donderdag 22 januari 2015

SOCRATES HET GROTE VOORBEELD VAN DE STOÏCIJNEN

Socrates was naast de natuurfilosoof Heraclitus en de cynici één van de grote voorbeelden voor de stoïcijnen. De weg naar de cynici loopt via Antihistenes, een vriend van Socrates, en de grondlegger van de cynische school, via Diogenes en Crates rechtstreeks naar Zeno. Van Zeno, de grondlegger van de stoïcijnse school, wordt gezegd dat hij door het lezen over Socrates in Xenophon’s ‘Memorabilia’ tot de filosofie werd bekeerd. Tijdens een bezoek aan Athene zou hij bij een boekenstalletje in de ‘Memorabilie’ hebben gebladerd en aan de boekverkoper gevraagd hebben waar je zo’n man als Socrates kon vinden. Net op dat moment liep de toenmalige leider van de cynici Crates, voorbij. Volg die man, zie de boekverkoper. En Crates werd zo de eerste filosofieleraar van Zeno.

Net als de cynici beschouwen de stoïcijnen het leiden van een leven in overeenstemming met de natuur als het hoogste menselijke goed. Toch was het in hun ogen vooral Socrates en niet de cynici die liet zien hoe een dergelijke leven er uit zag. Volgens de stoïcijnen is een leven volgens de natuur, het leven dat geschikt is voor ieder levend wezen, waardoor het past in de volmaakte ordening van de natuur als geheel. Mensen zijn rationele wezens. Een leven in overeenstemming met de natuur is daarom voor mensen een leven dat in overeenstemming is met de rede. Omdat er in de menselijke geest geen verschil bestaat tussen rationele en niet-rationele elementen, is er ook geen onderscheid tussen morele deugdzaamheid en rationaliteit. Bijgevolg aanvaarde de stoïcijnen de fundamentele leerstelling van de socratische ethiek dat deugdzaamheid kennis is en dat deugdzaamheid voldoende is voor een gelukkig leven (eudaimonia).

Volgens de stoïcijnen is die deugdzaamheid, of eigenlijk meer levensvirtuositeit, het enige onvoorwaardelijk goede. Al het andere is noch goed, noch slecht en wordt dus onbetekenend genoemd. Volgens Zeno waren alle deugden één. De verschillende deugden, zoals wijsheid, zelfbeheersing en rechtvaardigheid, waren in zijn ogen alternatieve manieren om de ene deugd te omschrijven. Het waren karakteriseringen van de kennis van het virtuoze onder verschillende omstandigheden.

De socratische ethiek leidt wel tot een beruchte impasse. Als deugd kennis is en deugd het enige goede, verwordt deugd dus tot niet meer dan een soort intelligentie. Volgens Plutarchus, een beruchte criticaster van de stoïcijnen, ontstaat er zo een cirkelredenering. Het virtuoze (de deugd) is intelligentie en intelligentie is kennis van het virtuoze. Op die manier blijf je eeuwig in een vicieuze cirkel ronddraaien. Een ongeldige redenering die volgens Plutarchus het bewijs is dat zowel Socrates als de stoïcijnen het bij het verkeerde eind hebben.

Wat Socrates betreft had hij een punt, maar de stoïcijnen zijn niet voor één gat te vangen. Hun leerstelling dat menselijke deugd neerkomt op een leven in overeenstemming met de natuur biedt een ontsnappingsroute. Inderdaad is menselijke deugd kennis van deugd, maar dat is iets anders dan alleen maar kennis van menselijke deugd. Het is de kennis van de deugd van het universum. Door het verwezenlijken van een volmaakte rationaliteit kan overstemming met deze universele deugd worden bereikt. En daarmee ontsnappen de stoïcijnen aan de vicieuze cirkel van Socrates.

De stoïcijnse leerstelling dat de menselijke virtuositeit afhankelijk is van de rationele ordening van het universum wordt door hen wel aan Socrates toegeschreven, maar is in feite een typisch stoïcijnse uitbreiding van de socratische ethiek. Socrates hield zich doorgaans verre van alles wat met natuurfilosofie te maken had. Het stoïcijnse beeld van de kosmos als een intelligent en zich zelf organiserend wezen is typisch stoïcijns. De stoïcijnen wilden graag socratici genoemd worden en dichtte daarom een eigen leerstelling aan hem toe.

Een ander kritiekpunt van Plutarchus lag in de stelling dat alleen de deugd goed is. Zo blijft er volgens hem wel heel weinig ruimte over voor de gewone dingen van het leven. Alles wat niet deugdzaam of virtuoos is is onbelangrijk, onbetekenend. Het onbetekende was voor de stoïcijnen echter niet zo onbelangrijk als de term en Plutarchus lijken te suggereren. Er werd een onderscheid gemaakt tussen onbetekenende dingen die de voorkeur verdienen, zoals gezondheid en succes, en onbetekenende dingen die beter vermeden kunnen worden, zoals ziekte en mislukking. Geen van beide onbetekenende dingen is deugdzamer dan de ander, maar de natuur spoort ons wel aan om wat de voorkeur verdient na te streven en om dat wat niet de voorkeur verdient te vermijden. Het nastreven en vermijden van die dingen is, ongeacht de uitkomst, juist weer wel deugdzaam of virtuoos. Deugd of een virtuoos leven bestaat er dan dus in om de juiste keuze te maken in overeenstemming met de natuurlijke roep om de te prefereren dingen na te streven. De uitkomst van die keuzes voor de onbetekenende dingen is dus onbetekenend, maar het maken van de juiste keuze is wel van het grootste belang.


De stoïcijnen sloten zich dus graag aan bij de legendarische Socrates. Zo graag zelfs dat ze zelf ontdekte verbeteringen aan hem toeschreven. De stoïcijnen beperkten hun filosofie niet zoals Socrates tot de ethiek, maar ontwikkelden een alles omvattend systeem. In hun drang om zicht bij de grote Socrates aan te sluiten cijferden ze zich zelf weg. Ten onrechte hun eigen filosofisch systeem zit heel wat beter in elkaar dan de socratische ethiek.