vrijdag 30 oktober 2020

WAT BEDOELEN DE STOÏCIJNEN ALS ZE HET OVER GOD HEBBEN?

 

Misschien is het u al opgevallen dat de stoïcijnen in hun teksten zo nu en dan het woord ‘god’ gebruiken. Vooral Epictetus heeft het vaak over ‘god’, maar ook in de teksten van Marcus Aurelius en Seneca wordt er wel eens naar verwezen. Wat bedoelen ze daar mee? Zijn stoïcijnen religieus? Geloven ze net als de christenen in een monotheïstische god of geloven ze in de goden van de antieke wereld? Ze hebben het meer over ‘god’ dan over de ‘goden’. Het is daarom misschien verleidelijk om de stoïcijnse god in christelijke zin te interpreteren en dat werd (en wordt nog steeds) ook wel gedaan. Toch zou dat absoluut niet stroken met de opvattingen die de stoïcijnen over hun ‘godheid’ hadden.

Bij het woord god hebben veel mensen een bepaalde associatie, die op de stoïcijnse god absoluut niet van toepassing is. De stoïcijnse god lijkt niet op een mens, zoals bij de traditionele Griekse goden. En ook lijkt de stoïcijnse god niet op de christelijke god. De christelijke god staat los van de wereld en oordeelt daarover. De stoïcijnse god bekommert zich niet om de dagelijkse beslommeringen van individuele mensen: hij is die beslommeringen. De stoïcijnse god heeft de wereld niet geschapen en velt daarover geen oordeel: hij is die wereld. De stoïcijnse god verschilt ook van de god van Plato. Plato meent dat god ‘het goede en ware’ belichaamt. Daarbij is het ‘goede en het ware’ in de filosofie van Plato een vorm die buiten de fysische wereld staat. De fysische wereld vormt er slechts een projectie van. Ook is de stoïcijnse god niet gelijk aan de god van Aristoteles, die de uiteindelijke oorzaak is van alles wat is, datgene waar alles naartoe streeft, de zogenaamde ‘onbewogen beweger’. De klokkenmaker die de klok in beweging heeft gezet en er verder niet meer naar omkijkt.

‘Religieuze’ stoïcijnen geloven in iets heel anders dan de traditionele monotheïstische man met een baard in de hemel. God is voor een stoïcijn niet meer en niet minder dan dat wat bestaat. De werkelijkheid, het universum, de kosmos, de natuur en de regelmatigheid waarmee alles lijkt te verlopen, kortom: gewoon alles wat er is. Voor de stoïcijnen is dus ook het slechte en het bedrog deel van de godheid: alles valt ermee samen. De stoïcijnse god staat daarbij niet naast het universum als een soort richtingaanwijzer en is ook niet de schepper van dat universum. De god van de stoïcijnen is niets meer en niets minder dan dat universum zelf. Iedereen en alles wat er is en alles wat er gebeurt maakt volgens de stoa deel uit van één samenhangend goddelijk wezen. In de filosofie word dit ook wel pantheïsme genoemd.

Zoals gezegd waren de stoïcijnen dus pantheïsten. Ze beschouwden het universum als een bewust en in zekere zin levend wezen dat begiftigd is met rede (logos). Het stoïcijnse godsbegrip impliceert een soort voorzienigheid, een bewustzijn dat ergens naar toe lijkt te werken. Dat zelfbewuste universum noemden ze ‘god’, maar misschien nog wel vaker gewoon ‘natuur’, en de befaamde stoïcijnse logos wordt dikwijls ook ‘noodlot’ of zelfs ‘natuurwet’ genoemd. De god waar de stoïcijnen het over hebben heeft dus meer weg van het geheel van de natuurwetten en de keten van oorzaak en gevolg dan van de dictaten van een godheid van het christelijke type. In de Middeleeuwen was het echter mode om dit godsbegrip los te koppelen van de klassieke context en uit te leggen in monotheïstische termen. En er zijn zelfs nu nog ‘moderne’ stoïcijnen die hetzelfde doen. De meeste moderne stoïcijnen geven echter een strikt seculiere interpretatie aan het stoïcijnse godsbegrip. Een interpretatie die prima binnen de stoïcijnse doctrine past. De authentieke pantheïstische interpretatie waarbij het universum als een soort zelfbewuste wereldziel wordt gezien zal de meer spiritueel aangelegde lezer zeker interesseren, maar is voor de stoïcijnse praktijk niet nodig.

Ook in de antieke tijd waren lang niet alle stoïcijnen overtuigd van het bestaan van een wereldziel. Het stond en staat een stoïcijn dan ook helemaal vrij om hierin een eigen keuze te maken. Als moderne stoïcijn kunt u met alle hierboven uiteengezette metafysische interpretaties uit de voeten: ze doen absoluut niets af aan de kern van de stoïcijnse filosofie.

