dinsdag 31 december 2019

EEN EINDEJAARSGEDICHT VAN EPICTETUS


Hoofdstuk 53 van het Handboekje van Epictetus

De volgende dichtregels moet je altijd en overal bij de hand hebben:

‘Zeus en Noodlot voer me,
naar de bestemming die je voor me in gedachten hebt.
Ik zal zonder aarzelen volgen. En als ik zo dom ben dat ik dat niet wil,
dan moet ik toch volgen.
Wie zich vrijwillig schikt in zijn Lot
geldt voor ons als wijs en een kenner van de wil van de goden.
‘Maar Crito als de goden het zo willen, laat het dan zo gebeuren.
Natuurlijk, Anytus en Meletus kunnen me wel doden, maar ze kunnen me geen kwaad doen’.

Het is gelukt een jaar lang alle hoofdstukjes van het Handboekje van Epictetus vertaald en van commentaar voorzien. Ik had nooit verwacht dat ik het zou volhouden en ik had al helemaal niet verwacht dat u als trouwe lezer mijn wekelijks gekrabbel zou willen blijven lezen. Gelukkig heeft u dat wel gedaan. Zonder de steun van mijn lezers zou ik de moed algauw opgegeven hebben. Hiervoor dan ook mijn oprechte dank. En dan heb ik u bij het begin van deze serie nog een beetje om de tuin geleid ook. Het Handboekje heeft weliswaar 52 echte hoofdstukjes, maar sluit af met een gedichtje van de stoïcijnse filosoof Cleanthes.

In dit laatste hoofdstukje van het Encheiridion citeert Epictetus dus een paar regels uit een gedicht van Cleanthes. Het gaat om een ander gedicht dan de bekendere ‘Hymne aan Zeus’. Sommige geleerden denken weliswaar dat het om een verdraaid citaat uit de ‘Hymne’ gaat, maar in brief 107 van zijn brieven aan Lucilius citeert ook Seneca uit dit gedicht. Het lijkt er dus op dat het echt een ander stukje poëzie van Cleanthes was. Cleanthes was de opvolger van Zeno. Daarmee was deze voormalig Olympisch bokser de tweede scholarch, het tweede schoolhoofd, van de stoïcijnen in Athene. Van hem wordt verteld dat hij ’s nachts als waterdrager werkte om overdag de filosofielessen van Zeno te kunnen volgen. Het stadsbestuur van Athene vond het verdacht dat hij zonder enige merkbare bron van inkomsten al zijn tijd aan filosofie leek te besteedden en daagden hem voor de rechter. Toen hij echter kon bewijzen dat hij ’s nachts werkte om overdag te kunnen studeren, waren ze daar zo van onder de indruk dat hem een studiebeurs werd aangeboden. Een beurs die hij trouwens, volledig in lijn met zijn filosofie, weigerde te accepteren.

Met Cleanthes kreeg de nog jonge stoïcijnse filosofie een meer religieuze draai. Hij was de eerste die de materie, in tegenstelling tot wat in die tijd gebruikelijk was, niet langer zag als een dode inerte substantie, maar als iets waar krachten in leefden. In zijn ogen maakten die krachten dat materie een zeker bewustzijn had. In zekere zin herenigt hij de logos, de ziel of het bewustzijn van het universum, met de tot dan toe dode materie. Hoe complexere de materie, hoe sterker dat bewustzijn werd, met als ultiem uitvloeisel dat al het bestaande, de volledige kosmos een zelfbewust wezen was. Een wezen dat hij vereenzelvigde met de oppergod Zeus. Ook zijn bekendere ‘Hymne aan Zeus’ lijkt religieus geïnspireerd. Dit quasi religieuze gedicht maakt hem echter nog niet tot een ware gelovige. In één van de weinige fragmenten die verder nog van hem bekend zijn noemt hij de goden mythische figuren die de hemellichamen en natuurkrachten verbeelden. Met Zeus bedoelde hij dus niet de Griekse god die boven op de Olympus met bliksemschichten speelde, maar de natuur, de gehele kosmos al het bestaande. Om niet als goddeloze atheïst te worden bestempeld gaf hij dit wezen de gebruikelijke naam van de Griekse oppergod.

Deze stoïcijnse god bepaalt de loop van de gebeurtenissen. Het is het noodlot waar niemand aan kan ontkomen. Het heeft dan ook geen enkele zin om je te verzetten en je druk te maken over de dingen waar je toch niets aan kan doen. Het is vergeefse moeite en nog dom ook. Je kunt je energie beter in de dingen steken waar je wel invloed op hebt: je verlangens, oordelen en bedoelingen. Als je dat begrijpt en je innerlijke wereld onder controle hebt weten te krijgen ben je in stoïcijnse ogen een wijze. Iemand die zich klagend en scheldend tegen zijn lot probeert te verzetten is een dwaas. Volgens de stoïcijnen zijn we trouwens allemaal dwazen. De enige die dat niet is, de stoïcijnse wijze, is net zo zeldzaam als de Ethiopische feniks. En ook Epictetus wist wel dat een dergelijk fabeldier niet bestond. Klinkt niet zo bemoedigend, maar gelukkig vertelden onze stoïcijnse helden er ook bij dat alleen al de poging om een klein beetje wijzer te worden het leven een stuk dragelijker kon maken.

Het is niet toevallig dat het Handboekje met Socrates eindigt. Socrates was misschien wel de grootste filosofische held van Epictetus. De laatste twee zinnen van het gedicht zijn een stukje uit de Crito van Plato. Dit boek gaat over de veroordeling en terechtstelling van Socrates. Anytus en Meletus waren de aanklagers van Socrates die voor zijn terdoodveroordeling verantwoordelijk waren. In zijn laatste woorden zegt Socrates dat deze twee er dan in geslaagd mogen zijn om hem te doden, maar dat ze heb geen echte schade hebben kunnen toebrengen. Socrates zegt hier, net als later de stoïcijnen, dat de dood iets onbelangrijks is dat geen rol speelt bij een gelukkig en virtuoos leven. Het gaat om de manier waarop je leeft en sterft die bepaalt of je een goed leven leidt. Het gaat om de kwaliteit van leven niet om de kwantiteit. Met deze laatste goede raadgeving van Epictetus en Socrates sluit ik het Handboekje af en wens ik u een heel virtuoos 2020.


vrijdag 27 december 2019

PRAKTIJK BOVEN THEORIE


Hoofdstuk 52 van het Handboekje van Epictetus

Het eerste en belangrijkste onderwerp van de filosofie is het in de praktijk brengen van levenswaarden, neem bijvoorbeeld het principe dat je niet mag liegen. Het tweede onderwerp van de filosofie gaat over de bewijzen, dus hoe je kunt bewijzen dat je niet mag liegen. Het derde onderwerp gaat over het vaststellen en beargumenteren van die bewijzen: Wat maakt dit een bewijs? Wat is dat eigenlijk, een bewijs, een conclusie, een tegenstelling, waarheid, onwaarheid?
Het derde onderwerp is dus nodig voor het tweede en het tweede voor het eerste. Maar het belangrijkste onderwerp, waar je dan ook alle tijd voor moet nemen, is het eerste. Wij doen het echter precies andersom, we richten al onze aandacht op het derde punt en verwaarlozen het eerste punt. Zo komt het dat we liegen terwijl we wel perfect kunnen bewijzen waarom we niet zouden mogen liegen.

Het lijkt er een beetje op maar toch is dit een andere indeling dan de in de inleiding behandelde drie ‘topoi’ van Epictetus’ filosofie. Het eerste onderwerp zou onder de ‘topos’ van het juiste handelen of de ethiek kunnen worden geschoven, het tweede en derde onderwerp uit dit hoofdstukje zouden dan onder de ‘topos’ van het juiste oordeel of de logica vallen. Epictetus wijst hier op de logische redeneringen die overal aan de stoïcijnse filosofie ten grondslag liggen. Je moet tenslotte eerst weten wat concepten als bewijs en waarheid inhouden voordat je er mee kunt beginnen om iets te bewijzen. Pas op het moment dat je iets kunt bewijzen kun je ook echt geldende levensprincipes voor jezelf opstellen.

Epictetus waarschuwt hier weer eens tegen de ivorentoren waar je als filosoof maar al te makkelijk in terecht kan komen. Hij wist dat het voor veel van zijn leerlingen heel verleidelijk was om zich te verliezen in complexe redeneringen en retorische hoogstandjes. De meeste filosofiescholen besteden hun tijd voornamelijk aan de formele kant van hun leer. Ze zijn tot in den treure bezig met het perfectioneren van hun redeneringen en het voeren van eindeloze theoretische discussies, maar ze vergeten daarbij waar het uiteindelijk allemaal om draait: de levenspraktijk. Het gaat Epictetus om het in het hier en nu, midden in de hectiek van de maatschappij, naleven van filosofische levenswaarden en veel minder om de theorie die daar achter ligt. Een theorie die bij de stoïcijnen trouwens wel prima doortimmerd was. De stoïcijnse logica wordt pas in de twintigste eeuw geëvenaard door onze moderne logica. Dat neemt echter niet weg dat voor stoïcijnen de nadruk altijd op de levenspraktijk is blijven liggen.

vrijdag 20 december 2019

NIET MORGEN MAAR NU



Hoofdstuk 51 van het Handboekje van Epictetus

Hoe lang wil je er nog mee wachten om je verstand te gebruiken en voor jezelf te kiezen? De boeken heb je gelezen. Je hebt de leraren gehad die je nodig had. Waar wacht je nog op? Je bent geen kind meer, maar volwassen. Als je nu lui bent en luchthartig en uitstel op uitstel blijft stapelen op zoek naar het juiste moment om voor jezelf te kiezen dan zal je leven ongemerkt voorbij gaan en zal je er bij je dood achter komen dat je niets bereikt hebt.
Er is geen uitstel mogelijk. Nu is het moment om je leven op te eisen en als een volwassene te kiezen voor de goede weg. De goede principes waar mee je ingestemd hebt moeten nu een wet zijn die je niet meer overtreedt. Als het moeilijk wordt en je tegenslag ontmoet, plezierige dingen, roem of hoon bedenk dan dat de wedstrijd nu plaatsvindt, de trainingen zijn voorbij de Olympische Spelen zijn al begonnen. Eén nederlaag één moment van verslapping kan betekenen dat al je vorderingen verloren gaan. Zo werd Socrates de persoon die hij was, door zich onder alle omstandigheden te richten op virtuositeit. En al ben jij dan nog geen Socrates, je moet wel leven alsof je Socrates zou willen zijn.


Nu het Encheiridion zijn einde nadert komt er ook aan de schooltijd van de studenten van Epictetus een einde. Hij roept ze nog één keer op om nu ze de theorie geleerd hebben, het geleerde ook echt in de praktijk te gaan brengen. De tijd van oefenen is voorbij, de leerlingen zijn geen kinderen meer, ze zijn inmiddels oud en wijs genoeg geworden om op eigen benen te staan. Het wordt nu tijd voor actie, in het echte leven buiten de bescherming van de schoolmuren.

Met het behalen van hun ‘diploma’ is de scholing echter nog niet voltooid. Het worden van een stoïcijns filosoof is een levenswerk, waar nooit een einde aan komt. Hoewel het waarschijnlijk onmogelijk is een echte wijze te worden, is het toch iets waar je altijd naar moet blijven streven. Epictetus is hier trouwens wel heel streng, hij zegt dat één enkel foutje, één moment van zwakte al tot een totale nederlaag kan leiden. Dat klopt natuurlijk niet, en dat zegt hij zelf ook. In de Colleges vertelt hij zijn studenten herhaaldelijk dat ze iedere keer nadat ze gevallen zijn weer op kunnen krabbelen en opnieuw kunnen beginnen. Hij is hier zo streng om zijn leerlingen nog een laatste keer op hun hart te drukken dat ze extreem voorzichtig moeten zijn. Ze moeten zichzelf permanent in de gaten houden. Het is ondoenlijk om nooit de fout in te gaan. Op het moment dat je geen fouten meer zou maken, ben je al een wijze.

De schooltijd is voorbij en het leven wordt de volgende leerschool voor de studenten. Volgens Epictetus is dat leven datgene wat er om je heen gebeurt, terwijl je met andere dingen bezig bent. De wedstrijd is al begonnen, je moet oefenen en leren terwijl de strijd om je heen in volle gang is. Je leert en leeft midden in een veldslag die in alle hevigheid gaande is. Epictetus weet dat zijn leerlingen het zwaar gaan krijgen. Het leven van een Romeinse aristocraat, want dat waren zijn studenten, was nauwelijks minder stressvol dan het moderne leven. Er stond hen zonder uitzondering een drukke en verantwoordelijke baan in de keizerlijke hiërarchie te wachten. Het stoïcisme was hun beste kans om de veldslag van het leven op een prettige manier door te komen. En het is in deze hectische tijden ook uw beste kans om een zinvol en gelukkig leven te leiden.

zaterdag 14 december 2019

EENS EEN STOÏCIJN ALTIJD EEN STOÏCIJN


Hoofdstuk 50 van het Handboekje van Epictetus
Wat je je voorneemt om te doen, daar moet je je aan houden als was het een wet, alsof het een doodzonde zou zijn wanneer je die wet zou overtreden. Maak je daarbij niet druk over wat anderen daarvan vinden, daar heb je niets mee te maken.

Epictetus vindt dat zijn leerlingen een duidelijke en bewuste keuze moeten maken om de stoïcijnse principes in hun leven te gaan toepassen. Tijdens hun studie leren ze de theorie van het stoïcisme en krijgen ze inzicht in de consequenties die die theorie voor hun manier van leven zou moeten hebben. Ze weten dat het stoïcisme geen strenge of dogmatische levensleer is en dat het flexibel genoeg is om zich aan veranderende inzichten aan te passen. Maar ze weten ook dat het geen vrijblijvende filosofie is en dat het van zijn aanhangers verlangt dat ze het beste uit zich zelf halen. Op basis van die kennis moeten Epictetus’ studenten op een gegeven moment een weloverwogen keuze maken het stoïcisme als hun levensfilosofie te aanvaarden. Dat ze door hun ouders naar zijn school zijn gestuurd betekent voor Epictetus nog niet dat zijn leerlingen ook automatisch zouden moeten kiezen voor het stoïcisme als levensleer. Ze zijn vrij om hun eigen richting te kiezen en hij stimuleerde zijn leerlingen zelfs om ook eens een kijkje bij concurrerende scholen te nemen. Als ze er uiteindelijk toch voor kiezen om stoïcijns filosoof te worden dan moeten ze dat weloverwogen en met heel hun hart doen. Ze moeten zich dan ook echt voornemen om zich aan de stoïcijnse principes te gaan houden.

De toekomstige stoïcijnen worden dus geacht zich aan hun keuzes te houden. Een keuze voor het stoïcisme is een keuze voor het leven. Ergens anders vergelijkt Epictetus amateurfilosofen die voor de lol een beetje liefhebberen in de filosofie, met kleine kinderen. Het ene moment spelen ze soldaatje of gladiator en even later zijn het toneelspelers of spelen ze met een bal. Stoïcijnen zijn geen kleine kinderen. Als je er echt voor kiest om een stoïcijn te worden dan houd je je daar ook aan. Je kunt niet zodra het een beetje moeilijk wordt van gedachten veranderen en opeens weer hedonist worden.

Epictetus waarschuwt er nog wel voor dat dat waarschijnlijk betekent dat heel wat mensen hen zullen bespotten. Het is zelfs mogelijk dat een aantal van hun oude vrienden en kennissen zich van hen zullen afwenden. In hun ogen zijn het opeens saaie heilige boontjes geworden of rare alternatievelingen. Aan de andere kant lopen ze het risico in de problemen te raken. Stoïcijnen hebben de neiging regelmatig op de lange tenen van machtige personen te gaan staan en die zijn daar maar zelden blij mee. In dit hoofdstukje drukt Epictetus zijn leerlingen op het hart dat de reactie van anderen een stoïcijns filosoof koud moet laten. Hij moet doen wat hij denkt dat goed is om te doen, ongeacht wat anderen daar van vinden.

Epictetus vertelt zijn leerlingen dat de oprechte keuze om stoïcijn te worden niet zonder consequenties zal blijven. Het zal hoe dan ook je leven op zijn kop zetten. Je zult sommige dingen een stuk serieuzer gaan nemen dan vroeger en andere dingen die eerst heel belangrijk leken zullen je voortaan koud laten. Het zijn van stoïcijn heeft dus ook sociale gevolgen. Mensen zullen je een rare snuiter gaan vinden en de kans is groot dat op z’n minst een deel van je ‘vrienden’ zich van je af zal keren. Klinkt misschien allemaal nogal vervelend, maar daar staat dan wel tegenover dat het stoïcisme je een geslaagd en prettig leven kan bezorgen.


vrijdag 6 december 2019

WORD GEEN KAMERGELEERDE


Hoofdstuk 49 van het Handboekje van Epictetus
Als iemand er trots op is dat hij de boeken van Chrysippus begrijpt en kan uitleggen zeg dan tegen jezelf: Als Chrysippus niet zo moeilijk had geschreven dan had die man niets gehad om over op te scheppen. Maar wat wil ik nu eigenlijk? Ik wil de natuur begrijpen en in harmonie met de natuur leven. Ik zoek dus iemand die me de weg kan wijzen en ik hoor dat ik daarvoor bij Chrysippus moet zijn, dus wend ik me tot hem. Maar ik begrijp zijn boeken niet, dus zoek ik iemand die ze voor me kan uitleggen. Zover is er nog niets om trots op te zijn. Wanneer ik iemand gevonden heb die me die boeken kan uitleggen dan moet ik ze nog wel in de praktijk brengen: pas als ik dat doe heb ik echt iets om trots op te zijn. Maar als ik alleen maar bewondering heb voor de uitleg dan ben ik een kamergeleerde geworden en geen filosoof. Het maakt dan niet uit of ik Chrysippus uitleg of Homerus. Als iemand me dus vraagt: ‘Wil je me die tekst van Chrysippus eens uitleggen’? Dan schaam ik me als ik alleen met woorden maar niet met daden in staat ben te laten zien dat ik hem begrepen heb.

Epictetus noemt hier Chrysippus (280-207 v.Chr.), de derde scholarch (schooldirecteur) van de stoïcijnse school in Athene. Hij wordt wel de tweede grondlegger van de stoa genoemd. De biograaf Diogenes Laërtius vertelt dat hij op zeer hoge leeftijd aan een lachbui is overleden. Hij is de grondlegger van de stoïcijnse kennistheorie en logica en schijnt, nog al brutaal, tegen zijn leraar Cleanthes (330-232 v.Chr) gezegd te hebben dat die hem alleen maar de uitkomst van de stoïcijnse theorie hoefde te vertellen. De argumenten zou hij er dan zelf wel bij zoeken.

De stoïcijnse logica en taalfilosofie die met Chrysippus begon is tot op de dag van vandaag vermaard. Er zijn zelfs delen van de stoïcijnse propositielogica die tweeduizend jaar vergeten en onbegrepen zijn gebleven. Pas toen deze vorm van logica in de vorige eeuw door moderne logici weer opnieuw werd uitgevonden, begreep men hoe geavanceerd de stoïcijnse logica eigenlijk was geweest. Zijn redeneringen liggen aan de basis van het goed onderbouwde stoïcijnse systeem. Er woedde in zijn tijd een heftige concurrentie strijd tussen zijn stoïcijnse school en de, op dat moment, sceptische door Plato gestichte Academie. Een strijd die hij uiteindelijk glansrijk wist te winnen. In de Oudheid werd, waarschijnlijk terecht, gezegd dat er zonder Chrysippus geen stoa zou hebben bestaan. Hij wordt dan ook wel eens de tweede oprichter van de stoïcijnse filosofie genoemd.

Chrysippus heeft volgens Diogenes Laërtius meer dan 700 boeken geschreven over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij stond bekend als een groot geleerde en schreef naast boeken over kennistheorie, logica, politiek en ethiek ook boeken over seks en erotiek. Net als bij de meeste stoïcijnse filosofen hebben geen van zijn boeken de Middeleeuwen overleefd. Zijn boeken schijnen geen makkelijke kost te zijn geweest. Zonder hulp van een leraar was er voor een beginnend student nauwelijks uit te komen. Saaie geschriften met redeneringen die door de briljante logicus Chrysippus op een rigoureuze manier kloppend werden gemaakt.

Deze moeilijke boeken van Chrysippus waren verplichte kost voor Epictetus’ leerlingen en waren volgens hem dus zeker nodig voor een goed begrip van de stoïcijnse theorie. Epictetus waarschuwt zijn studenten in dit hoofdstukje echter wel voor de ivorentoren van de kamergeleerde. Het onderzoeken van dit soort teksten heeft een eigen aantrekkingskracht. Intellectueel ingestelde studenten hebben de neiging om helemaal op te gaan in het ontleden van de logica en stijl van de gevoerde redeneringen. Het is verleidelijk om zo een echte theoreticus weggekropen in zijn ivoren toren te worden. Maar het stoïcisme mag dan een ingewikkelde en logisch kloppende theorie hebben, het is toch vooral een praktische filosofie. Een filosofie die bedoeld is om te worden toegepast in het dagelijkse leven. Het beheersen en kunnen uitleggen van de stoïcijnse theorie alleen is niet voldoende. Een stoïcijns filosoof is geen kamergeleerede. Volgens Epictetus is theoretische kennis eigenlijk pas het begin. Het gaat erom die theorie ook echt in de praktijk te brengen. Het stoïcisme is in de eerste plaats een filosofie die geleefd moet worden.