woensdag 23 december 2020

STOÏCIJNSE MEEDOGENLOOSHEID

 

Mensen zijn sociale dieren. Ze zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van anderen en vinden het ook prettig om met hun medemens om te gaan. Een belangrijk gevolg van die sociale neigingen is de emotie medelijden. Als mensen uit uw omgeving iets vervelends overkomt lijdt u met ze mee. Menslievendheid en altruïsme wordt doorgaans dan ook beschouwd als een uitvloeisel van dit biologische gevoel van mededogen. Door u in te leven in de positie van andere mensen die getroffen zijn door een ramp of andere vervelende gebeurtenis krijgt u een gevoel van medelijden. Uit neurologisch onderzoek blijkt dat dezelfde hersengebieden actief worden als u iemand anders ziet lijden als wanneer u zelf dit leed zou ondergaan. Medelijden is een emotie die wordt opgeroepen als u wordt geconfronteerd met iemand die onverdiend op de één of andere manier kwaad wordt aangedaan. Het wordt vaak gezien als de emotie bij uitstek die mensen aanzet tot menslievende en altruïstische handelingen. De beelden van zielige, uitgehongerde kindertjes zetten u aan tot een gulle gift aan de liefdadigheidsinstelling die u die beelden aanbiedt. Zelfs de beelden van mishandelde hondjes weten waarschijnlijk uw medelijden op te wekken. Kortom medelijden is in de ogen van de meeste mensen, waarschijnlijk zelfs van bijna iedereen, een goede emotie die aanzet tot goede handelingen.

De stoïcijnen hadden daar hun bedenkingen bij. Net als bij andere emoties is medelijden het gevolg van een waardeoordeel. Het gevoel van medelijden is volgens stoïcijnen echter altijd gebaseerd op een irrationeel en verkeerd waardeoordeel. Een gelukkig en virtuoos mens kan immers geen kwaad worden aangedaan. Externe dingen spelen voor hem geen rol. Zoals we eerder al zagen zijn gebeurtenissen die door de meeste mensen als een aanleiding voor medelijden worden beschouwd, ziekte, dood van geliefden, honger en armoede, onbelangrijk voor een goed en virtuoos leven. Medelijden wordt daarmee een sentiment dat afbreuk doet aan de waardigheid van zowel de ‘lijdende’ als de ‘helpende’ persoon. Virtuositeit is het enige in het leven dat echt telt. Wat er in de wereld ook gebeurt iedereen heeft altijd de mogelijkheid tot het maken van virtuoze keuzes. Het is dit vermogen waarin volgens de stoïcijnen de menselijke waardigheid ligt. Seneca had een heel boek aan medelijden gewijd en schreef daar het volgende:

“Bij veel slecht geïnformeerde mensen heeft het stoïcisme een slechte naam. De Stoa zou hard zijn en weinig goede raad geven aan leiders en vorsten. Het wordt de Stoa verweten dat de wijze geen medelijden en vergeving kent. Dit standpunt wekt afkeer. Er blijft geen hoop over voor menselijke fouten op elke misstap volgt straf. Wat is dat voor een leer die zegt dat we medelijden moeten afleren en die dit toevluchtsoord tegen pech voor ons afsluit?

In werkelijkheid bestaat er echter geen denkrichting die milder en vriendelijker is, geen leer die menslievender is en zich meer bekommert om het algemeen belang. Zij stelt zich juist ten doel om hulpvaardig te zijn en niet alleen het eigen belang voor ogen te houden, maar ook het belang van anderen.

Wat is die medelijden? Een aandoening van de geest door de aanblik van andermans ellende, een droefheid veroorzaakt door andermans onverdiende leed. Maar een wijze is vrij van dit soort aandoeningen. Zijn geest is kalm en helder en kan door niets verduisterd worden. Niets past een mens beter dan een dergelijke grootse waardigheid, maar de geest kan niet groots en bedroefd tegelijk zijn. Medelijden maakt de geest minder scherp, geeft haar een knauw en doet haar ineenkrimpen. Dat gebeurt een wijze zelfs niet bij rampen die hemzelf treffen. Alle razernij van het lot zal hij met opgeheven hoofd trotseren. Hij blijft altijd kalm en onverstoord en daar past een gevoel van medelijden niet bij. (Seneca; De Clementia; 2.4.4)

Het vermogen tot virtuositeit geldt voor alle mensen, mannen, vrouwen, slaven en vrijen, en maakt al het andere onbelangrijk. De waardigheid van de virtuositeit overstijgt alle toevallige verschillen in levensomstandigheden, het is voldoende voor een goed leven. Al het andere is van ondergeschikt belang. De enige manier waarop iemands welzijn werkelijk geschaad kan worden is door het maken van verkeerde, niet virtuoze, waardeoordelen. Als iemand ‘lijdt’ is dat onvermijdelijk het gevolg van zijn verkeerde oordelen. Voor een stoïcijn is een verkeerd oordeel iets slechts en de enige juiste reactie op het ‘lijden’ van een ander is dus afkeuring en niet medelijden.

Dat klinkt hard en zelfs meedogenloos, maar dat is niet zo, het getuigt juist van respect voor de ‘lijdende’ medemens. Een stoïcijn behandelt iemand dan ook nooit als een slachtoffer, maar altijd, ongeacht zijn omstandigheden, als een waardig, rationeel en handelingsbekwaam persoon. Iemand die zijn eigen keuzes en oordelen kan maken en die zijn eigen virtuositeit volledig zelf in de hand heeft. Dat hij toevallig op de één of andere manier pech heeft gehad doet hier niets aan af. Het sentiment medelijden maakt dingen belangrijk die niet echt belangrijk zijn. Voor een stoïcijn is het dus een slechte en verwerpelijke emotie. Als u de virtuositeit van mensen echt respecteert zult u geen medelijden met ze hebben, want medelijden impliceert dat die personen allerlei door rampspoed ontbrekende zaken echt nodig zouden hebben, terwijl een virtuoos mens die helemaal niet nodig heeft.

De emotie medelijden suggereert dat er mensen zijn die iets missen, die op de één of andere manier minderwaardig zijn aan andere mensen die die dingen wel hebben. Als er echt nog iets zou kunnen worden toegevoegd aan de vermogens van een mens waardoor hun waarde wordt verhoogd of verlaagd zijn mensen niet langer gelijkwaardig. Voor stoïcijnen zijn mensen echter altijd en onder alle omstandigheden gelijkwaardig. De stoïcijnse consequentie van het afwijzen van medelijden komt misschien als hardvochtig over, maar is het onvermijdelijke gevolg van hun opvattingen over de menselijke waardigheid. Ook de mensen die getroffen zijn door allerlei rampspoed zijn niet altijd blij met het medelijden van hun medemens. Het is niet prettig om als zielig, hulpbehoevend en in zekere zin niet helemaal volwaardig te worden weggezet. Denk maar aan invaliden die het vaak heel vervelend vinden als mensen hen als zielig en beklagenswaardig zien. ‘Zielige’ mensen willen het liefst zo normaal mogelijk behandeld worden. Het zijn gewone volwaardige personen met pech en niets anders.

Voor stoïcijnen zijn alle mensen altijd en onder alle omstandigheden gelijkwaardig. Ze zien hun medemensen niet in de eerste plaats als lid van een bepaald gezin, burger van een land of zelfs niet lid van een bepaalde diersoort, maar als kosmopolieten, zelfbewuste en rationele burgers van het universum. Dat betekent dat u zich eigenlijk bij iedereen even sterk betrokken moet voelen en niet een speciale gehechtheid voor directe vrienden en verwanten moet kennen. Het is natuurlijk wel goed dat een onevenredig deel van onze gehechtheid en onze inspanningen gericht zijn op onze verwanten en medeburgers. We wonen nu eenmaal in dit land en zijn omringd met deze specifieke gezinsleden en deze specifieke landgenoten. Het is ondoenlijk en zinloos om uw inspanningen gelijkelijk over alle mensen te willen verdelen. Dit onderscheid is echter vooral een kwestie van organisatie en heeft niets met een speciale extra waarde van uw gezinsleden of landgenoten te maken. Zeno ging zelfs zo ver dat hij vond dat in een ideale wereld gezinnen, families en staten niet zouden moeten bestaan. Het bestaan van gezinnen leidde juist tot jaloezie en vijandigheid tegenover andere gezinnen. Net zoals het bestaan van staten tot concurrentie en oorlogen met andere staten leidt. Niet helemaal onterecht trouwens, bloedvetes en burenruzies veroorzaakten toen en ook nu nog een hoop ellende. Veel Griekse tragedies waren dan ook gebaseerd op vetes tussen familieclans en ook latere toneelschrijvers als Shakespeare waren dol op dit soort toestanden. Kinderen zouden volgens Zeno dan ook niet door hun biologische ouders, maar door de gemeenschap moeten worden opgevoed en iedereen zou in een soort stoïcijnse commune moeten wonen, met, inderdaad vrije seks.

Het ideaal van de fundamentele menselijke gelijkwaardigheid eist dat u in uw relatie met anderen weinig of geen belang mag hechten aan toevallige omstandigheden en dus ook niet aan de tegenslagen die hen treffen. Veranderingen in de externe wereld veranderen immers niets aan die fundamentele menselijke gelijkwaardigheid, die nu juist de grondslag van uw betrekkingen met anderen vormt. Deze grondslag maakt dat er voor medelijden geen plaats is.

Medelijden is niet alleen strijdig met het stoïcijnse egalitarisme en kosmopolitisme, maar is ook nog eens vaak gebaseerd op een foute voorstelling van zaken. Medelijden voel je altijd bij dingen die je hebben geraakt, bij dingen waar je je een voorstelling van kan maken. Het menselijke voorstellingsvermogen is echter onbetrouwbaar. Medelijden leidt dan ook al gauw tot een onevenwichtig wereldbeeld. Een beeld waarbij de waardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen en hun gelijke rechten op hulp- en bestaansmiddelen uit het oog worden verloren. Het is niet erg waarschijnlijk dat u van een hongersnood in Afrika of een aardbeving in China, hoe verschrikkelijk ook, nachtenlang wakker zal liggen. Als u echter weet dat u of één van uw geliefden volgende week een betrekkelijke kleine en onschuldige operatie moet ondergaan is de kans behoorlijk groot dat u daar weldegelijk wakker van zult liggen. Kortom medelijden is een beperkte en onbetrouwbare emotie die vooral gericht is op wat u in uw directe omgeving kunt zien of op wat u zich goed kunt voorstellen. U kunt zich nu eenmaal beter inleven in personen uit uw directe omgeving. Dit betekent echter wel dat medelijden als een sociale en morele drijfveer tekortschiet en zelfs gevaarlijk kan zijn.

Medelijden kent nog een ander gevaar. Het is meestal groepsgebonden. Van nature delen we andere mensen in in groepen van personen die er wel bij horen en groepen van personen die er niet bij horen. De culturele en emotionele factoren die tot die indeling leiden zijn vaak moeilijk te bestrijden. Het gevoel van medelijden dat we voelen voor de mensen die er in onze ogen toe doen is doorgaans veel intenser dan het medelijden dat we voor anderen voelen. Medelijden versterkt deze hiërarchie naar klasse, ras, cultuur en geslacht. Het kan zelfs het beeld van onze gemeenschappelijke menselijkheid verstoren door gevoelens van rivaliteit en zelfs haat tegenover mensen die niet tot onze groep behoren. Medelijden leidt zo tot onbetrouwbare oordelen over de vraag welke mensen onze steun nodig zouden kunnen hebben. De nazi’s huilden bij het lezen van ‘Die Leiden des jungen Werthers’, maar schepten tegelijkertijd een beeld van Joden als onmenselijke, walgelijke schepsels die als ongedierte bestreden moesten worden.

Medelijden kan dus inderdaad gevaarlijk zijn. Het leidt al gauw tot andere misschien nog wel vervelendere emoties. Iemand die medelijden voelt accepteert daarmee bepaalde ‘foute’ waardeoordelen over het belang van ‘externe’ dingen voor het menselijke welzijn. Als u eenmaal accepteert dat die dingen belangrijk zijn legt u uw welzijn in handen van het noodlot. En daarmee haalt u andere negatieve emoties als angst, verdriet, woede en zelfs wraakzucht uit de kast. Het o zo zachtmoedige en vriendelijke medelijden kan zomaar tot gevoelens van wrok en haat leiden. Ook volgens Seneca is medelijden niet het tegenovergestelde van wreedheid, maar juist een overdreven vorm van wraakzuchtige woede.

Het afwijzen van medelijden heeft dan ook niets te maken met harteloosheid of wreedheid. Het is juist het medelijden zelf dat tot wreedheid en wraakzucht leidt. Als u medelijden met iemand hebt, bent u van oordeel dat bepaalde dingen of personen uit de externe wereld belangrijk zijn. Als die dingen of personen door iets worden aangetast reageert u met een gevoel van medelijden. Als het om een opzettelijke aantasting door een ander gaat is de kans groot dat u daarop niet alleen reageert met medelijden, maar ook met woede en zelfs wraakzucht. U bent woedend op de mensen die uw slachtoffer en waarschijnlijk groepsgenoot iets hebben aangedaan. U wilt wraaknemen en vindt het absoluut niet erg als de daders iets overkomt. Misschien haat u die mensen wel. Die woede en wraakzucht zijn het directe gevolg van hetzelfde waardeoordeel dat in eerste instantie tot medelijden aanleiding gaf. Medelijden en wreedheid verschillen nauwelijks van elkaar. Volgens de stoïcijnen is het niet meer dan een verschil in intensiteit. Dat beteent dat een stoïcijn er naar streeft om meedogenloos te zijn.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten