zaterdag 24 april 2021

3.7 Tenslotte

 

In dit hoofdstuk hebt u gelezen dat het stoïcisme de belangrijkste van de zogenaamde hellenistische filosofiescholen die opkwamen in het Griekse rijk van Alexander de Grote is. Zeno van Citium was de stichter van de school. Andere bekende stoïcijnse filosofen uit de Griekse periode waren Cleanthes, Chrysippus, Panaetius en Posidonius. Van hen is nauwelijks werk overgeleverd. Van de Romeinse stoïcijnen Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius hebben wel een aantal boeken de tand des tijds weten te doorstaan. Met de opkomst van het christendom verdween het stoïcisme in het verborgene. Het bleef echter wel een grote invloed uitoefenen op de filosofie. Bij filosofen als Montaigne, Pascal, Descartes, Erasmus en Spinoza zijn duidelijke stoïcijnse invloeden terug te vinden. In de renaissance probeerde het neo-stoïcisme van met name de Nederlandse filosoof Justus Lipsius de stoa met het christendom te verzoenen. Ook latere filosofen als Kant, Nietzsche en Thoreau hebben veel van hun filosofie aan het stoïcisme te danken. In de officiële academische filosofie verdween het stoïcisme echter steeds verder uit beeld. De laatste jaren lijkt er vanuit onverwachte hoek een wederopstanding plaats te vinden. De psychologie heeft de oude stoïcijnse technieken herontdekt en past die tegenwoordig in de cognitieve gedragstherapie weer met succes toe.

In deze les heeft u kennis gemaakt met een aantal van de oude stoïcijnen. Het was geen starre dogmatische filosofie en de school was ook in de oudheid steeds in beweging. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen de Oude Stoa, de periode in Athene, de Midden Stoa, de periode van de opkomst van Rome, en de Nieuwe Stoa, de periode van de Romeinse suprematie. U hebt geleerd dat het een invloedrijke filosofieschool was die tot op de dag van vandaag een belangrijke bijdrage aan filosofie en psychologie levert. Ook heeft u kennisgemaakt met de oefeningen van de stoïcijnse hersenspoeling en de spiegel en de pen van Marcus Aurelius.

In de volgende les gaan we echt beginnen met het klassieke stoïcijnse curriculum. In les 4 komen de stoïcijnse drietand, de vier klassieke deugden en de drie ‘topoi’ van het stoïcijnse onderwijs aanbod. Maar voor het zover is gaan we eerst een beproefde stoïcijnse studietechniek van wat dichterbij bekijken.

 

Oefening: Stoïcijnse aforismen

Het is de bedoeling dat u zo snel mogelijk vertrouwd raakt met de stoïcijnse beginselen. Als u eenmaal goed doordrongen bent van die beginselen dan komen ze vanzelf bij u op op de momenten dat dat nodig is. Door u de stoïcijnse concepten steeds maar weer voor te houden hersenspoelt u zichzelf en maakt u ze tot een automatisme. In deze les maken we daarom een begin met wat ik, bij gebrek aan beter, maar de stoïcijnse tegeltjeswijsheden noem. Dat zijn handzame spreuken die u uit uw hoofd kunt leren en regelmatig bij uzelf kunt herhalen. Op een gegeven moment komt zo’n spreuk dan automatisch bij u naar boven als de situatie daar om vraagt. Dat kan u helpen om als een stoïcijn te gaan denken en handelen. Vanaf deze les geef ik u iedere week een paar, op die les betrekking hebbende, stoïcijnse tegeltjeswijsheden. U kunt het zien als een onderdeel van de oefening van de stoïcijnse hersenspoeling. Kies het aforisme dat u het meest aanspreekt en herhaal het regelmatig in gedachten op verloren momenten. Bijvoorbeeld als u op de WC zit, als u op de trein staat te wachten, in de file staat of tijdens het reclameblok voor de nieuwsberichten. U kunt natuurlijk ook zelf een spreuk verzinnen, of een zin uit één van de stoïcijnse citaten gebruiken.

Hier volgen alvast de eerste tegeltjes wijsheden:

·        Sta open voor nieuwe ideeën en inzichten.

·        Het stoïcisme is niet dogmatisch.

·        Virtuositeit is het enige dat echt goed is.

·        Virtuositeit zetelt in onze rationaliteit.

·        Hoe kan dit mijn virtuositeit verbeteren?

 

Voor de keukenprinsen en prinsessen onder mijn leerlingen heb ik deze les nog een toegift. Zoals we zagen had Zeno slechte ervaringen met linzensoep, toch bleef het één van zijn favoriete gerechten. Het was goedkoop, makkelijk te bereiden, lekker en gezond. Volgens Zeno en veel van zijn opvolgers daarom een ideaal gerecht voor een stoïcijn. Uit de oudheid is slechts één kookboek overgeleverd in dat kookboek geschreven door een zekere Apicius staat een recept dat ‘linzensoep van Zeno’ wordt genoemd. Ik zal u dat recept niet onthouden, misschien dat u het zelf een keer wil uitproberen om te eten als een stoïcijn.

Linzensoep van Zeno 

Ingrediënten voor vier personen:

Twee kopjes linzen (groen, rood of een combinatie). 1 liter groentebouillon. Twee preien. Koriander en zout naar smaak. ½ theelepel honing. Scheutje olijfolie. Scheutje garium, (een vreselijk stinkende saus van gefermenteerde vis waar de Romeinen gek op waren u kunt beter oestersaus of ketjap gebruiken). Zetmeel. Eventueel groenterestjes naar keuze.

Roerbak de linzen kort in de olijfolie. Breng vervolgens de linzen aan de kook in de bouillon. Zodra de linzen beginnen te schuimen kunnen de groenten worden toegevoegd. Laat het geheel circa twintig minuten koken, bindt met het zetmeel voeg de koriander, de honing en een scheutje garium toe en klaar is uw stoïcijnse linzensoep. Het werd met brood gegeten. Eet smakelijk.

 

Overzicht van stoïcijnse technieken per les

Les 0

De stoïcijnse belofte

 

 

·        Een paar fundamentele vragen

·        De stoa-meter

Les 1

Wat is stoïcisme?

 

1.6

·        Negatieve visualisatie

·        Projectieve visualisatie

1.7

·        Wat maakt u gelukkig en wat maakt u ongelukkig

Les 2

Virtuositeit

 

2.2

·        Wat zijn uw onbewuste doelen?

2.3

·        Een onderzoek naar uw waarden en deugden

Les 3

Een eerste ontmoeting met de stoïcijnen

 

3.3

·        De stoïcijnse hersenspoeling

3.4

·        De spiegel en de pen

3.7

·        Stoïcijnse aforismen

 

zaterdag 17 april 2021

3.6 Stoïcisme en christendom

 

In de vorige paragraaf heeft u gelezen dat de stoïcijnse filosofie veel invloed op het vroege christendom heeft gehad. Christendom en stoïcijnse filosofie hebben dan ook veel overeenkomsten. Het is tijd om de twee eens naast elkaar te leggen.

Bij het opstellen van de christelijke dogma’s werd regelmatig uit stoïcijnse bron geput. Zo kent het christendom net als het stoïcisme een eis van menselijkheid en algemene naastenliefde ongeacht nationaliteit, geslacht of afkomst. Daar staat wel tegenover dat het christendom in tegenstelling tot de stoa intolerant is tegenover ongelovigen en vrouwen als minderwaardig aanmerkt. Aan het einde van de oudheid komen de tegenstellingen tussen de traditionele antieke levenskunst en de nieuwe christelijke manier van leven steeds duidelijker naar boven. Toch is het christendom sterk beïnvloed door de klassieke filosofiescholen. Vooral in de beginperiode waarin de christelijke dogma’s zich langzaam maar zeker beginnen te vormen is de invloed van de stoïcijnse filosofie groot. Later in de middeleeuwen zijn het vooral Plato en Aristotelis (in Hebreeuwse en Arabische vertalingen de oorspronkelijke teksten waren door toedoen van dezelfde christenen verloren gegaan) die die rol overnemen. De verschillen tussen de stoïcijnse en christelijke manier van leven zijn echter behoorlijk groot.

In alle geloofssystemen van Semitische oorsprong bestaat er een grote kloof tussen een almachtige god en de door hem geschapen wereld. De mens en al het geschapene bestaat alleen door en omwille van die god. Het is de taak van de mens om deemoedig de wil van god uit te voeren. Een wil die hem in allerlei heilige geschriften is geopenbaard. Het stoïcijnse pantheïstische idee dat god gelijk staat aan al het bestaande en dat het menselijke bewustzijn deel uitmaakt van het goddelijke bewustzijn is in christelijke ogen een gruwel. De hoogmoed waarmee de stoïcijnen daarmee het menselijk intellect gelijkstellen aan het goddelijke is voor hen een doodzonde.

Het christendom kent een persoonlijke god, de anekdotische man met een baard wordt min of meer letterlijk genomen. De mens staat als een onsterfelijke individuele ziel tegenover een onmetelijk verheven ander persoon die zijn doen en laten beoordeelt. Voor de stoïcijnen staat die ziel gelijk aan het menselijk bewustzijn. Het is iets volstrekt natuurlijks en materieels dat, naar alle waarschijnlijkheid, met het overlijden van de mens in het niets verdwijnt. Die ‘ziel’ is een in ruimte en tijd beperkte loot van een universeel bewustzijn een soort wereldziel. Voor het christendom is de mens aan dood en erfzonde gebonden. Hij moet strijden tegen zijn aangeboren slechtheid, maar kan daar uiteindelijk slechts door goddelijke genade van verlost worden. Verlossing van de natuurlijke verdorvenheid en de ellendige ongelukkige levensconditie van de mens is slechts mogelijk door geloof en genade. De stoïcijnse pogingen om de mens te leren op eigen kracht een gelukkig en virtuoos leven te leiden wordt als verderfelijke hoogmoed aangemerkt. Daarom ligt voor de stoïcijnen het doel van het leven in het hier en nu terwijl christenen het doel in een leven na de dood zoeken.

De christelijke afhankelijkheid van een buiten de wereld tronende, transcendente, godheid leidt tot een verwerping van de wereld. Zelfs tot een welhaast totale wereldverzaking. Toch is het deze wereld en dit leven waarin eens en voor altijd volgens een goddelijk heilsplan een oordeel zal worden geveld over ieder individueel mens. Het christendom kent een al het ander uitsluitende geldigheid. Een exclusieve geldigheid die door het rationele stoïcisme categorisch wordt afgewezen. De christelijke exclusiviteit vormde de grondslag van een dogmatische, intolerante strikt georganiseerde kerkelijke gemeenschap. Het christendom is sterk hiërarchisch ingesteld. Niet alleen de christelijke priesterkaste en zijn dogma’s moet onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden ook het door god ingestelde wereldlijke gezag is gehoorzaamheid verschuldigd. De bestemming van de mens ligt immers in een rijk dat niet van deze wereld is. De stoïcijnen denken daar anders over. Hun bestemming ligt in deze wereld en een overheid die zich misdraagt kan op stoïcijnse tegenstand rekenen. Veel van het verzet tegen tirannieke keizers hadden een stoïcijnse oorsprong.

Het christendom is op geloof in een door een persoonlijke god geopenbaarde heilsleer gebaseerd. Die heilsleer overstijgt alle andere overwegingen. Wetenschap en filosofie zijn volstrekt onderworpen aan het geloof. Een mogelijk conflict met wetenschap of de uitkomsten van het rationele denken doet nooit af aan de waarheid van de geproclameerde geloofsleer. De kerkvader Tertullianus zou zelfs gezegd hebben: ‘ik geloof juist omdat het absurd is’. Het stoïcisme daarentegen was absoluut niet dogmatisch en geloofde zeker niet in een door god gegeven openbaring. Hun filosofie moest rationeel en goed feitelijk onderbouwd zijn. In tegenstelling tot het christendom stond en staat het stoïcisme altijd open voor nieuwe inzichten en wetenschappelijke ontwikkelingen. Als een onderdeel van hun filosofie in strijd met rationele of wetenschappelijke inzichten blijkt te zijn moeten die worden aangepast. De kloof tussen het christendom en het stoïcisme is nergens groter.

