dinsdag 28 augustus 2012



WAAROM IK STOÏCIJN BEN

Stoïcijnen dat zijn toch die norse, chagrijnige zuurpruimen uit de antieke oudheid die hun leven wijden aan een sober en somber leven, wachtend op de volgende tegenslag om die dan onbewogen als een standbeeld te ondergaan? Dat dacht ik tenminste altijd. Totdat mijn leraar antieke talen me de werken van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus liet lezen. Er ging een wereld voor me open. Ze bleken heel anders te zijn dan ik had gedacht. Alles wat ik meende te weten over de stoïcijnen was fout. Stoïcijnen waren alles behalve ‘stoïcijns’ in de moderne betekenis van het woord. Als ik ze nu zou moeten beschrijven dan zou ik ze juist vrolijk en optimistisch noemen. Voor ik het wist was ik aan het experimenteren met de stoïcijnse technieken voor een prettig leven.

Zo gebeurde het dat ik op weg naar huis weer eens op een winderig en regenachtig perron stond te wachten op een hopeloos vertraagde trein plotseling aan het advies van Epictetus moest denken. Ik vroeg me af welk aspect van de situatie in mijn macht lag en welk aspect niet. Ik had al snel door dat hoe kwaad en geërgerd ik ook werd, ik de trein daar geen seconde eerder het station mee binnen zou krijgen. Ik kon mijn energie veel beter steken in dingen waar ik wel controle over had. Zoals het voorkomen dat de vertraagde trein mijn humeur zo zou verpesten dat ook mijn hele avond bedorven zou zijn.

Ik ging ook de stoïcijnse techniek van de ‘negatieve visualisatie’ gebruiken. Ik stelde me het verlies voor van vrienden en geliefden. Als ik ’s ochtends naar mijn werk vertrok bedacht ik me dat dit wel eens de laatste keer zou kunnen zijn dat ik mijn vrouw had gekust. Of als ik in een trein stapte dacht ik dat die trein wel eens een frontale botsing met een tegenligger zou kunnen krijgen. Dit klinkt natuurlijk nogal morbide en zelfs vrij afschuwelijk. Maar het helpt je er tegen om de wereld en de mensen in je omgeving als vanzelfsprekend te beschouwen. Negatieve visualisatie kan je helpen om te genieten van ieder moment in je leven en van ieder moment dat je samen bent met je geliefden.

Dit betekent niet dat je als stoïcijn de hele dag bezig bent te bedenken wat er nu weer allemaal mis zou kunnen gaan. Dat soort gedachten zouden je inderdaad een miserabel leven geven. Wat de stoïcijnen aanraden is niet dat je blijft hangen in pessimistische vooruitzichten, maar dat je in gedachten houdt dat het niet uitgesloten is dat dingen fout gaan, ‘’Shit  happens’. Een paar keer per dag een korte gedachte is genoeg om je te laten realiseren hoe gelukkig je wel niet bent.

Op deze manier ‘reset’ negatieve visualisatie het referentiekader waaraan je je geluk afmeet. Dingen die je tot nu toe als vanzelfsprekend beschouwde kunnen nu een onverwachte bron van geluk worden. Je baan, je huis, je vrouw, je gezondheid, je bestaan, een zonnestraal door de wolken al die heel gewone dingen kunnen plotseling de basis gaan vormen voor een diep gevoel van innerlijk geluk.

Stoïcisme kent geen dingen als verlichting of het na jaren van meditatie opgaan in het nirwana, er wacht geen hemel na een leven van bidden en hard werken. Niets van dat alles. Het geeft een set van adviezen en strategieën voor het dagelijks leven (negatieve visualisatie is maar één van de vele adviezen). Adviezen die je leven in het hier en nu aangenamer kunnen maken en ook nog eens betekenis kunnen geven. De adviezen zijn eenvoudig en makkelijk te gebruiken (het zou me niets verbazen als u als lezer stiekem al een poging tot negatieve visualisatie heeft gedaan). Dat neemt niet weg dat het behoorlijk moeilijk kan zijn om de stoïcijnse filosofie ook echt een deel van je leven te laten worden. Om hun volledige werking te krijgen zouden de adviezen een soort reflex een automatisme moeten worden.
Mijn experimenten met stoïcisme waren zo succesvol dat ik besloot er mee door te gaan en in de voetsporen te treden van Zeno van Citium. De Griek die in 300 voor onze jaartelling de stoïcijnse school heeft opgericht. Ik besloot een levend anachronisme te worden. Een eenentwintigste eeuwse aanhanger van een al geruime tijd als dood beschouwde filosofie. In dit blog wil ik een verslag geven van mijn worstelingen op het pad van de Stoa.

zondag 19 augustus 2012


TIEN VRAGEN OM EEN BETOOG KRITISCH TE BEOORDELEN
Veel mensen twijfelen aan het nut van logica. Alleen al omdat de menselijke denkwijze helemaal niet logisch is. Wij denken niet volgens strakke onweerlegbare regels, wij denken vooral door middel van vaak onlogische associaties en tegenstellingen. Logica is een geabstraheerde kunstmatige taal die alleen klopt binnen een strak gedefinieerd domein, en dan alleen maar als je je aan strakke regels houdt. Toch kan het erg handig zijn om iets van logica te weten. Als je de beperkingen ervan goed in het oog houdt kan logica je helpen een betoog (van een ander of van jezelf) kritisch te beoordelen.
Logica speelde in de stoïcijnse filosofie een belangrijke rol. Ook al omvatte logica destijds ook wat we nu retorica en taalkunde zouden noemen. De stoïcijnen deelden de filosofie op in logica, fysica en ethiek. Daarbij vergeleken ze de filosofie met een boomgaard: de logica zagen ze als de omheining, de fysica als de bomen en de ethiek als de vruchten. De onderstaande tien regels vind ik zelf erg handig om een lastige tekst, waar ik het gevoel bij heb dat er ergens iets niet deugd, eens grondig door de mangel te halen.
1.       Wat is het doel van de auteur? Wat wil hij bereiken? Heeft hij misschien ook nog een verborgen agenda?
2.       Bestaat er onduidelijkheid over de betekenis van bepaalde woorden of uitdrukkingen? Worden er vage of multi-interpretabele woorden gebruikt en wat betekent dat dan voor het betoog?
3.       Wat wordt er beweerd? Welke conclusies worden er getrokken?
4.       Zit er een contradictie verborgen in wat er wordt beweerd? Een inconsistentie is dodelijk voor ieder betoog.
5.       Welke argumenten (premissen) worden aangevoerd om de conclusies te ondersteunen?
6.       Zijn de argumenten acceptabel? Kloppen de argumenten inhoudelijk?
7.       Is de gevolgde redenering juist? De argumenten kunnen nog zo waar zijn, zonder een logisch kloppende redenering is de conclusie onjuist.
8.       Liggen er impliciete vooronderstellingen aan het betoog ten grondslag? Let daarbij vooral op verzwegen waarde oordelen. Dit kan wijzen op een verborgen agenda.
9.       Welke tegenargumenten bestaan er die de conclusie zouden kunnen ontkrachten? Heeft de auteur die genoemd en voldoende weerlegd?
10.   Hoe eerlijk heb je het betoog beoordeeld? Ben je zelf niet bevooroordeeld en heb je wel voldoende op de bedoeling van de auteur gelet? Misschien is niet alles even helder geformuleerd en moet je soms tussen de regels door lezen. De kritische beoordeling van een tekst is geen wedstrijd of debat. Het is niet de bedoeling om elkaar vliegen af te vangen, maar om verder te komen in het begrip van het onderwerp van het betoog.

woensdag 8 augustus 2012


OVER DE DINGEN DIE WE IN ONZE MACHT HEBBEN EN DE REST.

Van al het bestaande hebben wij sommige dingen in onze macht. Andere niet. In onze macht hebben wij onze meningen, ons streven, onze begeerte en afkeer. Al deze dingen kunnen wij zelf bewerkstelligen.
Het lichaam hebben wij niet in onze macht. Ook bezit niet of aanzien en ambten. Kortom, alles wat niet ons eigen werk is. Weet, dat de dingen die wij in onze macht hebben van nature vrij zijn. Zij kunnen niet gehinderd of belemmerd worden. Doch datgene wat wij niet in onze macht hebben, is krachteloos, onderworpen, vol belemmeringen en vreemd aan ons wezen.
Zo begint het Handboekje van Epictetus, of eigenlijk van zijn lering Arrianus. Zelf heeft Epictetus nooit iets op papier gezet. Epictetus zegt hiermee dat feiten als feiten niet te veranderen zijn, dat is nu eenmaal hun realiteit. Het weer, de politiek, andere mensen, de economie, onze carrière, zelfs ons eigen lichaam vallen buiten onze controle. Wat we wel kunnen controleren zijn onze meningen over die feiten en onze wijze van observeren.
Wat een onzin, zult u denken. Dat ik geen invloed heb op het weer, daar kan ik inkomen, maar over mijn eigen lichaam en mijn carrière heb ik wel degelijk controle. Als ik maar lang en hard genoeg train kan ik de marathon van Rotterdam winnen of op z’n minst uitlopen (laten we een beetje realistisch blijven). Als ik hard studeer en me volledig inzet voor mijn bedrijf kan ik carrière maken. Op dit soort dingen kan ik toch zeker wel invloed uitoefenen.
Toch is dat niet echt het geval. Iemand anders kan harder getraind hebben, je kunt een slechte dag hebben of over een bananenschil struikelen. Voor je carrière geldt hetzelfde. Je kunt nog zo goed je best doen, als je baas je niet mag, als de markt je product niet meer zit zitten of als er tijdens een sollicitatiegesprek net die ene verkeerde vraag wordt gesteld kan alles mis lopen. Wat je wel kunt beïnvloeden is je intentie. Je kunt jezelf voornemen je uiterste best te doen om een wedstrijd te winnen, een examen te halen of een bepaalde baan te krijgen. De uitkomst blijft echter altijd onzeker, omdat die nu eenmaal afhankelijk is van externe dingen waarover je geen invloed hebt. Waar je dus wel invloed op hebt is je interne motivatie om je ergens voor in te zetten.

De wereld valt dus toch in te delen in een extern deel waar we geen invloed op kunnen uitoefenen en een intern deel waarover we de volledige controle hebben. Dit betekent dus dat je ook als je die wedstrijd ondanks al je inspanningen verliest niet teleurgesteld hoeft te zijn. Je hebt immers wel aan je interne doelstelling om je uiterste best te doen voldaan. Zo kun je zoals Epictetus het zei: nooit gehinderd of belemmerd worden.