zaterdag 30 september 2017

LAAT U NIET IN DE LUREN LEGGEN

Veel mensen twijfelen aan het nut van logica. Alleen al omdat de menselijke denkwijze helemaal niet logisch is. Wij denken niet volgens strakke onweerlegbare regels, wij denken vooral door middel van vaak onlogische associaties en tegenstellingen. Logica is een geabstraheerde kunstmatige taal die alleen klopt binnen een strak gedefinieerd domein, en dan alleen maar als je je aan strakke regels houdt. In de praktijk van het dagelijks leven is het helemaal niet handig om steeds aan die regels te moeten denken. Toch kan het erg handig zijn om iets van logica te weten. Met een paar basisvaardigheden komt u al een heel eind. Als u de beperkingen ervan goed in het oog houdt kan logica u helpen een betoog (van een ander of van uzelf) kritisch te beoordelen. Dat maakt het voor een ander, en uzelf, een stuk lastiger om u te bedotten.

De stoïcijnen vergeleken de filosofie met een boomgaard: de logica zagen ze als de omheining, de fysica als de bomen en de ethiek als de vruchten. Logica speelde in de stoïcijnse filosofie dus een belangrijke rol. Ze deelden de filosofie op in logica, fysica en ethiek. Logica gaat over argumenteren en redeneren. Iedereen redeneert, u doet het dagelijks zonder er verder bij na te denken. Het is een automatisme. U komt bij een bushalte en ziet dat er niemand staat te wachten, zonder er verder bij na te denken concludeert u dat de bus zeker net vertrokken moet zijn. U redeneert niet alleen zelf, maar loopt ook een heleboel redeneringen van anderen tegen het lijf. De krant, nieuwsberichten, reclameboodschappen ze staan allemaal vol met redeneringen. Ze kunnen ontzettend belangrijk zijn, een arts die een levensreddende diagnose moet stellen, of buitengewoon triviaal, zal ik jam of kaas op mijn brood doen, maar ze vormen een belangrijk bestanddeel van het menselijk leven. De stoïcijnen vonden het dan ook vreemd dat er zo weinig aandacht besteed wordt aan het goed en helder redeneren.

Redeneringen geven redenen voor een bepaalde mening. Zo proberen de reclamejongens u er van te overtuigen dat er heel goede redenen zijn om nu juist hun product te kopen en probeert een politicus u er van te overtuigen dat het verstandig zou zijn als u op hem zou stemmen. Bij het bepalen van de overtuigingskracht van die redenen gaan de meeste mensen op hun gevoel af. Het meisje van de reclame glimlacht heel lief dus zal die tandpasta wel beter zijn dan die van de concurrent. Die en die politicus loopt steeds met een baby op zijn arm, dus hij zal wel goede ideeën over het gezin hebben. Op die manier bepaalt uw reptielenbrein in hoofdzaak wat u van iets vindt. Van een stoïcijn wordt verwacht dat hij verder kijkt dan zijn neus lang is. De redenen voor een oordeel moeten eerst grondig worden bekeken voordat u daar zo maar mee kunt instemmen.

Op het eerste gezicht kunnen bepaalde redeneringen van bijvoorbeeld een verkoper of politicus heel overtuigend overkomen. Als stoïcijn mag u echter niet zomaar afgaan op de eerste indruk die uw reptielenbrein u voorschotelt. U moet, zeker als het om iets gaat dat belangrijk voor u is, eerst even een stapje terug doen. De redenering moet eerst worden onderzocht. De stoïcijnen gebruikten om u daarbij te helpen bepaalde regels. De onderstaande, door mij wat aangepaste, regels vind ik zelf erg handig om een lastige redenering, waar ik het gevoel bij heb dat er ergens iets niet deugd, eens grondig door de mangel te halen.
  1. Wat is het doel van de spreker of auteur? Wie is het? Wat is zijn functie? Wat wil hij bereiken? Heeft hij misschien ook nog een verborgen agenda? Het maakt nogal wat uit of een professor in de klimatologie iets over de opwarming van de Aarde beweert, of dat het een professor in de economie is die als adviseur voor de chemische industrie werkt.
  2. Wat wordt er beweerd? Welke conclusies worden er getrokken? Soms wordt de echte bedoeling van een betoog verstopt tussen allerlei afleidingen of vage uitspraken.
  3. Welke argumenten (premissen) worden aangevoerd om de conclusies te ondersteunen? Let daarbij vooral op signaalwoorden als: ‘omdat’, ‘daarom’, ‘ten gevolge van’. Dit soort woorden wijzen vaak op argumenten en conclusies van een redenering.
  4. Bestaat er onduidelijkheid over de betekenis van bepaalde woorden of uitdrukkingen? Worden er vage of multi-interpretabele woorden gebruikt. Veranderen er woorden in de loop van het betoog van betekenis, en wat betekent dat dan voor het betoog? Zo zal een rechtvaardige verdeling van de rijkdom voor een socialist heel iets anders betekenen dan voor een liberaal.
  5. Zijn de argumenten acceptabel? Kloppen de argumenten inhoudelijk? Met andere woorden zijn de argumenten wel waar? Ga eens kijken wat andere over het onderwerp zeggen. Bestaat er misschien een wetenschappelijke consensus over het onderwerp?
  6.  Is de gevolgde redenering juist? De argumenten kunnen nog zo waar zijn, zonder een logisch kloppende redenering is de conclusie onjuist. Zit er een contradictie verborgen in wat er wordt beweerd? Een inconsistentie is dodelijk voor ieder betoog.
  7. Liggen er impliciete vooronderstellingen aan het betoog ten grondslag? Let daarbij vooral op verzwegen waardeoordelen. Dit kan wijzen op een verborgen agenda. Iemand die er van overtuigd is dat communisten niet deugen zal een heel ander verhaal ophangen dan een fervent aanhanger van Marx.
  8. Welke tegenargumenten bestaan er die de conclusie zouden kunnen ontkrachten? Heeft de auteur die genoemd en voldoende weerlegd? U kunt ook eens kijken hoe anderen over het onderwerp denken.
  9.  Hoe eerlijk heeft u het betoog beoordeeld? Bent u zelf niet bevooroordeeld en hebt u wel voldoende op de bedoeling van de auteur gelet? Misschien is niet alles even helder geformuleerd en moet u soms tussen de regels door lezen. De kritische beoordeling van een tekst is voor een stoïcijn geen wedstrijd of debat. Het is niet de bedoeling om elkaar vliegen af te vangen, maar om verder te komen in het begrip van het onderwerp van het betoog.
  10. Probeer zo objectief en eerlijk mogelijk te zijn. Het gaat een stoïcijn om de feiten en niet om één of ander ideaal. Dat geldt zelfs als die feiten in strijd met de stoïcijnse leer lijken te zijn. Het stoïcisme wil geen strakke dogmatische leer zijn, maar probeert altijd vatbaar te zijn voor nieuwe inzichten en verandering.


       

zondag 17 september 2017

GELUK, DEUGDZAAMHEID EN VIRTUOSITEIT

Alles draait voor een stoïcijn om deugd, ‘areté’ in het Grieks of ‘virtus’ zoals de Romeinen dat noemden. Het woord ‘areté’ of ‘virtus’ heeft in de Oudheid echter wel een heel andere betekenis dan de moderne deugdzaamheid. Het heeft helemaal niets te maken met onze associatie met braaf en kuis. Zelfs dingen en gebruiksvoorwerpen konden deugdzaam zijn, ‘virtus’ bezitten. Een goed stuk gereedschap dat geschikt is voor zijn werk, of een mooi en sterk werkpaard konden net zo goed deugdzaam zijn als een mens. Deugd wordt door de stoïcijnen niet alleen als ethisch correct, maar ook, en eigenlijk zelfs meer, in de moderne betekenis van deugdelijk gebruikt. Alles wat goed en efficiënt functioneert, zoals een deugdelijke hamer, heeft ‘virtus’. Dat geld zowel voor voorwerpen als voor mensen. Een deugdzaam mens is voor een stoïcijn een mens die goed functioneert, die gelukkig is en zich volledig heeft weten te ontplooien. Een voorbeeld om één en ander wat inzichtelijker te maken.

Uw eenzame moeder is ernstig ziek en hulpbehoevend. Als goede dochter (of zoon) trekt u bij haar in om haar te verzorgen. U kiest er voor om zelf geen relatie te hebben en laat uw carrière voor wat het is. Kortom u offert u op voor het welzijn van uw moeder. In de christelijke traditie zou dit als een bijzonder deugdzame stap worden gezien. Het feit dat u door uw keuze minder gelukkig of zelfs ongelukkig wordt, maakt het zelfs nog deugdzamer. Voor een stoïcijn zou dit, om in de terminologie van de christelijke traditie te blijven, een doodzonde zijn. Het is zeker niet verkeerd om u om uw hulpbehoevende moeder te bekommeren, maar u mag uzelf niet voor haar opofferen. Stoïcijnse deugdzaamheid richt zich op het leiden van een goed en prettig leven. Het wil dat u uw talenten ontplooit en de dingen doet die u gelukkig maken. U moet er achter zien te komen waar u goed in bent en wat u gelukkig maakt en moet u daar op richten. Dat zijn de dingen die u deugdzaam, in de stoïcijnse betekenis van het woord, maken.

Nog een voorbeeld. Bij een avondje uit ontmoet een leuke man of vrouw. U heeft het ontzettend gezellig en kunt het enorm goed met elkaar vinden. Eigenlijk heeft u wel zin om als afsluiting van de avond met elkaar het bed in te duiken. Maar deugdzaam als u bent weet u dat een net meisje of een nette jongen dat niet doet. Je hebt de eerste keer dat je elkaar ontmoet geen seks, dat hoort nu eenmaal niet, dat is niet deugdzaam. Een stoïcijn zou dit de grootst mogelijke lariekoek vinden. Zolang u uzelf nog een ander er kwaad mee doet is er geen enkele rede om af te zien van iets waar u plezier aan beleefd.

U moet bij het woord ‘deugd’ dus helemaal niet denken aan netjes en braaf (de stoïcijnen waren allesbehalve braaf), maar eerder aan ‘virtuoos’. Virtuoos betekent volgens de Van Dale iets technisch volmaakt beheersen. Je kunt een virtuoos violist zijn, een virtuoos danser of een virtuoos schermer. Stoïcijnse virtuositeit is vooral op de praktijk van het leven gericht. Een stoïcijn streeft er naar om een virtuoos leven te leiden. Hij wil een expert in de levenskunst zijn en daardoor een gelukkig leven leiden. Het gaat erom dat een mens zich onder de gegeven omstandigheden zo goed mogelijk ontplooit. Hij moet woekeren met zijn kansen en talenten om een zo volledig mogelijk mens worden.


maandag 4 september 2017

DE STOA EN DE TUIN

Toen Zeno van Citium rond 300 v. Christus een filosofieschool stichtte in de beschilderde markthal (stoa poikilé) van Athene was daar een paar jaar eerder in een tuin net buiten de stad de school van Epicurus opgericht. Destijds wees niets er nog op dat dit de twee grote elkaar beconcurrerende scholen van de latere Oudheid zouden worden. De filosofie van Zeno lijkt haast op alle punten het tegendeel van de leer van Epicurus. Volgens Epicurus bestond de kosmos uit een totale chaos van toevalligheden. Je kon je daar als mens maar beter zo min mogelijk van aantrekken en proberen in het verborgene een zo prettig mogelijk leven te leiden. Tegenover het absolute toeval van de epicuristen plaatste Zeno een door natuurwetten beheerste wereldorde. De oneindige ruimte waarin zonder reden of oorzaak werelden ontstaan en spoorloos verdwijnen wordt vervangen door één enkele kosmos die zich periodiek herhaalt en hernieuwt.

Voor de stoïcijnen bestaat er geen toeval, integendeel, alles hangt met elkaar samen via een strikt netwerk van oorzaak en gevolg. Alles wat gebeurt, heeft invloed op ons leven, en ons leven heeft invloed op alles wat gebeurt. Haal één radertje uit het systeem weg, en het systeem is niet meer hetzelfde. Wij als mensen zijn op die manier onlosmakelijk verbonden met de hele kosmos. Een kosmos die bovendien naar logische en redelijke wetten luistert. Het is volgens de stoïcijnen dan ook allerminst toevallig dat wij mensen begiftigd zijn met de capaciteit die logische rede te begrijpen. We maken er immers deel van uit. Zodoende hebben wij mensen het vermogen om de natuurwetten te doorgronden en ons daar naar te richten. De menselijke logica is volgens de stoïcijnen dan ook een natuurgegeven. Daarmee leren wij de oorzaak-gevolg-ordening van de wereld begrijpen.

Verder geloven de filosofen van de tuin in persoonlijke goden die zich in hun absolute gelukzaligheid niets van de rest van het universum, laat staan van de mensheid, aantrekken. De natuur is bij hen onverschillig en vijandig. Bij de stoïcijnen bestaan geen persoonlijke goden, maar wordt het hele universum als goddelijk aangemerkt. In plaats van een vijandig volstrekt willekeurige wereld bestaat er volgens hen een fundamentele verwantschap tussen de natuur en de mensen. De epicuristen geven niets om cultuur, wetenschap en logica, ze zien het hooguit als een hulpmiddel om genot te verwerven. De stoïcijnen daarentegen zien het als een morele plicht om zichzelf te ontwikkelen.

Er is ook een moreel verschil tussen Epicurus en de stoa. Epicurus stelde het genot als uiteindelijke maatstaf. Maar Epicurus laat zich hiermee volgens de stoïcijnen afleiden van de werkelijke zin van ons bestaan. Het is niet zo dat stoïcijnen zich afwendden van alle genot, wat ten onrechte soms wel gedacht wordt, maar door zich te richten op genot, laat je je volgens hen maar afleiden van waar het werkelijk om gaat. Genot is maar tijdelijk. Werkelijk geluk valt volgens de stoa alleen maar te bereiken als we ons richten op de wetten van de natuur. Een wijze vecht niet tegen de gebeurtenissen. Hij beseft dat iedere gebeurtenis plaatsvindt omdat het moet gebeuren, volgens de wetten van de natuur. En hij beseft dat het aanvaarden van de natuur zoals zij is, de enige manier is om gelukkig te worden. Dit is de kern van de stoïcijnse filosofie, een filosofie die vijf eeuwen lang dominant zou worden in de westerse filosofie: van de hellenistische tijd tot diep in de Romeinse tijd.

Ook maatschappelijk zijn het epicurisme en de stoa twee tegenpolen. De epicureeër verbergt zich met een groepje vrienden in zijn tuin en wil niets met andersdenkenden te maken hebben. Hij leeft zo onopvallend en teruggetrokken als maar mogelijk is en streeft naar genot en afwezigheid van pijn. De stoïcijn staat midden in de maatschappij en doet alles wat in zijn vermogen ligt om een prettige en rechtvaardige samenleving te creëren. Ze zijn niet bang om daarbij zo nodig tegen heilige huisjes aan te schoppen. Hij probeert zichzelf zo goed als mogelijk is te ontwikkelen en al zijn talenten te ontplooien.

In de Romeinse tijd was het voor de gegoede burgerij de gewoonte om voor één van deze twee levenswijzen te kiezen. Dat was bepaald geen sinecure want de rest van hun leven zou voortaan bepaald worden door de leerstellingen van zijn school.