vrijdag 29 november 2019

JE BENT ZELF JE GROOTSTE VIJAND


Hoofdstuk 48 van het Handboekje van Epictetus

De toestand en het karakter van een leek: goede en slechte dingen komen volgens hem van buiten. De toestand en het karakter van een filosoof: goede en slechte dingen komen uitsluitend uit hemzelf.

Aanwijzingen dat iemand vooruitgang boekt: hij beschuldigt en prijst niemand en hij ziet zichzelf niet als iemand die iets voorstelt of iets weet. Als iets hem dwars zit of als iemand hem hindert, geeft hij alleen zichzelf de schuld. Als iemand hem prijst lacht hij in zichzelf over degene die dat doet. Als iemand hem beschimpt verdedigt hij zich niet. Hij loopt rond als iemand die net hersteld is van een ziekte, voorzichtig om te voorkomen dat hij weer ziek wordt voor hij helemaal genezen is. Hij heeft afstand gedaan van al zijn verlangens en verwachtingen, en hij probeert alleen nog maar de onnatuurlijke dingen die hij niet in zijn macht heeft te ontlopen. Hij is overal matig in. Het kan hem niet schelen of hij dom en onnozel overkomt. Kortom; hij is op zijn hoede voor zichzelf als voor een vijand die in een hinderlaag ligt.

Epictetus maakt een onderscheid tussen leken: niet opgeleide mensen die door de stoïcijnen ook wel de dwazen of idioten worden genoemd, en filosofen: mensen die bezig zijn met hun filosofiestudie en vooruitgang boeken, maar in stoïcijnse ogen nog steeds dwaas zijn. Epictetus en de andere stoïcijnse filosofen rekenen zichzelf tot deze categorie. Dat betekent dat ze zich zelf nog steeds als dwazen beschouwen, maar dan wel dwazen die tenminste van zichzelf weten dat ze niet helemaal goed bij hun hoofd zijn. Dat maakt ze niet minder gestoord, de stoïcijnen zeggen dat het niet uitmaakt of je maar twee centimeter onder water ligt of tweehonderd meter, verdrinken doe je toch wel. Tenslotte heb je nog de categorie van de wijzen: mensen die in de oosterse traditie als verlichten worden gezien. Onfeilbaar in hun verlangen, oordelen en handelen. Volgens de stoïcijnen zijn dit soort mensen net zo zeldzaam als de Ethiopische feniks, zelfs Socrates voldeed niet aan de criteria.

Leken maken de fout dat ze menen dat alle goede en slechte dingen van buiten komen. Dingen als geld, gezondheid, een mooie partner en populariteit zijn in hun ogen onontbeerlijk voor een goed en gelukkig leven. En het ontbreken van dit soort externe zaken leidt volgens een leek onvermijdelijk tot een slecht en ongelukkig leven. Ze leveren zo hun leven met huid en haar over aan het noodlot en het handelen van andere mensen. Als de wereld en anderen zich niet aan hun wensen willen aanpassen voelen ze zich ellendig en verongelijkt. Volgens Epicetus zijn leken hierdoor gedoemd ongelukkig te worden.

Filosofen weten dat de criteria voor goed en kwaad in hen zelf liggen. Ze proberen zo veel mogelijk de stoïcijnse principes in hun dagelijks leven toe te passen en leiden daardoor een wat prettiger leven dan de gemiddelde leek. Ze beseffen dat hun geluk helemaal niet afhankelijk is van externe dingen en gebeurtenissen, maar dat hun geluk afhangt van de wijze waarop ze met al die externe zaken omgaan. En de manier waarop ze daarmee omgaan is weer het gevolg van hun karakter en zelfbewustzijn. En daar hebben ze in principe de volledig controle over. Door dat te weten zullen ze het noodlot dat hen treft niet vervloeken en zullen ze andere mensen geen verwijten maken. Ze weten dat alleen hun eigen persoonlijke kijk op het leven bepaalt hoe ze zich voelen. Ze zullen anderen er dan ook nooit de schuld van geven als ze zich rot voelen, maar alleen zich zelf.

Beledigingen en standjes laten een filosoof net zo koud als complimentjes. Ook kan het hen niets schelen als anderen hen dom of raar vinden. Ze weten dat dit soort oordelen externe zaken betreffen en dus onbelangrijk zijn voor een goed en gelukkig leven. Ze zijn gestopt dingen te wensen of ergens op te hopen. Ook zijn ze gestopt ergens bang voor te zijn. Dit omdat ze weten dat de wereld zich toch niets van hun verlangens zal aantrekken. Ze willen en verlangen niets anders dan dat er gebeurt wat er gebeurt. Volgens de stoïcijnen kan je pas echt met leven beginnen op het moment dat je alle hoop hebt opgegeven. Een heel raar standpunt in een wereld waar iedereen je maar blijft vertellen dat je de hoop nooit mag opgeven.

Epictetus weet ook wel dat dat allemaal niet vanzelf gaat. Zijn leerlingen zullen niet zo maar ophouden dingen te wensen en vrezen. Sterker nog hij besefte dat ze, net als hijzelf trouwens, regelmatig aan allerlei verlangens en angsten zou bloot staan. Hij maant ze dan ook voorzichtig te zijn als een patiënt die nog bezig is te herstellen van een ernstige ziekte. Het is onvermijdelijk dat ze zo nu en dan een terugslag zullen ervaren en zich weer even rot zullen voelen. Maar door consequent aan hun geestelijke gezondheid te werken en door zichzelf in de gaten te houden als een vijand die altijd ergens op de loer ligt kunnen ze toch stapje voor stapje gezonder worden. In de ogen van Epictetus ben je dus zelf je grootste vijand.


vrijdag 22 november 2019

ONTSPULLEN ALS EEN STOÏCIJN


Hoofdstuk 47 van het Handboekje van Epictetus
Wanneer je jezelf een eenvoudige levensstijl hebt aangewend, moet je er geen show van maken. Als je alleen water drinkt laat dan niet steeds merken dat je dat doet. En als je een oefening wilt doen om je te harden ga dan niet in het openbaar een standbeeld omarmen. Maar neem als je dorst hebt een slok water en spuug die dan weer uit, zonder het aan iemand te laten merken.

Stoïcijnen streven een simpele levensstijl na. Niet omdat ze ascetisch willen zijn en hun huidige bestaan willen wegcijferen voor een betere toekomst in één of ander hiernamaals, maar omdat het gewoon een prettigere manier van leven is. Al die bezittingen en luxe, al die feesten en verre vakanties zijn als het puntje bij het paaltje komt vooral bronnen van stress en ongemak. Epictetus zou de huidige trend van het ontspullen wel hebben zien zitten. Veel bezittingen staan garant voor veel zorgen. Verre vakanties en een druk sociaal leven met al zijn verplichtingen van dien zijn ook niet bepaald ontspannend. Epictetus weet dat een eenvoudig leven vaak heel wat spanningen en zorgen kan voorkomen. En beveelt zijn leerlingen een dergelijke levensstijl dan ook van harte aan.

Er zijn echter mensen die zich er op voor staan een eenvoudig en ascetisch leven te leiden. Epictetus waarschuwt zijn studenten voor een dergelijke houding. Sommige mensen schieten door in hun drang naar eenvoud. In Rome waren er fanatiekelingen die in de winter en hun blootje standbeelden gingen omarmen om te laten zien hoe stoer ze wel niet waren. Epictetus vond dit soort uitsloverij veel te extreem. In zijn ogen was het vooral dom en onzinnig. Zeker de stoïcijnen kenden bepaalde oefeningen waarin ze zich trainden in het ondergaan van allerlei ontberingen, maar dat was bedoeld om de angst voor vervelende gebeurtenissen te verminderen. Als je weet dat je goed in staat bent om honger en kou te doorstaan dan zal je allicht minder bang zijn om je baan te verliezen en in armoede te leven. Dat een stoïcijn dergelijke oefeningen doet betekent echter nog niet dat ze ook zo zouden moeten leven. Helemaal niet. Een geriefelijk en prettig leven is absoluut niet in strijd met het stoïcisme. Het is weldegelijk in strijd met het stoïcisme om in een soort misplaatste trots te laten zien dat je een simpel leven leidt. Je doet het tenslotte niet om stoer en gehard over te komen, maar alleen omdat een dergelijk leven gewoon prettiger is.

vrijdag 15 november 2019

STOÏCIJNEN ZIJN LOSERS


Hoofdstuk 46 van het Handboekje van Epictetus
Noem jezelf nooit een filosoof en praat niet te veel met leken over je filosofie, doe liever de dingen die je filosofie je voorschrijven. Zo moet je bijvoorbeeld tijdens een diner ook niet de etiquetteregels gaan uitleggen, maar eten op de manier zoals dat hoort. Socrates was zo vrij van eigendunk dat hij mensen die hem naar een filosofieleraar vroegen naar één van zijn concurrenten toebracht. Zo weinig kon het hem schelen dat hij over het hoofd werd gezien.
Als je met niet-filosofen praat en het gesprek op filosofie komt, kun je beter je mond houden. Het risico is namelijk groot dat je dingen begint uit te braken die je zelf nog niet verteerd hebt. Zodra je niet meer beledigd bent als iemand je een dombo noemt ben je op de goede weg. Schapen braken ook geen gras uit om de herder te laten zien hoeveel ze wel niet hebben gegeten. Door het te verteren en wol en melk te produceren laten ze zien wat ze gedaan hebben. Ook jij moet aan leken niet laten zien wat je allemaal wel niet bestudeerd hebt, maar je moet door je gedrag laten zien dat je de theorie verteerd en begrepen hebt.

Filosofische kennis is niet iets waar je tijdens een feestje mee kunt pochen om interessant over te komen. Het is een manier van leven dat in je gedrag naar voren komt. Voor Epictetus is filosofie iets wat je toepast en niet iets waar je eindeloos over blijft door praten. Hij verbiedt zijn leerlingen niet om over filosofie te praten. Zelfs niet met leken. Maar hij waarschuwt ze er wel voor om niet van alles te beweren dat ze zelf niet waar kunnen maken. Hij vergelijkt het bestuderen van filosofie met schapen die gras eten. De schapen verteren het gras en geven wol en melk. Zo moeten ook filosofiestudenten de bestudeerde theorie verwerken en omzetten in gedrag. Het gaat Epictetus niet om een intellectueel begrip van de theorie, maar om een karakterverandering. Studie en begrip van de stof alleen zijn niet voldoende, het is de praktijk waar het allemaal om draait.

Het is volgens hem dan ook nergens voor nodig om je er op voor te staan dat je een filosoof bent. Voel je dan ook niet tekortgedaan als mensen je een dombo noemen of laten merken dat je een loser bent. Als filosoof vind je nu eenmaal niet dezelfde dingen belangrijk die de mensen in je omgeving zo bezighouden. De taoïstische filosoof Zhuang Zi zei het zo: ‘Alleen zij, die dat, waarover de mensen van de wereld zich druk maken op hun gemak doen, mogen zich druk maken over hetgeen de mensen van de wereld op hun gemak doen’. In de ogen van de meeste mensen zullen stoïcijnen wel als losers worden gezien, maar het kan ze geen barst schelen. Zelfs de grote filosoof Socrates was helemaal niet beledigd op het moment dat mensen hem vroegen om hen naar een filosofieleraar toe te brengen. Het is juist een teken van vooruitgang als het je lukt om rustig te blijven op het moment dat mensen je filosofie belachelijk maken en je een loser noemen.


vrijdag 8 november 2019

STICK TO THE FACTS


Hoofdstuk 45 van het Handboekje van Epictetus
Iemand baadt snel, zeg dan niet dat hij zich slecht wast, maar dat hij zich snel wast. Iemand drinkt veel wijn, zeg dan niet dat hij te veel drinkt, maar dat hij veel wijn drinkt. Want hoe kun je voordat je iemands motieven kent weten of het slecht is wat hij doet? Zo kun je voorkomen dat je feiten en meningen door elkaar haalt.

Epictetus wil dat zijn leerlingen zich zo veel mogelijk aan de feiten houden en hun meningen laten voor wat ze zijn. Hij wist dat mensen de aangeboren neiging hebben om aan alles wat hen overkomt meteen een waardeoordeel te verbinden. Als je op een zebrapad staat en er een vrachtwagen in volle vaart op je af komt denderen dan is het waardeoordeel dat er iets bijzonder onaangenaams staat te gebeuren als je niet maakt dat je weg komt zeker op zijn plaats. Maar over het algemeen heeft het weinig zin om overal een mening over te hebben. Zeker als het over het gedrag van andere mensen gaat.

Het gedrag van anderen is een feitelijke gebeurtenis en het is nergens voor nodig om daar ook nog eens een oordeel over te vellen. Zeker als het geen betrekking op jou heeft is het voldoende om het voor kennisgeving aan te nemen. Pas op het moment dat je de redenen weet waarom iemand iets doet zou je iets kunnen zeggen over het goede of slechte van de onderhavige handeling. Maar waarom zou je je eigenlijk druk maken om het gedrag van anderen? Je hebt tenslotte al genoeg aan je zelf. Het is immers al moeilijk genoeg om je eigen gedrag en je eigen gevoelens een beetje onder controle te houden. Voor veel mensen is het misschien een geliefd tijdverdrijf om anderen de maat te nemen, maar een stoïcijn heeft daar geen tijd en energie voor. Het is bovendien nutteloos. Je gaat je misschien wel beter en boven anderen verheven voelen als je samen met gelijkgestemden over het falen van anderen debatteert maar wat schiet je daar nu eigenlijk mee op. Word je er zelf echt een beter en gelukkiger mens van? Volgens Epictetus in elk geval niet. Houdt je bij de feiten en als je ergens dan toch een mening over moet hebben, zorg dan in elk geval dat je alle redenen en motivaties goed op een rijtje hebt.


vrijdag 1 november 2019

WE LEVEN IN EEN SCHIJNWERELD


Hoofdstuk 44 van het Handboekje van Epictetus
De volgende uitspraken zijn fout: ‘Ik ben rijker dus ik ben beter dan jij.’ ‘Ik ben een vlottere prater dus ik ben beter dan jij.’ Deze uitspraken zijn wel goed: ‘Ik ben rijker dus ik heb meer geld dan jij.’ ‘Ik ben een vlottere prater dus ik ben welsprekender dan jij.’ Je bent tenslotte noch je bezit, noch je welsprekendheid

Net als in de Oudheid omringen mensen zich tegenwoordig met de nieuwste, duurste en aantrekkelijkste consumptiegoederen om naar de buitenwereld uit te stralen dat ze rijk, succesvol en in het leven geslaagd zijn. Hebt u een vlotte babbel en bent u een zogenaamde ‘snelle jongen’ dan staat u in het centrum van de belangstelling. U bent populair en hebt status. De moderne wereld is daardoor steeds meer op een schijnvertoning gaan lijken, waarin uiterlijkheden het maatschappelijk verkeer bepalen. De kleding die u draag de gadgets waarover u beschikt, de auto waarin u rondrijdt, het huis waarin u woont bepalen uw sociale status. Ook in de Romeinse tijd was dat al het geval, maar voor een stoïcijn is dat natuurlijk de groots mogelijke onzin.

Al die zogenaamde rijkdom, die schijnwereld van de social media, die reizen naar exotische bestemmingen en andere protserige praalzucht is niet meer dan het schitterende omhulsel van een lege geest. Epictetus’ leerlingen waren zich er goed van bewust dat de waarde van een persoon in zijn karakter ligt en niet in zijn bezittingen en toevallige talenten. Het is natuurlijk prettig om rijk en welsprekend te zijn. Dat zou Epictetus zeker niet ontkennen. Maar het gaat niet om geld en eloquentie, maar om wat je er mee doet. Het gebruik dat je maakt van je bezittingen en talenten weerspiegelt je karakter en daar kun je de ware waarde van een persoon aan aflezen.

In dit hoofdstukje wijst Epictetus er ook maar weer eens op dat je als stoïcijn moet leren je tot de feiten te beperken. Rijkdom en welvaart zeggen niets over iemands karakter. Beroemdheid en populariteit doen dat al evenmin. Dat betekent natuurlijk niet dat iemand die arm en onbekend is opeens beter zou zijn dan zijn rijkere medemens en wel een hoogstaand karakter zou hebben. Stoïcisme is iets anders dan socialisme. Het gaat een stoïcijn om de persoon die u bent, om de dingen die u in uw leven doet. De rest is onbelangrijk en speelt geen enkele rol.