woensdag 29 juli 2020

TREK U TERUG IN UW INNERLIJK KASTEEL

U zult het zo nu en dan wel eens allemaal zat zijn. Veel mensen voelen zich wel eens moe, wat zeg ik uitgeput en verlangen er dan naar om zich terug te trekken uit de hectiek van het dagelijkse bestaan. De jaarlijkse vakanties en tripjes bieden niet langer de beloofde rust en ontspanning. We hebben er gewoon even helemaal genoeg van. Onze stoïcijnse keizer Marcus Aurelius kende dat gevoel en hij zou geen stoïcijn zijn geweest als hij niet naar een oplossing had gezocht. In zijn dagboek sprak hij zichzelf toe:

Veel mensen willen zich terugtrekken op het platteland, aan zee of in de bergen. En je weet maar al te goed dat je dat zelf ook graag zou willen. Maar dan snap je je eigen filosofie niet. Je kunt je immers waar en wanneer je maar wilt terugtrekken in jezelf. Nergens kun je je beter terugtrekken dan in je eigen geest. Als je je er op toelegt kun je je daar volkomen rustig en ontspannen voelen. Gun jezelf die afzondering en je zult je krachten weer hervinden. Spreek jezelf dan toe met een aantal bondige en krachtige waarheden waarmee je al je zorgen en ergernissen van je af kunt zetten voor je weer terugkeert naar je dagelijkse hectiek.
Waar zou je je eigenlijk aan moeten ergeren? Aan de slechtheid van de mensen? Bedenk dat we allemaal sociale en redelijke wezens zijn. Tolerantie is een onderdeel van de deugd van rechtvaardigheid. Niemand doet kwaad uit vrije wil. Denk aan al die mensen die elkaar gehaat, verafschuwd en bestreden hebben, en die nu tot stof vergaan in hun graf liggen. Zet die zinloze ergernissen nu eindelijk eens van je af.
Ben je dan misschien ontevreden over het lot dat je treft? Bedenk dan dat het universum of een chaotische dans van atomen is, of onderworpen is aan de voorzienigheid van deterministische natuurwetten. Herinner je er dan aan hoeveel er op wijst dat het universum een onontkomelijk en geordend geheel lijkt.
Heb je last van lichamelijke aandoeningen? Bedenk dan dat het zelfbewustzijn als het zich eenmaal heeft losgemaakt en zijn eigen macht heeft ontdekt niets meer te maken heeft met je lichamelijke conditie. Bedenk dat genot en pijn dan niet langer belangrijk zijn.
Brengt het verlangen naar populariteit je uit balans? Kijk dan eens hoe snel alles vergeten wordt en kijk naar de peilloze afgrond van de tijd voor en na je korte bestaan. Bedenk hoe leeg roem is. Hoe veranderlijk en stompzinnig het oordeel van je bewonderaars. Hoe beperkt in ruimte en tijd jouw roem is. De hele aarde is immers niet meer dan een stipje in het heelal en hoe klein moet jouw woonplaats dan wel niet zijn? Hoeveel mensen zullen je daar dan bewonderen en wat voor soort mensen zullen dat dan wel niet zijn?
Denk daarom aan de mogelijkheid om je terug te trekken in je kleine privédomein. Forceer jezelf niet en laat je niet uit je evenwicht brengen, maar wees een mens, een wereldburger een sterfelijke. Daarbij moet je je van deze twee dingen steeds bewust zijn:
De buitenwereld heeft geen greep op je innerlijk. De hinder die je er van ondervindt is het gevolg van je eigen waardeoordeel.
Alles wat je ervaart zal direct weer veranderen en verdwijnen. Besef hoeveel veranderingen alleen jij al niet hebt meegemaakt. Het universum is verandering, het leven is hoe je dat beoordeelt. (Marcus Aurelius; Dagboeken; boek 4, hoofdstuk 3)

Een lang citaat, maar ik vond het de moeite waard om u het hele stuk voor te leggen. Marcus wijst hier op onze behoefte om rust te zoeken en ons terug te trekken in een hutje op de hei. Hij bekent dat hij geen onbekende is met deze neiging, maar hij weet dat dat hutje uiteindelijk niet de oplossing biedt. Je kunt nog zo hard proberen de wereld te ontvluchten die wereld weet je uiteindelijk toch wel te vinden. Marcus vertelt zichzelf dat hij zich waar en wanneer hij maar wil kan terugtrekken in zichzelf. In zijn eigen innerlijk kasteel. Daar kan hij de wereld buitensluiten en even helemaal alleen zijn met zichzelf. Hij kan een dialoog met zichzelf voeren en zichzelf toespreken om zo zijn verloren krachten weer te herwinnen.

In zijn innerlijk kasteel herinnert hij zich aan zijn stoïcijnse leerstellingen. Als hij wanhopig verzucht dat de mensen slecht zijn en dat altijd zullen blijven brengt hij zich in herinnering dat niemand moedwillig slechte dingen doet. Mensen doen de dingen waarvan ze beter denken te worden. Als ze daarbij slechte dingen doen maken ze een denkfout. De gemiddelde mens is geen psychopaat en probeert gewoon te doen wat goed voor hem en zijn naasten is. Je kunt maar beter accepteren dat ze daarbij inschattingsfouten maken. Het is niet nodig om je daar kwaad over te maken of je er wanhopig over te voelen. Dat betekent niet dat je bij de pakken neer moet gaan zitten. Onrecht moet bestreden worden. Blijf ‘slechte’ mensen vriendelijk en barmhartig op hun fouten wijzen. Zelf zal je er ongetwijfeld ook een heleboel maken.

Marcus was liever geen keizer geworden. Als het aan hem lag had hij zich teruggetrokken op een landgoed om zich in alle rust aan zijn filosofie te wijden. Het noodlot had het anders beschikt en hij moest keizer worden. Als het dan toch moest dan zorgde hij er wel voor dat hij een verdomd goede keizer werd ook. Toch werd het ook hem wel eens te veel en vervloekte hij het lot dat hem tot keizer had gekroond. Weggekropen in zijn innerlijk kasteel wijst hij zich er dan op dat het universum of onderworpen is aan deterministische natuurwetten of een totale chaos van willekeurige gebeurtenissen is. Als stoïcijn geeft hij de voorkeur aan de eerste gedachte. Dat geeft hem een gevoel van verbondenheid dat troost biedt. Noodlottige gebeurtenissen die zijn naasten of hemzelf treffen zijn allemaal het gevolg van natuurwetten. Natuurwetten waar je als eenvoudig mens geen invloed op hebt. Alles gebeurt zoals het moet gebeuren binnen een web van oorzaak en gevolg. Dat kan hard zijn maar het kan ook troosten.

Tijdens zijn regeringsperiode heerste er een afschuwelijk pestepidemie die aan miljoenen mensen het leven kostte. Waarschijnlijk was Marcus zelf ook één van de slachtoffers. Maar ook andere ziektes en verwondingen gingen niet aan hem voorbij. Hij had een niet al te robuuste gezondheid. Naast allerlei ziektes en pijntjes was hij natuurlijk ook onderworpen aan de standaard biologische verlangens en angsten. Ook daar kon hij aan ontkomen door zich terug te trekken in zijn innerlijk kasteel. Hij wijst zich er in zijn dagboek op dat hij zijn zelfbewustzijn zo kan trainen dat hij als een soort stoïcijnse fakir alle gevoelens van pijn en genot onder controle kan houden.

Als Romeins keizer was Marcus zonder enige twijfel de bekendste persoon van het hele rijk. Hij werd omringd door vleiers en mensen die hem geweldig vonden. Waar hij ook verscheen, hij werd vol enthousiasme toegejuicht. Uit het citaat blijkt dat hij het maar niks vond. In zijn innerlijk kasteel wees hij zichzelf erop dat populariteit iets relatiefs is. Het is enorm tijd en plaats gebonden en wat zijn het eigenlijk voor mensen die je langs de kant staan toe te juichen? Zijn ze je achting wel waard? Waarschijnlijk niet. Wat kan het je dan schelen wat ze van je denken?

Tot slot van het citaat noemt onze filosofische keizer twee stoïcijnse waarheden die als spreuk boven de poort van zijn innerlijk kasteel hadden kunnen hangen. Het zijn je eigen waardeoordelen over de buitenwereld die bepalen hoe je je voelt en alles stroomt. Alles is in beweging niets blijft zoals het is. Wat je vandaag dwars zit is morgen al weer verdwenen.


zondag 26 juli 2020

BIJ HET OVERLIJDEN VAN EEN VRIEND(IN) (Seneca brief 63)



Beste Lucilius,

Je tobt over de dood van je vriend Flaccus. Toch wil ik niet dat je daarover meer treurt dan redelijk is. Ik durf amper van je te vragen dat je niet treurt. Toch ben ik er zeker van dat dat beter is. Maar wie is zo sterk die niet ver boven het lot staat? Ook zo'n wijze zal deze gebeurtenis raken, maar meer ook niet. Je mag het jezelf dan ook vergeven dat je je aan tranen overgeveft, als zij maar niet al te overvloedig stromen en je ze zelf onderdrukt. Bij het verlies van een vriend hoeven onze ogen niet droog te blijven maar ook weer niet over te stromen; we mogen wenen maar niet jammeren.

Lijkt het je of ik je een harde wet opleg? Toch heeft de grootste Griekse dichter verlof gegeven om slechts één dag te huilen, toch heeft hij gezegd dat zelfs Niobe er aan dacht te eten. Je vraagt waar die jammerklachten vandaan komen en die mateloze huilpartijen? Door middel van tranen zoeken wij bewijzen voor ons gemis en wij geven niet toe aan onze smart maar tonen die. Niemand zou bedroefd zijn voor zichzelf? Wat een onzin: zelfs in smart steekt nog eerzucht!

'Wat dan?', zeg je, 'moet ik mijn vriend dan maar vergeten?' Je belooft hem maar een korte herinnering, als die even lang zal duren als je verdriet. Al gauw zal een of ander voorval je gezicht uit de plooi halen. Ik wil dat niet opschorten tot het tijdstip waarop elk gemis slijt, waarop zelfs de hevigste rouw tot rust komt. Zodra je ophoudt jezelf te controleren, zal dat uiterlijk van droefheid wijken. Nu bewaak je je verdriet; maar ook aan je bewaking ontsnapt het, en het houdt des te sneller op, naarmate het heviger is.

Laten we ervoor zorgen dat de herinnering aan hen die wij verloren hebben prettig is. Niemand keert graag terug naar datgene waaraan hij slechts gekweld kan terugdenken, het kan dan ook niet anders dan  dat de naam van overleden dierbaren ons regelmatig met enige pijn te binnen schiet. Maar ook de melancholie kent toch zijn genoegens.

Want, zoals onze Attalus placht te zeggen: 'De herinnering aan overleden vrienden is net zo aangenaam zoals sommige vruchten lekker pittig zijn, zoals bij een iets te oude wijn juist de bittere smaak ons zo aanstaat. Maar wanneer er enige tijd verstrijkt, verdwijnt alles wat ons benauwde en breekt het zuivere genot door'.

Als we hem moeten geloven is: 'Denken aan vrienden tijdens hun leven zoveel als genieten van honingkoek en het ophalen van herinneringen aan hen die er niet meer zijn is prettig maar niet zonder iets bitters. Wie zal echter ontkennen dat ook dit bittere en wat straffe voedsel de maag prikkelt?'

Ik deel zijn mening niet: voor mij is de gedachte aan overleden vrienden prettig en aangenaam: ik had hen immers met de gedachte dat ik hen zou verliezen, nu heb ik hen verloren met de gedachte dat ik hen nog heb. Doe dus, mijn beste Lucilius, wat past bij je virtuositeit; houd ermee op het lot verkeerd te duiden: zij heeft je niet alleen iets afgenomen maar ook iets gegeven.

Laten we daarom gretig genieten van onze vrienden omdat het onzeker is hoe lang dat nog kan. Laten wij bedenken hoe vaak wij hen hebben achtergelaten bij het ondernemen van een verre reis, hoe dikwijls wij hen niet echt gezien hebben, terwijl we wel op dezelfde plaats verbleven: dan zullen wij begrijpen hoeveel tijd we verkwist hebben bij hun leven.

Moet je hen dan serieus nemen, die heel nonchalant met hun vrienden omspringen, maar uitzinnig rouwen en slechts genegenheid opbrengen voor wie zij verloren hebben? En dan daarom al te omstandig treuren omdat zij vrezen dat mensen zouden twijfelen aan hun genegenheid? Te laat zoeken zij naar bewijzen voor hun liefde.

Als wij nog andere vrienden hebben, bewijzen we hen een slechte dienst en onderschatten we hen als zouden zij ons niet kunnen troosten over de ene die ons ontnomen is. Als wij geen andere vrienden hebben, hebben wij onszelf een groter onrecht aangedaan dan we door het lot te incasseren kregen: dat heeft ons er één ontstolen, wij echter iedereen die we niet tot vriend gemaakt hebben.

Voorts heeft hij zelfs niet al te veel die ene bemind, die niet meer dan één vriend heeft kunnen maken. Als iemand beroofd is en wil blijven jammeren om het verlies van zijn enige hemd, liever dan te bekijken hoe hij aan de kou kan ontsnappen en iets kan vinden om zijn schouders mee te bedekken, zal die je niet allerdwaast toeschijnen? Je hebt iemand uitgeleide gedaan op wie je gesteld was: zoek nu dan iemand om op gesteld te zijn. Het is beter een nieuwe vriend te vinden dan te treuren.

Ik weet dat dit, wat ik eraan toe ga voegen, een uitgesleten pad is maar toch zal ik het niet hierom verzwijgen omdat het al door allen gezegd is: mettertijd bereikt zelfs het einde van de smart degene die daar niet op uit was. Maar het schandelijkste geneesmiddel bij een verstandig mens is toch wel de vermoeidheid om nog verder te treuren: ik wil liever dat jij je smart loslaat dan dat je door hem losgelaten wordt; en houd zo snel mogelijk op dat te doen wat je niet lang zult volhouden, zelfs als je het zou willen.

Onze voorouders hebben voor vrouwen een periode van een jaar vastgesteld om te rouwen, niet om dat zo lang te doen, maar om het niet langer te doen. Voor mannen is bij wet geen periode vastgelegd, omdat geen enkele passend is. Maar kun je van hen die met moeite werden weggetrokken van de brandstapel, met moeite werden weggehaald van het stoffelijk overschot, er één noemen, bij wie de tranen een volle maand hebben geduurd? Niets gaat ons sneller tegenstaan dan verdriet, dat nog wel een trooster vindt en mensen tot zich trekt als het pas ontstaan is, maar waar men om lacht als het eenmaal verouderd is, niet ten onrechte: het is dan immers ofwel geveinsd ofwel dwaas.

Dit schrijf ik jou, ik die over Anneus Serenus, die mij zo dierbaar was, zo mateloos getreurd heb dat ik, tegen mijn zin, onder de voorbeelden terechtgekomen ben van diegenen op wie de smart een overwinning behaald heeft. Maar nu veroordeel ik mijn gedrag en begrijp ik dat de voornaamste oorzaak om zo te rouwen geweest is dat ik me nooit gerealiseerd had dat hij vóór mij kon sterven. Dit ene had ik voor ogen, dat hij jonger was en wel veel jonger alsof de lotsbeschikkingen een volgorde in acht zouden nemen!

Laten wij derhalve voortdurend evenzeer bedacht zijn op onze eigen sterfelijkheid als op die van allen voor wie wij genegenheid koesteren. Toen had ik moeten zeggen: 'Mijn dierbare Serenus is jonger: wat doet dat ertoe? Hij moet eigenlijk na mij sterven, maar vóór mij kan ook'. Omdat ik dat niet gedaan heb, heeft het lot mij plotseling onvoorbereid getroffen. Nu ben ik er zowel op bedacht dat alles sterfelijk is alsook sterfelijk volgens een onzekere wetmatigheid; vandaag kan gebeuren wat ooit kan gebeuren.
Laten wij dus bedenken, mijn allerdierbaarste Lucilius, dat wij al spoedig daarheen zullen gaan, waar hij tot ons verdriet al aangekomen is. En misschien, als tenminste waar is wat de wijzen zeggen en een of andere plaats ons opneemt, is hij, van wie wij menen dat hij verloren is gegaan, ons daarheen voorgegaan.


Het ga je goed.

woensdag 15 juli 2020

OVER PIJNLIJKE TENEN EN ANDER LIJDEN


De stoïcijnen zeggen dat ons lijden volledig wordt bepaald door wat we denken. Als u pijn hebt of zich ongelukkig voelt is dat voor de volle honderd procent het gevolg van wat u denkt. Dat betekent niet dat de stoïcijnen van mening zijn dat u ziekte, pijn en psychisch lijden aan uzelf te wijten hebt. Dat is niet zo. Het mogen dan wel mentale processen zijn, maar dat betekent nog niet dat u het zelf in uw macht hebt of u een ziekte krijgt of niet. Het gaat om objectieve feiten waar u geen directe invloed op kunt uitoefenen. Waar u wel invloed op hebt zijn uw oordelen over die feiten. Het stoïcisme kan niet voorkomen dat u lichamelijke of psychische pijn voelt, het kan er wel voor zorgen dat u uw negatieve waardeoordelen over die pijn bijstelt.

Stoïcijnen zijn geen koele kikkers die door niets geraakt kunnen worden en als een standbeeld onaangedaan door het leven gaan. Een dergelijk leven is alleen weggelegd voor psychopaten. Ze doen wel hun best om door hun mentale instelling aan te passen hun incasseringsvermogen en draagkracht te vergroten. Ze beschikken over allerlei technieken en meditatie om dat mogelijk te maken. In pijnklinieken wordt dankbaar gebruikt gemaakt van op het stoïcisme gebaseerde cognitieve pijnmanagementtechnieken om mensen met chronische pijnen te leren met hun lijden om te gaan. Uit onderzoek blijkt dat die technieken er daadwerkelijk voor kunnen zorgen dat de pijn als minder ernstig wordt ervaren. Maar niet alleen pijn ook andere vormen van lichamelijk en psychisch lijden kunnen aantoonbaar dragelijker worden gemaakt door de toepassing van op het stoïcisme gebaseerde technieken.

Alles wat u voelt, voelt u met uw brein. De pijn die u voelt in uw grote teen voelt u niet met die teen, maar met uw brein. Het zenuwsignaal opgewekt door het stoten van uw teen komt aan in u brein en wordt daar omgezet in het gevoel pijn. Hetzelfde geldt voor psychisch lijden. Uw brein is de plek waar u zich ellendig voelt. Wat u voelt wordt dus eigenlijk bepaald door wat u van de situatie vindt. Het is het waardeoordeel dat u met uw denken velt dat uiteindelijk bepaalt hoe u zich voelt. Dat oordeel maakt geen einde aan de pijn zelf, maar het verandert wel de manier waarop u er mee omgaat. De bron van uw pijn zit niet tussen uw oren, maar uw houding tegenover die pijn kan uw pijnbeleving weldegelijk verhevigen of verzachten. Als u uw teen stoot blijft de pijnprikkel gewoon komen, maar wat u met die pijnprikkel doet is uw eigen keuze. U kunt op één been hinkend ach en wee roepen, of u kunt besluiten dat de pijn u niet wezenlijk hindert in uw bestaan als mens. Dit geldt, metaforisch, voor alle vormen van lijden. Natuurlijk als u pijn in uw teen hebt zult u beperkt worden in uw lopen. Dat is een objectief feit uit de werkelijkheid. Maar een pijnlijke teen belemmert u niet in het zijn van een virtuoos mens. Klagen maakt dat u zich alleen maar slechter gaat voelen, uzelf er van overtuigen dat u de pijn aankunt maakt u juist sterker.

Dat betekent niet dat u uw pijn en de daarmee gepaard gaande gedachten moet gaan onderdrukken. Dat werkt niet. De pijn en de sombere gedachten (ik kan misschien wel nooit meer normaal lopen) laten zich niet zomaar onderdrukken en zullen zich zonder enige twijfel op een bijzonder ongelegen moment en ongelegen wijze opnieuw weten te manifesteren. Piekeren over wat er is gebeurt of over wat de toekomst u misschien aan ellende zal brengen heeft echter geen zin. Klagen en catastrofale gedachten over verleden of toekomst maken de pijn alleen maar erger. Verleden en toekomst liggen niet in uw macht. Het enige waar u invloed op kunt uitoefenen is het hier en nu, de rest ligt buiten uw sfeer van invloed. Het stoïcisme wil dan ook dat u de aanwezigheid van uw pijn accepteert en dat u er niet zo heel veel waarde aan hecht. Het is voor het zijn van een virtuoos mens helemaal niet zo belangrijk of u wel geen pijnlijke teen hebt.


zaterdag 11 juli 2020

LICHAAM EN GEEST

De Nederlandse Fransman René Descartes (1596-1650) wordt vaak aangewezen als de vader van het filosofisch dualisme. Hij wordt als een aanhanger van het stoïcisme gezien omdat hij her en der lovend over het stoïcisme schrijft. Zijn beroemde dualisme heeft hij echter zeker niet van de stoïcijnen afgekeken. In het dualisme wordt er van uitgegaan dat lichaam en geest twee gescheiden entiteiten zijn. Het lichaam maakt deel uit van de materiële wereld en is daarbij onderworpen aan de natuurwetten, terwijl de geest deel uit maakt van een spirituele wereld los van de materie. De stoïcijnen zijn geen dualisten maar monisten. Zij geloven dat zowel het lichaam als de geest volstrekt materialistisch van aard zijn. Als je de stoïcijnen leest zou je de indruk kunnen krijgen dat het dualisten zijn. Kijk bijvoorbeeld naar wat Epictetus in zijn Handboekje zegt:

Als je dat echt wilt vormt ziekte alleen een belemmering voor je lichaam en niet voor je karakter. Zo is kreupelheid een belemmering voor je been, maar niet voor je karakter. Dit moet je bij alles wat je overkomt tegen jezelf zeggen. Dan zal je er echt van doordrongen raken dat alles wat je overkomt een belemmering is van iets anders, maar niet van jou. (Epictetus; Handboekje; hoofdstuk 9)

Op het eerste gezicht lijkt het alsof Epictetus hier een strikt onderscheid maakt tussen lichaam en karakter (geest). Toch is dat niet wat hij hier zegt. Hij zegt alleen dat een ziekte of handicap een belemmering kan vormen voor je fysieke mogelijkheden, maar niet voor je karakter. Mensen reageren verschillend op dezelfde ervaring. Sommige mensen die aan een ernstige ziekte lijden kruipen in hun schulp en stellen hun leven volledig in het teken van hun ziekte. Andere mensen proberen er het beste van te maken binnen de grenzen van de door hun ziekte gestelde beperkingen. Door je manier van denken over je ziekte te veranderen, verander je ook de manier waarop je die ziekte ervaart. Dit geldt zelfs voor extreme pijn. Je kunt de pijn nooit helemaal wegdenken, maar je kunt wel je ervaring van die pijn veranderen en de pijn daardoor dragelijker maken. Dit is wat Epictetus bedoelt te zeggen. Een ziekte of handicap beperkt je mogelijkheden maar staat er niet aan in de weg om aan je virtuositeit te werken.

Epictetus spreekt hier uit eigen ervaring. Hij was zelf slecht ter been en liep met krukken. Volgens sommigen was dit het gevolg van een bestraffing door zijn meester in de tijd dat hij nog slaaf was. Deze handicap weerhield hem er niet van om toch een gelukkig en goed gevuld leven te leiden. Hij stelt in dit hoofdstukje dat ziektes en aandoeningen niets te maken hebben met je karakter. Ze hebben niets te maken met wat je in wezen bent en zijn daarom onbelangrijk voor een gelukkig en virtuoos leven. Natuurlijk kun je ziek worden of een ongeluk krijgen, maar dat belemmert je vermogen om te denken en te oordelen niet. Het kan je plannen en projecten in de war sturen, maar daar draait het niet om. Bij Epictetus gaat het om wie je bent en niet om wat je doet.

Hij maakt een strikt onderscheid tussen de dingen waar je een volledige controle over hebt, de dingen waar je een beperkte controle over hebt en de dingen die volledig buiten je controle liggen. Alleen de dingen waar je een volledige controle over hebt kunnen je gelukkig en virtuoos maken. Al het andere is in wezen onbelangrijk. Je lichaam is één van de dingen waar je maar een heel gedeeltelijke controle over kunt uitoefenen. Natuurlijk het is verstandig om gezond te leven en goed voor jezelf te zorgen, maar wie je bent: je karakter en oordeelsvermogen, zijn het enige wat echt telt voor een gelukkig leven. En dat oordeelsvermogen is nu net het enige waar je wel een volledige controle over hebt.

Voor de stoïcijnen ligt het wezen van een mens dus in zijn rationele vermogens. Die rationele vermogens zijn net zo materieel als je lichaam, maar ze vormen wel je ‘ware ik’. Het enige aspect van je bestaan waar je echt grip op hebt. Epictetus wil dus dat zijn leerlingen bij alles wat hen overkomt goed nagaan of het om iets gaat waar ze de volledige controle over hebben of niet. Als ze daarbij tot de conclusie komen dat ze er geen of slechts een heel beperkte controle over hebben dan moeten ze het bijna automatische naast zich neerleggen als iets wat hen niet aangaat. Ziektes en handicaps, maar ook allerlei andere tegenslagen spelen geen rol bij het leiden van een gelukkig leven.

donderdag 9 juli 2020

EEN DOOR DE WOL GEVERFDE WIJZE


Een wijze is voor de stoïcijnen iemand met een uitmuntend stel hersenen, die bovendien weet wat hij daar mee moet doen. Hij kent zijn eigen, de menselijke en de universele natuur als geen ander. Hij is daardoor volledig afgestemd op de natuurwetten en de loop van de geschiedenis. Wat de natuur of zijn medemensen ook doen hij ziet het van te voren aankomen. Hij (of zij natuurlijk, een stoïcijnse wijze kan net zo goed een vrouw zijn) beheerst zijn lichaam, emoties en gedachten volkomen. Hij weet precies hoe hij moet reageren en wat het beste is voor hem zelf in het bijzonder en de mensheid in het algemeen. Geen enkele gebeurtenis komt voor hem als een verrassing, niets en niemand kan hem dan ook uit zijn evenwicht halen. Iemand die zijn rede volkomen heeft weten te perfectioneren en in volledige harmonie met de natuur leeft. Al zijn handelingen zijn onfeilbaar gericht op het algemeen welzijn.

Volgens de stoïcijnen is het bestaan van een dergelijk perfect persoon eigenlijk onmogelijk. Dat klinkt misschien ontmoedigend, maar een stoïcijn hoeft niet persé de top te bereiken om toch goed bezig te zijn. Hij is volkomen tevreden met het besef dat hij zijn best heeft gedaan. Epictetus zei het zo:

“Ik zal nooit een Milo worden [destijds een beroemde sportheld en kampioen op de Olympische Spelen], maar ik train mijn lichaam wel. Ik zal ook nooit een nieuwe Croesus [een in de Oudheid bekende multimiljardair] worden, maar ik heb mijn zaakjes wel op orde. Een stoïcijn geeft niet op, alleen omdat hij weet dat hij ergens nooit de beste in zal worden.” (Epictetus; Colleges Boek I, hoofdstuk 2)

De stoïcijnse wijze is dus een soort mengeling tussen superman en de verlichte Boeddha. Een ideaalbeeld dat, hoewel onhaalbaar, toch nagestreefd moest worden. Zelfs de stoïcijnen zelf geloofden niet dat een wijze bestaat of ooit bestaan had. Ook stoïcijnse helden als Socrates, Diogenes en Zeno waren volgens hen nog steeds geen echte wijzen. Misschien goed op weg, maar toch nog geen wijze. De wijze was volgens hen net zo zeldzaam als de Ethiopische Phoenix en er waren maar heel weinig stoïcijnen die in het bestaan van deze mythische vuurvogel geloofden.

Ook Seneca beschouwt zichzelf niet als een wijze. Hij weet dat hij nog lang geen wijze is maar een leerling, iemand die naar wijsheid streeft oftewel een ‘prokopton’ in het Grieks of ‘proficiens’ in het Latijn. Niet één van de stoïcijnse filosofen beschouwde zichzelf als een wijze. Ze geloofden immers dat het worden van een echte wijze zo goed als onmogelijk was. Alleen het streven naar wijsheid was in hun ogen al genoeg om het leven een stuk aangenamer en zinvoller te maken. Ze hadden er dan ook plezier in om andere filosofen die wel beweerden wijs te zijn belachelijk te maken. Het kostte ze doorgaans niet zo heel veel moeite om aan te tonen dat de arrogant verkondigde wijsheid van veel van die pseudowijzen niet meer dan gebakken lucht was. Zo beweerden de filosoof Epicurus en een aantal van zijn volgelingen dat zij echte wijzen waren. Dat maakte zijn aanhangers tot een geliefd doelwit van stoïcijnse spot. Volgens de stoïcijnen kon je niet zomaar beweren een wijze te zijn. Sterker nog het feit dat je van jezelf zei dat je wijs was, was een teken dat je dat zeker niet was. Volgens de stoïcijnen worstelt iedereen voort op het pad van wijsheid. De één gaat het wat beter af dan de ander, maar niemand kan van zichzelf zeggen dat hij volkomen wijs is. In één van zijn brieven aan zijn vriend Lucilius schreef Seneca dit:

De wijze is perfect en ongevoelig voor het noodlot, maar veel mensen die proberen wijs te worden raken nog steeds van streek bij de geringste tegenslag. Het is verkeerd om van beginners hetzelfde te eisen als van een wijze. Ook ik ben nog steeds aan het worstelen om de belangrijkste beginselen onder de knie te krijgen, maar het is me nog niet gelukt. Zelfs als ik me ze wel had eigen gemaakt dan zou dat nog steeds niet betekenen dat ik ze altijd en onder alle omstandigheden zou kunnen naleven. Zoals wol sommige kleuren meteen opzuigt en andere kleuren pas nadat ze meerdere keren geverfd is, zo kan de menselijke geest sommige beginselen meteen in de praktijk brengen maar anderen niet eerder dan nadat ze diep zijn doorgedrongen en zijn geworteld in de geest. Dat lukt pas op het moment dat ze de geest door en door hebben gekleurd en veranderd. (Seneca; Brieven aan Lucilius; Brief 71)

Seneca gebruikt hier het verven van wol als een analogie voor het je eigen maken van de stoïcijnse beginselen. Sommige kleuren worden gemakkelijk door de wol opgenomen terwijl andere kleuren meerdere wassingen nodig hebben om te kunnen hechten. Hoe vaker en hoe langer u zich oefent in de toepassing van de stoïcijnse beginselen hoe makkelijker het wordt om virtuoos te denken en handelen. Ondanks dat u er niet op hoeft te hopen dat u ooit een echte wijze wordt maakt dat uw leven wel een stukje prettiger en zinvoller. En dat is zeker al de moeite waard, niet iedereen hoeft tenslotte een Milo of Croesus te worden.


zaterdag 4 juli 2020

SLECHTE GEWOONTES AFLEREN


Iedereen heeft wel een paar slechte gewoontes. Dat is voor een stoïcijn niet anders dan voor ‘normale’ mensen. Het verschil tussen een stoïcijn en een ‘normaal’ standaard mens is wel dat een stoïcijn serieus werk maakt van het aanpakken van die slechte gewoontes. Maar er zijn meer verschillen, niet stoïcijnen zien een slechte gewoonte vooral in termen van een fysieke handeling die je moet afleren, denk aan nagelbijten of frustratie eten. Een stoïcijn denkt bij een slechte gewoonte daarnaast ook aan het denken en voelen van verkeerde dingen. Het gaat dan niet alleen om het stoppen met een bepaalde handeling, maar vooral om het stoppen met de gedachtes en gevoelens die ten grondslag liggen aan die handeling. Een stoïcijn probeert een slechte gewoonte meteen bij de wortel aan te pakken terwijl ‘normale’ mensen vooral bezig zijn met symptoombestrijding.

Zoals wel vaker gaat het er ook hier in de eerste plaats om, om uw slechte gewoontes te herkennen. Pas als u weet wat uw slechte gewoontes zijn, en pas als u ook in de gaten hebt wanneer u weer eens in één van die gewoontes dreigt te vervallen, kunt u er echt iets tegen ondernemen. Het gaat er daarbij om dat u alert bent op de eerste tekenen dat uw slechte gewoonte van dienst weer de kop op steekt. De eerste mentale beweging, dat wat we eerder een pre-emotie noemden, is het ideale moment om in te grijpen. Op het moment dat u al een begin hebt gemaakt met het uitvoeren van uw slechte gewoonte wordt het een stuk moeilijker om één en ander nog binnen de perken te houden. Laten we frustratie eten als voorbeeld nemen. U ergert u aan het gedrag van uw partner en voelt de neiging opkomen om dit gevoel van ergernis te compenseren en van u af te eten door een verse zak chips aan te breken. Iets wat u eigenlijk niet wilt omdat u zich had voorgenomen om gezonder te gaan eten. Die eerste neiging om naar de chips te grijpen is het moment bij uitstek om in te grijpen. Op het moment dat u de zak al hebt opengetrokken en een handvol van de knapperige lekkernij naar binnen hebt gewerkt wordt het haast ondoenlijk om nog een rem op uw gedrag te zetten.

