vrijdag 26 april 2019

‘ELK SPEELT ZIJN ROL EN KRIJGT ZIJN DEEL’


Hoofdstuk 17 van het Handboekje van Epictetus
Bedenk dat je een speler bent in het toneelstuk van iemand anders. Wil de schrijver dat je een korte rol speelt? Speel dan een korte rol. Wil hij dat je een lange rol speelt? Speel dan een lange rol. Moet je een bedelaar spelen, speel die rol dan met verve. Hetzelfde geldt voor een rol als gehandicapte, koning of gewoon burger.

Epictetus lijkt hier het fatalisme te propageren. Je moet de rol spelen die het noodlot je toespeelt. U zult misschien denken dat een ouderwetse fatalistische instelling helemaal niet bij het leven van de moderne dynamische mens past. Misschien dat een slaaf in de Oudheid en een Middeleeuwse boer zonder noemenswaardige invloed op het verloop van hun leven troost konden vinden in dit concept, maar voor het moderne leven lijkt het totaal ongeschikt. Als u er wat dieper op ingaat zou dat nog wel eens kunnen meevallen. Het ‘amor fati’ valt misschien wat beter te verteren als u bedenkt dat u nu al fatalistisch bent over het verleden. Ieder weldenkend mens zal er mee instemmen dat wat hij ook doet en hoe hij ook zijn best doet geen enkele van zijn handelingen er in zal slagen het verleden te veranderen. We zijn volkomen fatalistisch over de dingen die gebeurd zijn. Gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer.

Hetzelfde geldt echter ook voor het hier en nu. Alles wat er op dit exacte moment gebeurt wordt veroorzaakt door gebeurtenissen uit het verleden. Over wat ons op precies dat enige kleine moment in de eeuwigheid dat wij leven en waar we ons van bewust zijn overkomt hebben we geen invloed meer. Het is het gevolg van al die momenten die er aan vooraf zijn gegaan en waar we het over eens zijn dat we er geen invloed op kunnen uitoefenen. Wat er nu gebeurt is het gevolg van het verleden. Een verleden waar u niets meer aan kunt veranderen. Misschien dat de dingen die u nu doet over een paar seconden, uren, dagen of jaren effect hebben, maar aan dit ene moment kan het niets meer veranderen.

Maar ook op uw toekomst heeft u maar heel weinig invloed. Er kunnen zoveel dingen gebeuren die uw prachtige plannen en uw noeste inspanningen dwarsbomen. Het enige wat u kunt doen is in het hier en nu uw best doen en uitvoeren wat redelijkerwijs zou kunnen bijdragen aan het bereiken van uw doelstellingen. Behalve dit heeft u verder geen enkele controle over de vraag of u uw doelen ook echt zult halen.

Zo heeft het dus geen enkele zin om u zorgen te maken over het verleden en al evenmin over het heden of de toekomst. U kunt natuurlijk wel lering trekken uit het verleden en u voorbereiden op de toekomst. Stoïcijnen proberen in het hier en nu ‘virtuoos’ te handelen, voor zover dat binnen hun mogelijkheden ligt. Beoefen daarom de stoïcijnse berusting (apatheia) door u er aan te herinneren dat het verleden niet meer veranderd kan worden en dat de toekomst ongewis is en zich zomaar tegen uw plannen zou kunnen keren. Stoïcijnen willen alleen de dingen die binnen hun sfeer van invloed liggen. Wat betekent dat ze willen uitblinken in karakter en handelen en alles accepteren wat buiten hun controle ligt.

Epictetus probeert zijn leerlingen er van te overtuigen dat ze niet gelukkig worden door te krijgen waar ze naar verlangen. Dat is ongewis en de zogenaamde hedonistische adaptatie staat er garant voor dat er telkens weer nieuwe verlangens opduiken. Epictetus vertelt zijn leerlingen dat ze alleen gelukkig  kunnen worden door te leren tevreden te zijn met het leven dat ze hebben. Dat scheelt een hoop overbodige inspanningen en tegenslagen. De meeste mensen zullen zich door er voor te kiezen om steeds nieuwe wensen en verlangens na te jagen het grootste deel van hun leven ontevreden en ongelukkig voelen. Genoemde hedonistische adaptatie leidt er al gauw toe dat eenmaal bevredigde verlangens gaan vervelen en vervangen worden door weer nieuwe verlangens. De eerste tijd bent u in de wolken en kunt u niet van uw nieuwe speeltje afblijven, maar na een paar dagen of hooguit weken bent u eraan gewend en is het al weer gewoon geworden. De hoogste tijd voor een nieuw verlangen.

U hebt dus twee mogelijkheden: of u verzet zich vanuit de stompzinnige illusie dat u de wereld kunt controleren en dat al uw wensen in vervullingen komen, of u laat u net als de hond van Zeno meevoeren met de realiteit van het lot, geniet van het uitzicht en pikt onderweg zo hier en daar nog iets leuks mee. Want dit is de volgende stap die Epictetus wil dat u zet, dat u niet alleen accepteert wat de wereld u brengt, maar dat u zelfs leert te genieten van wat er gebeurt. Hoe moeilijk het soms ook kan zijn, dit is de echte stoïcijnse ‘amor fati’. Seneca zei het zo: ‘wie het verlangen en de hoop laat varen wordt tevreden met wat het lot hem brengt en is nergens meer bang voor’. Ook Epictetus raadde zijn leerlingen aan om de dingen die het leven hen voorschotelde met enthousiasme te aanvaarden.

zaterdag 20 april 2019

STOÏCIJNEN ZIJN HUICHELAARS


Hoofdstuk 16 van het Handboekje van Epictetus
Soms zie je iemand huilen omdat zijn kind in het buitenland woont of omdat hij bankroet is. Pas op dat je je dan niet laat meeslepen en medelijden met hem krijgt. In plaats daarvan moet je tegen jezelf zeggen: 'Hij is niet verdrietig door wat er gebeurd is (want dan zouden anderen dat ook moeten zijn), maar door zijn mening daarover’. Je mag hem wel troosten en zelfs, als het zo uitkomt, met hem meehuilen, maar pas er voorop dat je van binnen niet huilt.

U leest het goed. Epictetus zegt hier inderdaad dat medelijden slecht is. Net als alle andere emoties is medelijden het gevolg van een waardeoordeel. Het gevoel van medelijden is volgens stoïcijnen echter altijd gebaseerd op een irrationeel en verkeerd waardeoordeel. Een gelukkig en virtuoos mens kan immers geen kwaad worden aangedaan. Externe dingen spelen voor hem geen rol. Zoals we eerder al zagen zijn gebeurtenissen die door de meeste mensen als een aanleiding voor medelijden worden beschouwd, ziekte, dood van geliefden, honger en armoede, onbelangrijk voor een goed en virtuoos leven. Medelijden wordt daarmee een sentiment dat afbreuk doet aan de waardigheid van zowel de ‘lijdende’ als de ‘helpende’ persoon. Virtuositeit is het enige in het leven dat echt telt. Wat er in de wereld ook gebeurt iedereen heeft altijd de mogelijkheid tot het maken van virtuoze keuzes. Het is dit vermogen waarin volgens de stoïcijnen de menselijke waardigheid ligt.

Het vermogen tot virtuositeit geldt voor alle mensen, mannen, vrouwen, rijken, armen, slaven, het maakt niet uit. Virtuositeit maakt al het andere onbelangrijk. De waardigheid van de virtuositeit overstijgt alle toevallige verschillen in levensomstandigheden, het is voldoende voor een goed leven. Al het andere is van ondergeschikt belang. De enige manier waarop iemands welzijn werkelijk geschaad kan worden is door het maken van verkeerde, niet virtuoze, waardeoordelen. Als iemand ‘lijdt’ is dat onvermijdelijk het gevolg van zijn verkeerde oordelen. Voor een stoïcijn is een verkeerd oordeel iets slechts en de enige juiste reactie op het ‘lijden’ van een ander is dus afkeuring en niet medelijden.

Dat klinkt hard en zelfs meedogenloos, maar dat is toch niet zo. Het getuigt juist van respect voor de ‘lijdende’ medemens. Een stoïcijn behandelt iemand dan ook nooit als een slachtoffer, maar altijd, ongeacht zijn omstandigheden, als een waardig, rationeel en handelingsbekwaam persoon. Iemand die zijn eigen keuzes en oordelen kan maken en die zijn eigen virtuositeit volledig zelf in de hand heeft. Dat hij toevallig op de één of andere manier pech heeft gehad doet hier niets aan af. Het sentiment medelijden maakt dingen belangrijk die niet echt belangrijk zijn. Voor een stoïcijn is het dus een slechte en verwerpelijke emotie. Als u iemand echt respecteert zult u geen medelijden met hem hebben, want medelijden impliceert dat die persoon allerlei door rampspoed ontbrekende zaken echt nodig zou hebben, terwijl een virtuoos mens die helemaal niet nodig heeft.