Hoewel er veel pogingen zijn ondernomen om stoïcisme en christendom met elkaar te verzoenen is het nooit goed gelukt om dat voor elkaar te krijgen. Er bestonden en bestaan weliswaar stoïcijnse christenen en het is ook niet totaal onmogelijk om die twee met elkaar te combineren, maar een echt goed huwelijk zal het niet worden. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen te groot.

 

woensdag 14 april 2021

3.5 De invloed van het stoïcisme

 

Marcus Aurelius wordt wel eens de laatste stoïcijn van enige betekenis genoemd. Als machtigste man van het grootste rijk dat de wereld ooit gekend had, had hij zijn enorme invloed makkelijk kunnen aanwenden om het stoïcisme tot een soort verplichte nationale filosofie te bombarderen. Maar als hij dat gedaan had zou hij natuurlijk geen echte stoïcijn meer zijn geweest. Hij was geen Constantijn de Grote die ruim een eeuw na Marcus met één enkele pennenstreek het christendom tot staatgodsdienst van het Romeinse Rijk bombardeerde. De opkomst van het christendom houdt gelijke tred met de ondergang van het stoïcisme. Het christendom heeft veel van de stoïcijnse leerstellingen in haar dogma’s opgenomen, maar sprak met haar kleurrijke rites, simpele gedragsregels en belofte van een leven na de dood een veel grotere groep mensen aan. In tegenstelling tot het stoïcisme was het christendom daardoor vooral populair bij de plebejers, de gewone man en vrouw van de straat.

Maar het stoïcisme is met het einde van het Romeinse Rijk niet zomaar van de aardbodem verdwenen. Al dan niet in het verborgene bleef deze filosofie door de eeuwen heen zijn aanhangers houden. Vooral Seneca bleef populair. Alleen al omdat hij in het Latijn schreef terwijl de geschriften van Epictetus en Marcus Aurelius in het Grieks waren geschreven. Een taal die in de Middeleeuwen zo goed als vergeten was geraakt. De apostel Paulus (5 – 67 n. Chr.) heeft in Athene stoïcijnse filosofen ontmoet en gesproken. Die vonden hem trouwens maar een rare snuiter, een fanaticus met een nogal wreed en luguber geloof. Er bestaat zelfs een fictieve briefwisseling tussen Paulus en Seneca. Dit is een Middeleeuwse vervalsing gebleken, maar dat neemt niet weg dat hij wel een tijdgenoot van Seneca was en dat in de Middeleeuwen lange tijd niet aan de authenticiteit van die brieven werd getwijfeld. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat Dante (1265-1321) in zijn ‘Goddelijke Komedie’ stoïcijnse filosofen als Zeno, Seneca en Cicero in het limbo plaatste, het deel van de hel waar zich de deugdzame heidenen bevonden.

Toch werd er pas aan het eind van de Middeleeuwen weer openlijk over de stoïcijnse filosofie gesproken en vooral geschreven. Erasmus (1466-1536) zag Seneca als een belangrijk filosoof en zorgde voor de heruitgave van zijn werk. Montaigne (1533-1592) gebruikte Seneca als voornaamste inspiratiebron voor zijn ‘Essais’. Zelfs een christenfundamentalist als Calvijn (1509-1564) schreef over Seneca. Ook al waren de stoïcijnen in zijn ogen te hooghartig en vond hij het maar niets dat ze ‘medelijden’ niet als een deugd aanmerkten en zelfmoord niet als een zonde zagen. Ook in de theaterkunst ging het stoïcisme weer een belangrijke rol spelen. Zo vallen bijvoorbeeld in de toneelstukken van Shakespeare (1564-1616) duidelijke stoïcijnse invloeden te ontdekken.

In de Renaissance ontstond er in de Lage Landen zelfs een filosofische stroming die het neo-stoïcisme werd genoemd. Het neo-stoïcisme van met name de Nederlandse filosoof Justus Lipsius (1547-1606) probeerde de stoa met het christendom te verzoenen. Hij dacht dat er veel overeenstemming tussen het stoïcisme en het christendom bestond. Een verzoeningspoging die tot interessante ideeën heeft geleid, maar uiteindelijk toch tot mislukken gedoemd was. Ook de beroemde Franse filosoof Descartes (1596-1650), die trouwens bijna zijn gehele productieve leven als banneling in de Nederlanden woonde, werd sterk beïnvloed door de stoïcijnen. Een andere Franse filosoof Blaise Pascal (1623-1662) vond de stoïcijnen te trots en arrogant, maar dat weerhield hem er niet van om in zijn beroemde ‘Pensées’ uitgebreid uit de stoïcijnse boeken te citeren. Zonder bronvermelding dat dan weer niet. De Nederlandse rechtsgeleerde Grotius (1554-1640) was een welhaast onverbloemd stoïcijn. Iets wat in die dagen in de calvinistische Nederlanden levensgevaarlijk kon zijn. Ook de beroemdste Nederlandse filosoof Spinoza (1632-1677) heeft elementen van het stoïcisme in zijn filosofie opgenomen.

Tijdens de periode van de Verlichting werden Duitse filosofen als Kant (1724-1804), Arthur Schopenhauer (1788-1860) en Friedrich Nietzsche (1844-1900) sterk door de stoa beïnvloed. In de Nieuwe Wereld waren in de levensfilosofie van Henri Thoreau (1817-1862) en bij de zogenaamde ‘fouding fathers’ duidelijke stoïsche elementen aanwezig. Het openlijk uitkomen voor stoïcijnse sympathieën bleef in de christelijke wereld tot ver in de negentiende eeuw een hachelijke aangelegenheid. Op de achtergrond bleef de stoïcijnse filosofie echter steeds invloed uitoefenen op de manier waarop zowel beroepsfilosofen als verborgen crypto-stoïcijnen hun leven inrichtten. Aan het begin van de twintigste eeuw lijkt daar echter een abrupt einde aan te zijn gekomen. Filosofie was nu echt een volledig theoretische bezigheid geworden, een vooral op de levenspraktijk gerichte filosofie als het stoïcisme werd daarom als volstrekt oninteressant aangemerkt. Het stoïcisme wordt dan ook nauwelijks meer genoemd en het is tegenwoordig heel goed mogelijk om een studie filosofie met succes af te ronden zonder ook maar één stoïcijnse tekst te hebben gelezen.

Aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw wordt er echter een kentering zichtbaar. Er ontstaat een groeiende belangstelling voor de stoïcijnse filosofische traditie. Vreemd genoeg kwam die hernieuwde belangstelling niet uit de filosofie maar uit de hoek van de psychologie. De zogenoemde cognitieve gedragstherapie van Aaron Beck en Albert Ellis is voor een belangrijk deel gebaseerd op stoïcijnse inzichten. Nu nieuwe psychologische bevindingen de doeltreffendheid van de stoïcijnse methode beginnen te ‘bewijzen’ ontstaat er ook steeds meer interesse voor de achterliggende wereldbeschouwing. Moderne filosofen als Martha Nussbaum, Lawrence Becker, Massimo Pigliucci, Donald Robertson en in Nederland Miriam van Reijen zijn weer aandacht aan het stoïcisme gaan schenken. Het stoïcisme is dus weer een levende filosofie geworden die zich steeds verder ontwikkeld heeft en die zich aan de omstandigheden van zijn tijd heeft weten aan te passen. Kortom het is een tegelijkertijd eeuwen oude als moderne, levende en nog steeds in beweging zijnde filosofie.

 

zondag 11 april 2021

Ik kan er niets aan doen, zo ben ik nu eenmaal

 

Mensen die dat zeggen gaan uit van de regel dat ze worden overvallen door hun gevoelens van angst, woede en verdriet. Als dat zo is dan kunt u ook echt niets doen aan hoe u zich voelt. Externe gebeurtenissen of de handelingen van andere mensen bepalen wat voor emoties u ervaart. U bent een soort biologische robot, een biljartbal op het groene laken van het leven. Een tikje van links en u rolt vol automatisch op het volgende balletje af. Een verkeerde opmerking of blik en u zit meteen in de hoogste boom. Als u zich door deze regel laat leiden bent u gedoemd ongelukkig te worden. U accepteert op voorhand dat u er toch niets aan kunt doen. En dan te bedenken dat het de stoïcijnen zijn die voor fatalisten worden uitgemaakt.

In dit stadium van de cursus weet u ondertussen dat stoïcijnen een dergelijke gedragsregel pertinent verwerpen. Het mag dan zo zijn dat u de gebeurtenissen in de wereld en het gedrag van anderen niet in uw macht hebt, maar over uw emotionele reacties daarover hebt u weldegelijk controle. Het is wel een controle die met veel pijn en moeite veroverd moet worden. Het begint er al mee dat u over uw eerste reactie geen invloed hebt. Dat wat de stoïcijnen een pre-emotie en wij tegenwoordig een reflex noemen ligt buiten uw bewuste sfeer van invloed. Het is echter weldegelijk een (on)bewuste keuze om vervolgens al dan niet in te stemmen met die reflexieve emotionele reactie. Uiteindelijk bent u het zelf die kiest voor de emoties die u voelt. Het zijn uw eigen oordelen en gedachten die u boos, verdrietig en bang maken. Maar u kunt denken wat u wilt, dus kunt u ook voelen wat u wilt.

Dit is de kern van de stoïcijnse ethiek. Het is echter niet eenvoudig om u altijd maar bewust te zijn van uw emotionele keuzes. Waarschijnlijk schieten uw gedachten de hele dag door van hort naar her. ‘Hoe kan ik ooit mijn gevoelens leren beheersen als ik nog niet eens mijn eigen gedachten onder controle kan houden?’ zult u zich misschien afvragen. Het is moeilijk maar toch is het mogelijk. U bent het nu eenmaal gewend om het grootste deel van uw wakende leven als een biologische robot te gedragen, en u beschikt over een heel scala aan geautomatiseerde gedachtentreinen die u in sneltreinvaart naar uw emoties voeren. De in de loop van uw leven verzamelde ervaringen en in de jaren gevormde gedragspatronen hebben u opgescheept met een aantal van die treinen. Dat is niet persé slecht, maar als zo’n ingebakken gedachtentrein u rechtstreeks naar een vervelende passie voert dan is het de moeite waard u daar voortaan bewust van te worden.

Zolang u zichzelf blijft vertellen dat niet u maar het noodlot en het gedrag van anderen schuldig zijn aan uw ellende, verdriet en woedeaanvallen bent u gedoemd om ongelukkig te blijven. Gooi dat fatalisme nu eens overboord en pak het stuurwiel in uw handen. U bent het zelf die de richting van uw emoties in de hand hebt. Het spook van uw eigen verbeelding kan u alleen in zijn greep krijgen als u hem de kans geeft. Grijp uzelf bij de kladden als u weer eens in één van die vervelende gedachtentreinen terecht komt die u rechtstreeks naar een rot gevoel voeren en zeg tegen uzelf: ‘Daar heb je weer zo’n onrealistische irreële gedachte, kappen! Ik kan wel voor mezelf denken.’

 

zaterdag 10 april 2021

3.4 Marcus Aurelius: Keizer en filosoof

 

Na een eerste minister en een slaaf, is het nu tijd voor een stoïcijnse keizer. Marcus Aurelius werd geboren in Rome op 26 april van het jaar 121, in een tijd dat het Romeinse Rijk op het hoogtepunt van zijn macht stond. Als keizer is hij de enige stoïcijn waar de exacte geboorte en sterfdatum van bekend zijn. Hij was de zoon van de vooraanstaande senatoren Annius Verus en Domitia Lucilla. De toenmalige keizer Hadrianus, een vriend van de familie, was zeer gesteld op de jonge Marcus, en op zijn aandringen werd Marcus geadopteerd als zoon van de door Hadrianus als zijn opvolger benoemde Antonius Pius. In 161 besteeg Marcus, na jarenlang tweede man van keizer Antonius Pius te zijn geweest, zelf de troon.

Marcus had les gehad van stoïcijnse leraren en beschouwde zich zelf als een stoïcijn. Hij was de laatste keizer uit de periode die bekend staat als de tijd van de vijf goede keizers. De regeerperiode van de keizers Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antonius Pius en Marcus Aurelius wordt beschouwd als de gouden eeuw van Rome. Opvallend, en misschien niet helemaal toevallig, waren al deze keizers in meer of mindere mate door het stoïcisme geïnspireerd. Hadrianus, de peet opa van Marcus, was zelfs speciaal naar Nicopolis gereisd om lezingen van de destijds al oude Epictetus bij te kunnen wonen. Van Marcus zelf weten we dat hij de boeken van Epictetus in zijn bezit moet hebben gehad.

Het was tijdens zijn veldtochten tegen invallende Germaanse stammen dat Marcus rond het jaar 170 een dagboek begon bij te houden. Hij noemde ze in het Grieks ‘Ta eis heauton’, geschriften aan zich zelf gericht. Deze beroemde ‘Meditaties’ of ‘Dagboeken’ van Marcus Aurelius waren eigenlijk helemaal niet voor publicatie bestemd. ‘De Dagboeken’ zijn in het Grieks geschreven en waren niet meer dan de gedachten van Marcus voor eigen gebruik. De stoïcijnse leraren gaven hun leerlingen vaak de opdracht om een dagboek bij te houden, waarin ze alle gebeurtenissen die hen uit hun evenwicht brachten moesten noteren. De dagboeken zijn dan ook niet zomaar een feitelijke weergave van gebeurtenissen, maar vooral een filosofische analyse waarin Marcus zich zelf toespreekt en aanmoedigt om zich voortaan beter aan de adviezen van zijn stoïcijnse leraren te houden.

Marcus stierf op 18 maart van het jaar 180 tijdens een veldtocht in de buurt van Vindobona, het Romeinse Wenen. Hij had opdracht gegeven om zijn dagboeken na zijn dood te verbranden. Gelukkig voor ons heeft iemand zich niet aan zijn bevelen gehouden. De tekst zoals we die nu kennen, is ingedeeld in twaalf kleine boeken en is één van de bekendste authentieke stoïcijnse teksten. Ook in historisch opzicht zijn ‘De Dagboeken’ waardevol, omdat ze ons kennis laten maken met de diepste overtuigingen en twijfels van de heerser van een wereldrijk. Het boek neemt dan ook een geheel eigen plaats in binnen de grotere traditie van het stoïcisme. Het werk was bovendien favoriet bij onder anderen de Pruisische koning Frederik de Grote, hielp Nelson Mandela tijdens zijn gevangenschap op Robbeneiland en schijnt zelfs op het nachtkastje van de Amerikaanse president Bill Clinton gelegen te hebben. Een groot deel van de inhoud is tijdloos en heeft na tweeduizend jaar nog niets aan overtuigingskracht ingeboet.

 

Oefening: De spiegel en de pen

'Zelfonderzoek' is dus een belangrijke oefening in het stoïcijnse programma. Alleen al het nadenken over onszelf en ons leven, zoals we gaan doen in deze cursus, draagt bij aan zo'n zelfonderzoek. Maar het schrijven van dagelijkse dagboekberichten is ook een uiterst effectieve methode voor het richten van de geest. Het helpt u om u bewust te worden van verbindingen en inzichten die anders niet opgemerkt zouden worden. Seneca merkt op:

‘Een persoon die zich er niet bewust van is dat hij iets verkeerd doet, heeft ook geen enkele behoefte om dat recht te zetten. Je moet jezelf erop betrappen voordat je er iets aan kan gaan doen.' (Seneca, Brieven aan Lucilius 28-10).

U moet een beetje afstand nemen van uzelf, om een goed beeld te kunnen krijgen van wat voor soort persoon u nu eigenlijk bent, hoe u zich gedraagt en hoe u omgaat met uw zaken en andere mensen. U moet zo nu en dan naast uzelf gaan staan om te zien wie u daadwerkelijk bent en hoe u uw leven leidt. Zo kunnen we onszelf begeleiden, zoals een vriend ons zou helpen om verbeteringen aan te brengen. In dit kader zegt Seneca tegen Lucilius, 'ik begin mijn eigen vriend te worden' (Brief 6.4), hij merkt verder op dat alleen iemand die een vriend voor zichzelf kan zijn ook echt een vriend voor een ander kan zijn. Je moet jezelf kennen voordat je iets voor anderen kunt gaan betekenen.

Voor deze oefening moet u dus een stoïcijns dagboek gaan bijhouden. Voorlopig volstaat het om alleen een feitelijke omschrijving te geven van gebeurtenissen die u raken. Denk daarbij aan dingen waar u vrolijk van wordt, maar vooral aan de dingen waardoor u van slag raakt. Dat kunnen hele kleine dingen zijn zoals het missen van de trein, of het morsen van koffie over uw lesmateriaal. U hoeft er nog niets mee te doen, dat komt in de volgende lessen wel aan bod. Het gaat er nu om dat u door gaat krijgen wat voor persoon u bent. Van wat voor dingen raakt u overstuur? Wat maakt u kwaad of verdrietig en waar wordt u angstig van? U moet zich hierbij niet beperken tot gebeurtenissen die negatieve emoties bij u losmaken. U moet ook gaan onderzoeken van welke dingen u blij en vrolijk wordt. Wat geeft u energie? Welke dingen maken u gelukkig? Lees regelmatig na wat u hebt opgeschreven en kijk of u er bepaalde patronen in kunt ontdekken. Door dit een paar maanden vol te houden leert u zich zelf langzaam maar zeker steeds beter kennen. Een grondige zelfkennis is de eerste stap naar een gelukkiger leven als stoïcijns filosoof.

U kunt uw stoïcijnse dagboek natuurlijk ook gebruiken om bij het lezen van de stoïcijnse filosofen opmerkingen of citaten die u extra treffen, of die u extra interessant vindt op te schrijven. Op den duur krijgt u zo een eigen bloemlezing van die delen van de stoïcijnse filosofie die u het meest aanspreken. U zou zo zelfs uw eigen aforismen (stoïcijnse tegeltjeswijsheden) kunnen gaan maken. Het schrijven over de stoïcijnse principes is een prima methode om u regelmatig bewust te zijn van uw levensfilosofie. Hoe meer u er meer bezig bent hoe verder het in uw wezen doordringt.

 

woensdag 7 april 2021

3.3 Epictetus: Slaaf en filosoof

 

Aan het keizerlijk hof zal de oude Seneca regelmatig een jong slaafje, dat Epictetus (50 – 130 n. Chr.) genoemd werd, ontmoet hebben. Epictetus was de assistent en schrijver van Epaphodritus, de persoonlijk secretaris van Nero. Als eerste minister en belangrijkste adviseur van de keizer had Seneca veel te maken met Epaphodritus en dus ook met zijn slaaf Epictetus. Misschien was het wel op aandringen van Seneca dat Epictetus door zijn meester naar de school van de stoïcijnse filosoof Musonius Rufus (30-112 n. Chr.) werd gestuurd om daar te studeren. De stoïcijnen zagen slaven als medemensen en niet als minderwaardige wezens, zoals bij de andere filosofische scholen de gewoonte was. Seneca schreef in een brief aan zijn vriend Lucilius:

“Ik ben blij van vrienden van je gehoord te hebben dat jij vertrouwelijk met jouw slaven omgaat; dat siert je. De mensen zeggen: 'Het zijn maar domme slaven. 'Nee, het zijn medemensen! 'Het zijn slaven.' Nee, huisgenoten! 'Het zijn slaven.' Nee, vrienden die het minder goed getroffen hebben! 'Het zijn slaven. 'Nee, medeslaven, als je bedenkt dat hetzelfde noodlot dat jou regeert ook hen beheerst.’ (Seneca; brieven aan Lucilius 47-1)

Het slaafje Epictetus zou later één van de belangrijkste en invloedrijkste stoïcijnse scholen uit de oudheid stichten. Er bestaat geen enkel bewijs voor, maar ik vind het een leuk idee, en denk dat het zelfs helemaal niet zo onwaarschijnlijk is, om te denken dat het Seneca was die Epictetus de weg naar het stoïcisme heeft gewezen.

Veel is er niet bekend over het leven van deze voormalige slaaf, die zich wist op te werken tot een bekende stoïcijnse leraar. Epictetus werd rond het jaar 50 in Hierapolis als zoon van een slavin geboren. Hierapolis ligt in Zuidwest Turkije in de buurt van het huidige Pamukkale. Als klein kind werd hij door een slavenhandelaar meegenomen naar Rome en verkocht aan Epaphroditus. Epaphroditus was zelf een vrijgemaakte slaaf die werkte als de persoonlijk secretaris van keizer Nero. Epaphroditus wilde zijn slaafje als secretaris en adviseur gebruiken en gaf hem een grondige Romeinse opleiding. Hij stuurde hem ter afsluiting van zijn studie, zoals we zagen, zelfs naar de school van de stoïcijnse leraar Musonius Rufus.

Epictetus was slecht ter been en liep met een stok of met krukken. Celsus vertelt dat Epaphroditus bij wijze van straf het been van de ongehoorzame Epictetus verdraaide. Epictetus zou geen krimp hebben gegeven en gezegd hebben dat het been zou breken als hij het nog verder zou verdraaien. Toen de woedende slavenhouder dat ook inderdaad deed en het been brak zei Epictetus niets meer dan:’ ik zei u toch dat het zou breken’. Ergens anders (de Suda) staat echter dat hij aan reuma leed en daardoor lam was geworden. Dat laatste zou er ook de oorzaak van kunnen zijn dat van Epictetus zelf geen boeken bekend zijn. Bijna alles wat we van zijn filosofie weten is afkomstig van de college-aantekeningen van zijn leerling Flavius Arrianus.

Na de afgedwongen zelfmoord van Nero had de voormalig keizerlijk secretaris zelf geen secretaris meer nodig en werd ook Epictetus vrijgelaten. Hij was inmiddels een fervent stoïcijn geworden en begon zijn eigen stoïcijnse universiteit in Rome. Eén van de opvolgers van Nero, keizer Domitianus, moest niets van stoïcijnse filosofen hebben. Die hadden de neiging nogal kritisch en opstandig te zijn. Eigenlijk trokken de meeste filosofen zich niet zoveel van het keizerlijk gezag aan. In het jaar 89 werden daarom alle filosofische universiteiten in Rome verboden en alle filosofen moesten de stad verlaten. Epictetus verhuisde naar het Griekse Nicopolis, het huidige Epirus in het Noordwesten van Griekenland, en stichtte daar opnieuw een school. De keuze voor Nicopolis zou vooral ingegeven zijn door de nabijheid van de Olympos, waar de Olympische Spelen werden gehouden. Een vier jaarlijks festijn waar Epictetus gek op schijnt te zijn geweest.

Het werd een enorm populaire school en veel Romeinse hoogwaardigheidsbekleders zonden hun zonen naar het verre Nicopolis om door Epictetus opgeleid te worden. De school van Epictetus zou destijds zelfs populairder dan de Academie van Plato en het Lyceum van Aristoteles in Athene zijn geweest. Ook keizer Hadrianus, de pleegvader van de stoïcijnse keizer Marcus Aurelius, zou lezingen van de inmiddels oude Epictetus hebben bijgewoond.

Een van zijn leerlingen was de hierboven al even genoemde Flavius Arrianus. Arrianus werd een hoge regeringsfunctionaris onder keizer Hadrianus en heeft ook nog naam gemaakt als historicus. De aantekeningen die Arrianus tijdens zijn colleges maakte zijn de enige teksten die ons van Epictetus zijn overgeleverd. Van zijn hand zijn de zogenoemde Digesten of Colleges, de echte college-aantekeningen, en het beroemde Handboekje (het Encheiridion), wat een uittreksel is van de belangrijkste leerstellingen uit de Colleges.

Epictetus zou in het jaar 135 overleden zijn en altijd ongetrouwd zijn gebleven. Hij schijnt zijn leerlingen er toe aangezet te hebben om vooral zoveel mogelijk een 'normaal' leven te leiden. Ze zouden zich nuttig moeten maken voor hun medemensen en gewoon moeten trouwen en kinderen krijgen. De cynisch filosoof Demonax, hoorde dit en vroeg Epictetus sarcastisch of hij niet met één van zijn dochters mocht trouwen. Kennelijk trok Epictetus zich dit aan. Op hoge leeftijd adopteerde hij het kind van een overleden leerling en nam een huishoudster in huis om het kind samen met haar op te voeden.

Voor Epictetus had echte filosofie weinig met theorie te maken, het was een manier van leven. Filosofie leerde je niet uit boeken, maar door het te leven. Het was een levenskunst. De juiste leer was weliswaar belangrijk, maar werd betekenisloos als je er niet naar leefde.

“Laat maar eens zien dat je echt iets van de filosofen geleerd hebt! Nee, ik wil niet dat je de commentaren op hun werk opdreunt! Maak dat je wegkomt als dat alles is wat je kunt! Zoek maar iemand anders om je kunstjes voor op te voeren! Als alleen theorieën je boeien, ga dan maar in een hoekje zitten broeden, maar noem jezelf geen stoïcijn.” (Epictetus, Colleges III-21).

 

Oefening: De stoïcijnse hersenspoeling

De stoïcijnen vonden het belangrijk om zich zelf regelmatig aan hun belangrijkste leerstellingen te herinneren. Door er geregeld mee bezig te zijn konden die levenswaarden doordringen tot het karakter van de leerlingen. Het zo even genoemde Handboekje van Epictitus, in het Grieks ook wel het Encheiridion genoemd, was dan ook meer dan een gewone samenvatting van zijn lessen. Het was de bedoeling dat leerling stoïcijnen de korte stukjes uit het boekje uit hun hoofd leerden om zo op moeilijke momenten direct een passend citaat bij de hand te hebben. Ik ga niet van u vragen om het Handboekje uit uw hoofd te leren, maar dat neemt niet weg dat het zeker de moeite waard is om zo snel mogelijk de belangrijkste stoïcijnse ideeën paraat te hebben. Ik zou u dan ook willen voorstellen een tijdje (een paar weken) dagelijks de Ik sterke suggesties van Stanton te willen beluisteren. De suggesties zijn niet specifiek stoïcijns, maar zijn desalniettemin geschikt om u de belangrijkste stoïcijnse leerstellingen eigen te maken. Beter nog zijn de hier te vinden suggesties. Deze zijn in het Engels maar wel specifiek op het stoïcisme gericht. Het is een positieve vorm van indoctrinatie, door de suggesties langere tijd dagelijks aan te horen worden ze steeds vertrouwder en gaan ze langzaam maar zeker deel uitmaken van uw persoonlijkheid.

Daarnaast geef ik aan het eind van elke les onder het kopje ‘aforismen’ een paar korte spreuken. Het zijn een soort stoïcijnse tegeltjeswijsheden en ze zijn dan ook wat kort door de bocht. Toch helpen dit soort zinnetjes u om u ook op de wat lastigere momenten te herinneren aan uw principes. U kunt deze zinnetjes dan zo nu en dan voor uzelf herhalen. Bijvoorbeeld als u voor een stoplicht moet wachten of als er reclame op de televisie is. Ik zou u toch ook willen aanraden om bij tijd en wijlen een stukje uit het Handboekje van Epictetus uit uw hoofd te leren of, als dat wat te veel gevraagd is, het boekje met u mee te dragen en er zo nu en dan wat in te lezen. De hoofdstukjes bestaan meestal uit maar een paar zinnetjes. Als u wilt kunt u ook de in oudere blogs verschenen door mij gemaakte vertaling met commentaar van het Handboekje gebruiken.

 

Epictetus was waarschijnlijk de meest spirituele stoïcijn. Zijn leven als leraar en stoïcijns filosoof lijkt in het teken te staan van een persoonlijke queeste, een zoektocht naar een soort stoïcijnse verlichting. Als een leraar probeerde hij mensen uit de massa te verheffen en ze er toe aan te zetten om hun eigen spirituele zoektocht te beginnen. Een zoektocht waarmee hij tot op de dag van vandaag mensen weet te inspireren.

 

zaterdag 3 april 2021

3.2 De opkomst van Rome

 

Het was de Griekse stoïcijn Panaetius (185 – 110 v.Chr.) die er samen met zijn leerling Posidonius (135 – 51 v.Chr.) verantwoordelijk voor was dat het stoïcisme populair werd bij de Romeinen. Het Romeinse rijk begon in hun tijd een steeds belangrijkere en invloedrijkere macht te worden in de wereld rond de Middellandse Zee. Het stoïcisme was een populaire filosofie geworden en naast de school in Athene ontstonden er ook stoïcijnse scholen op het eiland Rhodos en aan de universiteit en bibliotheek van Alexandrië in Egypte. De stoïcijnse filosoof Panaetius behoorde tot de intieme vriendenkring van de Romeinse staatsman en militair Scipio Africanus en begeleidde hem bij verschillende veldtochten en diplomatieke reizen. Panaetius was er bij toen Scipio de stad Carthago verwoestte, en een groot deel van Noord Afrika veroverde. Carthago, de stad van de beroemde Hannibal, was tot dan toe de aartsvijand van de Romeinen geweest.

Zijn leerling Posidonius was een echte geleerde, maar hij was alles behalve een kamergeleerde. Naast filosoof en wetenschapper was hij ook een vermaard ontdekkingsreiziger. Hij bezocht Spanje, Dalmatië, Egypte en drong zelfs door tot de bovenloop van de Nijl. Ook reisde hij door Gallië en Germanië, een gevaarlijke tocht want Julius Caesar had in zijn tijd deze gebieden nog niet bij het Romeinse Rijk gevoegd. Hij was een echte ’homo universalis’, een universeel geleerde. Zo zijn de eerste geschreven berichten over de Kelten van hem afkomstig. Hij noemt de Keltische druïden natuurfilosofen en vertelde dat ze geneeskrachtige en versterkende dranken van maretak maakten. Het verhaal over de toverdrank van Asterix en Obelix kon dan ook wel eens van Posidonius afkomstig zijn. Er wordt vermoed dat hij de bouwer en eigenaar is geweest van het beroemde mechanisme van Antikythera, een soort mechanische computer voor astronomische berekeningen dat in het wrak van een trireem gevonden is. Hij beschreef kraters op de maan (de Posidoniuskrater is naar hem vernoemd), was de eerste die een verband wist te leggen tussen de maan en de getijden en ontdekte een goede methode om de omtrek van de Aarde te berekenen. Posidonius stichtte een eigen school op het Griekse eiland Rhodos. Dat beroemde Romeinse politici als Pompeius en Cicero zijn lessen volgden hielp enorm bij de toch al groeiende populariteit van het stoïcisme. Bovendien gebruikte Cicero veel bestaande stoïcijnse boeken als basis voor zijn eigen geschriften. Plagiaat was in die tijd de gewoonste zaak van de wereld.

Aan het begin van onze jaartelling was het stoïcisme de heersende levensfilosofie van de Romeinse elite geworden. De Romeinse aristocratie stuurden hun kinderen naar stoïcijnse scholen en ook de hoogwaardigheidsbekleders zelf bezochten lezingen van stoïcijnse filosofen. Eén van de bekendste stoïcijnen uit die periode was de filosoof en staatsman Seneca (4 voor Christus, 65 na Christus). Hij had een veel bewogen leven. Een vlucht naar Egypte voor de jaloerse keizer Caligula die onze weerbarstige filosoof ter dood wilde brengen, een overspelige relatie met een keizerlijke dochter die hem een schandaal en een verbanning naar Corsica opleverde, tutor van de jonge keizer Nero en later eerste minister in zijn kabinet. En dan hebben we het er nog niet eens over gehad dat hij een immens succesvolle advocaat en zakenman was, naar de huidige maatstaven was hij een multimiljardair. En daarnaast was hij ook nog natuurwetenschapper, filosoof en tragediedichter.

Seneca had aanvankelijk een goede invloed op zijn leerling Nero. De jonge Nero hield zich niet zo met staatszaken bezig en liet de regering tijdens de eerste jaren van zijn keizerschap over aan Seneca en diens vriend Burus, die hoofd van de praetoriaanse garde, de lijfwacht van de keizer, was. Volgens de historicus Tacitus was het Romeinse Rijk nog nooit zo goed bestuurd geweest als in deze, helaas te korte, periode.

Zoals bekend ontspoorde Nero later totaal en ontpopte zich tot een tiran. Kritiek en tegenstand werd niet geduld. Stoïcijnen lieten zich echter niet makkelijk de mond snoeren en er ontstond een stoïsche oppositie tegen het bewind van Nero. Een groep door het stoïcisme geïnspireerde senatoren en filosofen organiseerde in 65 een samenzwering om de regering omver te werpen. Deze couppoging werd geleid door vrienden van Seneca en er was zelfs sprake van dat Seneca na de opstand de nieuwe keizer zou worden. Het plan werd echter verraden en algauw werd duidelijk dat ook Seneca er bij betrokken was. Als straf werd hij door Nero gedwongen zelfmoord te plegen. Ook de niet bij de samenzwering betrokken stoïcijnen waren nu verdacht en werden in grote getalen geëxecuteerd of verbannen.

Van zijn boeken hebben relatief veel de tand des tijds weten te doorstaan. Hij schreef naast filosofische werken ook over natuurkunde (Quaestiones naturales) en zijn tragedies waren vroeger minstens zo beroemd als zijn filosofische geschriften. Hij is goed leesbaar en zijn boeken zijn zeker aan te raden voor een beginnend stoïcijn. Neem bijvoorbeeld zijn ‘Brieven aan Lucillius’ of zijn serie boeken ‘Over de woede’. Maar vooral het boek ‘Over het korte leven’ is heel lezenswaardig. Dit is een niet technische uiteenzetting over stoïcisme waarin hij zijn lezers wil aanzetten tot filosoferen. Seneca schreef in het Latijn, dat was in die periode ongewoon, de meeste geleerden en filosofen schreven in het Grieks. Grieks was de taal van de geleerden en werd als deftiger beschouwd. Waarschijnlijk wilde hij de filosofie toegankelijker maken, voor de wat minder ontwikkelde Romein. Als filosoof had hij eclectische trekjes, dat wil zeggen dat hij van verschillende wijsgerige richtingen gedachten overnam en die probeerde met zijn persoonlijke levensvisie te verzoenen. Zijn voorkeur ging hierbij echter duidelijk uit naar de stoa, maar hij verwijst, bijvoorbeeld, in zijn brieven aan Lucilius ook regelmatig naar Epicurus en filosofen uit andere scholen. Dat was niet ongewoon, van een stoïcijn werd, en wordt, verwacht dat hij wijsheid zoekt waar die maar te vinden is.