De stoïcijnse keizer Marcus Aurelius was zich er van bewust dat ook hij leed aan een aantal van die slechte gewoontes. In zijn dagboeken pikte hij er een viertal uit waarvan hij wist dat ze een beginnend stoïcijn behoorlijk in de weg konden zitten. Hij maakte voor elke gewoonte een kort aforisme, een soort formule die hij tegen bij zichzelf kon opzeggen om hem te helpen om op het goede spoor te blijven:

Er zijn vier slechte gewoontes waar je extra voor moet oppassen en waar je direct een passend antwoord op klaar moet hebben. Als je ze voelt opkomen zeg dan het volgende tegen jezelf:
- Het is helemaal niet nodig om hier aan te denken.
- Hier help je niemand mee.
- Wat je nu wilt zeggen komt niet uit jezelf. Wat je niet echt meent is onzin en kan beter ongezegd blijven.
- En het vierde punt waar je op moet letten: Je geeft jezelf gewonnen en geeft toe aan een begeerte. Laat varen waar je niet echt behoefte aan hebt. (Marcus Aurelius; Dagboeken; Boek 11, hoofdstuk 19)

U zult zich wel afvragen wat Marcus hier allemaal mee bedoelt. Laten we de vier punten eens nalopen. We beginnen met het eerste aforisme: ‘Je hoeft hier niet persé aan te denken’. Hij bedoelt hiermee dat je zelf kunt kiezen waar je aan denkt. Dat lijkt misschien niet helemaal waar. U kunt uw gedachten niet stilzetten. U bent nu eenmaal in het bezit van een apenbrein dat zich niet stil kan houden. Het springt alle kanten op en bombardeert u de hele dag door met allerlei gewenste, maar ook ongewenste ideeën en gedachten. Hoe vaak komt het niet voor dat u aan het piekeren bent over iets stoms wat u jarengeleden tegen uw buurman hebt gezegd? Of dat u aan het fantaseren bent over die prachtige villa aan de Côte d’Azur die u zo graag voor de zomervakantie zou boeken? Niet dat er iets mis is met herinneringen aan door u gemaakte fouten, of aan het dromen over een vakantie in de zon, maar waarom zou u zichzelf te pas en te onpas blijven kwellen over iets uit het verleden of dromen over iets wat nog in de toekomst ligt? Zulke gedachten zijn onvermijdelijk en zullen altijd bij u blijven opkomen. Ze zijn dan ook niet echt verkeerd, maar sommige van die gedachten kunnen uw humeur toch aardig verstieren. Het is daarom een goed idee om even bij ze stil te staan voordat u weer in een gedachtentrein stapt die u naar een bestemming brengt waar u op dit moment misschien helemaal niet wilt zijn.

Met de tweede formule, ‘Hier help je niemand mee’, waarschuwt Marcus zichzelf er voor dat hij op het punt staat iets te zeggen of te doen waarmee hij het toch al zo wankele sociale evenwicht uit balans dreigt te brengen. Mensen zijn sociale wezens en daardoor voor hun bestaan afhankelijk van anderen. Dit betekent dat ze die anderen ook met de nodige vriendelijke voorzichtigheid moeten benaderen. Ze moeten proberen te voorkomen om ze onnodig te kwetsen of tegen de haren te strijken. Mensen, vooral niet stoïcijns onderlegde mensen, willen nog wel eens lange tenen hebben. Eén verkeerde opmerking of zelfs een verkeerd gebaar is voldoende om ze te doen ontploffen. Daar hebben ze vooral zichzelf mee, maar ook u wordt er niet beter van. Bij alles wat u op het punt staat te gaan doen of zeggen, moet u daarom bij uzelf nagaan of het wel bijdraagt aan een harmonieus sociaal leven. Neem bijvoorbeeld het meest geliefde sociale tijdverdrijf aller tijden: roddelen. Kwaadspreken over de buurman is misschien wel leuk, maar voor de sociale cohesie is het niet bepaald bevorderlijk. Probeer uw antisociale neigingen dan ook zoveel mogelijk in toom te houden. Het is trouwens best wel opmerkelijk dat iemand die met één gebaar iemand ter dood kon laten brengen vond dat hij toch voorzichtig met de gevoelens van anderen moest omgaan.

Met het derde aforisme: ‘Komt dit uit jezelf?’ wijst Marcus erop dat we veel dingen doen en zeggen om anderen te vleien, om mee te praten met de groep of gewoon om de verveling te verjagen. Dit hoeft met het oog op de vorige formule niet persé fout te zijn, het is soms nodig om anderen naar de mond te praten om de sociale cohesie niet te verstoren, maar bedenk dan wel of het echt noodzakelijk is. Doet u uzelf en anderen niet te kort door dingen te zeggen of te doen die u niet echt meent? Waar u eigenlijk niet achter staat? Misschien is het beter om u in zo’n situatie op de vlakte te houden, of om gewoon helemaal niets te zeggen. U hoeft echt niet altijd aan de verwachtingen van anderen te voldoen om het sociale evenwicht te bewaren. Niets zeggen of iets nietszeggends zeggen kan een goede strategie zijn. Stoïcijnen zijn toch al niet van die praatgrage types. Ze praten liever alleen over zaken die ze echt de moeite waard vinden en zeggen dan alleen dingen die ze ook echt menen.

Als laatste punt wijst Marcus zichzelf erop dat hij niet zomaar klakkeloos moet toegeven aan allerlei lichamelijke neigingen en behoeften. U kunt bij uzelf zeggen: ‘Wil ik dit echt zelf of laat ik me verleiden’. U hebt de leiding niet uw verlangens en behoeften. Neem die zak chips van daarnet. U heeft niet echt honger, u hebt alleen maar een innerlijk neiging om uw frustraties weg eten. Eten geeft u even een prettig gevoel en daar gaat het uw lichaam om. U hebt echter met uzelf afgesproken dat u gezond wil leven en voor uw frustraties bestaan betere oplossingen dan chips eten. Als u een verlangen voelt opkomen, las dan ook eerst een korte pauze in en bedenk of u hier op dit moment aan wilt toegeven. Misschien dat u tot de conclusie komt dat die zak chips nu echt op zijn plaats is, maar wees u er dan tenminste van bewust dat u het zelf bent die kiest om te eten en dat u niet onnadenkend toegeeft aan één of andere korte bevlieging. Stoïcijnen verwachten dus niet dat u zich afkeert van allerlei genoegens als lekker eten en seks. Stoïcijnen zijn geen asceten, maar ze bepalen zelf wel of en wanneer ze zich aan hun verlangens overgeven.

Marcus heeft deze vier aforismen voor zichzelf gemaakt. Het waren gewoontes waar hij problemen mee had. Het zijn echter gemoedsaandoeningen waar iedereen wel in meer of mindere mate last van heeft. Het helpt echt om een paar van die aforismen bij de hand te hebben als u uzelf er op betrapt dat u weer eens in een slechte gewoonte dreigt te vervallen. U hebt vast nog wel een paar andere slechte gewoontes waar u wat aan wilt doen. Maak voor uzelf een lijstje met aforismen, zodat u in voorkomend geval meteen een reactie paraat hebt om die gewoontes in de kiem te smoren.


woensdag 1 juli 2020

BEROUW KOMT NA DE ZONDE


Een wel heel christelijke titel voor een blog over stoïcisme. Stoïcijnen kennen niet zoiets als zonde. Ze maken zichzelf geen verwijten en kennen geen berouw. ‘Gedane zaken nemen geen keer’ en ‘bezint eer ge begint’ zijn uitdrukkingen die beter bij hun levensstijl passen. U zult merken dat de gekozen titel in dit geval toch wel bij het onderwerp van deze blog past. Stoïcijnen vinden berouw zonde van hun tijd, maar bezinnen voor ze beginnen past beter in hun straatje.

Net als iedereen doet u het grootste deel van uw dagelijkse bezigheden zonder er echt bij na te denken. Daar is niets mis mee. Het zou heel onhandig zijn als u bij iedere handeling zou moeten nadenken. Eenvoudige bezigheden zoals fietsen of uw haar kammen zouden een onmogelijke opgave worden als u bij iedere stap eerst zou moeten nadenken wat voor handeling u nu weer moet uitvoeren. Dat was wel anders op het moment dat u voor het eerst leerde fietsen. Het was nog niet zo makkelijk om tegelijkertijd evenwicht te houden, te trappen en dan ook nog te sturen. Pas op het moment dat al die handelingen een automatisme waren geworden kon u ook echt fietsen. Fietsen was een gewoonte geworden. Iets wat u zonder er bij na te denken kon doen. Alleen bij handelingen die u nog niet goed onder de knie hebt en die nog geen gewoonte zijn geworden moet u eerst nadenken voor u iets doet.

In de cognitieve psychologie wordt door de bekende psycholoog Kahneman een onderscheid gemaakt tussen zogenoemd systeem 1 denken, snel, emotioneel en intuïtief, en systeem 2 denken, traag, rationeel en weloverwogen. U hebt beide systemen nodig om een beetje normaal te kunnen functioneren. Als u alleen systeem 1 zou gebruiken zouden uw beslissingen weliswaar snel, maar vooral ook dom en irrationeel zijn. Als u alleen systeem 2 tot uw beschikking zou hebben dan zouden simpele taken als fietsen of uw tanden poetsen opeens heel ingewikkeld worden. U zou bovendien veel te traag reageren en al snel onder een tram of aanstormende vrachtwagen terecht komen.

De stoïcijnen kenden dit onderscheid tussen de twee verschillende beslissysteem en maakten er bij hun technieken dankbaar gebruik van. Het ene systeem onbewust, automatisch en op gewoonte gebaseerd en het andere systeem weloverwogen en op bewust rationeel nadenken gebaseerd. Stoïcijnse leraren stimuleren hun studenten om eerst weloverwogen en rationeel te beslissen of een bepaalde handeling goed voor ze is (systeem 2), om dat vervolgens consequent vol te houden zodat het een ingesleten gewoonte wordt (systeem 1). Het idee is dat u met systeem 1 denken een rationele keuze maakt over een bepaalde gedragslijn om daar dan vervolgen een gewoonte van te maken zodat het automatische systeem 2 denken het kan overnemen. Marcus Aurelius, onze stoïcijnse keizer, heeft het in dit citaat over systeem 2 denken:

Vraag je bij alles wat je doet eerst af: Wat betekent het voor mij? En zal ik er later geen spijt van krijgen? (Marcus Aurelius; Dagboeken; hoofdstuk 8.2)

In dit daboek fragment spoort hij zichzelf aan om bewust te oordelen of iets de moeite waard is en bewust te kiezen om dat dan wel of niet te gaan doen. Als er eenmaal besloten is dat iets de moeite waard is, moet het in voorkomend geval altijd uitgevoerd worden tot het ingesleten is tot een gewoonte. Probeer net als Marcus uzelf bij alles wat u gaat ondernemen te vragen: Waarom wil ik dit gaan doen? En: Zal ik er later spijt van krijgen? Ik zeg expres ‘probeer’, want u zult er snel genoeg achter komen dat dit nog niet zo makkelijk is. Het grootste deel van uw leven staat u nu eenmaal op de automatische piloot van het systeem 1 denken. En dat is jammer. Voor u het weet hebt u een flink stuk van uw leven verdroomd met het telkens weer herhalen van dezelfde gedragspatronen. Door uzelf steeds weer  opnieuw de vragen van Marcus te stellen wordt u zich bewust van uw grotendeels onbewuste motieven. Dit helpt u om een eventuele gedragsverandering in gang te zetten en helpt u bovendien om meer in het hier en nu (hic et nunc) te leven. Denk dus na voor u besluit iets te doen en maak er als het u bevalt een gewoonte van. Als u, net als de meeste mensen, in systeem 1 denken vast komt te zitten blijft u uw hele leven steeds maar weer dezelfde dingen doen. En dat maakt u toch al zo korte leven behoorlijk saai. Wacht er niet te lang mee: Berouw komt zo ook voor een stoïcijn na de zonde. Een beetje meer systeem 2 denken kan uw leven echt een stuk interessanter maken.