Epictetus waarschuwde zijn leerlingen om er ook voor te waken dat zij niet het verdriet van anderen overnemen. Hij begreep ook wel dat een dergelijke houding sociaal niet aanvaardt zou worden. Hij raadt ze daarom aan om wel te sympathiseren met het leed van anderen en zo nodig zelfs te doen alsof ze, letterlijk, met ze mee voelen, maar in elk geval te voorkomen dat leed ook echt mee te voelen. Het klinkt nogal hardvochtig en zelfs een beetje onecht. Als je niet meevoelt met het leed van je vrienden wat is vriendschap dan nog waard, zou u kunnen vragen. Epictetus zou zo’n reactie belachelijk hebben gevonden. Je helpt een zieke vriend toch ook niet door expres zelf ook besmet te raken. Je vriend heeft niets aan je als jezelf ook ziek bent. Hetzelfde geldt voor een negatieve emotie. Als uw vriend verdrietig is moet u juist uw best doen om hem van dat verdriet af te helpen. Als het nodig is dat u daarbij doet alsof u ook verdrietig bent dan is dat natuurlijk prima. Door zelf ook besmet te raken met zijn verdriet schieten noch u, noch uw vriend iets op.

vrijdag 12 april 2019

HET LEVEN IS EEN DINER DANSANT


Hoofdstuk 15 van het Handboekje van Epictetus
In het leven hoor je je net zo te gedragen als bij een feestmaal. Als er een schotel bij je langs komt mag je je hand uitsteken en er rustig iets van af nemen. Als de schotel je passeert hou je hem niet tegen. Je bent nog niet aan de beurt. Ga er ook niet reikhalzend naar uit zitten kijken, maar wacht rustig af tot hij wel bij je langs komt. Op dezelfde manier moet je omgaan met je kinderen, je vrouw, je carrière en bezittingen. Zo wordt je een waardig disgenoot van de goden. Maar wanneer je op het moment dat je als je iets wordt aangeboden er niets van neemt en de schotel aan je voorbij laat gaan, dan ben je niet alleen een disgenoot van de goden, maar zelf een god. Door dat te doen werden mensen als Diogenes en Heraclitus terecht goddelijk genoemd.

Epictetus gebruikt hier een feestmaal als een metafoor voor het leven. Tijdens een diner gelden bepaalde etiquetteregels. Je mag niet voordringen of reikhalzend uitkijken naar het volgende gerecht dat wordt binnengebracht en je mag zeker niet meer opscheppen dan je deel. Als je dat wel doet beledig je je gastheer en je mede disgenoten. Hetzelfde geldt in het leven. Je moet rustig afwachten wat het leven je voorschotelt en het is ongepast om al te begerig te zijn naar de dingen die je graag wil hebben en ontevreden te zijn met wat je krijgt. Het is tenslotte de gastheer (de Natuur) die bepaalt wat er geserveerd wordt en zelf heb je daar geen of nauwelijks invloed op.

Het feest wordt er een stuk leuker op als we er niet al te hoge verwachtingen van hebben. Je kunt nog zo verlangen naar die ene mooie vrouw en dat leuke kind, maar je weet nooit van te voren of die vrouw zich niet ontpopt tot een enorm kreng en of je niet opgescheept komt te zitten met een verslaafde criminele hangjongere als kind. Als je wel een leuke partner, een leuk kind, een fijne baan en een prettig inkomen krijgt is dat mooi meegenomen. Het heeft echter geen enkele zin om daar al te begerig naar uit te kijken dat levert alleen maar teleurstellingen op.

Epictetus wil zijn leerlingen er van overtuigen dat je al die dingen ook helemaal niet nodig hebt om een rijk en prettig leven te leiden. Het gaat er niet om wat het leven je geeft, het gaat om de manier waarop je omgaat met wat je voorgeschoteld krijgt. Mensen die dat beseffen zijn het waardig om met de goden te dineren. De mensen die door hebben dat ze al die voorspoed helemaal niet nodig hebben en de hen geboden kansen aan zich voorbij laten gaan, zijn het zelfs waard om samen met de goden over de wereld te heersen.

Epictetus gebruikt de cynicus Diogenes als bewijs dat je ook zonder bezittingen, zwervend over straat en levend in een oud wijnvat gelukkig kunt zijn. De cynici waren de hippies van de Oudheid. Ze leefden als bedelaars op straat en hielden zich bezig met het choqueren van nette burgers door ze te confronteren met de leegheid van hun bestaan. De stoïcijnen waren gek op hun cynische voorlopers. Zeno van Citium, de stichter van de stoïcijnse school, was een leerling van de cynische filosoof Crates geweest en Crates was weer een leerling van genoemde Diogenes. Voor Epictetus was het stoïcisme de ‘nette’ variant van het cynisme. Van een stoïcijn wordt niet verwacht dat hij zich als een cynicus buiten de maatschappij plaatst. Hij moet wel degelijk zijn rol in de samenleving spelen, maar mag daarbij, net als een cynicus, geen enkele waarde hechten aan al die dingen waar de bourgeois zich zo druk over maakt.

Heraclitus is een andere stoïcijnse held. Hij wordt wel eens de Lao zi van het Westen genoemd. De fragmenten die van hem zijn overgeleverd zijn net zo raadselachtig en esoterisch als de Tao te-ching van deze Chinese wijsgeer. Hij legde de grondslag van de stoïcijnse fysica, dialectiek en de leer van de logos. Volgens Heraclitus en, naar zijn voorbeeld, de stoïcijnen was de natuur een levend zelfbewust wezen dat zich in een constante beweging volgens dialectische wetten voortbewoog.


zaterdag 6 april 2019

STOÏCIJNSE MACHTELOOSHEID

Hoofdstuk 14 van het Handboekje van Epictetus
Als je wilt dat je vrouw, kinderen en vrienden het eeuwige leven hebben, dan ben je een dwaas. Je wilt iets waar je geen controle over hebt, iets wat niet van jou maar van een ander is. Net zo dwaas ben je als je wilt dat je slaafje nooit iets fout doet. Dan wil je dat fouten geen fouten meer zijn, maar iets anders. Als je je toelegt op de dingen waar je wel controle over hebt, kun je slagen in alles wat je doet. Oefen jezelf dan ook in de dingen die je wel kunt.
Iedereen is in de macht van degene die in staat is hem te laten krijgen wat hij wil hebben, of af te pakken wat hij niet kwijt wil. Als je vrij wil zijn moet je dus niets willen of vermijden wat in de macht van anderen ligt, anders word je onvermijdelijk hun slaaf.

Epictetus wijst zijn leerlingen hier voor de zoveelste keer op het feit dat het dwaas en zinloos is om dingen te willen waar je niet toe in staat bent. Iedereen die je lief hebt is nu eenmaal sterfelijk, willen dat ze het eeuwige leven hebben is dwaas. Mensen zijn sterfelijk, gebruiksvoorwerpen en kunstwerken kunnen kapot gaan. Je kunt er maar beter in berusten. Zo zit de natuur nu eenmaal in elkaar.

Het is minstens even dwaas om te willen dat mensen altijd maar doen wat jij wilt dat ze doen. Slaafjes, werknemers en al je medemensen hebben een eigen wil. Ze hebben er lang niet altijd zin in om precies datgene te doen wat jij van ze verlangt. Mensen kunnen niet alleen koppig of ongehoorzaam zijn ze kunnen ook ronduit kwaadaardig worden. Soms zullen ze slechte en zelfs afschuwelijke dingen doen. Hebzucht, haat en wreedheid zijn moeilijk uit te roeien menselijke eigenschappen. Ook daar kun je maar beter aan wennen. Als je verlangt dat fouten en slechtheid uit de wereld verdwijnen ben je gewoon dom. Epictetus vertelt zijn leerlingen dat het toch geen zin heeft om je er druk over te maken. Je kunt je energie beter voor andere dingen bewaren.
Waar je je wel druk om moet maken, zijn de dingen waar je controle over hebt. Dat zijn je eigen meningen, wensen en handelingen. Als je je daar op toelegt kun je nooit meer falen in wat je doet. De mensen en gebeurtenissen in de wereld kun je niet veranderen, maar de manier waarop je met die gebeurtenissen omgaat wel. Misschien dat je er dan zelfs in slaagt om toch nog wat invloed uit te oefenen waardoor akelige gebeurtenissen wat minder akelig worden.

Als je desondanks blijft wensen dat de wereld en de mensen zich aanpassen aan al je nukken word je de slaaf van anderen. Je geeft je vrijheid op en levert je over aan anderen die je kunnen geven of afnemen wat je wilt hebben. Stel dat je heel erg gesteld bent op je mooie huis en luxe leventje. Je denkt dat je niet meer zonder die breedbeeld-tv en die prachtige leaseauto kunt. Als je zo denkt lever je je met huid en haar uit aan je werkgever. Uit angst dat hij je zal ontslaan of degraderen zal je je uit de naad werken en precies doen wat hij van je verlangt. Je legt je levensgeluk in handen van iemand anders en dat is iets wat een stoïcijn nooit mag doen. Epictetus roept zijn leerlingen hier dus op om zelfstandig en vrij te zijn en zich zo weinig mogelijk van de wereld en mensen met tirannieke neigingen aan te trekken.