 

vrijdag 23 oktober 2020

HULP BIJ LICHAMELIJKE PIJN

Pijn is een signaal dat er iets mis is met uw lichaam. Het is een signaal van uw zenuwen dat uw weefsels beschadigd zijn of beschadigd dreigen te raken. Dat maakt het van vitaal belang voor het goed kunnen blijven functioneren van uw lichaam. Zonder pijn zou u uw bestaan veelvuldig en onnodig in de waagschaal zetten. Er zijn drie soorten pijn acute, chronische en stresspijn. Acute pijn is heftig en heeft een aanwijsbare oorzaak. Er is sprake van een onmiddellijke lichamelijke beschadiging. Chronische pijn duurt langer en heeft doorgaans geen direct aanwijsbare oorzaak. De oorzaak is moeilijk te herleiden en het heeft geen waarschuwingsfunctie meer. Eigenlijk is deze vorm van pijn dan ook overbodig. U kunt echter ook lichamelijke pijn hebben zonder dat er fysiek iets mis is. Spanning of vermoeidheid kunnen pijn veroorzaken. Ook deze pijnvorm is doorgaans overbodig. U weet heus wel dat u gestrest of moe bent. U heeft geen pijn nodig om u dat te vertellen. Hoe dan ook pijn is een onaangenaam en soms zelfs ondragelijk gevoel. Een gevoel waar u het liefst zo snel mogelijk weer van af wilt.

De stoïcijnen beschouwen pijn niet als een emotie. Het is in hun ogen niets anders dan een waarschuwingssignaal dat een belangrijke functie heeft. Dat is bij acute pijn natuurlijk ook zo, maar dat neemt niet weg dat het een behoorlijk vervelend gevoel is, waar best een einde aan zou mogen komen op het moment dat de boodschap dat er een fysiek probleem bestaat is overgekomen. En chronische en stress pijn heeft al helemaal geen functie. Ondanks het feit dat stoïcijnen pijn niet zien als een te bestrijden passie kunnen stoïcijnse technieken toch een rol spelen bij het bestrijden en leren accepteren van pijngevoelens.

Het begint er mee dat u zich concentreert op het heden. Het verleden bestaat niet en ook de toekomst is er niet. U hebt alleen met het heden te maken. Fysiek lijden vindt nu plaats, niet in het verleden en ook niet in de toekomst. U hebt waarschijnlijk de gewoonte om uw pijn zo ver mogelijk weg te stoppen en te negeren. Jammer genoeg werkt dat niet, pijn is nogal opdringerig en heeft de neiging uw hele denken en doen te overheersen. Concentreer u dus op het heden, u kunt noch het verleden, noch de toekomst beheersen. Het heeft geen nut om er over te piekeren wanneer er een einde aan uw pijn zal komen, u kunt zich er beter op richten uw pijn te verduren zoals u die nu voelt.

Onderzoek en analyseer uw pijn, ontleed het in al zijn afzonderlijke gewaarwordingen. Wat is dit voor pijn? Steekt het, of is het branderig, zeurend of kloppend? Waar zit het? Kunt u de grenzen aanwijzen? Hoe intens is het? Is het altijd even hevig of wisselt het? Zo ja, hoe verandert het dan in de tijd? Stel u tenslotte de vraag wat het verband is tussen uw pijn en uw gedachten over uw pijn. Wat voor waardeoordelen verbindt u eraan?

Misschien komt u er dan achter dat uw pijn niet één enkele gewaarwording is, maar uit verschillende onderdelen bestaat. Wellicht zijn die losse onderdelen beter te verdragen dan de ervaring van alle bestanddelen samen. Dit geldt zowel voor echte fysieke pijn als voor emotionele pijn. Stoïcijnen ontleden vervelende indrukken om er zo beter mee om te kunnen gaan. Ze proberen daarbij niet te oordelen en hun pijn in neutrale termen te omschrijven. Dus niet: ‘ik heb zo’n verschrikkelijke pijn in mijn buik’, maar ‘ik voel op dit moment pijn in mijn buik’. Ook de ziekelijke stoïcijnse keizer Marcus Aurelius gebruikte deze ‘verdeel en heers’ techniek om beter met zijn pijn te kunnen omgaan.

Laat je niet overweldigen door het geheel van je gevoelens. Richt je niet op de pijn die je vermoedelijk nog zult krijgen, maar stel jezelf de vraag: Wat is er zo ondragelijk aan deze pijn? Je zult je dan schamen als je zegt dat het ondragelijk is. Herinner je er aan dat het niet de pijn uit het verleden of de pijn van de toekomst is waar je last van hebt, maar alleen de pijn in het hier en nu. Je zult er dan achter komen dat de pijn verschrompelt […]  en dat de pijn van dit geïsoleerde moment best te dragen valt. (Marcus Aurelius; Dagboeken; boek 8 hoofdstuk 36)

Marcus herinnert zich er aan dat het geen zin heeft om je de vele mogelijke negatieve uitkomsten van een vervelende situatie voor de geest te halen. We zijn niet zo goed in het voorspellen van wat ons staat te wachten en het risico bestaat dan ook dat u onnodig veel emotionele energie steekt in scenario’s die nooit zullen uitkomen. Op het moment dat de pijn werkelijkheid wordt is het vroeg genoeg om hem te confronteren. Bedenk dat u heel wat minder broos bent dan u misschien denkt, en dat u de meeste negatieve uitkomsten best zult kunnen verdragen. Epictetus zegt dat u sterft op het moment dat de pijn te heftig wordt en dat alle andere pijn dus te verdragen valt. Daarbij wijst hij er op dat u er altijd nog voor kunt kiezen om zelf naar buiten te gaan als de kamer u te rokerig wordt. Dat is misschien wel een wat schrale troost, maar het illustreert dat u misschien meer aan kunt dan u nu denkt.

Pijn is iets subjectiefs en iedereen heeft een andere pijngrens en beleeft zijn pijn op zijn eigen persoonlijke manier. Toch heeft het weldegelijk zin om te kijken hoe andere mensen met hun pijn omgaan. Als de pijn onvermijdelijk en actueel is zoek dan naar voorbeelden van mensen die al eerder dezelfde pijn hebben verdragen. U bent zeker niet de enige die dit moet ondergaan. Velen zijn u voorgegaan en velen zullen u nog volgen. U kunt moed putten uit de ervaringen van anderen die eenzelfde pijn hebben overwonnen.

Richt u op het heden en probeer uw pijn zo objectief en niet oordelend mogelijk te onderzoeken. Het opsplitsen van uw problemen in hun bestanddelen werkt verlichtend. Ook het voorbeeld van andere mensen kan u helpen om uw beproevingen beter te verdragen. Bedenk dat pijn iets is wat u in principe niet in uw macht hebt. Het gaat niet om de pijn zelf, maar om de manier waarop u er mee omgaat. Door uw mentale instelling tegenover pijn te veranderen kunt u uw draagkracht vergroten. Als u piekert over het onveranderbare verleden, of de onzekere toekomst dan staat u onvermijdelijk leed te wachten, omdat u zich onnodig bezig houdt met dingen die niet in uw macht liggen. Zwak uw negatieve waardeoordelen over actuele pijn zoveel mogelijk af. Kap elke opwelling tot zelfbeklag over vroeger leed resoluut af. Stop er mee om u zorgen te maken over mogelijk toekomstig leed en jammer niet over het leed dat u nu overkomt. Dat klinkt hardvochtig, maar het helpt wel en daar gaat het om.

  

vrijdag 16 oktober 2020

EEN STOÏCIJNSE REMEDIE TEGEN DRIFTBUIEN

 

Woede is de passie die zonder enige twijfel het moeilijkst onder controle valt te houden. Het komt altijd onverwacht en overvalt je uit het niets. Er gaat iets fout of iemand zegt of doet iets wat u niet bevalt, en boem daar is de volgende driftbui. In uw ogen waarschijnlijk volkomen gerechtvaardigd. U wilt woedend zijn, u heeft er recht op. De wereld en andere mensen hebben zich maar te gedragen zoals u dat wilt. Punt uit! Of toch niet? Natuurlijk niet. Het universum heeft geen boodschap aan uw wensen. Het gaat zijn eigen gang of u dat nu leuk vindt of niet.

De moderne psychologie is het volkomen met de oude stoïcijnen eens: woede is slecht voor je. Het is lichamelijk en geestelijk slecht voor je en zet je aan tot ondoordachte destructieve acties. In de prehistorie was het misschien een nuttige emotie die je kon helpen om die laatste appel voor jezelf op te eisen of om die potentiële vrijer uit de buurt van je partner te houden, maar in de huidige maatschappij is het vooral een overbodige destructieve passie. Toch zit u maar mooi opgescheept met dat vervelende gevoel. De cognitieve gedragstherapie maakt gretig gebruik van de oude stoïcijnse gereedschapskist om mensen te helpen hun woede binnen de perken te houden. Zowel de hedendaagse psychologie als de stoïcijnen willen dat u uw woede analyseert en dat u zich realiseert dat het uw eigen overtuigingen zijn die u kwaad maken en niet de gebeurtenissen zelf.

Om uw woede onder controle te krijgen is het belangrijk dat u leert wat bij u de eerste herkenningstekens zijn van een opkomende driftbui. Denk er eens over na hoe u bij uzelf merkt dat u kwaad wordt. Welke situaties maken u kwaad? Zijn er bepaalde lichamelijke sensaties die wijzen op een opkomende driftbui? Spelen er bepaalde gedachten door uw hoofd? Leer de kenmerken van uw driftbuien kennen en zorg er voor dat u er niet langer totaal onverwacht door overvallen wordt.

Als u eenmaal doorhebt dat er een woedeaanval op de loer ligt kunt u de stoïcijnse anti-boosheidstechnieken gaan toepassen. Het begint met de ouderwetse maar heel effectieve remedie van het tot tien tellen. Woede eist al de aandacht op en belet u om helder na te denken. Het inlassen van een pauze waarin u de tijd krijgt om u te realiseren dat de gebeurtenis niets anders is dan een indruk en dat uw boosheid uw eigen oordeel over die gebeurtenis is, is daarom essentieel. Schep ruimte voor uzelf en neem afstand van de situatie. Geef uzelf de gelegenheid om de gebeurtenis scherper te zien en beter te analyseren. Probeer tijd te winnen en al was het maar voor een kort moment uw kalmte te herwinnen.

Goed u herkent de eerste aanwijzingen van een opkomende driftbui en u slaagt erin om een pauze in te lassen, maar dit is nog maar de eerste stap. Wat moet er gebeuren na de pauze? Seneca heeft een hele reeks boeken geschreven speciaal bedoeld om u te helpen een woedeaanval in de knop te smoren (maar liefst drie boeken, wist hij van zichzelf dat hij een driftkikker was?). Een van zijn technieken was het rationeel analyseren van de gebeurtenis. Hij omschreef het zo:

De eerste stap is uitstel. Daar moet je meteen mee beginnen niet om het te voorkomen, maar om je tijd om na te denken te geven. De eerste opwelling is heftig, maar je woede zwakt af als je rustig blijft. Probeer haar niet in één keer te verjagen, versla haar stukje bij beetje […]. Als iemand je iets aan doet beoordeel dan grondig wie dat doet en waarom hij het doet. Is het een kind? Hou dan rekening met zijn leeftijd, hij weet niet wat hij doet. Het is een ouder? Bedenk dan dat hij zo veel goed heeft gedaan dat hij ook wel eens een fout mag maken. Of maken we ons misschien kwaad omdat we weten dat hij gelijk heeft? […] Je wordt ziek of krijgt een ongeluk. Je zult er minder last van hebben als je het over je heen laat komen. […] Een slecht mens heeft je iets aangedaan. Verbaas je niet, hij zal uiteindelijk zijn verdiende loon wel krijgen en heeft vooral zich zelf er mee. (Seneca; Over de Woede; Boek 2; hoofdstuk 29-30)

Seneca beschrijft hier enkele veel voorkomende aanleidingen voor driftbuien en levert daar meteen een aantal bestrijdingstechnieken bij. Ook Seneca ziet het inlassen van een pauze als een belangrijk wapen tegen woede. Hij weet dat je niet al te heftig moet proberen je woede te onderdrukken. Dat lukt u toch niet, het is een heftige emotie die uw rede onderdrukt. Vermijding is meestal de beste strategie. Hij raadt u dan ook aan om goed te onderzoeken wat voor situaties en wat voor mensen u kwaad maken. Probeer situaties die u kwaad maken te ontlopen en las, als dat onverhoopt niet lukt, een pauze in of loop gewoon weg.

Seneca wil dat u grondig onderzoekt wie of wat de oorzaak van uw woede is. Bedenk dat het geen zin heeft om kwaad te worden op een kind of op een geestelijk onvolwassen mens. Er zijn veel personen die het geestelijke en emotionele niveau van een kind nooit overstijgen en die niet in staat zijn tot rationeel nadenken. Behandel hen als een kind, wees geduldig en toegefelijk, probeer ze te leren om zich verstandiger te gedragen. Als het een lichamelijk en geestelijk volwassen persoon is die u kwaad maakt bedenk dan dat iedereen wel eens een vergissing maakt. Doorgaans is hij juist vriendelijk en behulpzaam. Waarschijnlijk wil hij u ook nu helemaal niet boos maken, maar heeft hij het gewoon niet in de gaten. Het is ook nog mogelijk dat hij eigenlijk gelijk heeft en dat u zelf een fout maakt. U maakt zich kwaad omdat u niet wil horen dat u zich vergist. In dat geval moet u zich zijn ‘kritiek’ natuurlijk gewoon ter harte nemen.

Seneca wijst u er op dat het al helemaal geen zin heeft om u kwaad te maken op een onbezield object of een natuurverschijnsel. Zal uw vastgelopen laptop als u maar hard genoeg schreeuwt en tiert zo van u schrikken dat hij vol schaamte weer gaat functioneren? Natuurlijk niet. U maakt uzelf alleen maar belachelijk en u loopt het risico de situatie alleen maar erger te maken door met de apparatuur te gaan gooien. Natuurverschijnselen als ziektes en ongelukken zijn onvermijdelijk. U voelt zich alleen maar nog beroerder als u zich kwaad maakt als ze u overkomen. Een kalme en redelijke reactie maakt de kans dat u een oplossing voor het probleem vindt een stuk groter dan een driftbui.

In het verlengde hiervan wijst Seneca er op dat u niet verbaasd moet zijn dat er slechte mensen bestaan die voor u vervelende dingen doen. Bedenk daarbij dat niemand zichzelf bewust benadeelt. Ook slechte mensen zijn er van overtuigd dat ze voordeel hebben van hun slechte gedrag. Ze realiseren zich echter niet dat ze zichzelf geen dienst bewijzen. Het loopt vaak niet zo goed af met mensen die er een gewoonte van maken om zich slecht te gedragen. Ze hebben vooral zichzelf er mee als ze er voor kiezen om van zichzelf een slecht mens te maken. In stoïcijnse ogen is virtuositeit het enig goede en heeft iemand die uit vrije wil niet virtuoze handelingen pleegt daar vooral zichzelf mee. Uiteindelijk komen dergelijke personen op een voor hen onplezierige manier in conflict met de maatschappij. U kunt het met een gerust hart aan anderen overlaten om de ‘slechteriken’ van deze wereld te bestraffen. Dat betekent niet dat u over u heen moet laten lopen, maar u hoeft zeker niet hoogstpersoonlijk in een woede-uitbarsting de bestraffing op u te nemen. Er is geen reden om u druk te maken.

De stoïcijnen wisten dat onze woede in de eerste plaats wordt veroorzaakt door onze eigen oordelen over een onaangename situatie. Het zijn uw persoonlijke gedachten die maken dat u driftig wordt. De hier beschreven technieken kunnen u helpen om minder snel en vaak boos te worden en kunnen voorkomen dat u vervalt in deze destructieve en voor iedereen vervelende passie.

 

woensdag 14 oktober 2020

LET OP JE WOORDEN

 

Uw woordgebruik maakt verschil. De woorden die u gebruikt om iets te beschrijven bepalen hoe u daar tegenover staat. Het is ‘verschrikkelijk’ als u uw trein mist, de nieuwe auto van uw buurman is werkelijk ‘geweldig’ en de nieuwe iPhone is echt ‘fantastisch’ of ‘te gek’. Dergelijke woorden zijn beladen met positieve of negatieve emoties. De oorsprong van uw emoties, uw reptielenbrein, is niet al te snugger en snapt het concept ‘overdrijving’ niet. Uw reptielenbrein heeft de neiging om de wereld zwart-wit te zien en alles wat u zegt letterlijk te nemen. Dit zadelt u op met emoties die vermoedelijk niet passen bij wat er werkelijk aan de hand is. Als u sterke waardeoordelen over gebeurtenissen uitspreekt wekken die ook sterke emoties op. Veel van die waardeoordelen zijn impliciet van aard, maar ze worden weldegelijk versterkt door de woorden die u gebruikt. Zo erg is het tenslotte niet dat u uw trein mist en ook de nieuwe auto van uw buurman is echt niet helemaal het einde. Door waarde geladen woorden te gebruiken geeft u niet alleen geen beschrijving van de feitelijke situatie, maar roept u ook nog emoties op die daar helemaal niet bij passen. En daar zitten ongetwijfeld vervelende emoties tussen die u liever helemaal niet zou willen voelen.

Het is een goede stoïcijnse gewoonte om uw uitspraken te matigen. Beschrijf de feiten en laat waarde geladen woorden, voorlopig maar even achterwegen. Voor een stoïcijn is de wereld niet ‘goed’ of ‘slecht’, zwart of wit. De wereld is zoals hij is. Niets meer en niets minder. Goedheid of slechtheid zijn eigenschappen van uw karakter, niet van de buitenwereld. De wereld is zelfden helemaal zwart of wit, maar meestal gewoon één of andere grijstint. Weer al die waarde geladen uitspraken daarom zoveel mogelijk uit uw uitspraken.

Dit geldt niet alleen voor de dingen die u overkomen, maar ook, en eigenlijk des te meer, voor de termen waarmee u de anderen omschrijft. De man die u zojuist op de snelweg gesneden heeft is een echte hufter en die irritante buurman is een enorme klootzak. Maar is dat wel zo? U kent de motieven en omstandigheden van andere mensen helemaal niet. Misschien was die hufter op de snelweg wel op weg naar het ziekenhuis met zijn hoogzwangere vrouw, en misschien is het irritante gedrag van uw buurman wel het gevolg van bepaalde ernstige problemen die hij maar niet opgelost krijgt. In dit soort situaties spelen er zoveel onbekende factoren mee dat het opschorten van uw oordeel de enige verantwoorde handelswijze is. U weet gewoon niet hoe het zit. Een vriendelijke milde houding tegenover dit soort mensen is gewoon altijd beter. Beter voor hen en beter voor uw eigen gemoedsrust.

Dat geldt zelfs als iemand ‘echt’ een enorme hufter zou zijn. De daden en het al dan niet verdorven karakter van de anderen zijn voor u een neutrale zaak. Wat anderen zijn of doen ligt immers niet in uw macht. Het enige waar u de volledige macht over hebt is uw eigen karakter. Waarde geladen woorden over zaken waar u geen controle over hebt zijn in stoïcijnse ogen per definitie incorrect en overbodig. U kunt het uzelf en de anderen behoorlijk makkelijker maken door waarde geladen terminologie zoveel mogelijk uit uw spreken en denken te verbannen.

Dat betekent niet dat de stoïcijnen u aanraden om met u te laten sollen. Als u onrechtvaardig wordt bejegend dan kunt u daar zeker tegen optreden. Maar moet dat dan ook met boze en agressieve emoties gepaard gaan? Uw handelen is een stuk effectiever en u voelt zich een stuk prettiger als u degelijke passies buiten spel kunt laten. Daar komt nog eens bij dat de ‘hufters’ van deze wereld verwachten dat u agressief en boos reageert. Door dat niet te doen brengt u ze uit hun evenwicht en is een voor u positieve reactie waarschijnlijker geworden. Over het ‘bestraffen’ van ‘hufters’ hoeft u zich niet druk te maken, dat doen ze zelf wel ,of anders doen anderen dat wel voor u.

Probeer uw woorden en gedachten neutraler en objectiever te maken. Schort uw oordelen over de anderen op en beschrijf de dingen zoals ze zich voordoen. De ‘hufter’ op de snelweg wordt dan iemand die kennelijk haast heeft, en de irritante buurman is nu iemand die blijkbaar met stress en ernstige problemen worstelt. Wees minder oordelend en meer vergevingsgezind tegenover de anderen. Maak er een automatisme van om in uw directe reacties een neutrale, afwachtende houding aan te nemen. Dat zal uw gemoedsrust zeker ten goede komen.

 

 

vrijdag 9 oktober 2020

SMOOR UW PASSIES

 

‘Dacht ik het niet? Die stoïcijnen zijn toch saaie zuurpruimen. Ze willen dat ik alles waar ik gepassioneerd over ben afzweer!’ Een begrijpelijke reactie bij het lezen van deze titel, maar het woord passie wordt hier toch in een net iets andere betekenis gebruikt dan u denkt. Passie wordt hier niet gebruikt in de betekenis van een hartstochtelijke genegenheid of drang, maar als een heftige gemoedsaandoening die lijden veroorzaakt. Een vervelende emotie die u het leven zuur maakt. Kortom voor de stoïcijnen is een passie een gevoel waar u zo snel mogelijk van af wilt.

Emoties komen voor de stoïcijnen in twee categorieën: goede, gewenste emoties en slechte, vervelende emoties. De vervelende emoties noemen ze dus passies. Het verwarrende is dat (bijna) alle soorten emoties zowel een afkeurenswaardige passie als een gewenste emotie kunnen zijn. U mag best bang zijn als er een dolle man met een bijl op u af komt rennen, maar als u dezelfde gevoelens koestert bij het zien van een muisje dan is er in stoïcijnse ogen toch echt iets grondig mis. Het gaat de stoïcijnen om de redelijkheid van de ondergane gevoelens. Zijn de emoties onder de gegeven omstandigheden passend of niet? Als ze passend zijn dan is het een goede emotie, als ze irrationeel zijn dan is het een passie. En passies moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Ze hebben de akelige eigenschap dat ze uw leven behoorlijk kunnen vergallen en het stoïcisme wil juist dat u een prettig en goed leven leidt.

Onwelgevallige emoties of passies passen niet in een goed, of zoals de stoïcijnen het noemen, virtuoos leven. Misschien dat u denkt dat een emotie iets is dat u overkomt, iets waar u geen enkele invloed op hebt. Gelukkig klopt dat niet en bestaan er methoden om het ontstaan van de meer akelige vormen van emoties te vermijden. De stoïcijnen hebben dan ook een heel scala aan technieken ontwikkeld om opkomende passies in de knop te smoren. In de hedendaagse psychologie worden drie fases onderscheiden bij het ontstaan van een emotie. Ook de stoïcijnen maakten dit onderscheid al. Zo beschreef Seneca 2000 jaar geleden de eerste fase van een woedeaanval als volgt:

Je vraagt of het wel mogelijk is om een driftbui te onderdrukken. Als ze opkomt zonder dat we dat willen zal ze zich immers nooit aan de rede willen onderwerpen. Tot op zekere hoogte klopt dat, omdat alle reflexen of pre-emoties niet gecontroleerd kunnen worden en niet zijn te vermijden. Zo krijgen mensen kippenvel als je koud water over ze heen gooit, ze schrikken als ze onverwacht worden aangeraakt, hun haren gaan overeind staan als ze iets gruwelijks horen en ze worden duizelig als ze in de diepte kijken. Daarover hebben we geen controle, het valt volledig buiten het bereik van onze rede. Woede kan in de volgende fase wel door de rede in toom worden gehouden. Het is een fout van de rede als die instemt met een eerste reflex. (Seneca; Over de Woede: boek 2 hoofdstuk 2)

De eerste fase van een emotie is reflexief en dus onvermijdelijk. Het is een puur lichamelijke reactie die bestaat uit het in uw bloed loslaten van een stoot adrenaline of een ander hormoon. De passie komt onbewust op als reactie op een onverwachte gebeurtenis. U voelt een plotselinge emotie opkomen gevolgd door de drang om ‘heftig’ te reageren. Het is zinloos om te proberen dergelijke automatische reacties te onderdrukken. De tweede fase van een emotie is cognitief en daar valt wel iets aan te doen. U reflecteert kort op wat er met u gebeurt, stelt de oorzaak vast en geeft een oordeel. Dit is de fase waarin u instemt met de pre-emotie en besluit dat het volkomen gerechtvaardigd is dat u zich voelt zoals u zich voelt. Op dat moment verandert een reflexieve pre-emotie in een echte emotie. Het gevoel wordt nog eens versterkt doordat er een nieuwe dosis stresshormonen in uw bloed wordt losgelaten. Tenslotte laat u zich in de laatste fase blindelings meeslepen door uw gevoelens. U gaat over tot actie waar die ook toe leidt. Het is nu te laat om uw gedrag nog te sturen. Uw emotie is een onbeheersbare passie geworden.

U hebt waarschijnlijk de indruk dat uw emoties u overkomen. Het lijkt alsof u er geen enkele invloed op hebt. De indrukken uit de buitenwereld krijgt u in de eerste fase immers voorgeschoteld met een er al aan vastgeplakte pre-emotie. U hebt in de tweede fase echter weldegelijk nog een keuze. Deze fase wordt vaak nauwelijks bewust beleefd. Hij lijkt in een flits aan u voorbij te gaan, maar bestaat weldegelijk. In de tweede fase kunt u de u voorgeschotelde pre-emotie aanvaarden of verwerpen. Door in te stemmen met een drift wordt er een waardeoordeel op de indruk van buiten geplakt. Als wordt ingestemd met de pre-emotie ontstaat er dus een verlangen naar of een aversie tegen de binnen gekomen indruk. De tweede fase is dan ook het aangewezen moment om in te grijpen. U heeft voordat een pre-emotie in een echte voldragen emotie verandert een kort moment waarin u kunt ingrijpen. Als u te lang wacht verliest u definitief uw zelfbeheersing en gaat u in fase drie tot handelingen over waarvan u alleen maar kunt hopen dat die niet iets onherstelbaars veroorzaken.

 

donderdag 1 oktober 2020

NEVER WRESTLE WITH PIGS

 Het lijkt wel alsof we tegenwoordig veel lichtgeraakter zijn dan vroeger. Mensen trekken het zich erg aan wat anderen van hen denken. Of het nu gaat om hun virtuele image in de sociale media of om het beeld dat hun vrienden van hen hebben, de opinie van de anderen is voor velen van cruciaal belang. Als dat op de één of andere manier geschonden wordt is de boot aan en worden ze kwaad of verdrietig. Dat zijn onprettige emoties die een stoïcijn natuurlijk zoveel mogelijk wil proberen te voorkomen.

Het spreekt vanzelf dat u als stoïcijn iedereen vriendelijk en met respect behandelt, maar dat betekent niet dat u ook kunt verwachten dat anderen u net zo zullen behandelen. Wat anderen van u vinden doet er niet toe. Het is onbelangrijk en kan genegeerd worden. Maar wat nu als u echt aangevallen wordt en als iemand u bewust beledigt en probeert te kwetsen? De meeste mensen proberen hun aanvaller direct met gelijke munt terug te betalen en dan het liefst nog net ietsje slimmer of harder. Het wordt tegenwoordig zelfs als goed beschouwd om voor jezelf op te komen en je het kaas niet van je brood te laten eten. Anders ben je een slappeling en een loser die over zich heen laat lopen. Iedereen moet zelfredzaam zijn en zich kunnen verdedigen.

Die moderne assertiviteit spreekt een stoïcijn niet aan. Hij zal zich zelf niet verdedigen. Hij ziet de noodzaak er niet van in. De kans is groot dat een dergelijke houding weerstand bij u oproept. ‘Het spreekt toch vanzelf dat ik boos word als ik onrechtvaardig word behandeld? Ik heb recht op mijn woede’. Een stoïcijn weet echter dat ook een woede die gerechtvaardigd lijkt, de gemoedsrust verstoort en voorkomen moet worden. Dat betekent trouwens niet dat u over zich heen moet laten lopen. Daarbij kunt u zich natuurlijk niet tot een ordinaire scheld- of vechtpartij verlagen. Als stoïcijn zult u zich daarom een heel eigen manier van reageren moeten aanwennen.

Maar hoe doe je dat als je in een maatschappij leeft die assertiviteit tot norm heeft verheven? Een doorsnee aanval of belediging verloopt in drie fases. Eerst zegt iemand iets tegen u om u te bekritiseren of te kwetsen. Vervolgens moet u het gezegde ook echt als kwetsend opvatten. En tenslotte moet u op de belediging reageren. De eerste fase ligt volledige buiten uw macht het is de ander die beslist of hij u al dan niet wil beledigen. Dat iemand u respectloos bejegent is zijn zaak en zijn probleem. Als stoïcijn moet het u koud laten.

In de tweede fase gaat het om de innerlijke verwerking van wat er is gezegd. Dat is iets waar u bij uitstek controle over hebt. U moet u nu gaan afvragen wat de bedoeling was van de opmerking. Wilde de ander u werkelijk beledigen of had hij alleen maar kritiek op iets wat u gedaan hebt? Als het laatste het geval is dan kunt u de afzender van de opmerking bedanken voor zijn poging om u te waarschuwen voor een fout. Dit ongeacht de manier waarop hij het heeft gebracht. Niet iedereen is altijd even subtiel als hij een ander voor een vergissing wil waarschuwen. Het is vermoedelijk de moeite waard om even te kijken of de kritiek al dan niet terecht was. Misschien kunt u zo een vergissing voorkomen. Als de kritiek onterecht is dan kunt u het daar bij laten. Het is ook dan weer iets wat buiten uw macht ligt. De fout en het probleem ligt bij de kritiekgever en niet bij u.

Alleen als de opmerking echt als een belediging bedoeld was komen we in fase drie terecht. De belediging heeft u van slag gemaakt. Realiseer u dat het niet de belediging zelf is die u ergert, maar uw overtuiging. Uw ergernis is iets van uzelf, iets waar u in principe controle over hebt. U kiest er voor om u te voelen zoals u zich voelt. U moet natuurlijk wel op de belediging reageren. Maar ook uw reactie is weer iets wat volledig binnen uw macht ligt. Maar moet u echt fysiek reageren? Ook niets doen is een reactie. De ander wil dat u fysiek reageert, dat is waar hij op uit is. Zonder reactie treft de belediging geen doel. Epictetus leerde zijn leerlingen dat ze een persoonlijke aanval niet als een belediging maar als een uitdaging moesten beschouwen. Hij zei het zo:

Stap eens naar een steen en scheld die uit. Wat heeft dat voor effect? Als jij nu eens net zo naar dat gescheld zou luisteren als die steen, wat voor lol heeft degene die jou uitscheldt daar dan nog van? (Epictetus, Colleges, boek I, hoofdstuk 25)

Als u niet reageert op een belediging zal de ander zich opgelaten voelen. Heeft hij het wel goed gedaan of was zijn belediging zo klungelig dat het u niet eens is opgevallen? Of vindt u hem echt zo onbenullig dat u het niet eens de moeite waard vindt om op hem te reageren? U berooft hem niet alleen van het genoegen om te zien dat hij u van uw stuk heeft gebracht. U laat hem en eventuele omstanders ook nog eens merken dat u geen zin en tijd hebt om op zijn kinderachtige gedrag te reageren. U heeft wel iets belangrijkers te doen dan u bezig te houden met zo’n Neanderthaler. Niemand vindt het prettig om genegeerd te worden en uw aanvaller zal zich vernederd voelen. Hij zal zich wel twee keer bedenken voor hij zich weer aan u vergrijpt.

Volgens de stoïcijnen is ook humor een prima reactie op een belediging. Door met humor te reageren op een belediging of aanval vertelt u de dader dat hij niet in zijn opzet is geslaagd. Het was natuurlijk zijn bedoeling om u kwaad of verdrietig te maken en dat is duidelijk niet gelukt. Sterker nog zonder in de val te lopen hem terug te beledigen, beledigt u hem op een subtiele wijze toch door te laten zien dat zijn handelingen u niets doen. Zo vertelt Seneca een anekdote over Socrates:

Woede moet altijd klein gehouden worden, neem je boosheid niet altijd zo serieus en maak er een grap van. Toen Socrates een klap opliep zei hij alleen maar: ‘jammer dat je ’s ochtends niet weet of je een helm moet opzetten als je de deur uit gaat.’ (Seneca; Over de woede; Boek III-11)

Even verderop in hetzelfde boek vertelt hij over een voorval met de stoïcijnse politicus en jurist Cato:

Toen onze Cato een keer een pleidooi voor de rechtbank hield werd hij door de gevreesde Lentullus (onze ouders herinneren zich hem nog als een enorme vlegel) met opgerocheld slijm in het gezicht gespuugd. Hij veegde het spuug kalm van zijn gezicht en zei: ‘Lentullus, ik zal iedereen die zegt dat jij je mond niet weet te gebruiken vertellen dat ze het mis hebben. (Seneca; Over de woede; Boek III-38)

Ook Epictetus adviseert humor als reactie op een persoonlijke aanval. Zo adviseert hij een leerling om als iemand over hem roddelt te zeggen dat de kletskous hem wel heel slecht moet kennen als dat het slechtste is wat hij over hem weet te vertellen.

Als iemand je vertelt dat die-en-die kwaad over je spreekt, ga je dan niet verdedigen maar zeg liever: ‘Al mijn andere fouten kent hij zeker niet anders had hij nog wel iets meer te vertellen gehad.’ (Epictetus, Handboekje; hoofdstuk 33)

Humor is dus een prima manier om uw belager te ergeren zonder uw waardigheid te verliezen. U laat zien dat u volstrekt ongevoelig bent voor wat hij doet. De meeste mensen zijn echter niet zo eloquent en geestig dat ze een belediging direct met een kwinkslag kunnen beantwoorden. Ik kan het in elk geval niet en het overkomt me vaak dat ik pas uren na het voorval bedenk hoe ik had moeten reageren. Ik realiseer me dat ik beledigd ben, en word meestal niet kwaad maar kom toch niet verder dan een verbaasd en ongemakkelijk zwijgen. Niet iedereen is dus in staat om een belediging met humor te pareren. Het totaal negeren van een belediging werkt altijd en is meestal een stuk makkelijker uit te voeren. ‘Never wrestle with pigs. You both get dirty and the pig likes it’ (George Bernard Shaw).