zaterdag 11 juli 2020

LICHAAM EN GEEST

De Nederlandse Fransman René Descartes (1596-1650) wordt vaak aangewezen als de vader van het filosofisch dualisme. Hij wordt als een aanhanger van het stoïcisme gezien omdat hij her en der lovend over het stoïcisme schrijft. Zijn beroemde dualisme heeft hij echter zeker niet van de stoïcijnen afgekeken. In het dualisme wordt er van uitgegaan dat lichaam en geest twee gescheiden entiteiten zijn. Het lichaam maakt deel uit van de materiële wereld en is daarbij onderworpen aan de natuurwetten, terwijl de geest deel uit maakt van een spirituele wereld los van de materie. De stoïcijnen zijn geen dualisten maar monisten. Zij geloven dat zowel het lichaam als de geest volstrekt materialistisch van aard zijn. Als je de stoïcijnen leest zou je de indruk kunnen krijgen dat het dualisten zijn. Kijk bijvoorbeeld naar wat Epictetus in zijn Handboekje zegt:

Als je dat echt wilt vormt ziekte alleen een belemmering voor je lichaam en niet voor je karakter. Zo is kreupelheid een belemmering voor je been, maar niet voor je karakter. Dit moet je bij alles wat je overkomt tegen jezelf zeggen. Dan zal je er echt van doordrongen raken dat alles wat je overkomt een belemmering is van iets anders, maar niet van jou. (Epictetus; Handboekje; hoofdstuk 9)

Op het eerste gezicht lijkt het alsof Epictetus hier een strikt onderscheid maakt tussen lichaam en karakter (geest). Toch is dat niet wat hij hier zegt. Hij zegt alleen dat een ziekte of handicap een belemmering kan vormen voor je fysieke mogelijkheden, maar niet voor je karakter. Mensen reageren verschillend op dezelfde ervaring. Sommige mensen die aan een ernstige ziekte lijden kruipen in hun schulp en stellen hun leven volledig in het teken van hun ziekte. Andere mensen proberen er het beste van te maken binnen de grenzen van de door hun ziekte gestelde beperkingen. Door je manier van denken over je ziekte te veranderen, verander je ook de manier waarop je die ziekte ervaart. Dit geldt zelfs voor extreme pijn. Je kunt de pijn nooit helemaal wegdenken, maar je kunt wel je ervaring van die pijn veranderen en de pijn daardoor dragelijker maken. Dit is wat Epictetus bedoelt te zeggen. Een ziekte of handicap beperkt je mogelijkheden maar staat er niet aan in de weg om aan je virtuositeit te werken.

Epictetus spreekt hier uit eigen ervaring. Hij was zelf slecht ter been en liep met krukken. Volgens sommigen was dit het gevolg van een bestraffing door zijn meester in de tijd dat hij nog slaaf was. Deze handicap weerhield hem er niet van om toch een gelukkig en goed gevuld leven te leiden. Hij stelt in dit hoofdstukje dat ziektes en aandoeningen niets te maken hebben met je karakter. Ze hebben niets te maken met wat je in wezen bent en zijn daarom onbelangrijk voor een gelukkig en virtuoos leven. Natuurlijk kun je ziek worden of een ongeluk krijgen, maar dat belemmert je vermogen om te denken en te oordelen niet. Het kan je plannen en projecten in de war sturen, maar daar draait het niet om. Bij Epictetus gaat het om wie je bent en niet om wat je doet.

Hij maakt een strikt onderscheid tussen de dingen waar je een volledige controle over hebt, de dingen waar je een beperkte controle over hebt en de dingen die volledig buiten je controle liggen. Alleen de dingen waar je een volledige controle over hebt kunnen je gelukkig en virtuoos maken. Al het andere is in wezen onbelangrijk. Je lichaam is één van de dingen waar je maar een heel gedeeltelijke controle over kunt uitoefenen. Natuurlijk het is verstandig om gezond te leven en goed voor jezelf te zorgen, maar wie je bent: je karakter en oordeelsvermogen, zijn het enige wat echt telt voor een gelukkig leven. En dat oordeelsvermogen is nu net het enige waar je wel een volledige controle over hebt.

Voor de stoïcijnen ligt het wezen van een mens dus in zijn rationele vermogens. Die rationele vermogens zijn net zo materieel als je lichaam, maar ze vormen wel je ‘ware ik’. Het enige aspect van je bestaan waar je echt grip op hebt. Epictetus wil dus dat zijn leerlingen bij alles wat hen overkomt goed nagaan of het om iets gaat waar ze de volledige controle over hebben of niet. Als ze daarbij tot de conclusie komen dat ze er geen of slechts een heel beperkte controle over hebben dan moeten ze het bijna automatische naast zich neerleggen als iets wat hen niet aangaat. Ziektes en handicaps, maar ook allerlei andere tegenslagen spelen geen rol bij het leiden van een gelukkig leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten