woensdag 14 april 2021

3.5 De invloed van het stoïcisme

 

Marcus Aurelius wordt wel eens de laatste stoïcijn van enige betekenis genoemd. Als machtigste man van het grootste rijk dat de wereld ooit gekend had, had hij zijn enorme invloed makkelijk kunnen aanwenden om het stoïcisme tot een soort verplichte nationale filosofie te bombarderen. Maar als hij dat gedaan had zou hij natuurlijk geen echte stoïcijn meer zijn geweest. Hij was geen Constantijn de Grote die ruim een eeuw na Marcus met één enkele pennenstreek het christendom tot staatgodsdienst van het Romeinse Rijk bombardeerde. De opkomst van het christendom houdt gelijke tred met de ondergang van het stoïcisme. Het christendom heeft veel van de stoïcijnse leerstellingen in haar dogma’s opgenomen, maar sprak met haar kleurrijke rites, simpele gedragsregels en belofte van een leven na de dood een veel grotere groep mensen aan. In tegenstelling tot het stoïcisme was het christendom daardoor vooral populair bij de plebejers, de gewone man en vrouw van de straat.

Maar het stoïcisme is met het einde van het Romeinse Rijk niet zomaar van de aardbodem verdwenen. Al dan niet in het verborgene bleef deze filosofie door de eeuwen heen zijn aanhangers houden. Vooral Seneca bleef populair. Alleen al omdat hij in het Latijn schreef terwijl de geschriften van Epictetus en Marcus Aurelius in het Grieks waren geschreven. Een taal die in de Middeleeuwen zo goed als vergeten was geraakt. De apostel Paulus (5 – 67 n. Chr.) heeft in Athene stoïcijnse filosofen ontmoet en gesproken. Die vonden hem trouwens maar een rare snuiter, een fanaticus met een nogal wreed en luguber geloof. Er bestaat zelfs een fictieve briefwisseling tussen Paulus en Seneca. Dit is een Middeleeuwse vervalsing gebleken, maar dat neemt niet weg dat hij wel een tijdgenoot van Seneca was en dat in de Middeleeuwen lange tijd niet aan de authenticiteit van die brieven werd getwijfeld. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat Dante (1265-1321) in zijn ‘Goddelijke Komedie’ stoïcijnse filosofen als Zeno, Seneca en Cicero in het limbo plaatste, het deel van de hel waar zich de deugdzame heidenen bevonden.

Toch werd er pas aan het eind van de Middeleeuwen weer openlijk over de stoïcijnse filosofie gesproken en vooral geschreven. Erasmus (1466-1536) zag Seneca als een belangrijk filosoof en zorgde voor de heruitgave van zijn werk. Montaigne (1533-1592) gebruikte Seneca als voornaamste inspiratiebron voor zijn ‘Essais’. Zelfs een christenfundamentalist als Calvijn (1509-1564) schreef over Seneca. Ook al waren de stoïcijnen in zijn ogen te hooghartig en vond hij het maar niets dat ze ‘medelijden’ niet als een deugd aanmerkten en zelfmoord niet als een zonde zagen. Ook in de theaterkunst ging het stoïcisme weer een belangrijke rol spelen. Zo vallen bijvoorbeeld in de toneelstukken van Shakespeare (1564-1616) duidelijke stoïcijnse invloeden te ontdekken.

In de Renaissance ontstond er in de Lage Landen zelfs een filosofische stroming die het neo-stoïcisme werd genoemd. Het neo-stoïcisme van met name de Nederlandse filosoof Justus Lipsius (1547-1606) probeerde de stoa met het christendom te verzoenen. Hij dacht dat er veel overeenstemming tussen het stoïcisme en het christendom bestond. Een verzoeningspoging die tot interessante ideeën heeft geleid, maar uiteindelijk toch tot mislukken gedoemd was. Ook de beroemde Franse filosoof Descartes (1596-1650), die trouwens bijna zijn gehele productieve leven als banneling in de Nederlanden woonde, werd sterk beïnvloed door de stoïcijnen. Een andere Franse filosoof Blaise Pascal (1623-1662) vond de stoïcijnen te trots en arrogant, maar dat weerhield hem er niet van om in zijn beroemde ‘Pensées’ uitgebreid uit de stoïcijnse boeken te citeren. Zonder bronvermelding dat dan weer niet. De Nederlandse rechtsgeleerde Grotius (1554-1640) was een welhaast onverbloemd stoïcijn. Iets wat in die dagen in de calvinistische Nederlanden levensgevaarlijk kon zijn. Ook de beroemdste Nederlandse filosoof Spinoza (1632-1677) heeft elementen van het stoïcisme in zijn filosofie opgenomen.

Tijdens de periode van de Verlichting werden Duitse filosofen als Kant (1724-1804), Arthur Schopenhauer (1788-1860) en Friedrich Nietzsche (1844-1900) sterk door de stoa beïnvloed. In de Nieuwe Wereld waren in de levensfilosofie van Henri Thoreau (1817-1862) en bij de zogenaamde ‘fouding fathers’ duidelijke stoïsche elementen aanwezig. Het openlijk uitkomen voor stoïcijnse sympathieën bleef in de christelijke wereld tot ver in de negentiende eeuw een hachelijke aangelegenheid. Op de achtergrond bleef de stoïcijnse filosofie echter steeds invloed uitoefenen op de manier waarop zowel beroepsfilosofen als verborgen crypto-stoïcijnen hun leven inrichtten. Aan het begin van de twintigste eeuw lijkt daar echter een abrupt einde aan te zijn gekomen. Filosofie was nu echt een volledig theoretische bezigheid geworden, een vooral op de levenspraktijk gerichte filosofie als het stoïcisme werd daarom als volstrekt oninteressant aangemerkt. Het stoïcisme wordt dan ook nauwelijks meer genoemd en het is tegenwoordig heel goed mogelijk om een studie filosofie met succes af te ronden zonder ook maar één stoïcijnse tekst te hebben gelezen.

Aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw wordt er echter een kentering zichtbaar. Er ontstaat een groeiende belangstelling voor de stoïcijnse filosofische traditie. Vreemd genoeg kwam die hernieuwde belangstelling niet uit de filosofie maar uit de hoek van de psychologie. De zogenoemde cognitieve gedragstherapie van Aaron Beck en Albert Ellis is voor een belangrijk deel gebaseerd op stoïcijnse inzichten. Nu nieuwe psychologische bevindingen de doeltreffendheid van de stoïcijnse methode beginnen te ‘bewijzen’ ontstaat er ook steeds meer interesse voor de achterliggende wereldbeschouwing. Moderne filosofen als Martha Nussbaum, Lawrence Becker, Massimo Pigliucci, Donald Robertson en in Nederland Miriam van Reijen zijn weer aandacht aan het stoïcisme gaan schenken. Het stoïcisme is dus weer een levende filosofie geworden die zich steeds verder ontwikkeld heeft en die zich aan de omstandigheden van zijn tijd heeft weten aan te passen. Kortom het is een tegelijkertijd eeuwen oude als moderne, levende en nog steeds in beweging zijnde filosofie.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten