuchter, kritisch en met rede onze indrukken te onderzoeken. Door ons bewust te worden van de kloof tussen werkelijkheid en voorstelling, kunnen we vrijer en rustiger leven. Want, zoals Epictetus al stelde: niet de dingen zelf, maar onze oordelen over die dingen bepalen hoe we ons voelen.




dinsdag 26 augustus 2025

Stoïcijns determinisme en kwantummechanica


Volgens de oude stoïcijnen is alles wat er gebeurt, van de beweging van planeten tot menselijke gedachten, onderdeel van een vaststaande, rationele keten van oorzaak en gevolg. De logos (de universele rede) regelt alles. Er is geen sprake van toeval; gebeurtenissen zijn noodzakelijk en onveranderlijk. Onze vrijheid ligt in het accepteren van dit lot en in het beheersen van onze reactie op externe gebeurtenissen, niet in het veranderen van die gebeurtenissen zelf.

De kwantummechanica, die de wetten van de natuur op subatomair niveau beschrijft, wijst een dergelijk strikt determinisme af. De theorie stelt dat we de uitkomst van een individuele gebeurtenis niet met zekerheid kunnen voorspellen. We kunnen alleen de waarschijnlijkheid van de uitkomst berekenen. Dit concept is beroemd geworden door het gedachte-experiment van de 'kat van Schrödinger', waarbij een kat tegelijkertijd als levend én dood wordt beschouwd totdat de doos wordt geopend en de toestand 'gedwongen' wordt te bepalen. Dit is een fundamenteel verschil: het is onmogelijk om met absolute zekerheid te zeggen wat er zal gebeuren, zelfs als alle beginvoorwaarden bekend zijn.

De twee concepten botsen op het punt van toeval. Voor de stoïcijnen is toeval een illusie, een gevolg van onze onwetendheid over de onverbreekbare keten van de Kosmos. Voor de kwantummechanica is het probabilistische element daarentegen een fundamenteel kenmerk van de werkelijkheid. Dit leidt tot de volgende tegenstelling: 

- Stoïcisme: De werkelijkheid is gedetermineerd, maar we hebben de vrijheid om onze houding ertegenover te kiezen.
- Kwantummechanica: De werkelijkheid is op haar meest fundamentele niveau onzeker en onvoorspelbaar, wat de vraag oproept hoe dit zich verhoudt tot het idee van vrije wil. Sommige interpretaties suggereren dat deze onzekerheid juist ruimte laat voor een soort van vrijheid.

Kwantummechanica lijkt de doodsteek voor het stoïcijnse determinisme. Toch bestaat er een theorie die de stoïcijnen uit de brand zou kunnen helpen: de hypothese van het superdeterminisme. Superdeterminisme is een hypothetisch concept in de fundamentele fysica dat een mogelijke oplossing biedt voor een groot raadsel in de kwantummechanica: de zogenaamde 'non-lokaliteit' of de schijnbare schending van 'local realism' (lokaliteit en realisme) die uit experimenten blijkt.

Om dit te begrijpen, moeten we eerst even iets dieper ingaan op de raadselachtige kwantummechanica:

- Het Bell-experiment: De natuurkundige John Bell bedacht in de jaren 60 een manier om te testen of de kwantummechanica compleet is. Hij toonde aan dat als de natuur voldoet aan ‘lokaliteit’ (geen invloed sneller dan het licht) en ‘realisme’ (deeltjes hebben eigenschappen voordat je ze meet), er een bepaalde ongelijkheid (Bell's ongelijkheid) nooit geschonden mag worden.

- De uitkomst van dit experiment: Talloze experimenten (o.a. van Alain Aspect) hebben keer op keer aangetoond dat de Bell-ongelijkheid wel wordt geschonden. De kwantumwereld lijkt dus niet zowel ‘lokaal’ als ‘realistisch’ te kunnen zijn. Metingen aan verstrengelde deeltjes lijken instantaan (sneller dan het licht) op elkaar in te werken.

Superdeterminisme is hier nu een radicale verklaring voor. Het stelt het volgende: De keuze van wat we meten aan een deeltje is zelf niet onafhankelijk van de toestand van dat deeltje. Beide zijn vooraf bepaald door een gemeenschappelijke oorzaak in het verre verleden. Het voorvoegsel 'super' betekent hier niet geweldig, maar overkoepelend. Het is een determinisme dat alles omvat, inclusief de keuzes van de experimentator.

Waarom zou dit betekenen dat kwantummechanica gedetermineerd is? De standaard kwantummechanica is fundamenteel niet-deterministisch maar probabilistisch. Als je de staat van een deeltje kent, kan je alleen maar de kans voorspellen wat de uitkomst van een meting zal zijn (bijv. 50% kans op spin-up, 50% op spin-down). De daadwerkelijke uitkomst is, volgens de standaardinterpretatie, echt willekeurig.

Superdeterminisme gooit dit volledig om:

1. Verborgen variabelen: Het stelt dat de uitkomsten van metingen wel volledig bepaald zijn door een diepere, nog onontdekte laag van de werkelijkheid (verborgen variabelen). Het deeltje 'weet' al wat de uitkomst zal zijn, lang voordat u meet.

2. De Illusie van vrije keuze: Het grote obstakel voor zulke verborgen variabelen-theorieën was altijd het Bell-experiment. Superdeterminisme ontwijkt deze door aan te nemen dat de keuze van de meetopstelling niet vrij is. Dezelfde verborgen variabelen die de uitkomst van het deeltje bepalen, hebben ook de keuzes in het laboratorium, het brein van de wetenschapper, en alles daarvoor beïnvloed.

3. Alles is vooraf bepaald: Hierdoor verdwijnt de schijnbare willekeur. De reden dat we een 50/50 verdeling zien over vele metingen, is niet omdat het fundamenteel random is, maar omdat de verborgen variabelen en de meetkeuzes op zo'n manier zijn gecorreleerd dat het eruitziet als een random verdeling. In werkelijkheid was elke individuele uitkomst al vastgelegd bij de Big Bang.

Kortom: Superdeterminisme zegt dat de kwantummechanica alleen maar probabilistisch lijkt omdat wij, als waarnemers, zelf onderdeel zijn van het systeem en niet alle variabelen kennen. Als we de volledige staat van het universum zouden kennen, zouden we elke kwantummeting perfect kunnen voorspellen. Het universum is dan volledig gedetermineerd.

Superdeterminisme zou de stoïcijnen dus in het gelijk kunnen stellen, hoewel het binnen de natuurkunde een zeer controversiële theorie blijft. Zoals we zagen is superdeterminisme een hypothetisch antwoord op de onzekerheid van de kwantummechanica. In de kwantumfysica stelt de Stelling van Bell dat er een keuze is tussen twee onwaarschijnlijke opties:

- Non-lokaliteit: Deeltjes beïnvloeden elkaar direct en sneller dan de lichtsnelheid, ongeacht de afstand.

- Toeval: De meetresultaten van deeltjes zijn echt willekeurig.

Superdeterminisme presenteert een derde, nog radicalere optie: toeval is een illusie omdat er geen vrije keuze is in welke metingen we doen. Het stelt dat de beginvoorwaarden van het universum zodanig zijn dat alle schijnbaar onafhankelijke keuzes, inclusief die van de experimentator, al vooraf zijn bepaald. Dit betekent dat de meetapparatuur, de experimentator en de gemeten deeltjes allemaal voorgeprogrammeerd zijn om op een specifieke, onderling afgestemde manier te interageren.

De filosofische kern van superdeterminisme sluit direct aan bij het stoïcijns determinisme. Zowel het stoïcisme als het superdeterminisme geloven dat alles wat gebeurt al vaststaat vanaf het begin. Waar de stoïcijnen dit toeschrijven aan de goddelijke en rationele Logos, beschrijft superdeterminisme een volledig gedetermineerd, causaal universum op het meest fundamentele niveau van de fysica. Voor beide opvattingen bestaat toeval dan ook niet. Wat wij als onvoorspelbaarheid ervaren, is slechts het resultaat van onze beperkte kennis. De stoïcijnen zagen het lot als onbegrijpelijk voor de menselijke geest, terwijl superdeterminisme het toeval in de kwantummechanica ziet als een gevolg van een onbegrijpelijk complexe, voorgedetermineerde correlatie die teruggaat tot de oerknal.

Dit is allemaal wel heel vervelend voor onze vrije wil. Het stoïcisme heeft nog ruimte voor een beperkte vorm van wilsvrijheid. In het stoïcisme ligt de menselijke vrijheid in de reactie op het lot. Maar het superdeterminisme is radicaler; het stelt dat ook de keuze om te meten, die in andere theorieën als 'vrij' wordt beschouwd, al vastlag. Dit maakt de vrije wil, zelfs in de stoïcijnse zin van het woord, tot een nog grotere uitdaging.

In essentie biedt superdeterminisme een wetenschappelijke theorie die de stoïcijnse aanname van een volledig gedetermineerd universum op fysiek niveau ondersteunt. Het lost het probleem van de kwantummechanische onzekerheid op door de noodzakelijkheid van alles wat gebeurt, inclusief onze eigen acties en observaties, te postuleren. Of het een prettige gedachte is om onze vrije wil op te geven en te geloven dat alles gedetermineerd is, is een ander verhaal.

zaterdag 23 augustus 2025

Terug naar de natuur met de stoïcijnen

Volgens de stoïcijnen kun je alleen helemaal jezelf zijn door een leven te leiden in harmonie met de natuur. Dat is iets anders dan terug naar de natuur. U hoeft om stoïcijn te worden geen paleo-dieet te gaan volgen, uw auto de deur uit te doen of een macrobiotische moestuin op uw dakterras in te richten. Het mag wel, een stoïcijn heeft hier geen enkel probleem mee, maar het is niet wat hij bedoelt als hij het over een leven in overeenstemming met de natuur heeft.

Bij een leven in harmonie met de natuur gaat het de stoïcijnen dus vooral om de manier waarop de werkelijkheid in elkaar zit. Het gaat ze daarbij zowel om uw persoonlijkheid, de menselijke natuur in het algemeen als om de universele natuur. Wie bent u? Wat is dat een mens, wat maakt een mens tot wat hij is? Maar ook: wat is die werkelijkheid waarin we ons bevinden, hoe werkt dat, kunnen wij er iets van begrijpen? Het klinkt zo eenvoudig en eigenlijk zelfs binnen handbereik, zo’n leven in harmonie met de natuur. Maar niets is minder waar. Harmonie met de natuur uit zich in de eerste plaats in uw persoonlijke natuur. Om in harmonie te leven moet u eerst uzelf beter leren kennen. Wat voor persoon bent u? Wat zijn uw talenten? Wat zijn uw zwakke punten? Wat zijn uw waarden? Misschien kent u uzelf al vrij aardig, toch is het geen gek idee om eens een wat formeler zelfonderzoek te ondernemen. In les 5 krijgt u de oefening ‘zelfwaardering’ waarin u gevraagd wordt om uw sterke en zwakke kanten te onderzoeken. Maar het is toch een goed idee om daar nu alvast even bij stil te staan. Neem even de tijd en maak voor uzelf een lijstje met de dingen waar u goed in bent. Maak vervolgens ook een lijstje met de dingen waar u slecht in bent. Vaak bent u goed in de dingen die u leuk vindt en slecht in de dingen waar u een hekel aan hebt. Zit er een patroon in?

Nu u een eerste idee hebt van uw persoonlijke capaciteiten en beperkingen, wordt het tijd om aandacht te schenken aan de algemene menselijke natuur. U stuit daarbij al gauw op de drang tot zelfbehoud, de sociale neiging om groepen te vormen en het menselijke verstand. Dat mensen het vermogen hebben om rationeel te zijn betekent natuurlijk niet dat ze dat ook altijd zullen zijn. Net zo min als dat onze sociale aard maakt dat we altijd vriendelijk en altruïstisch zijn. Tot slot zult u de universele natuur moeten bestuderen. Hoe zit de werkelijkheid in elkaar? Wat kan wel en wat kan niet? Hoe zit dat met die natuurwetten en hoe werkt die wet van oorzaak en gevolg?

Het is u misschien nu al opgevallen dat de stoïcijnen het de ene keer hebben over leven in harmonie met de natuur en een andere keer over een leven in overeenstemming met de deugd. Het gaat om zo goed als dezelfde dingen en ze worden vaak door elkaar gebruikt. Het zijn de twee kanten van dezelfde medaille, maar er zit wel een nuanceverschil. Een virtuoos leven in overeenstemming met de deugd ziet op uw persoonlijke individuele natuur. Volgens de stoïcijnen moet u uw persoonlijke talenten en waarden koesteren. Als u ergens aanleg voor hebt en iets belangrijk vindt, moet u er alles aan doen om ook echt uit te blinken in de dingen waar u goed in bent. Voor een stoïcijn is het niet minder dan een morele plicht om u persoonlijk te ontwikkelen, om uw individuele natuur zo volledig mogelijk tot ontplooiing te brengen. U moet de rollen die u in uw leven kunt en ook wilt spelen met zorg uitkiezen en u daar dan ook helemaal op toeleggen. Of dat nu als geleerde, timmerman of huisman is doet er niet toe. Het gaat er om die stukjes van uzelf waarin u uitblinkt en die u belangrijk vindt te ontdekken en tot perfectie te brengen.

Dit bedoelen stoïcijnen als ze het hebben over een leven in overeenstemming met de deugd (een virtuoos leven). Als de stoïcijnen het hebben over een leven in harmonie met de natuur, bedoelen ze meer de universele natuur, de manier waarop de wereld in elkaar steekt. Die universele natuur biedt het kader waarbinnen een stoïcijn zijn persoonlijke natuur kan ontwikkelen. Hoeveel persoonlijk talent u ook hebt als timmerman, als u midden in de woestijn woont en geen hout tot uw beschikking hebt, stelt de universele natuur duidelijke grenzen aan uw ontplooiingsmogelijkheden.

Uw persoonlijke natuur is daarbij dan een uitdrukkingsvorm van de meer omvattende menselijke natuur en die menselijke natuur is weer een onderdeel van de allesomvattende universele natuur. Stoïcijnen maken dus onderscheid tussen de universele natuur, het universum en de wereld met al zijn materie en wetten, de menselijke, sociale en rationele natuur en tenslotte de persoonlijke, individuele natuur. Een onderscheid dat, zoals we in een volgende les zullen zien, aan de basis staat van het verschil tussen een deel van de wereld waar we invloed op kunnen uitoefenen, de persoonlijke rationele natuur, en een deel van de wereld waar we niets aan kunnen veranderen, de universele en menselijke natuur.

Zijn rationele vermogens maken van de mens een bewuste toeschouwer en onderzoeker van de universele natuur. De stoïcijnen geloven dan ook dat dat één van de belangrijkste taken is die de natuur aan ons mensen oplegt. We moeten leren virtuoos te leven. En daarbij moeten we kennis en inzicht verwerven over het hoe en waarom van het universum. Het gaat om meer dan een theoretisch inzicht. We moeten onze rationaliteit dan ook niet alleen gebruiken voor contemplatie van de universele natuur, maar ook voor het realiseren van een zo prettig mogelijke samenleving. De verworven inzichten zien dus ook op de vraag wat er in uw samenleving gedaan moet worden en hoe dat dan het best aangepakt kan worden. Door uw persoonlijke talenten en mogelijkheden zo veel mogelijk te realiseren, groeit uw virtuositeit. U wordt een beter, wijzer mens. U moet kortom dat wat de stoïcijnen ‘wijsheid’ noemen proberen te vinden. Het gaat hier om de morele en praktische wijsheid die de grondslag vormt voor alle andere vormen van een virtuoos leven. Die praktische wijsheid kan u vertellen wat goed is en daarom de moeite van het nastreven waard, en wat slecht is en dus vermeden moet worden.

Een leven in harmonie met de natuur is dus nauw verbonden met inzicht in de manier waarop ons denken functioneert en de manier waarop we de wereld interpreteren. De wereld zelf laat zich nauwelijks veranderen, maar onze perceptie van de wereld kunnen we weldegelijk beïnvloeden. Vooral de stoïcijnse leraar Epictetus maakte dit het centrale thema van zijn leer. Goed zijn de dingen die we zelf onder controle hebben en slecht zijn de dingen waar we geen invloed op hebben. Om een virtuoos leven in overeenstemming met de natuur te leiden, moet u zich richten op de dingen, die u onder controle hebt. Dat zijn volgens Epictetus uw verlangens, oordelen en handelingen. De dingen die u doet met uw persoonlijke individuele natuur. Al het andere speelt een bijrol en is niet van wezenlijk belang voor een gelukkig en virtuoos leven.

Iemand die een dergelijke levenshouding weet te verwerven voelt zich gelukkig en laat zich niet meer door tegenspoed onderuit halen, evenmin laat hij zich benevelen door succes. Alles wat hem of haar overkomt wordt vanuit een diepgaande gelijkmoedigheid ervaren, gevoed door het inzicht dat iedere ervaring voorbijgaand is en dat er geen enkele reden bestaat om je eraan te hechten. Hoe de situatie in de buitenwereld ook mag zijn, uw geluksgevoel komt voort uit uw innerlijke zijnstoestand. Als u dat begrijpt heeft u de eerste stap gezet op een weg naar een leven dat werkelijk de moeite waard is. Het veranderen van uw visie op de wereld betekent niet dat u vervalt tot een naïef soort optimisme. U hoeft tegenslagen niet op te vangen met een opgeklopte vrolijkheid. Zolang de verwarring in uw geest niet is overwonnen en u in het dagelijkse leven nog steeds belaagd wordt door gevoelens van onvrede en frustratie is het onzinnig om te roepen dat u zo gelukkig bent. We zullen eerst inzicht moeten zien te krijgen in de manier waarop de geest (de menselijke natuur) functioneert en we zullen tot een juiste opvatting van de werkelijkheid (de universele natuur) moeten zien te komen.

Dit is één van de moeilijkste dingen uit de stoïcijnse filosofie en we zullen het hier nog vaak en uitgebreid over hebben. Voorlopig is het alleen belangrijk om te onthouden dat de stoïcijnen van mening zijn dat u uw persoonlijk geluk voor een belangrijk deel zelf onder controle kunt hebben. Dat is natuurlijk best fijn, maar het betekent ook dat u voor een groot deel helemaal zelf verantwoordelijk bent voor uw eigen geluk. Virtuositeit is uw beste kans op een gelukkig en zinvol leven. Daarom hechten de stoïcijnen ook zo veel belang aan die virtuositeit. Er bestaat voor een stoïcijn geen enkel excuus voor het niet leiden van een virtuoos leven. Als dat mis gaat is dat dan ook helemaal uw eigen schuld.



zaterdag 16 augustus 2025

Een leven in harmonie met de natuur

Goed de vorige blog in gedachten hebt u besloten om er voor te waken om te veel hooi op uw vork te nemen en hebt al uw externe doelen in de ijskast gezet, maar wat gaat u nu doen? Simpel, u neemt hier en nu het besluit om u voortaan alleen nog maar druk te maken om de zaken die u echt belangrijk vindt. U kiest bewust voor een leven dat uitsluitend is gericht op de dingen die u werkelijk belangrijk vindt in dit leven, op uw eigen lijstje met levenswaarden. Dat is wat de stoïcijnen bedoelen met een leven gericht op virtuositeit. Maar voor een werkelijk virtuoos leven is meer nodig dan het navolgen van uw deugdenlijstje. U moet dat wel op een verstandige, rationele manier doen. Voor virtuositeit hebt u dus niet alleen een lijstje met persoonlijke deugden nodig, maar ook uw verstand. U moet weten wat voor u wel en niet redelijk en haalbaar is. U moet goed weten welke kansen en beperkingen de natuur aan u oplegt. Pas als ook dat goed tot u is doorgedrongen kunt u werkelijk virtuoos leven.

De stoïcijnen noemen een dergelijk leven ook wel een leven in harmonie met de natuur. Om een virtuoos leven te kunnen leiden moet u volgens de stoïcijnen niet alleen inzicht krijgen in de aard van de wereld en uw eigen rol daarin, maar ook in de aard van de menselijke natuur en de aard van uw eigen persoonlijkheid. Alleen dan kunt u een leven in harmonie met de natuur leiden. Daarmee bedoelen de stoïcijnen een leven in overeenstemming met zowel de universele natuur, de meer specifiek menselijke natuur als uw persoonlijke individuele natuur.

Als individu hebt u uw eigen persoonlijke talenten en eigenaardigheden, die persoonlijke natuur maakt u anders dan andere mensen. U bent een goede hardloper en bent goed in talen, maar zwemmen en wiskunde gaan u wat minder goed af. Dat zijn uw individuele talenten en beperkingen. Zo bent u nu eenmaal. Tegelijkertijd hebt u bepaalde kenmerken die eigen zijn aan de menselijke soort, u hebt twee benen, kunt rationeel nadenken en hebt een sociale inslag. Dat is uw menselijke natuur. Ook uw menselijke natuur biedt u bepaalde mogelijkheden en legt u bepaalde beperkingen op. U hebt geen vleugels en kunt niet zonder hulpmiddelen opstijgen, maar die hulpmiddelen kunt u met uw verstand dan wel weer zelfstandig uitvinden. Daar blijft het natuurlijk niet bij, als mens bent u ook nog onderworpen aan de universele natuur. De zwaartekracht heeft een bepaalde waarde en in de woestijn groeien geen bomen. Dat zijn van die dingen waar u verder niets aan kunt veranderen, maar waar u zich wel degelijk van bewust moet zijn als u iets wilt ondernemen. Ieder niveau maakt bepaalde dingen voor u mogelijk of onmogelijk. Schematisch ziet dat er zo uit:


INDIVIDUELE NATUUR
als onderdeel van


MENSELIJKE NATUUR
als onderdeel van


UNIVERSELE NATUUR


Als de stoïcijnen het hebben over een leven in overeenstemming met de natuur hebben ze deze drie niveaus in gedachten. Het gaat ze er om in de universele natuur te leven volgens de algemene menselijke natuur en volgens hun eigen specifieke individuele natuur. Volgens datgene wat wezenlijk is voor de mens in het algemeen en voor u als persoon in het bijzonder. U moet zo goed mogelijk (zo deugdelijk of virtuoos mogelijk) volgens die natuur proberen te leven. Een leerling stoïcijn moet dus aan de ene kant de natuur bestuderen om er achter te komen hoe de dingen in deze wereld werken en hoe de menselijke aard in elkaar steekt. En aan de andere kant moet hij bij zichzelf te raden gaan. Hij moet er achter zien te komen wat voor iemand hij eigenlijk is. Wat zijn de waarden waar hij naar wil leven? Waar liggen zijn sterke punten en waar liggen zijn zwakheden?

Als leerling stoïcijn moet u dus een natuuronderzoeker worden die de aard van het universum bestudeert. U moet weten wat wel en niet mogelijk is. De wereld legt u nu eenmaal bepaalde beperkingen op. De wereldvrede kan wel hoog op uw lijstje met na te streven waarden staan, maar u zult realistisch genoeg moeten zijn om te beseffen dat uw eigen bijdrage daar aan slechts heel beperkt zal moeten blijven. U zult de fysieke en de menselijke mogelijkheden en beperkingen moeten leren kennen. Uw biologie als lid van de menselijke soort biedt u bepaalde kansen, maar legt u ook beperkingen op. Maar u moet ook bij uzelf te rade gaan. Waar liggen uw talenten en waar liggen uw beperkingen, waar bent u goed in en waar kunt u maar beter niet aan beginnen omdat het u niet zo ligt? Wat zijn de waarden die u wilt volgen? Wat voor consequenties heeft dat voor uw plannen? U moet uzelf dus niet alleen afvragen wie u eigenlijk bent, maar ook wat u kunt en hoe de wereld om u heen in elkaar steekt. Pas als u weet wat en wie u bent, kunt u er aan beginnen uw virtuositeit te ontwikkelen. De stoïcijnse politicus Cato vergeleek het met het rijpen van een vrucht. Een virtuoos mens is iemand die gerijpt is en er in slaagt zijn persoonlijke potentie waar te maken. Het is iemand die zijn meest wezenlijke zelf weet te realiseren, of om het populair te zeggen iemand die helemaal zichzelf is. Als u uw eigen beperkingen onvoldoende kent loopt u al gauw het risico tegen windmolens te strijden of erger nog met molentjes rond te lopen.


zaterdag 9 augustus 2025

Neem niet te veel hooi op uw vork

Wij mensen zijn geen wezens die door alleen op hun instinct te vertrouwen een goed leven kunnen leiden. We willen iets doen en bereiken in ons leven, we hebben een soort richtlijn nodig. Maar ook zonder een welomschreven doel kunt u dingen in het leven bereiken. Ook zonder doel kunt u een zinvol en nuttig bestaan hebben, kunt u nieuwe dingen leren, u ontwikkelen en groeien. Een stoïcijn vervangt doelen door waarden of deugden. Principes en deugden zouden u moeten leiden en motiveren. Een stoïcijn vraagt zich niet af of een bepaalde handeling naar een vooropgezet doel leidt. Nee, hij vraagt zich af of die handeling in overeenstemming is met de waarden en deugden die hij aanhangt. Hij geeft geen betekenis aan zijn leven door bepaalde targets te halen, maar door aan zijn karakter te werken, door te streven naar een persoonlijke excellentie.

Betekent dit nu dat u dan al uw doelen maar overboord moet gooien en achteroverleunend in uw stoel afwacht wat er op uw pad komt? Nee, zo werkt het toch niet helemaal. U mag wel degelijk plannen maken en doelen stellen, maar u moet zich daarbij wel realiseren dat die doelen helemaal niet zo belangrijk zijn. Het gaat voor een stoïcijn om hoe u die doelen kiest en de manier waarop u aan die doelen werkt, en niet om het behalen van de doelen zelf. Uw levenswaarden spelen de hoofdrol.

Dat is niet helemaal zonder gevaar. Stel dat u als moderne workaholic hard werken en vlijt als één van uw levenswaarden hebt gekozen, dan loopt u het risico om uzelf heel deugdzaam en virtuoos een ‘burn-out’ in te werken. De maatschappij verwacht immers veel van u. Uw vrienden, collega’s maar vooral uw managers willen u tot het uiterste drijven. En ze verwachten van u dat u uw grenzen steeds weer een stukje oprekt. U moet steeds zwaardere ‘targets’ halen, permanent leren, u zelf ambitieuze carrière doelen stellen en tegelijkertijd moet u ook nog een goede ouder zijn en een florerend sociaal leven in stand houden. In stoïcijnse ogen is dit een schoolvoorbeeld van hoe je je leven kunt verspillen. Seneca zei het zo:

In de eerste plaats moeten we ons niet inspannen voor doelen die onbereikbaar zijn, dat zou immers alleen maar vergeefse moeite zijn. We moeten dus niet streven naar doelen die we toch niet kunnen behalen en al evenmin naar dingen waar we als we ze wel verkrijgen later spijt van krijgen. Dat betekent dat we ons niet druk moeten maken om zinloze doelstellingen en ook niet om doelstellingen die al die moeite niet waard zijn. Iemand die faalt in zijn bedoelingen of iets presteert waar hij spijt van heeft, voelt zich alleen maar ellendig. (Seneca; Over de zielenrust; hoofdstuk 12)

Seneca beschrijft in bovenstaand citaat twee soorten doelen die u niet zullen helpen uw levensgeluk te vergroten. Doelen die voor u onbereikbaar zijn en doelen die u wel kunt verwezenlijken, maar waar u zich later over schaamt. Het is niet altijd even makkelijk om te bepalen welke doelstellingen onhaalbaar zijn. Om dat te kunnen doen zult u een goede realiteitszin moeten combineren met een uitstekende zelfkennis. Deze stoïcijnse realiteitscheck betekent niet dat u nooit meer een uitdagende taak kunt aannemen, maar het betekent wel dat u een weloverwogen inschatting moet maken van de waarschijnlijkheid dat u in staat bent uw doelstellingen ook echt te verwezenlijken. Critici van het stoïcisme verwijten stoïcijnen weleens een gebrek aan ambitie: ‘Zonder ambitie zouden we nog in berenvellen rondlopen. We moeten onszelf dus blijven uitdagen en steeds ambitieuzere doelen stellen. Als niemand de durf heeft om het onmogelijke toch te proberen, komen we nooit ergens.’ Of woorden van die strekking. Bedenk echter wel dat als gezegd wordt dat iemand het onmogelijke heeft weten te bereiken dat dat per definitie niet waar is. U hoeft heus niet onmiddellijk te geloven dat iets niet kan, maar een beetje stoïcijnse realiteitszin kan echt geen kwaad.

Stoïcijnen hechten heel veel waarde aan hun inspanningen. Ze weten dat ze beschikken over een beperkte hoeveelheid energie en ze beseffen ook dat hen maar een beperkte hoeveelheid tijd is toebedeeld. Die tijd en energie is veel te waardevol om te verspillen aan zinloze of waardeloze activiteiten. Hoe groot de externe druk ook wordt, voel u dus nooit verplicht om dingen te doen die voor u te moeilijk, te zwaar of gewoon niet waardevol genoeg zijn. Daar is niets onredelijks aan en stoïcijnen proberen voor alles redelijk te blijven.