zaterdag 15 mei 2021

4.3 De vier zonden

 

Naast de vier klassieke hoofddeugden kent het stoïcisme ook vier hoofdzonden. Iedere deugd had zijn eigen ondeugd tegenover zich staan. Net zo belangrijk als het was om de deugden na te streven was het om deze vier belangrijkste stoïcijnse zonden te vermijden. Hieronder in het kort de vier belangrijkste deugden en ondeugden zoals de stoïcijnen ze zagen:

·        De deugd wijsheid staat tegenover de ondeugd van domheid en irrationaliteit. Bij wijsheid gaat niet alleen om het verwerven en toepassen van kennis. Wijsheid werd in verband gebracht met de logica en heeft dan ook vooral te maken met een goede manier van denken. Het gaat de stoïcijnen dan ook niet zo zeer alleen om theoretisch kennis. Het gaat ze vooral om de praktische wijsheid waarmee de dingen en gebeurtenissen die een mens in zijn leven tegenkomt op een rationele en verstandige manier kunnen worden beoordeeld. Zaken als creativiteit, oordeelsvermogen en nieuwsgierigheid vallen er allemaal onder. De ondeugd van de irrationaliteit moet zoveel mogelijk vermeden worden. Een ‘ideale’ stoïcijn laat zich niet meeslepen door emotionele oprispingen en probeert altijd de feiten onder ogen te zien. Hij weet dat mensen, en hij dus ook, de neiging hebben om de wereld door de gekleurde bril van hun vooroordelen en emoties te bekijken. Toch probeert hij zo dicht mogelijk bij de realiteit te blijven. Als u zich laat meeslepen door irrationele passies, alles wat u wordt voorgeschoteld voor zoete koek aanneemt of zonder na te denken achter de meute aanrent begaat u dus een stoïcijnse doodzonde.

·        De deugd rechtvaardigheid heeft onrechtvaardigheid als tegenhanger. Rechtvaardigheid staat in verband met de ethiek en richt zich op de juiste manier van omgaan met de medemens. Het gaat de stoïcijnen vooral om het op een eerlijke, integere en vriendelijke manier benaderen van andere mensen. Hieronder valt ook de stoïcijnse plicht om zich als een sociaal dier nuttig te maken voor de samenleving. Dingen als mildheid, vriendelijkheid en hulpvaardigheid vallen hier onder. Een stoïcijn probeert zo eerlijk mogelijk te zijn en vermijdt het om met zijn handelen andere mensen te benadelen. Hij houdt daarbij rekening met wat hij koopt en hoe hij leeft. Dat betekent misschien dat hij van bepaalde als vanzelfsprekend beschouwde luxe moet afzien en dat hij bepaalde soorten werk niet zal willen uitvoeren. Weet dus dat u een stoïcijnse zonde begaat als u toch tot aankoop overgaat op het moment dat u weet of kunt vermoeden dat dat spotgoedkope truitje door kinderhandjes of een semi-slaaf in elkaar gezet is, of als u weet dat die kiloknaller dierenleed en milieuvervuiling veroorzaakt.

·        Tegenover de deugd matigheid staat de ondeugd hebberigheid en gulzigheid. Het wordt tot de fysica gerekend, omdat het over de natuurlijke biologische neigingen gaat. De stoïcijnen denken hierbij vooral aan bescheidenheid en zelfbeheersing tegenover verleidingen. Maar ook zaken als een sobere en gezonde levensstijl, netheid en geordendheid vallen voor hen onder deze deugd. Overdreven luxe wordt afgewezen, bezittingen mogen best mooi en elegant zijn, maar moeten vooral nuttig en functioneel (deugdelijk dus eigenlijk virtuoos) zijn. Overdaad moet worden vermeden en is ook nog eens slecht voor uw gezondheid.

·        De deugd moed heeft lafheid als tegenhanger. Deze deugd wordt net als de matigheid tot de fysica gerekend. Het gaat hier niet om de ridderlijke moed op het slagveld. Dapperheid vormt wel een onderdeel van moed, maar stoïcijnse moed gaat toch meer over ijver en volharding bij tegenslag of tegenwerking. Deze deugd heeft bij de stoïcijnen dan ook meer met doorzettingsvermogen dan met heldhaftigheid te maken. Een stoïcijn geeft dus niet snel op als het een beetje tegenzit. Toch kiest hij zijn strijd nauwkeurig. Hij kent zichzelf goed genoeg om te weten wat binnen zijn vermogens ligt en zal weliswaar ambitieus zijn, maar geen gevecht aan gaan dat zijn krachten te boven gaat. Als u uw plannen echter al bij de eerste tegenslag opgeeft dan maakt u zich schuldig aan de stoïcijnse zonde van de lafheid.

Zelf vind ik het onderscheid tussen de deugden matigheid en moed een beetje kunstmatig. Vooral doordat de stoïcijnse moed afwijkt van wat zeker in de oudheid, maar ook tegenwoordig nog als moedig wordt aangemerkt. Stoïcijnse moed ziet op het controleren van de emotie angst en dat omvat meer dan moed op het slagveld, het gaat ook om de durf om een andere mening te uiten dan de groep waar u toe behoort of de durf om uw angst voor spinnen, muizen hoogtes of voor wat dan ook onder ogen te zien en te overwinnen. Matigheid richt zich op het beheersen van verlangens en moed richt zich op het beheersen van angsten. Beide deugden zien dus op het controleren van emoties en neigingen. Ze kunnen naar mijn idee prima onder de noemer zelfbeheersing worden gevangen. Het zou door de drietand indeling in fysica, logica en ethiek van de antieke filosofie ook beter binnen de algemene systematiek van hun filosofie en leerplan passen. Misschien dat de oude stoïcijnen zich op dit punt vooral door de traditionele indeling in vier deugden lieten beïnvloeden. Het maakte ze trouwens toch al niet zo veel uit. Volgens de stoïcijnen waren alle deugden één en was de vierdeling niet meer dan een praktische methode om over de deugd te kunnen praten.

In stoïcijnse ogen bestonden de ondeugden trouwens niet echt. Het was vooral een gebrek aan kennis en inzicht wat tot de zogenaamde ondeugden leidde. Als iemand iets doms of lafhartigs deed dan maakte hij volgens de stoïcijnen gewoon een vergissing. Iedereen doet datgene waarvan hij denkt dat dat het beste voor zijn eigen welzijn en dat van zijn groep is. Als hij daarbij iets ‘slechts’ en ‘ondeugdelijks’ doet maakt hij een inschattingsfout. Hij ziet gewoon niet goed wat het beste voor zijn eigen welzijn is. Zodra hij door heeft wat wel goed voor hem en zijn groep is kiest hij automatisch voor een meer virtuoze en deugdzame weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten