woensdag 18 december 2013

IS APENMORAAL HET EINDE VAN DE NATURALISTIC FALACY?


Uit onderzoek naar apen door bijvoorbeeld de Nederlander Frans de Waal en de Amerikaanse Sarah Hrdy komt naar voren dat de basisprincipes van onze moraal ook bij apen voorkomen. We kunnen van apen leren hoe diep sommige vormen van moraal in ons gebakken zitten. Uit onderzoek naar apen komt naar voren dat de mens evolutionair zo succesvol is geweest dankzij vergaande vormen van samenwerking. Wat goed is voor de instandhouding van de groep wordt door mensen net als door andere primaten als goed ervaren. We worden door biologische mechanismen gedreven in de richting van duurzame samenwerking binnen een groep. Moraal komt niet van buiten ons, maar zit in ons, is de boodschap. Onze religieuze en ethische systemen bevestigen slechts wat we al in ons hebben.
Biologen en evolutionair psychologen gaan er tegenwoordig vanuit dat al het menselijk gedrag, en dus ook het normensysteem, uiteindelijk in dienst staat van reproductie en verspreiding van genetisch materiaal. Het morele gevoel is evolutionair al vroeg ontstaan en is bij de mens sterk doorontwikkeld. Moraalbiologen zijn het er over eens dat de groepssamenhang de belangrijkste drijfveer achter moraal en het ontstaan van normen is. Die samenhang is noodzakelijk om zich te handhaven en vormde de basis voor het ongeëvenaarde evolutionaire succes van de menselijke soort. Dat succes is zo groot dat de aarde inmiddels gebukt gaat onder deze soort.
Door samen te werken kunnen mensen meer voedsel verzamelen en in tijden van schaarste delen. Ook kunnen roofdieren en concurrerende groepen mensen beter op een afstand worden gehouden. De mens is evolutionair zo succesvol doordat hij in staat is tot zeer complexe vormen van samenwerking. Door samen te werken heeft hij zich te midden van allerlei bedreigende omstandigheden weten te handhaven. Aanvankelijk in kleine groepen van jager-verzamelaars, maar al gauw in complexere eenheden als dorpen, steden en staten. Met een steeds complexer wordend systeem van waarden.

De vorming van een hechte groep was dus van levensbelang voor de mensen. Iedere vaardigheid die het groepsverband kon versterken, maakte het succes van de menselijke soort groter: herkenning van elkaars gevoelens en wensen, het vertonen van betrouwbaar gedrag, het op elkaar afstemmen van gedrag, gezamenlijke rituelen, de ontwikkeling van taal, het vertellen van verhalen, het maken van muziek, het opstellen van regels, het gezamenlijk geloof in voorouders en goden, etc. etc. De leden van de groep die elkaar het meest hielpen en daardoor het meeste voordeel aan samenwerking konden ontlenen, kregen het grootste nageslacht en hadden de grootste kans op verspreiding van hun genetisch materiaal. Mensen die zich aan de groepsnormen onttrokken, raakten geïsoleerd en werden uitgestoten of gedood. Kortom groepssamenwerking en de daaruit voorvloeiende moraal bevorderen de verspreiding van het genetisch materiaal van de desbetreffende groep.

Het handhaven van de groepsorde is zo een tweede natuur van de mens geworden. Zonder zich ervan bewust te zijn zet hij allerlei middelen in om die samenhang te bevorderen. Men zou kunnen zeggen dat de natuur een mens heeft voortgebracht die normen kan ontwikkelen. Die normen maken het voor dit organisme mogelijk om zich als groep onder de meest uiteenlopende omstandigheden te handhaven.

Het afleiden van normen uit biologische feiten was voor de stoïcijnen iets vanzelfsprekends. Een leven in overeenstemming met de natuur is immers één van de basisideeën van het stoïcisme. Maar sinds Hume is dit voor moderne filosofen een heikele kwestie. Volgens Hume kan een ‘ought’ niet van een ‘is’ worden afgeleid. De zogenaamde ‘naturalistic falacy’: het afleiden van normen uit feiten wordt nog steeds als een filosofische doodzonde beschouwd. Grondslagen van de moraal mogen niet gezocht worden in andere relaties dan de moraal zelf. Dat mag volgens de regels van de logica kloppen, maar moraal valt niet alleen uit de logica af te leiden. Juist doordat de menselijke moraal een genetische basis heeft spelen ook gevoelens en emoties een rol. We doen meestal vol automatische zonder daarover na te denken wat goed is voor de groep. We voelen wat goed is. De keuze voor een bepaald gedrag wordt gemaakt doordat mensen zich goed voelen als zij in het belang van de samenleving en haar leden handelen. We maken die keuze niet met onze rede maar vertalen dat onbewuste gevoel met behulp van onze rede in normen.

Als mensen zich altruïstisch gedragen voelen ze zich gelukkig. Het brein produceert bij dergelijk gedrag endorfinen waardoor we ons prettig gaan voelen. Het gaat zelfs zo ver dat we ons verdrietig kunnen gaan voelen als anderen verdrietig kijken en vrolijk worden als iemand naar ons glimlacht. Dit alles bevordert de groepscoherentie en samenwerking. De stoot endorfinen die sociaal gedrag met zich meebrengt maakt dat wij ons prettig voelen bij moraal gedrag. Emoties en gevoel worden dus veroorzaakt door fysieke processen in ons brein. Het zijn biologische mechanismen die feitelijke omstandigheden vertalen in normen. Dankzij onze emoties en gevoelens weten we in een flits hoe we moeten handelen om te kunnen overleven en de grootste kans op reproductie te hebben. Mensen worden gedreven door een zucht naar voedsel, seks en veiligheid, maar hun moraal zorgt voor een begrip van de ander. Wij voelen een verplichting om bij het streven naar voedsel, seks en veiligheid de belangen van die ander mee te wegen. De functie van moraal is het bevorderen van samenwerking omdat de overleving daarvan afhankelijk is. Ons erfelijk materiaal drijft ons tot samenwerking, omdat wij daardoor datzelfde genetische materiaal beter kunnen verspreiden.
Wat voor ons als rechtvaardig wordt beschouwd leiden wij af uit een evenwicht tussen eigenbelang en groepsbelang. Het is rechtvaardig als iemand die zich inzet voor het welzijn van de groep wordt beloond. Het is ook rechtvaardig als iemand die de groep of leden van de groep schade toebrengt gestraft wordt. De biologische emoties van mensen zorgen ervoor dat mensen datgene goed vinden wat de samenwerking verbetert en dus hun genetisch materiaal beter zal verspreiden. Mensen voelen dat zij in het belang van de verspreiding van hun genetisch materiaal behoren te handelen. Omdat ze zich daarbij goed voelen, zullen ze elkaar die normen opleggen. Onbewust sluiten ze zo een soort sociaal contract. Voor mensen voelt het alsof die normen een eeuwigheidswaarde hebben. Alsof ze heilig zijn. De mens wordt tot deze illusie gedreven door zijn gevoelens, die op hun beurt gegenereerd worden door het onderliggende genetisch materiaal.

Een mens kan zich daar met behulp van zijn reden aan ontrekken. Hij kan tot de conclusie komen dat onze biologische moraal niet onder alle omstandigheden optimaal functioneert. Maar hij zal merken dat dat sterk tegen zijn gevoel in gaat. Tegelijkertijd zal hij een sterke groepsdruk ervaren om zich aan de biologische groepsmoraal te onderwerpen. Toch is dat wel iets wat het stoïcisme van ons eist. Het is heel natuurlijk om de biologische moraal te volgen, maar ook onze rede is een onderdeel van de menselijke natuur. Ons denkvermogen wijst ons erop dat er omstandigheden bestaan die ons noodzaken om van de biologische moraal af te wijken. Zo is het niet alleen onze eigen groep die eerlijk en goed behandeld moet worden. Op grond van onze vermogen tot redelijk denken hebben ook andere groepen recht op een dergelijke behandeling. Ook al gaat dit tegen het biologische gevoel van eigen groep eerst in.

donderdag 12 december 2013

DE DESIDERATA VAN MAX EHRMAN


 
DESIDERATA

Max Ehrmann


Go placidly amid the noise and haste,
and remember what peace there may be in silence.
As far as possible without surrender
be on good terms with all persons.
Speak your truth quietly and clearly;
and listen to others,
even the dull and the ignorant;
they too have their story.

Avoid loud and aggressive persons,
they are vexations to the spirit.
If you compare yourself with others,
you may become vain and bitter;
for always there will be greater and lesser persons than yourself.
Enjoy your achievements as well as your plans.

Keep interested in your own career, however humble;
it is a real possession in the changing fortunes of time.
Exercise caution in your business affairs;
for the world is full of trickery.
But let this not blind you to what virtue there is;
many persons strive for high ideals;
and everywhere life is full of heroism.

Be yourself.
Especially, do not feign affection.
Neither be cynical about love;
for in the face of all aridity and disenchantment
it is as perennial as the grass.

Take kindly the counsel of the years,
gracefully surrendering the things of youth.
Nurture strength of spirit to shield you in sudden misfortune.
But do not distress yourself with dark imaginings.
Many fears are born of fatigue and loneliness.
Beyond a wholesome discipline,
be gentle with yourself.

You are a child of the universe,
no less than the trees and the stars;
you have a right to be here.
And whether or not it is clear to you,
no doubt the universe is unfolding as it should.

Therefore be at peace with God,
whatever you conceive Him to be,
and whatever your labors and aspirations,
in the noisy confusion of life keep peace with your soul.

With all its sham, drudgery, and broken dreams,
it is still a beautiful world.
Be cheerful.
Strive to be happy.


 

DESIDERATA

MAX EHRMAN

Wees kalm temidden van lawaai en haast,
en bedenk, welke vrede er in stilte kan heersen.
Sta op goede voet met alle mensen, zonder uzelf geweld aan te doen.
Zeg uw waarheid rustig en duidelijk, en luister naar anderen;
ook zij hebben hun verhaal.

Mijdt luidruchtige en agressieve mensen,
zij belasten de geest.
Wanneer u uzelf met anderen vergelijkt,
zou u ijdel of verbitterd kunnen worden,
want er zullen altijd kleinere en grotere mensen zijn dan uzelf.
Geniet zowel van wat u hebt bereikt als van uw toekomstplannen.

Blijf belangstelling hebben voor uw werk, hoe onbelangrijk dat ook moge lijken;
het is een waar bezit in het veranderlijke fortuin van de tijd.
Wees voorzichtig in alles wat u doet,
want de wereld is vol bedrog.
Maar laat dit u niet verblinden voor de bestaande deugd;
veel mensen streven hoge idealen na, en overal is het leven vol heldendom.

Wees uzelf.
Veins vooral geen genegenheid.
Maar wees evenmin cynisch over de liefde,
want bij alle dorheid en ontevredenheid is zij eeuwig als het gras.

Onderga de loop der jaren met gratie,
verlang niet naar een tijd die achter u ligt.
Kweek geestkracht om bij onverwachte tegenslag beschermd te zijn.
Maar verdriet uzelf niet met spookbeelden.
Vele angsten worden uit vermoeidheid of eenzaamheid geboren.
Leg uzelf een gezonde discipline op,
maar wees ook zacht voor uzelf.

U bent een kind van het heelal, net als de bomen en de sterren.
U hebt het recht hier te zijn.
En ook al is het niet altijd duidelijk,
toch ontvouwt het heelal zich zoals het zich ontvouwen moet, en dat is goed.

Heb daarom ook vrede met de Natuur,
hoe u ook denkt dat hij moge zijn,
en wat uw werk en aspiraties ook mogen zijn;
houdt vrede met uw geest in de lawaaierige verwarring van het leven.

Met al zijn klatergoud, somberheid en vervlogen dromen is dit toch nog steeds een prachtige wereld.
Streef naar geluk.

 

dinsdag 19 november 2013

WEES GEWOON JEZELF DAN KOMT ALLES GOED, toch?


Het is tegenwoordig in om naar jezelf op zoek te zijn. Veel mensen zeggen dat je om echt gelukkig te worden moet leren van jezelf te houden zoals je bent. Maar wat wordt er dan bedoeld met dat ‘jezelf’? Wat als dat nu iemand is die voortdurend heen en weer stuitert van tevredenheid naar onvrede, van rust naar stress, van enthousiasme naar verveling?
Er wordt dan gezegd: ‘Zo ben ik nu eenmaal, ik kan het ook niet helpen’, en daarmee is de kous af. In heel wat zelfhulpboeken wordt gezegd dat je zowel je zwakke als je sterke kanten moet leren accepteren. Als je je niet meer opwindt over je beperkingen en vrede hebt met jezelf zouden al je innerlijke conflicten worden opgelost en zou je eindelijk het leven ontspannen en vol vertrouwen tegemoet kunnen treden.
Erin berusten dat je bent zoals je bent en onderhand al je neigingen en impulsen botvieren, lijkt verdacht veel op gemakzucht, een compromis met jezelf of gewoon berusting in een totale mislukking. Door te stellen dat je je toch moet kunnen ‘uiten’ en daarmee elke ‘natuurlijke’ neiging de ruimte geven bereik je misschien wel een tijdelijk afvloeiing van je innerlijke spanningen, maar zit je toch nog steeds muurvast in een reeks bepaald niet verheffende eigenschappen. Het zijn in feite nog steeds de zelfde gewoonten, maar dan, met de zegen van de management goeroe, in een leuke verpakking. Zo’n toegeeflijke houding biedt geen enkele oplossing voor dit soort problemen. Als je gewoon jezelf wilt zijn blijf je steken in gewoon zijn.
Dat doet me denken aan vogels die heel lang in een kooi hebben gezeten: als je de deur openzet vliegen ze een rondje en komen uit zichzelf weer terug, in plaats van de wijde wereld in te vliegen. De meeste mensen zijn zo gewend aan hun fouten en beperkingen, dat ze zich een leven zonder niet kunnen voorstellen. Van zoveel verandering en bewegingsvrijheid worden ze duizelig.
Toch ontbreekt het ons niet aan energie. Als je ziet hoeveel inspanning mensen vaak leveren op allerlei gebieden. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zijn ze met van alles in de weer,  zonder dat er ooit een einde aan komt. Maar bij de gedachte dat we ons zouden moeten toeleggen op kwaliteiten als geduld, rechtvaardigheid, moed en wijsheid schrikken we terug en zeggen dat zoiets veel te veel tijd kost. Of dat het niet zo belangrijk is zonder die dingen hebben we het tenslotte tot nu toe prima gered.
Natuurlijk valt er heel wat te leren van de wisselvalligheden die het leven ons voorschotelt. Levenservaring is zeker niet onbelangrijk. Maar zonder gerichte inspanning blijft het aanmodderen. Er is nog nooit iemand concertpianist geworden zonder heel veel oefening. Geluk is een manier van zijn en voor elke manier of methode geldt dat die eerst aangeleerd moet worden.

maandag 7 oktober 2013

BESTAAT DE VRIJE WIL?


In het boek Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab wordt bepleit dat de vrije wil niet zou bestaan. Volgens dit boek zou onze geest niets meer zijn dan een bijproduct van chemische processen. Swaab stelt dat onze voorkeuren en gedrag in hoge mate samenhangen met dingen die al lange tijd vast blijken te liggen in ons lichaam: in onze hormoonhuishouding en in de bouw van onze hersenen. Dat klopt natuurlijk. Biologische beperkingen zijn sturend. En ook onze sociale beperkingen sturen ons gedrag. Veel meer dan we beseffen. We maken onszelf niet, we kunnen niet willen wat we willen.

De oorsprong van de theorie waarin de vrije wil niet bestaat hangt samen met het zogenaamde determinisme. De mens heeft de neiging zijn omgeving te omschrijven door middel van oorzaak-gevolg relaties. Dit is het zogenaamde oorzakelijkheidsbeginsel. Het succes daarvan leidt tot de volgende gedachte: als de wereld zo goed te omschrijven is door middel van wetten, misschien zijn het dan wel die wetten waaraan de wereld volledig ondergeschikt is. De wereld inclusief de mens dus.

Deze gedachte heeft mensen van alle tijden uit het lood geslagen. Want als alles onontkoombaar is, wat moeten we dan nog met onze vrije wil? Kunnen we sowieso nog wel verantwoordelijk stellen en oordelen vellen? In de oudheid waren het vooral de stoïcijnen die de deterministische filosofie aanhingen. Volgens hen luistert de hele wereld naar één centrale natuurwet: de logos. De oorzaken van ons gedrag komen zowel van binnenuit, uit de hersenen, als van buitenaf; als onderdeel van dit grotere spel blijft er voor de mens als vrij wezen in de stoïcijnse filosofie maar weinig over. Vandaar dus ook dat de grote lijn van de stoïcijnen lijkt te zijn dat je maar beter kan berusten in de situatie waarin je bent, in plaats van je ertegen te verzetten.

Op zich een goed advies, maar het is niet des mensen om daarmee zomaar akkoord te gaan. Het klassieke verweer tegen zo een filosofie is die van het dualisme. Om te ontsnappen aan de natuurwetten nemen we gewoon aan dat er naast de materiële wereld ook nog een andere wereld is: die van een God, een geest, een ziel, of iets anders dat niet-materieel is, en dat kan de materie dan af en toe voor ons een onvoorspelbare kant op duwen. Klaar, opgelost. We kunnen weer heerlijk oordelen en de wereld verdelen in goed en kwaad.

Veel mensen nemen met zo een onwetenschappelijke verklaring echter geen genoegen. Gelukkig zijn er ook denkers die andere oplossingen gevonden hebben voor de vrije wil om toch te kunnen bestaan in een materialistische wereld. De filosoof Epicurus bijvoorbeeld ging uit van het atomisme, en ook die kleine bolletjes luisteren volgens hem naar de wetten van oorzaak en gevolg. Alleen, voor Epicurus was het hebben van een vrije wil essentieel. Vandaar dat hij daarvoor de veronderstelling poneerde dat die bolletjes af en toe volstrekt willekeurige en onverklaarbare afwijkingen hadden. En die afwijkingen, die waren dan natuurlijk het product van de vrije wil.

Aardig gevonden nietwaar? De grap is dat anno nu, 2300 jaar later, mensen dezelfde opgeluchte conclusie trekken uit de vondsten van de kwantummechanica. In de kwantummechanica gaat het namelijk om deeltjes die zich verdomd onvoorspelbaar blijken te gedragen, en alleen maar te begrijpen zijn door rekening te houden met fundamentele onzekerheden. Die deeltjes lijken zich kortom lekker te onttrekken aan de ijzeren natuurkundige wetten en er een heerlijk zooitje van te maken. Het idee is natuurlijk: als die deeltjes dat kunnen, dan kunnen wij dat ook. Leve de vrije wil!

Deterministen zullen hier echter op zeggen dat die wetten voor zowel mensen als subatomaire deeltjes nog steeds bestaan, maar dat we het door de onnauwkeurigheid van onze waarneming gewoon niet zo zuiver zien.

Het debat hierover is ook in de moderne natuurkunde onderwerp van controverse. Onderzoekers van kwantummechanica zoals Werner Heisenberg betoogden dat de werkelijkheid juist fundamenteel niet zou luisteren naar wetten. Einstein aan de andere kant geloofde heilig in hogere natuurwetten waar alles naar luistert, en in dit licht kan dan ook zijn uitspraak “God doesn’t play dice” worden opgevat. Die God is dan die natuurwet, ziet u?

De filosofie was er echter al langer achter dat het geloof in natuurwetten vooral een geloof is, en geen wetenschap. De Schotse filosoof David Hume wees er op dat wij geen oorzaak-gevolg relaties zien, maar slechts dat het ene nu eenmaal vaak op het andere volgt. Of daar een wet achter zit of dat het gaat om stom toeval is een kwestie van interpretatie. Het oorzaakelijkheidsmechanisme zegt daarom eerder iets over de manier waarop wij de werkelijkheid benaderen dan over de werkelijkheid zelf. Dit idee werd door Immanuel Kant opgepikt en verder uitgewerkt, waarna NIetzsche uiteindelijk de bal het doel in trapte door poëtisch te concluderen:’ God is dood’, waarmee hij bedoelde dat er wat hem betreft geen enkele zekerheid meer over was.

Zo zien we trouwens dat het woord God voor vele zaken bruikbaar is: waar de dualisten God gebruikten om de vrije wil te redden van de natuurwetten, zien modernere denkers de natuurwetten zelf als een soort allesbeheersend opperwezen, waar we om de vrije wil te redden ons maar beter vanaf kunnen maken. Hoe dan ook, natuurwetten of niet, ik hoop dat de lezer ondertussen beseft dat ieder antwoord op de vraag of deze uiteindelijk wel of niet bestaan eerder een kwestie van geloof is dan van een wetenschappelijke waarheid.

Zitten we nu dan vast? Is het bestaan van de vrije wil daarmee dan ook te bewijzen noch te ontkrachten? Misschien maken we het ons in deze discussie wel veel te moeilijk. We hebben immers één aanname nog niet nader onderzocht. Namelijk deze: is het werkelijk zo dat een deterministische wereld, zo deze bestaat, in tegenspraak is met de vrije wil? Misschien dat de o zo deterministische stoïcijnen toch een begin van een oplossing hebben weten te vinden.

Volgens de stoïcijn Chrysippus gebeurde alles weliswaar volgens het noodlot, maar niet alles gebeurde met noodzakelijkheid. Oftewel: alles heeft een oorzaak, maar niet alles gebeurt noodzakelijk. Dit lijkt strijdig met wat we hierboven over het oorzakelijkheidsbeginsel gezegd hebben. Chrysippus maakt echter een onderscheid tussen verschillende oorzaken, en zijn begrip van noodzakelijkheid heeft slechts betrekking op één soort oorzaak. Chrysippus onderscheidt dus twee soorten oorzaken: externe directe oorzaken, en interne indirecte oorzaken. Externe directe oorzaken zijn onder andere de gebeurtenissen die iemand overkomen en de prikkels uit zijn omgeving; het zijn de indrukken van buiten die iemand aandrijven tot een bepaalde handeling. De interne indirecte oorzaken zijn de kwaliteiten en de mentaliteit van de persoon.

Chrysippus vergelijkt dit met een cilinder, die aan het rollen wordt gebracht doordat er een steen tegen aan stoot (directe externe oorzaak). De cilinder blijft rollen door zijn eigen ronde vorm (interne indirecte oorzaak). Zo wordt ook een mens tot een bepaalde handeling aangezet door een oorzaak van buiten, maar is die handeling alleen mogelijk als hij er zelf mee instemt. Dit instemmen is een interne handeling van de geest, en wordt alleen bepaald door de mentaliteit van de betreffende persoon. Omdat de mens zelf meedoet met zijn handelingen is hij er ook verantwoordelijk voor. Nu wordt ook duidelijk wat Chrysippus bedoelt, als hij zegt dat niet alles met noodzakelijkheid gebeurt: onze handelingen worden niet uitsluitend bepaald door oorzaken die buiten ons liggen. Een mens is niet vrij om te bepalen wat er in de externe wereld om hem heen gebeurd. Hij heeft geen macht over de externe oorzaken. Hij is wel vrij om te bepalen wat hij van een gebeurtenis vindt. Hij is wel vrij om te bepalen  wat hij van een gebeurtenis vindt. Hij kan kiezen wat hij voelt, hij kan zijn eigen interne reactie, en daarmee uiteindelijk ook zijn mentaliteit, zelf bepalen. Uit die interne reactie komt een handeling voort, een handeling die voortvloeit uit een interne indirecte oorzaak: de persoonlijke mentaliteit. In zoverre is de mens dus weldegelijk vrij.

Maar dit is in strijd met het oorzakelijkheidsbeginsel. Hoe moet de stelling, dat alles in de natuur volgens het oorzakelijkheidsbeginsel gebeurt, nu opgevat worden? De mens is onderdeel van de natuur en de interne indirecte oorzaken zouden dus ook onderworpen moeten zijn aan de wet van oorzaak en gevolg. Als alles noodzakelijk gebeurt is ook de menselijke mentaliteit afhankelijk van het oorzakelijkheidsbeginsel. De oplossing van Chrysippus is dan helemaal geen oplossing meer. Als de mens werkelijk vrij zou zijn in zijn keuzes dan worden zijn handelingen niet bepaald en gebeurt dus niet alles volgens het oorzakelijkheidsbeginsel. Veronderstellen we daarentegen dat handelingen volledig bepaald zijn door iemands mentaliteit, dan moet een mens op een of andere manier verantwoordelijk zijn voor die mentaliteit. Want als dat niet zo is, hebben we het hele idee van verantwoordelijkheid alsnog aan de kant gezet. Dat veronderstelt echter, dat iemand zijn mentaliteit zelf kan veranderen. Maar hoe kan dat als al zijn handelingen al door die mentaliteit bepaald zijn?

Misschien dat de hierboven al even genoemde Kant een aanzet tot een oplossing voor Chrysippus’ probleem heeft gevonden. Hoewel Kant een sterk voorstander van de vrije wil was, was hij zich er ook van bewust dat we leven in een wereld die bepaald wordt door de wet van oorzaak en gevolg. Maar Kant geloofde dat de wet van oorzaak en gevolg een maaksel van onze geest is om de wereld te kunnen begrijpen. Daarbij maakte hij een onderscheid tussen de fenomenale wereld (de wereld zoals wij die ervaren en waarnemen) en de noumenale wereld (de wereld zoals hij buiten onze ervaring in werkelijkheid is). Met dit onderscheid tussen onze kennis van de dingen zoals wij ze zien en zoals ze werkelijk zijn, impliceert Kant dat determinisme slechts een illusie binnen de fenomenale wereld is. De wet van oorzaak en gevolg bestaat weldegelijk, maar geldt alleen in de fenomenale wereld. In de (noumenale) werkelijkheid, zijn we eigenlijk vrije wezens en kunnen buiten ruimte en tijd echte keuzes worden gemaakt. De mens wordt zo een hybride wezen dat met een been in de fenomenlogische door oorzakelijkheid bepaalde wereld, en met het andere been in de noumenale wereld van de vrije wil staat.



maandag 9 september 2013

DE STOICIJNSE BELOFTE


De moderne mens wentelt zich in een eindeloze reeks van materiële en consumptieve genoegens, of verliest in allerlei vage New Age-achtige ideeën. Beide richtingen zijn niet erg hoopgevend en inspirerend. Ook de verschillende godsdiensten met hun vele irrationele dogma’s hebben de geschoolde, moderne mens van de eenentwintigste eeuw niet veel meer te bieden. Dat is jammer, want als veel mensen zich van de christelijke traditie afkeren, verliezen ze ook de daarmee verbonden humane ideeën. Zoals bijvoorbeeld de christelijke naastenliefde of een verbondenheid met het lot van andere mensen, hier en elders op de wereld. Gemeenschapszin is, op zijn zachtst gezegd, nu niet bepaald het sterkste punt van het moderne liberalisme of het materialistische socialisme.
De stoïcijnse belofte stelt niets in het vooruitzicht, belooft geen eeuwigheid en dreigt niet met straffen en beloningen in een hiernamaals. De deugd is haar eigen beloning. Ze kiest uit de ontstellende hoeveelheid aangeboden consumptiegoederen slechts wat strikt nodig is. Ze doet niet aan 'opgewonden standjes', heeft geen aandacht voor excessievelingen of excessieve dingen. Een stoïcijn is verdraagzaam zonder de eigen norm, moreel kwaad is het allerergste, uit het oog te verliezen. Kortom de stoïcijnse belofte is volledig tegengesteld aan alle 'eisen van deze tijd' en daarmee heeft ze een enorm bevrijdingspotentieel. De 'tempel van de innerlijkheid' brengt geen afwijzing van de wereld of verzaking van de plichten van het alledaagse leven met zich mee.

Zoals keizer Marcus Aurelius, de laatste der stoïcijnen, niet zonder humor zich zelf aanspoorde: 'Wanneer je in de ochtend met tegenzin wakker wordt, laat dan de volgende gedachte bij je opkomen: ik sta op om mijn taak als mens te vervullen. Ben je geboren om te leven of om geleefd te worden?'

zondag 8 september 2013

IS DIT: (x+a)^n=∑_(k=0)^n▒〖(n¦k) x^k a^(n-k) 〗 DE TAAL VAN GOD?


Wiskunde wordt wel de taal van het universum genoemd. Einstein vroeg zich af: "How can it be that mathematics, being after all a product of human thought which is independent of experience, is so admirably appropriate to the objects of reality?”. Is wiskunde een product van de menselijke fantasie, een poging om de chaotische kluwen van gebeurtenissen in de wereld om ons heen een klein beetje te ordenen, of is het meer dan dat en zegt het iets over de werkelijkheid? Bestaan die mathematische entiteiten in het echt, buiten de breinen van de denkende mensen? En ontdekken we ze zoals de ontdekkingsreizigers nieuwe eilanden en continenten ontdekten? Of zijn het creaties van de menselijke geest? Zijn het uitvindingen van ons brein?
Wetenschappers en ingenieurs verbazen zich over de verbluffende nauwkeurigheid waarmee wiskundige formules de werkelijkheid lijken te beschrijven. Het is vaak zelfs zo dat nieuwe wiskundige theorieën voorafgaan aan wetenschappelijke ontdekkingen in de fysieke werkelijkheid. Zo waren de speciale en de algemene relativiteitstheorie Van Einstein lange tijd niet meer dan wiskundige constructies. Pas veel later bleken de voorspellingen over echte gebeurtenissen in de wereld die uit die constructies voortvloeien ook uit te komen. Mathematische concepten duiken overal op in volslagen onverwachte situaties en helpen om de natuur te verklaren tot in de meest onverstelbare details met een beangstigende nauwkeurigheid.

De Hongaarse fysicus en wiskundige Eugene Wigner noemde dit in een lezing uit 1959: "the unreasonable effectiveness of mathematics." (Zie: http://www.dartmouth.edu/~matc/MathDrama/reading/Wigner.html). In verband met de mysterieuze bruikbaarheid van wiskunde binnen de quantummechanica liet hij zich ontvallen: “Het is moeilijk de indruk te vermijden dat we hier stuiten op een wonder!” Twee decennia later vroeg ook de computerspecialist Richard Hamming zich af hoe het mogelijk is dat een aantal getallen en symbolen die mensen op papier schrijven zo verbazingwekkend nauwkeurig blijken te kloppen met de werkelijkheid om ons heen.
De stoïcijnen zouden zich hier niet over verbazen. Ze dachten dat de werkelijkheid in principe kenbaar was. Volgens hen zit de wereld zo in elkaar dat wij mensen als zelfbewust onderdeel van het universum in staat zijn om dat universum te verklaren en ook werkelijk te begrijpen. Hoe moeilijk het ook is, met rationeel (wiskundig) denken zou het mogelijk moeten zijn om uiteindelijk alle raadsels van het bestaan te doorgronden. Of het menselijk brein daar werkelijk toe in staat is en of de wiskunde dan de taal is waarin het boek van het universum geschreven is? Ik weet het niet, maar het is wel leuk om over te speculeren.

vrijdag 23 augustus 2013

MANIEREN OM EMOTIES TE TEMMEM

Je hoort vaak zeggen dat het stoïcisme zich vooral richt op het uitbannen van de emoties. Of dat waar is hangt af van wat je met emoties bedoelt. Gaat het om mentale verstoringen zoals haat of jaloezie, dan zou dat inderdaad verstandig zijn. Gaat het om positievere gevoelens als vreugde, mededogen of liefde, dan ligt dat heel anders. Het stoïcisme wil een betere hantering van opwellingen als boosheid, irrationele angst of ongecontroleerde begeerte, mogelijk maken. Het stoïcisme wil mensen bevrijden uit de heersende macht van geestesgesteldheden die het beoordelingsvermogen vertroebelen en daardoor allerlei ellende veroorzaken.

Het woord emotie is afgeleid van het Latijnse emovere, wat in beweging brengen betekent. Een emotie is dus iets wat maakt dat de geest zich beweegt ten gevolge van een gedachte die schadelijk, neutraal of heilzaam kan zijn. De opgewekte emoties conditioneren de geest en maken dat hij een bepaald perspectief aanneemt, een bepaalde visie op de werkelijkheid. Die visie kan conform de werkelijkheid zijn of totaal vervormd. Als een emotie je innerlijke vrede stimuleert en je aanzet jezelf te ontwikkelen en anderen bij te staan, dan kan je die emotie als positief en constructief beschouwen. Als een emotie je gelijkmoedigheid verstoort en je ertoe aanzet om anderen te schaden, dan valt die emotie als negatief en destructief aan te merken.
Het gaat er dus niet om je emoties op te heffen, maar ervoor te zorgen dat ze iets bijdragen aan je innerlijke vrede en je aanzetten tot een manier van denken, spreken en handelen die jezelf en anderen ten goede komt. Je moet er dus voor waken niet langer de speelbal te zijn van je emoties, door negatieve gevoelens te laten oplossen zodra ze verschijnen en positieve emoties te cultiveren. Het vermeerderen en aaneenschakelen van gedachten en emoties is verantwoordelijk voor je stemming. Dit kan beperkt blijven tot een kort moment of een paar dagen maar op de langere termijn bepalen ze je karaktertrekken. Als je je dus aanwent je emoties optimaal te hanteren, iedere dag en bij iedere opwelling, zul je langzaam maar zeker invloed uitoefenen op je manier van zijn.

Er bestaan verschillende methodes om emoties te leren hanteren. Zoals bijvoorbeeld het toepassen van tegenkrachten of het vermijden van identificatie met de negatieve emotie. Tegenkracht betekent in dit verband het opwekken van een mentale toestand die tegengesteld is aan de verstorende emotie die je wilt opheffen. Zoals een glas water niet tegelijkertijd warm of koud kan zijn kan je niet tegelijkertijd twee tegengestelde emoties ervaren. Tegenover een opwelling van woede zou je bijvoorbeeld een gevoel van tolerantie kunnen oproepen. Je moet dus proberen een tegenemotie op te wekken die sterk genoeg is om de ongewenste emotie te neutraliseren.
Een andere manier om je emoties te hanteren is het mentaal afstand nemen van die emoties. We zijn gewend ons volledig te identificeren met onze emoties. We zijn letterlijk onze emoties. Worden we boos dan zijn we een tijdje een en al boosheid. Die neemt dan onze hele geest in beslag en laat geen ruimte voor andere stemmingen. Toch heeft de menselijke geest het vermogen om op zo’n moment een stapje terug te doen om de boosheid van een afstandje te bekijken. Je observeert dan je emoties op dezelfde manier waarop je een voorwerp in de buitenwereld bekijkt. Het stukje van je geest dat zich bewust is van de boosheid is zelf niet boos. Dat deel van het bewustzijn wordt niet aangetast door de emotie die het immers alleen maar observeert. Door je niet volledig te identificeren met je emotie schep je een bepaalde afstand die die emotie beter te hanteren maakt.
Deze methodes lijken nogal moeilijk te hanteren en het zal in het begin zeker niet altijd lukken om ze toe te passen. In de hectiek van het moment lijkt het in het begin ondoenlijk. Maar door regelmatig te oefenen in de wat minder hectische situaties zul je er toch aan wennen. Al snel leer je de eerste tekenen van een verstorende emotie herkennen. Je kunt dan onmiddellijk tegenkrachten mobiliseren en er op toe zien dat ze niet een te groot deel van je geest gaan beheersen. Zo raak je langzamerhand steeds beter vertrouwd met het functioneren van je bewustzijn, waardoor de vonken van emotionele opwellingen niet meer de kans krijgen uit te groeien tot een bosbrand die je eigen geluk en dat van anderen kan verwoesten.

woensdag 7 augustus 2013

BIJ HET OVERLIJDEN VAN EEN VRIEND (Seneca brief 63)


Beste Lucilius,
Je tobt over de dood van je vriend Flaccus. Toch wil ik niet dat je daarover meer treurt dan redelijk is. Ik durf amper van je te vragen dat je niet treurt. Toch ben ik er zeker van dat dat beter is. Maar aan wie zal die geesteskracht ten deel vallen, tenzij aan wie ver boven het lot staat? Ook hem zal deze gebeurtenis raken, maar meer ook niet. Maar ons kan vergeven worden dat we ons aan tranen overgeven, als zij maar niet al te overvloedig stromen en we ze zelf onderdrukken. Bij het verlies van een vriend hoeven onze ogen niet droog te blijven maar ook weer niet over te stromen; we mogen wenen maar niet jammeren.
Lijkt het je of ik je een harde wet opleg? Toch heeft de grootste Griekse dichter verlof gegeven om slechts één dag te huilen, toch heeft hij gezegd dat zelfs Niobe er aan dacht te eten. Je vraagt waar die jammerklachten vandaan komen en die mateloze huilpartijen? Door middel van tranen zoeken wij bewijzen voor ons gemis en wij geven niet toe aan onze smart maar tonen die. Niemand is bedroefd voor zichzelf. Wat een ongelukkige verdwazing: zelfs in smart steekt nog eerzucht!
'Wat dan?', zeg je, 'moet ik mijn vriend dan maar vergeten?' Je belooft hem maar een korte herinnering, als die even lang zal duren als je verdriet. Al gauw zal een of ander voorval je gezicht uit de plooi halen. Ik wil dat niet opschorten tot het tijdstip waarop elk gemis slijt, waarop zelfs de hevigste rouw tot rust komt. Zodra je ophoudt jezelf te controleren, zal dat uiterlijk van droefheid wijken. Nu bewaak je je verdriet; maar ook aan je bewaking ontsnapt het, en het houdt des te sneller op, naarmate het heviger is.
Laten we ervoor zorgen dat de herinnering aan hen die wij verloren hebben prettig is. Niemand keert graag terug naar datgene waaraan hij slechts gekweld kan terugdenken, zoals ook dit noodzakelijkerwijs moet gebeuren dat de naam van overleden dierbaren ons met enige pijn te binnen schiet. Maar ook deze pijn kent toch zijn genoegen.
Want, zoals onze Attalus placht te zeggen: 'De herinnering aan overleden vrienden is net zo aangenaam zoals sommige vruchten lekker pittig zijn, zoals bij een iets te oude wijn juist de bittere smaak ons zo aanstaat. Maar wanneer er enige tijd verstrijkt, verdwijnt alles wat ons benauwde en breekt het zuivere genot door'.
Als we hem moeten geloven is: 'Denken aan vrienden tijdens hun leven zoveel als genieten van honingkoek en het ophalen van herinneringen aan hen die er niet meer zijn prettig maar niet zonder iets bitters. Wie zal echter ontkennen dat ook dit bittere en wat straffe voedsel de maag prikkelt?'
Ik deel zijn mening niet: voor mij is de gedachte aan overleden vrienden prettig en aangenaam: ik had hen immers met de gedachte dat ik hen zou verliezen, nu heb ik hen verloren met de gedachte dat ik hen nog heb. Doe dus, mijn beste Lucilius, wat past bij je evenwichtigheid; houd ermee op de weldaad van het lot verkeerd te duiden: zij heeft je afgenomen maar ook gegeven.
Laten we daarom gretig genieten van onze vrienden omdat het onzeker is hoe lang dat mogelijk is. Laten wij bedenken hoe vaak wij hen hebben achtergelaten bij het ondernemen van een verre reis, hoe dikwijls wij hen niet gezien hebben, hoewel we op dezelfde plaats verbleven: dan zullen wij begrijpen hoeveel tijd we verkwist hebben bij hun leven.
Moet je hen dan serieus nemen, die heel nonchalant met hun vrienden omspringen, maar uitzinnig rouwen en slechts genegenheid opbrengen voor wie zij verloren hebben? En dan daarom al te omstandig treuren omdat zij vrezen dat er twijfel aan hun genegenheid bestaat? Te laat zoeken zij naar bewijzen voor hun gevoelens.
Als wij nog andere vrienden hebben, bewijzen we hen een slechte dienst en onderschatten hen als zouden zij niet in staat zijn tot troost over de ene die ons ontnomen is. Als wij geen andere vrienden hebben, hebben wij onszelf een groter onrecht aangedaan dan we van het lot te incasseren kregen: dat heeft ons er één ontstolen, wij echter iedereen die we niet tot vriend gemaakt hebben.
Voorts heeft hij zelfs niet al te veel die ene bemind, die niet meer dan één vriend heeft kunnen maken. Als iemand beroofd is en wil blijven jammeren om het verlies van zijn enige hemd, liever dan te bekijken hoe hij aan de kou kan ontsnappen en iets kan vinden om zijn schouders mee te bedekken, zal die je niet allerdwaast toeschijnen? Je hebt iemand uitgeleide gedaan op wie je gesteld was: zoek nu dan iemand om op gesteld te zijn. Het is beter een nieuwe vriend te vinden dan te treuren.
Ik weet dat dit, wat ik eraan toe ga voegen, een uitgesleten pad is maar toch zal ik het niet hierom verzwijgen omdat het al door allen gezegd is: mettertijd bereikt zelfs het einde van de smart degene die daar niet op uit was. Maar het schandelijkste geneesmiddel bij een verstandig mens is toch wel de vermoeidheid om nog verder te treuren: ik wil liever dat jij je smart loslaat dan dat je door hem losgelaten wordt; en houd zo snel mogelijk op dat te doen wat je niet lang zult volhouden, zelfs als je het zult willen.
Onze voorouders hebben voor vrouwen een periode van een jaar vastgesteld om te rouwen, niet om dat zo lang te doen, maar niet langer. Voor mannen is bij wet geen periode vastgelegd, omdat geen enkele passend is. Maar kun je niettemin uit die vrouwtjes, met moeite weggetrokken van de brandstapel, met moeite weggehaald van het stoffelijk overschot, er één noemen, bij wie de tranen een volle maand hebben geduurd? Niets gaat ons sneller tegenstaan dan verdriet, dat nog wel een trooster vindt en mensen tot zich trekt als het pas ontstaan is, maar waar men om lacht als het eenmaal verouderd is, niet ten onrechte: het is dan immers ofwel geveinsd ofwel dwaas.
Dit schrijf ik jou, ik die over Anneus Serenus, die mij zo dierbaar was, zo mateloos getreurd heb dat ik, tegen mijn zin, onder de voorbeelden terechtgekomen ben van diegenen op wie de smart een overwinning behaald heeft. Maar nu veroordeel ik mijn gedrag en begrijp ik dat de voornaamste oorzaak om zo te rouwen geweest is dat ik me nooit gerealiseerd had dat hij vóór mij kon sterven. Dit ene had ik voor ogen, dat hij jonger was en wel veel jonger alsof de lotsbeschikkingen een volgorde in acht zouden nemen!
Laten wij derhalve voortdurend evenzeer bedacht zijn op onze eigen sterfelijkheid als die van allen voor wie wij genegenheid koesteren. Toen had ik moeten zeggen: 'Mijn dierbare Serenus is jonger: wat doet dat ertoe? Hij moet eigenlijk na mij sterven, maar vóór mij kan ook'. Omdat ik dat niet gedaan heb, heeft het lot mij plotseling onvoorbereid getroffen. Nu ben ik er zowel op bedacht dat alles sterfelijk is alsook sterfelijk volgens een onzekere wetmatigheid; vandaag kan gebeuren wat ooit kan gebeuren.
Laten wij dus bedenken, mijn allerdierbaarste Lucilius, dat wij al spoedig daarheen zullen gaan, waar hij tot ons verdriet al aangekomen is. En misschien, als tenminste waar is wat de wijzen zeggen en een of andere plaats ons opneemt, is hij, van wie wij menen dat hij verloren is gegaan, ons daarheen voorgegaan .
Het ga je goed.

donderdag 11 juli 2013

ZIJN STOÏCIJEN ECHT EMOTIELOZE ROBOTS?


Emoties worden vaak gezien als iets menselijks. Ieder mens wordt wel eens boos, blij of verliefd. Maar volgens de Stoa dragen emoties niet bij tot een gelukkig leven. Ze brengen de mens in de war en leiden hem juist weg van het geluk. Een emotie is namelijk een verkeerd oordeel over een bepaalde situatie of een bepaald ding. Wie zich door zijn emotie laat leiden, hecht een irrationele waarde aan zaken die eigenlijk onbelangrijk zijn.
Ja waarde lezer, ik kan me voorstellen dat dat allemaal niet al te vrolijk en aantrekkelijk klinkt. Emoties als liefde, vreugde, lust maar ook angst en spanning geven tenslotte kleur aan het leven. Een emotieloos leven zoals de Stoa lijkt aan te prijzen moet haast wel saai en kleurloos zijn. Emoties zoals wij die kennen zijn echter niet hetzelfde als de emoties waar de Stoa het over heeft. De Stoa heeft een heel eigen emotieleer die nogal afwijkt van wat tegenwoordig gebruikelijk is.
De menselijke ziel bestaat bij de Stoa uit slechts één deel die ze de ratio noemen. Vanuit de ratio komen alle impulsen tot handelen en denken. Hierin verschillen de Stoïcijnen van filosofen als Plato en Aristoteles die emoties als irrationele impulsen voorstelden. Een emotie was voor hen een impuls die los staat van de ratio en vaak tegenovergesteld is aan die ratio. Bij de Stoa is een emotie een bepaald soort streving of impuls die wel degelijk van de ratio afkomstig is. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rationele emoties, de ‘eupatheia’, en irrationele emoties de ‘patheia’. Met rationeel wordt bedoeld dat het een oordeel betreft dat vanuit de rede wordt gevormd, met irrationeel dat het niet aan de juiste norm van rationaliteit voldoet: het oordeel is onjuist. Een ‘patheia’ is dus een excessieve impuls omdat ze een oordeel vormt dat niet past bij de werkelijke situatie. Het is eigenlijk een denkfout, een vergissing.
De ‘patheia ‘worden gezien als iets slechts dat vermeden moet worden, het zijn excessieve rationele impulsen die het gevolg zijn van een vergissing. Het vellen van een oordeel is aan ons en dus is het hebben van emoties (zowel ‘patheia’ als ‘eupatheia’) ook onze verantwoordelijkheid en iets waarover we controle kunnen uitoefenen doordat een emotie niet meer is dan een bepaalde reactie op een impressie die zich aan ons voordoet. We zijn daarom volledig verantwoordelijk voor onze emoties en de handelingen die eruit volgen.
Naast de negatieve ‘patheia’ is er dus nog een andere categorie emoties. De ‘eupatheia zijn goede affectieve responsen. Deze zijn niet excessief en irrationeel, maar het zijn juiste rationele oordelen die in de gegeven situatie passend zijn. Dit betekent dat er geen slechte emoties zijn. Alleen slechte oordelen. Één en dezelfde emotie kan dan onder wisselende omstandigheden zowel een negatieve ‘patheia’ als een positieve ‘eupatheia’ zijn. Neem bijvoorbeeld de emotie angst: het is niet rationeel om bang te zijn voor het donker en een boeman onder je bed, deze angst is dus een ‘patheia’. Maar het zou dom en behoorlijk irrationeel zijn om niet bang te zijn voor een tijger die op je af komt stormen. Dezelfde emotie is hier dus een ‘eupatheia’.
Onder alle omstandigheden goed oordelen is nogal moeilijk, misschien zelfs onmogelijk. De zogenaamde Stoïsche wijze is een ideaal haast mythisch persoon die enkel juiste oordelen heeft. De wijze is verbonden met de Logos en kent daardoor de rationele orde die de wereld bestuurt. Het ontbreken van onjuiste oordelen houdt ook het ontbreken van negatieve emoties in. De wijze verkeert in een toestand van ‘apatheia’, een gemoedsrust die niet door negatieve emoties wordt verstoord. De Stoïsche wijze is vrij van ‘patheia’, maar is geen gevoelloos persoon omdat hij in plaats daarvan de ’eupatheia’ heeft. Het verschil is dat de wijze zich niet laat meeslepen door zijn gevoelens, doordat zijn impulsen in de juiste mate overeenkomt met de waarde van het object, doordat zijn impulsen rationeel gedrag zijn en doordat hij over de aard van elk object het juiste oordeel vormt. Een Stoïcijn probeert het ideaal beeld van een wijze zo dicht mogelijk te benaderen. Een loffelijk streven dat misschien wel nooit behaald kan worden.

dinsdag 25 juni 2013

De stoïcijnen en de Logos


 
‘Alles beweegt, maar in deze veranderlijkheid is er een vast punt. Alles staat naast elkaar, is vaak tegengesteld ,maar het wordt in balans gehouden door een machtig verstand’.

Zo ervoer Heraclitus (544-484 v. Chr.) het universum. Hij gebruikte het Griekse woord Logos om dit verstand, de menselijke kennis en inherente orde van het universum te kenschetsen, een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig is.
Letterlijk betekent Logos: Woord, Rede en Evenwicht. In de eerste betekenis zal het later vooral door gnostici en door joodse en christelijke mystici worden gebruikt. Zo begint bijvoorbeeld het Johannesevangelie met ‘In de beginne was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God’. Drie keer achter elkaar het woord Logos.

In de twee laatste betekenissen werd het begrip gebruikt en verder uitgewerkt door Zeno (334-263 v. Chr.) en door de door hem gestichte stoïcijnse school. De Stoïcijnen verstonden onder Logos de levenskracht van het universum. De Logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voortkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van oorzakelijkheid. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie; maar is er transcendent aan.
De grondgedachte van de Logos is steeds dezelfde gebleven. Het hele universum is gebaseerd op een redelijkheid, die alles schept en in alles de harmonie bewerkt.

In ieder mens zetelt een vonk van deze Logos. Als hij deze vonk erkent, is hij opgenomen in de kosmische harmonie, en bereikt hij dat doel van zijn leven, dat niet in een hiernamaals, maar in dit leven ligt: het geluk. De weg naar dit diepste binnen wordt bepaald door een systeem van deugden en ondeugden. Maar het wezenlijke van de weg is de gemoedsrust, het onbewogen aanvaarden van het noodlot.
Het lijkt alsof met de term Logos een universeel beginsel kan worden aangeduid dat in de loop der tijd in meerdere culturen post heeft gevat. Oosterse filosofieën hebben uiteraard niet het Grieks als hun oorspronkelijke taal, en gebruiken derhalve ook het woord Logos niet, maar ze kennen wel concepten die vergelijkbaar zijn, zoals Tao, Aum en Dharma. Misschien zit er wel iets van waarheid in het stoïcijnse idee van de Logos.

vrijdag 17 mei 2013

STOÏCIJNEN IN DE SUPERMARKT


Je staat in een winkel in de rij voor de kassa en iemand komt aanlopen en gaat voor je staan. Wat doe je en wat voel je? Je zou kunnen oordelen dat deze situatie slecht is: "Ik stond hier eerder, dus mag ik eerder afrekenen. Ga jij eens achter in de rij staan, idioot! Ik stond hier!". De instemming met jet oordeel dat de situatie slecht is gaat gelijk op met de impuls om kwaad te zijn: als je eenmaal vindt dat dit een slechte, onterechte situatie is waarin kwaadheid past, word je tegelijk en volautomatisch kwaad. Als je niet met het oordeel instemt, zal de emotie zich ook niet voordoen. Als de persoon die net voorbij komt gelopen een medewerker is, die achter de kassa wil gaan zitten, dan gaat niet langer op dat de situatie slecht is. Het oordeel verandert en de emotie blijft uit. Waarom zou je als iemand wel voordringt niet ook kunnen oordelen dat kwaadheid niet gepast is als reactie. Onze oordelen hangen af van de waarnemingen die we doen en van onze interpretatie daarvan.
Emoties zijn menselijks. Iedereen wordt wel eens boos, blij of verliefd. Maar volgens de stoïcijnen zijn die emoties de belangrijkste oorzaak van een ongelukkig leven. Ze brengen de mens in de war en leiden hem juist weg van het geluk. Een emotie is een verkeerd oordeel over wat er gebeurd: wie zich door zijn emotie laat leiden, hecht een irrationele waarde aan dingen die eigenlijk onbelangrijk, 'indifferent' zijn. Volgens de stoïcijnen zijn emoties excessieve rationele impulsen die binnen je macht liggen. Dit betekent dat je volledig verantwoordelijk bent voor je emoties en de handelingen die daaruit volgen.

Het vellen van een oordeel is aan ons en dus is het hebben van emoties ook onze verantwoordelijkheid en iets waarop we controle kunnen uitoefenen doordat een emotie niet meer is dan een bepaalde reactie op een impressie die zich aan ons voordoet. Uit het bovenstaande voorbeeld volgt niet dat je volgens de Stoa maar iedereen moet laten voordringen, maar dat reageren vanuit je emotie (in plaats van op een redelijke manier) niet de beste reactie is en je onnodig ongelukkig maakt. De meeste mensen zullen het er mee eens zijn dat het soms niet verstandig is te reageren vanuit je emoties. De Stoa gaat nog een stap verder. Volgens de stoïcijnen is het in geen enkel geval goed om vanuit je emoties te reageren.
Naast irrationele ongeluk brengende emoties zijn er nog andere positieve emoties. Deze zogenaamde eupatheia zijn 'goede affectieve responsen'. Deze zijn niet excessief en irrationeel, maar het zijn juiste rationele oordelen die in de gegeven situatie passend zijn. Dit zijn impulsen die een stoïcijn wel graag wil hebben. Eupatheia zijn bijvoorbeeld voorzichtigheid, oplettendheid en blijdschap.

Een stoïcijn is vrij van emoties, maar is geen gevoelloos persoon omdat hij in plaats daarvan de eupatheia heeft. Het verschil is dat hij zich niet laat meeslepen door zijn gevoelens, doordat zijn impuls in de juiste mate overeenkomt met de waarde van het object, doordat zijn impuls rationeel gedrag is en doordat hij over de aard van elk object het juiste oordeel vormt. Hij weet wat wel en niet binnen zijn macht ligt.

maandag 13 mei 2013

Nog een stoïcijns gedichtje

Mijn lapje grond is klein, en wat het opbrengt weinig,

maar beide geven mij een diepe rust.

De vrede in mijn hart is werkelijk onbezwaard,

niet vatbaar voor kritiek dat ik niets doe.

Laat anderen maar oorlog voeren en besturen,

en meer van dat soort 'grootse' dingen doen.

Als ik maar anoniem mag blijven, buiten het zicht:

zolang ik leef, ben ik dan eigen baas.

Een stoïcijns gedichtje


Alles verscheurt de tand des tijds, en alles snoeit hij,

alles verplaatst hij, niets blijft ongemoeid.

Rivieren verdrogen, de zee vlucht weg van de kust,

bergen vervallen, toppen storten in.

Kinderspel nog maar! De schitterende hemel

zal ooit door eigen vuur ontvlammen.

De dood eist alles. Sterven is een wet, geen straf.

Onze wereld zal eens niet meer bestaan.

zondag 21 april 2013

Geluk volgens de oude Grieken

Deepak Chopra is misschien niet direct een schoolvoorbeeld van een stoïcijns filosoof, maar dit is wel een heel stoïcijnse gedachte. Er is geen reden om gelukkig te zijn. Geluk is een levenshouding die onafhankelijk is van de omstandigheden. Een levenshouding die misschien niet altijd even makkelijk te realiseren valt, maar zeker niet gevonden kan worden in ons o zo populaire hedonisme. Tegenwoordig wordt geluk gemeten aan de hand van de hoeveelheid speelgoedjes die je hebt verzameld, je score op de populariteitsladder en het aantal spannende dingen die je hebt meegemaakt.




dinsdag 9 april 2013

MYSTIEKE IDEEËN VAN EEN OUDE MOPPERAAR


Volgens de oude Grieken kon je ethische vragen niet scheiden van wetenschappelijke vragen. De wereld van goed en kwaad was voor hen dezelfde wereld als de wereld van sterren, planeten en tafelpoten. Toen de eerste filosofen de verhalen over goden en godinnen niet meer voor zoete koek aannamen en naar andere verklaringen voor de dingen in de wereld begonnen te zoeken ontstond er meteen een groot ethisch probleem. Als natuurwetten de gang van zaken bepalen en niet de wil van de goden, hoe moeten de mensen zich dan gedragen?

Heraclitus was één van die eerste Griekse filosofen en wetenschappers die op die vraag een antwoord probeerde te vinden. Hij leefde 2.500 jaar geleden in Efeze, een destijds Griekse stad, in het huidige Turkije. Hij moest niet veel hebben van zijn medemens, die hij beschouwde als een kudde koeien die alleen maar bezig waren met eten, seks en dom vermaak. Andere mensen zouden hem zelfs zo hebben tegengestaan dat hij op een gegeven moment in zijn eentje de wildernis in wilde trekken. De hoge priesteres van Artemis hield hem tegen en vroeg hem om voor zijn vertrek zijn ideeën op te schrijven om het resulterende boek voor het nageslacht in de tempel van Artemis te bewaren. Na dat gedaan te hebben vertrok hij uit de stad en is nooit meer iets van hem vernomen.

Een enkele lezer zal dit verhaal ongetwijfeld aan de grondlegger van het Chinese Taoïsme, Lao Zi, doen denken. Gek genoeg houdt de overeenkomst daar niet op. De overgebleven fragmenten van Heraclitus zijn net zo raadselachtig als de Tao Te Ching, en lijken vaak naar dezelfde dingen te verwijzen.

Zijn beroemdste uitspraak is de stelling dat je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen. Als je een tweede keer in de rivier stapt stroomt er immers ander water doorheen. Alles is voortdurend in stroming; niets bestaat, niets is blijvend, maar alles vloeit en vervloeit. Alles wat we om ons heen zien, bestaat niet onafhankelijk van de rest van het universum, maar ontstaat, groeit 'stroomt' in verbinding met al het andere. Het universum is een dans van tegengestelden die permanent in elkaar overvloeien (these en antithese, yin en yang).

De Stoïcijnen namen deze dynamische kosmologie over en voegden er nog iets aan toe. Volgens hen zette het universum uit en zou het steeds groter worden tot het moment dat alles in een enorme vlammenzee uiteen gereten zou worden. Waarna alles weer opnieuw zou beginnen. Een idee dat na een paar duizend jaar in de vergetelheid te zijn geraakt, met de moderne astronomie weer helemaal terug is.

Achter de eeuwige beweging van tegenstellingen ligt volgens Heraclitus, en de Stoïcijnen, een verenigend principe. Achter de schijnbare chaos verschuilt zich een universele intelligentie, die Heraclitus de logos noemde. Alles verloopt in een vaste orde, volgens een universele natuurwet, die zich bewust is van zich zelf. Deze logos is eigenlijk 'de ziel van de wereld', de wereld is een openbaring van die logos. Al het bestaande, het hele universum is een uitkristallisering van de logos. Maar de logos is meer dan alleen het bestaande, het is zich ook nog eens bewust van zich zelf. Het weet dat het bestaat en het weet wat het is.

Deze 'theorie van alles' vormt de basis voor een ethisch systeem. De mens heeft (iets van) die logos in zichzelf. Hij is niet alleen een materieel onderdeel van het universum, hij is zich ook bewust van zich zelf en dat universum. Hij kan daardoor tot op zekere hoogte de orde in de wereld begrijpen, en zich één voelen met die wereld en de logos.

In navolging van Heraclitus is volgens de Stoïcijnen het doel van het leven het ontwikkelen van ons bewustzijn. We moeten onze egoïstische beperkingen overstijgen en ons bewustzijn uitbreiden om zo contact te kunnen leggen met het universele bewustzijn. Om dit kosmisch bewustzijn te bereiken moet je afstand nemen van egocentrische verlangens en afkeren. Vanuit een kosmisch perspectief bestaat er geen "goed of kwaad". Alles is zoals het behoort te zijn. Volgens Heraclitus kan alleen de wijze, verlichte mens boven de chaos van tegenstellingen uitstijgen en zo de schoonheid van de logos als geheel aanschouwen.

Zelfs voor een filosoof is Heraclitus een vreemde snuiter. Toch hebben vooral de Stoïcijnen veel van zijn ideeën overgenomen. Gelukkig zijn ze niet zo chagrijnig geworden als hun voorbeeld. Waar Heraclitus bekend staat als de "huilende filosoof" staat de Stoïcijn Chryssipus juist bekend als de "lachende filosoof".



maandag 25 maart 2013

DE BANKENCRISIS EN HET STOICISME


Beroof een bank van enkele tienduizenden euro’s en je loopt een goede kans een jaar of tien in de cel te belanden. Leidt een bank en laat door roekeloos winstbejag de wereldeconomie instorten en het ergste wat je kan overkomen is een gouden handdruk van een paar miljoen.
Dubieuze en vaak ronduit illegale beleggingen hebben de nationale en internationale economie ernstige problemen opgeleverd. De schandalen volgen elkaar in hoog tempo op. De publieke verontwaardiging is groot, maar van reële maatregelen om de bankiers en neoliberalen aan banden te leggen is geen sprake. Een verontwaardiging en volkswoede die trouwens wel wat schijnheiligs heeft. De jongens van het snelle geld in hun maatpakken en snelle bolides zijn immers jarenlang de grote voorbeelden en de helden van onze wereld geweest.

Wat is er aan de hand? Waarom wil het maar niet lukken om deze witteboordencriminaliteit aan te pakken? Veel van de dubieuze handelingen zijn gewoon legaal, maar dat verklaart lang niet alles. Er blijven nog genoeg witwaspraktijken, dubbele boekhoudingen, omkopingsschandalen en andere frauduleuze praktijken over om een serieuze vervolging van onze bankiers mogelijk te maken. En toch gebeurt dat niet. Ondanks een enorme publieke verontwaardiging wil de juridische vervolging en bestraffing van deze mensen niet van de grond komen. Ook een aanscherping van de regelgeving die goochelpraktijken met miljarden aan banden zou kunnen leggen wil maar niet tot stand komen. Ons gevoel voor rechtvaardigheid lijkt vast te lopen in een moeras van grote internationale bedrijven. Een rechtstreekse bestraffing van een bankrover is veel makkelijker. Het is duidelijk wat hij heeft gedaan en wie hij heeft benadeeld. Het wordt stukken moeilijker om hetzelfde te doen bij een ondoorzichtige organisatie waar honderden mensen in een ondoorzichtige brei van transacties miljarden weten weg te toveren zonder dat er één persoon duidelijk verantwoordelijk voor is. 
Onvoldoende regulering en ondoorzichtige handelspraktijken maken de aanpak van de internationale financiële sector al een stuk moeilijker. Daarnaast bestaat er ook nog het systeem van de lobbyisten. Voor iedere volksvertegenwoordiger staan tientallen goed betaalde lobbyisten klaar om hem of haar van hun belangen te overtuigen. Dit is een systeem dat op zijn minst op de grens van het toelaatbare ligt en zoals uit allerlei omkopingsschandalen blijkt regelmatig die grens overschrijdt. Gelukkig lopen niet alle volksvertegenwoordigers achter het advertentiegeld van het bedrijfsleven aan. Toch leidt al die verontwaardiging nog steeds niet tot echte veranderingen.

De hele machinerie komt knarsend en puffend tot stilstand. Een ding is in elk geval duidelijk om de boel weer op gang te krijgen: moet er iets fundamenteels veranderen aan de heersende graaicultuur. De op het moment beschikbare middelen om het aan te pakken werken niet. Maar wat werkt dan wel? De teloorgang van het communisme heeft ons geleerd dat overregulering tot een onwerkbare inefficiëntie leidt. Het geldbelust neoliberalisme heeft inmiddels de hele wereld in een crisis weten te storten. Wat blijft er nog over? Een nieuw moreelbesef? De waarden en normen van de jaren vijftig hebben inmiddels ook wel afgedaan.
Het wordt tijd dat de neoliberale zakenman en de door lobbyisten achtervolgde politicus hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Het vergaren van zoveel mogelijk geld en luxe is niet de enige waarde in het menselijk bestaan. Misschien is het tijd om terug te grijpen op de antieken. De door Aristoteles uitgevonden en door de stoïcijnen geperfectioneerden deugdenethiek zou een goede ingang kunnen zijn.
In die deugdenethiek gaat het niet om het volgen van een setje waarden en normen, maar om het perfectioneren van je karakter. De deugd wordt op die manier een karaktertrek. De deugdenethiek van het stoïcisme biedt een systeem waarin de mens en de maatschappij centraal staan en niet alleen het persoonlijk gewin. Net als in het liberalisme ben je als stoïcijn verantwoordelijk voor je eigen ontplooiing, maar die zelfontplooiing moet je vervolgens wel in dienst stellen van de maatschappij. Je kunt je niet rücksichtslos richten op het verwerven van rijkdom, de mensheid als geheel staat altijd op de eerste plaats. Een op deze manier deugdzame bankier zal dus niet alleen proberen de winst van zijn cliënten te maximaliseren om zo een zo hoog mogelijke bonus op te strijken. Nee hij zal vooral kijken naar de maatschappelijke functie van zijn bank. En ook een politicus zal zich niet langer voor het karretje van de lobbyisten laten spannen, maar keuzes maken die het algemeen belang dienen en niet het belang van de neoliberale zakenman.

zondag 10 maart 2013

FILOSOFIE IN DE SPORTSCHOOL

Zoals ik in mijn vorige blog al schreef, wordt filosofie tegenwoordig als een volledig intellectuele activiteit beschouwd. Vanuit je luie stoel met een glaasje cognac in je hand kom je als modern filosoof een heel eind. Klinkt aanlokkelijk. Ten tijd van de stoïcijnen was het toch anders. Filosofie werd gezien als een 'full-body workout' die net zo goed op de sportschool als in de collegezaal werd onderwezen.
Veel antieke filosofen stonden in hun tijd net zo bekend om hun sportieve prestaties als om hun intellectuele lenigheid. Zo was Socrates de meeste geharde soldaat uit het Atheense leger, leefde Diogenes in een wijnton, was Plato een beroemd worstelaar die zelfs furore maakte op de Olympische spelen (zijn naam betekent eigenlijk: 'de breedgeschouderde')  en was de stoïcijn Cleanthes een professioneel bokser.
Filosofie is geen puur theoretisch vak. Je moet die leunstoel uitkomen en laten zien hoe je omgaat met het echte leven. Epictetus waarschuwde zijn leerlingen dat het er niet om ging om hoge cijfers op school te halen. Pas in het echte leven wordt het duidelijk of je iets van je filosofiestudies geleerd hebt. De leraar van Epictetus, Musonius Rufus, is het beste voorbeeld van een filosoof die leerde dat geestelijke en lichamelijke training hand in hand gaan.
Musonius is tegenwoordig een vrij onbekende stoïcijn, maar in zijn eigen tijd was het een echte beroemdheid. Hij werd zelfs de 'Romeinse Socrates' genoemd. Hij was de eerste filosoof die pleitte voor gelijkberechtiging van vrouwen en slaven. Hij vond dat slaven onrechtvaardige bevelen van hun meesters moesten negeren en ook zijn politieke standpunten stak hij niet onder stoelen of banken. Zijn radicale ideeën werden hem niet in dank afgenomen. Hij werd twee keer uit Rome verbannen en kon maar net een terdoodveroordeling ontlopen.
Musonius vond de praktijk dus minstens zo belangrijk als de theorie. Hij zei tegen zijn leerlingen:
De deugd bestaat niet alleen uit theoretische kennis, maar ook uit praktische toepassing, net als de geneeskunde en de muziek. Net als de arts en de musicus die zich niet alleen de theorie van hun vak moeten eigen maken, maar ook de praktijk moet ook de filosoof niet alleen leren wat iemand een goed mens maakt, maar zich ook vol ijver daarin oefenen. Daarom moet op het leren van de lessen die bij iedere deugd horen altijd ook de praktische oefening volgen.
Hoe en op welke manier moeten zij dan geoefend worden? Omdat een mens nu eenmaal niet alleen een ziel is en ook niet alleen een lichaam, maar een combinatie van alle twee, moet de leerling filosoof aan alle twee aandacht besteden. Want ook het lichaam van de filosoof moet goed voorbereid worden op zijn taken.
 
Musonius wil dus dat filosofisch onderwijst zowel mentaal als lichamelijk is. Lichaam en geest moeten gelijkelijk getraind worden. Een aspirant filosoof moet zijn lichaam harden door simpel voedsel te eten en enkel water te drinken, hij moet in een koude kamer op een hard bed slapen en een zware lichamelijke training volgen. Gelukkig alleen als training. Een stoïcijn leidt een normaal leven en mag best van een beetje luxe genieten, maar hij moet wel voorbereid zijn op slechtere tijden.
Toch nog een flinke opgave voor een aartsluiaard als uw schrijver. Het beeld van de filosoof die vanuit zijn leunstoel, met een glaasje wijn onder handbereik, de dingen in de wereld becommentarieert spreekt mij wel aan. Misschien moet ik toch maar eens een blik over de tuinschutting van de epicuristen werpen. In de tuin van Epicurus schijnt het er nogal gezellig aan toe te gaan.
 

zaterdag 23 februari 2013

WISHFUL THINKING?

De filosofie van de afgelopen eeuwen staat wel erg ver af van de filosofie in de Griekse en Romeinse tijd. Vandaag de dag wordt filosofie vooral onderwezen als een puur theoretisch vak. Leerlingen krijgen de theorie van een oude of moderne filosoof voorgeschoteld en worden vervolgens met een proefwerk of een scriptie getest of ze zich die kennis voldoende hebben ingeprent. In de antieke tijd was filosofie een veel praktischere aangelegenheid.Van een leerling werd meer dan alleen een intellectuele prestatie verwacht. Van hem (slechts zelden een haar) werd verwacht dat hij zich een geheel nieuwe manier van leven zou aanleren. Een manier van leven die hem een gelukkig en voorspoedig leven moest garanderen.

Volgens Socrates bestaat er een rechtstreeks verband tussen de filosofie die iemand aanhangt en zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. Hoe je de wereld ziet en wat je denkt dat belangrijk in je leven is bepaalt hoe je je voelt. Socrates spoorde zijn leerlingen aan om zich om hun 'ziel' te bekommeren. Het ging hem niet alleen om de theorie, maar ook om hoe zijn leerlingen zich voelden, om hoe ze in het leven stonden en om wat ze met hun leven deden. Antieke filosofie ging dus heel wat verder dan alleen het bestuderen van theoretische modellen.

Socrates. en met hem de meeste latere Griekse en Romeinse filosofen, ging uit van de optimistische vooronderstelling dat we in staat zijn onszelf te genezen. Door onze meningen en manier van kijken te veranderen kunnen we ook onze emoties aanpassen en kunnen we gelukkiger worden. We hoeven niet te knielen voor de priesters van één of andere religie, of ons uit te strekken op de divan van Freud, evenmin hoeven we naar de apotheek te rennen voor de allernieuwste anti-deppresiva. Nee het vermogen om een gelukkig leven te leiden ligt in onszelf. We zijn alleen vergeten dat dat vermogen in ons zit en daarom zoeken we de oplossing in allerlei externe middeltjes.

Maar is dit niet een al te optimistische inschatting van het menselijk denkvermogen? Zijn we echt in staat om met ons vermogen tot redelijk denken onze emoties te beïnvloeden? Veel moderne psychologen en neurowetenschappers wijzen ons er telkens weer op dat ons hele doen en laten bepaald wordt door onze genen en door de toevallige chemische samenstelling in onze hersenen. Onze besluiten worden vooral onbewust genomen en de menselijke rationaliteit heeft geen of hooguit een verwaarloosbare invloed op onze emoties. We zijn materiële wezens in een materiële wereld en net als alle andere materiële dingen zijn we onderworpen aan de natuurwetten. Volgens  deze wetenschappers hebben we geen vrije wil en kunnen we onze gebruikelijke manier van denken en handelen niet veranderen. We zijn gedoemd om dezelfde fouten telkens opnieuw te maken. Als je de pech hebt aanleg te hebben voor depressies of stress rest alleen nog maar een materiële oplossing. Je kunt hooguit proberen met chemicaliën de chemische disbalans in je hersenen te neutraliseren. Een materiële oplossing voor een materieel probleem.

Er zijn echter steeds meer psychologen en neurologen die denken dat Socrates en zijn opvolgers toch gelijk hadden. Er lijkt hoe langer hoe meer  bewijs te komen voor de stelling dat we door ons denken te veranderen ook onze emoties veranderen. Neurowetenshappers noemen dit 'cognitive reappraissel'. Volgens hen hebben we dan misschien wel geen directe controle over onze emoties, maar kunnen we in de loop der tijd onze ingesleten emotionele reacties veranderen. Het duurt een paar maanden, maar door consequent een andere rationele boodschap aan onze hersenen te sturen verandert ook de neurochemische situatie in ons brein en daarmee onze semi-automatische emoties.

Daarnaast blijkt uit studies naar de zogenaamde 'cognitieve gedragstherapie' dat deze, op de uitgangspunten van de stoïcijnse filosofie gebaseerde, psychotherapie bij depressiviteit en paniekaanvallen een genezingspercentage van ongeveer 70% weet te bewerkstelligen. Met dit percentage verslaat de antieke filosofie ruimschoots onze moderne anti-depressiva. Als we volledig materieel gedetermineerd zouden zijn, zou dit niet mogelijk zijn.

Veel hedendaagse psychologen en neurologen denken dat we twee manieren van denken hebben. Een denksysteem dat snel, onbewust en volautomatisch reageert op alles wat ons overkomt en zich daarbij vooral richt op vaste ingesleten gedragspatronen en gewoontes. En een ander denksysteem dat langzamer en rationeel reflecteert op wat er is gebeurd. Met dit bewuste reflectieve denksysteem, dat trouwens ook meer energie blijkt te kosten en daarom misschien minder populair is, kunnen we op den duur onze gewoontes en gedragspatronen aanpassen. Dit heeft tot gevolg dat ook ons onbewuste en automatische denksysteem anders gaat reageren en dat onze emotionele reacties anders worden.

De oude stoïcijnen zeiden al dat we ons niet kunnen verschuilen achter mooie theorieën. Filosofie is een dagelijkse mentale en vaak ook fysieke training die er toe moet leiden dat we op den duur van nature positieve emoties gaan ervaren. De ingesleten irrationele reactie op wat ons overkomt kan dan vervangen worden door een rationele en veel prettigere reactie. De oude Grieken en Romeinen waren zo gek nog niet toen ze hun kinderen niet alleen naar school stuurden om feitjes te leren, maar ook om een goede manier van leven te leren.