donderdag 9 juli 2020

EEN DOOR DE WOL GEVERFDE WIJZE


Een wijze is voor de stoïcijnen iemand met een uitmuntend stel hersenen, die bovendien weet wat hij daar mee moet doen. Hij kent zijn eigen, de menselijke en de universele natuur als geen ander. Hij is daardoor volledig afgestemd op de natuurwetten en de loop van de geschiedenis. Wat de natuur of zijn medemensen ook doen hij ziet het van te voren aankomen. Hij (of zij natuurlijk, een stoïcijnse wijze kan net zo goed een vrouw zijn) beheerst zijn lichaam, emoties en gedachten volkomen. Hij weet precies hoe hij moet reageren en wat het beste is voor hem zelf in het bijzonder en de mensheid in het algemeen. Geen enkele gebeurtenis komt voor hem als een verrassing, niets en niemand kan hem dan ook uit zijn evenwicht halen. Iemand die zijn rede volkomen heeft weten te perfectioneren en in volledige harmonie met de natuur leeft. Al zijn handelingen zijn onfeilbaar gericht op het algemeen welzijn.

Volgens de stoïcijnen is het bestaan van een dergelijk perfect persoon eigenlijk onmogelijk. Dat klinkt misschien ontmoedigend, maar een stoïcijn hoeft niet persé de top te bereiken om toch goed bezig te zijn. Hij is volkomen tevreden met het besef dat hij zijn best heeft gedaan. Epictetus zei het zo:

“Ik zal nooit een Milo worden [destijds een beroemde sportheld en kampioen op de Olympische Spelen], maar ik train mijn lichaam wel. Ik zal ook nooit een nieuwe Croesus [een in de Oudheid bekende multimiljardair] worden, maar ik heb mijn zaakjes wel op orde. Een stoïcijn geeft niet op, alleen omdat hij weet dat hij ergens nooit de beste in zal worden.” (Epictetus; Colleges Boek I, hoofdstuk 2)

De stoïcijnse wijze is dus een soort mengeling tussen superman en de verlichte Boeddha. Een ideaalbeeld dat, hoewel onhaalbaar, toch nagestreefd moest worden. Zelfs de stoïcijnen zelf geloofden niet dat een wijze bestaat of ooit bestaan had. Ook stoïcijnse helden als Socrates, Diogenes en Zeno waren volgens hen nog steeds geen echte wijzen. Misschien goed op weg, maar toch nog geen wijze. De wijze was volgens hen net zo zeldzaam als de Ethiopische Phoenix en er waren maar heel weinig stoïcijnen die in het bestaan van deze mythische vuurvogel geloofden.

Ook Seneca beschouwt zichzelf niet als een wijze. Hij weet dat hij nog lang geen wijze is maar een leerling, iemand die naar wijsheid streeft oftewel een ‘prokopton’ in het Grieks of ‘proficiens’ in het Latijn. Niet één van de stoïcijnse filosofen beschouwde zichzelf als een wijze. Ze geloofden immers dat het worden van een echte wijze zo goed als onmogelijk was. Alleen het streven naar wijsheid was in hun ogen al genoeg om het leven een stuk aangenamer en zinvoller te maken. Ze hadden er dan ook plezier in om andere filosofen die wel beweerden wijs te zijn belachelijk te maken. Het kostte ze doorgaans niet zo heel veel moeite om aan te tonen dat de arrogant verkondigde wijsheid van veel van die pseudowijzen niet meer dan gebakken lucht was. Zo beweerden de filosoof Epicurus en een aantal van zijn volgelingen dat zij echte wijzen waren. Dat maakte zijn aanhangers tot een geliefd doelwit van stoïcijnse spot. Volgens de stoïcijnen kon je niet zomaar beweren een wijze te zijn. Sterker nog het feit dat je van jezelf zei dat je wijs was, was een teken dat je dat zeker niet was. Volgens de stoïcijnen worstelt iedereen voort op het pad van wijsheid. De één gaat het wat beter af dan de ander, maar niemand kan van zichzelf zeggen dat hij volkomen wijs is. In één van zijn brieven aan zijn vriend Lucilius schreef Seneca dit:

De wijze is perfect en ongevoelig voor het noodlot, maar veel mensen die proberen wijs te worden raken nog steeds van streek bij de geringste tegenslag. Het is verkeerd om van beginners hetzelfde te eisen als van een wijze. Ook ik ben nog steeds aan het worstelen om de belangrijkste beginselen onder de knie te krijgen, maar het is me nog niet gelukt. Zelfs als ik me ze wel had eigen gemaakt dan zou dat nog steeds niet betekenen dat ik ze altijd en onder alle omstandigheden zou kunnen naleven. Zoals wol sommige kleuren meteen opzuigt en andere kleuren pas nadat ze meerdere keren geverfd is, zo kan de menselijke geest sommige beginselen meteen in de praktijk brengen maar anderen niet eerder dan nadat ze diep zijn doorgedrongen en zijn geworteld in de geest. Dat lukt pas op het moment dat ze de geest door en door hebben gekleurd en veranderd. (Seneca; Brieven aan Lucilius; Brief 71)

Seneca gebruikt hier het verven van wol als een analogie voor het je eigen maken van de stoïcijnse beginselen. Sommige kleuren worden gemakkelijk door de wol opgenomen terwijl andere kleuren meerdere wassingen nodig hebben om te kunnen hechten. Hoe vaker en hoe langer u zich oefent in de toepassing van de stoïcijnse beginselen hoe makkelijker het wordt om virtuoos te denken en handelen. Ondanks dat u er niet op hoeft te hopen dat u ooit een echte wijze wordt maakt dat uw leven wel een stukje prettiger en zinvoller. En dat is zeker al de moeite waard, niet iedereen hoeft tenslotte een Milo of Croesus te worden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten