zaterdag 27 maart 2021

3.1 De eerste stoïcijnen

 

LES 3

EEN EERSTE ONTMOETING

MET DE STOÏCIJNEN

 

3.1 De eerste stoïcijnen

Laten we voor we de stoïcijnse filosofie wat van dichterbij gaan bekijken eerst eens een blik werpen op de mensen die die filosofie ‘ontdekt’ hebben. Wie waren die mensen die vijf eeuwen lang de filosofie, en tot op zekere hoogte ook de politiek, wisten te domineren? Wie waren die eerste stoïcijnen en waar kwamen ze vandaan? Wat maakte ze zo bijzonder dat zoveel mensen hun filosofie als levensleer wilden aanvaarden?

Het stoïcisme is de belangrijkste van de zogenoemde hellenistische filosofiescholen. De periode tussen Alexander de Grote (356-323 v. Chr.) en de verovering van Griekenland door de Romeinen wordt wel het Hellenisme genoemd. De veroveringen van Alexander de Grote openden de destijds bekende wereld voor de Helleense cultuur en openden de Helleense wereld voor invloeden uit het Oosten. Gebieden als Perzië en zelfs India werden op eens toegankelijk voor de Grieken. Er werden nieuwe handelsroutes geopend en wegen en landen die vroeger te gevaarlijk waren om te bezoeken kwamen binnen het bereik van de reislustige Grieken. De regionale Helleense beschaving raakte zo vermengd met elementen uit oosterse beschavingen en er ontstond een internationale hellenistische cultuur. Deze hellenistische tijd werd mede daardoor een tijd van grote natuurwetenschappelijke en filosofische vooruitgang. De ideeën uit het toenmalige India, Egypte en Perzië leidden tot het ontstaan van nieuwe denkrichtingen. De Academie van Plato bestond al, maar scholen als het Lyceum van Aristoteles, de cynische school, de sceptici, de epicurische school en de stoïcijnse school ontstonden allemaal aan het begin van deze hellenistische periode.

De Griekse democratie was één van de belangrijkste redenen dat er zoveel verschillende scholen konden ontstaan. Om succesvol te zijn was alleen een goede afkomst niet meer voldoende. Je moest je opponenten in de volksvergadering en in de rechtszaal met kennis, argumenten en retorische trucjes weten te overtuigen. Om carrière in politiek en recht te maken werden de kinderen van rijke ouders na hun middelbare school opleiding naar één van de filosofiescholen gestuurd. De allerrijksten huurden een privéfilosoof in. Zo liet koning Phillipus van Macedonië zijn zoon Alexander (later de Grote genoemd) door de filosoof Aristoteles opvoeden. Maar de wat minder bedeelden stuurden hun kinderen naar één van de scholen. Daar leerden ze niet alleen de toenmalige stand van de wetenschap en de handigste trucjes om andere mensen van hun standpunten te overtuigen, maar ook een manier om in het leven te staan. De scholen hadden ieder een eigen opvatting over wat belangrijk was in het leven en hun leerlingen kregen daarom naast de ‘gewone’ vakken ook les in levenskunst. Iedere school onderwees dan ook zijn eigen levensfilosofie.

Een korte wandeling door het hellenistische Athene van rond 300 voor Christus zou ons langs heel wat van die filosofiescholen hebben gevoerd. Zo stond er aan de noordkant van het marktplein een overdekte zuilengalerij waar als er geen markt was de lessen van de stoïcijnse school werden gegeven. Over de markt zelf zwierven bedelende en scheldende cynische filosofen rond. Ze vielen mensen lastig door ze brutaal te confronteren met de leegheid van hun bestaan. Ik denk dat niet veel ouders hun kinderen naar de cynici gestuurd zullen hebben, maar dat neemt niet weg dat deze brutale hippie filosofen populair waren bij veel puberende tieners. In de oostelijke buitenwijken van de stad stonden de statige gebouwen van het Lyceum van Aristoteles en net buiten de stad lag in een prachtig park met fonteinen en wandelpaden de door Plato gestichte Academie. Even verderop, nog wat verder van de drukte van de stad, lag op het platteland een ommuurde groentetuin waarin de leerlingen van de school van Epicurus in een soort commune les kregen en hun eigen voedsel verbouwden. En dat waren nog niet eens alle scholen. In het Athene van die tijd bestond er een enorme keus aan hogere opleidingen.

Het was destijds geen eenvoudige keus om je zoon (dochters werden niet naar school gestuurd en waren trouwens bijna nergens welkom) naar een bepaalde filosofieschool te sturen. Het was zoals we zagen niet alleen maar een vorm van hoger onderwijs, er werd ook een manier van leven aangeleerd die de rest van het leven van de leerling zou gaan bepalen. De scholen werden dan ook niet alleen door jonge leerlingen bezocht, ook oudere aanhangers van de gedoceerde levensfilosofie en nieuwsgierige voorbijgangers volgden regelmatig de lessen. Naast de vagebonden van de rondzwervende cynici waren de stoïcijnen het makkelijkst toegankelijk. Ze gaven hun lessen immers in het openbaar op het marktplein. Iedereen die dat wilde, rijk, arm, man, vrouw of slaaf kon zich bij hun lessen aansluiten.

Eén van die nieuwe scholen was dus de school van het stoïcisme. Het stoïcisme kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. De eerste stoïcijnen werden geïnspireerd door voorgangers als de natuurfilosoof Heraclitus, ook wel de Griekse Lao zi genoemd, de beroemde Socrates en de cynicus Diogenes (ja die van de ton). De oprichter van de stoïcijnse school, Zeno van Citium (335-262 v. Chr.), was de zoon van een Fenicische handelaar. Hij was geboren in de stad Citium op het huidige Cyprus. Destijds was dit eiland een scharnierpunt in de internationale handel. Producten uit Afrika, Griekenland, het Nabije Oosten en zelfs het Verre Oosten kwamen hier samen om over de rest van de destijds bekende wereld verhandeld te worden. Zeno’s vader was een koopman die met zijn schepen de hele Middellandse zee bevoer. Als jonge leerling koopman kwam Zeno waarschijnlijk niet alleen in contact met mensen uit Griekenland, maar ook met mensen uit Egypte, Babylonië en zelfs uit India. Hij was al jong in filosofie geïnteresseerd en de verschillende gedachten en theorieën uit die landen zullen niet ongemerkt aan hem voorbij zijn gegaan. Het is dan ook helemaal niet zo verwonderlijk dat er opmerkelijke overeenkomsten tussen oosterse filosofieën als het boeddhisme en het stoïcisme bestaan.

Zeno voer in opdracht van zijn vader regelmatig van Cyprus naar Athene. Door een schipbreuk kwam hij in deze hoofdstad van de filosofie vast te zitten. Hier raakte hij zo onder de indruk van de verhalen over de filosoof Socrates, dat hij besloot een leraar te zoeken en zijn verdere leven te wijden aan de filosofie. Omdat hij aanvankelijk meende dat de cynici Socrates’ ware erfgenamen waren, ging hij in de leer bij de cynicus Crates. Deze cynici moesten niets van regels en conventies hebben. Het waren de hippies van de Oudheid, die tegen alles en iedereen aanschopten. Ze wilden zo dicht mogelijk bij de natuur leven en hadden een totale aversie tegen bezit en luxe.

Omdat de cynici nogal van het uitvoeren van stunts en ‘practical jokes’ als statements waren, had Crates bedacht dat zijn nieuwe leerling met een grote pot linzensoep over straat moest gaan rondsjouwen. Dat was eigenlijk slavenwerk en voor de zoon van een rijke Fenicische koopman werd dat in die tijd als behoorlijk vernederend beschouwd. Zeno voelde zich dan ook duidelijk opgelaten. Zijn leraar merkte dat en lachte hem uit. Een echte cynicus kent geen schaamte. Lachend sloeg hij de pot met soep kapot, waardoor Zeno onder de derrie kwam te zitten. Maar in plaats van de les te begrijpen en om het voorval te lachen, nam Zeno met het schaamrood op de kaken de benen, terwijl de linzensoep langs zijn kuiten stroomde. Zijn leraar hoofdschuddend achterlatend. De jonge Zeno was duidelijk niet uit het goede hout gesneden om een echte cynicus te worden. Na dit voorval verliet Zeno de cynische school van Crates. Hoewel de cynici in stoïcijnse ogen veel te extreem waren hebben stoïcijnse filosofen altijd veel waardering gehouden voor hun cynische collega’s. Na Crates studeerde Zeno nog een paar jaar bij een aantal andere filosofen tot hij zich zeker genoeg voelde om een eigen school te stichten en zelf les te gaan geven.

Zeno gaf zijn lessen in de zogenaamde ‘stoa poikilé’ van Athene. In het Grieks betekent dat de beschilderde zuilengalerij. Zo’n zuilengang werd in de Oudheid gebruikt als een halfopen overdekte markthal. De naam stoïcisme is dus afkomstig van de markthal waar Zeno les gaf. De opvolgers van Plato gaven hun lessen in een luxueus en afgesloten academiegebouw, de epicureërs in een ommuurde tuin en de stoïcijnen op de markt. Zeno’s lessen waren dus openbaar en gratis toegankelijk, niemand was verplicht om lesgeld te betalen. Zeno was ondertussen wel door zijn geld heen, maar zijn vaste leerlingen zorgden er voor dat hij toch in zijn onderhoud kon voorzien.

De opvolgers van Zeno, Cleanthes (330-232 v. Chr.) en Chrysippus (280-207 v. Chr.), stonden in de oudheid bijzonder hoog aangeschreven, en niet alleen als filosoof. Ze waren allebei ook nog eens Olympische sporters. Cleanthes was een bokser en Chrysippus een marathonloper. De stoïcijnen vonden de zorg voor hun lichaam van ondergeschikt belang, maar dat stond er blijkbaar niet aan in de weg dat zelfs hun schoolhoofden op het hoogste niveau aan sport deden. Ook op intellectueel gebied stonden die schoolhoofden hun mannetje. De stoïcijnse logica en taalfilosofie die met Chrysippus begon is tot op de dag van vandaag vermaard. Er zijn zelfs delen van de stoïcijnse propositielogica die door de opkomst van het christendom tweeduizend jaar lang vergeten en onbegrepen zijn gebleven. Pas toen deze vorm van logica in de vorige eeuw door moderne logici weer opnieuw werd uitgevonden, begreep men hoe geavanceerd de stoïcijnse logica eigenlijk was geweest. Chrysippus’ logica ligt aan de basis van het goed onderbouwde stoïcijnse systeem. Er woedde in zijn tijd een heftige concurrentiestrijd tussen de stoïcijnse school en de Academie van Plato. Een strijd die Chrysippus glansrijk wist te winnen. In de oudheid werd, waarschijnlijk terecht, gezegd dat er zonder Chrysippus geen stoa zou hebben bestaan. Hij wordt dan ook wel eens de tweede oprichter van de school genoemd.

Chrysippus zou meer dan 700 boeken geschreven hebben over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij stond bekend als een groot geleerde en schreef naast boeken over kennistheorie, logica, politiek en ethiek ook boeken over kunst en zelfs over seks en erotiek. Net als bij de meeste stoïcijnse filosofen hebben geen van zijn boeken de Middeleeuwen overleefd. Alles wat we van de eerste stoïcijnen weten is afkomstig van citaten uit boeken van latere schrijvers. Pas vanaf het moment dat de stoïcijnse filosofie ook bij de Romeinen populair begon te worden zijn er rechtstreekse bronnen overgeleverd.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten