zaterdag 8 mei 2021

4.2 De vier kardinale deugden

 

U herinnert zich vast nog wel de oefening uit een vorige les waarbij u een lijstje van de voor u belangrijkste levenswaarden of deugden moest maken. De filosofiestudenten uit de oudheid zouden weinig moeite hebben gehad met het maken van zo’n lijstje. Zoals we in een eerdere les hebben gezien beschikten ze over een kant-en-klaar deugdensysteem. Naast de drie hoofdvakken van de filosofiestudie, de stoïcijnse drietand, werden er vier kardinale hoofddeugden onderscheiden. De deugden van de wijsheid, de matigheid, de rechtvaardigheid en de moed.

DE VIER KARDINALE DEUGDEN:

Wijsheid: Het vermogen om juiste oordelen te vellen en zo te bepalen wat waarlijk goed is.

Matigheid: Het vermogen om het verlangen naar externe zaken die niet volledig in uw macht liggen te beperken.

Moed: Het vermogen om volhardend het goede te doen ondanks uw angst voor of aversie tegen externe zaken.

Rechtvaardigheid: Het vermogen om mensen eerlijk en vriendelijk te bejegenen.

De antieke filosofen vonden deze deugden zo bijzonder omdat ze onder alle omstandigheden goed waren. Andere doorgaans als goed aangemerkt dingen zijn alleen onder bepaalde omstandigheden goed. Rijkdom is meestal beter dan armoede, maar als je je rijkdom gebruikt om drugs te kopen of om een huurmoordenaar in te huren verwordt die rijkdom al gauw tot iets slechts. Slimheid is beter dan domheid, maar niet als je je slimheid gebruikt om andere mensen te bedriegen. Een goede gezondheid wordt een stuk minder prettig als een dictator overweegt u te selecteren als lid van één van zijn doodseskaders. Deze wenselijke maar volgens de stoïcijnen niet echt belangrijke dingen zijn alleen maar goed als je ook weet hoe je er mee om moet gaan. Je hebt wijsheid, rechtvaardigheid, matigheid en moed nodig om in deze ingewikkelde wereld te weten wat je moet doen. In tegenstelling tot de andere doorgaans als goed aangemerkte zaken zijn ze altijd en onder alle omstandigheden goed. De hoofddeugden zijn absoluut en dus altijd goed, terwijl de meeste andere dingen relatief en dus alleen onder bepaalde omstandigheden goed zijn.

 

Oefening: Kijk nog eens naar uw deugdenlijstje

Het is een goed moment om nog eens naar uw eigen deugdenlijstje te kijken. Misschien wilt u er nog een paar aan toevoegen, of wilt u er na wat u net gelezen hebt wat van afhalen. Bekijk dan meteen eens of uw lijstje uit voornamelijk absolute deugden bestaat. Of zijn het vooral relatieve deugden? Uw lijstje zou eigenlijk alleen uit deugden moeten bestaan die onder alle omstandigheden gelden. Voldoet uw lijstje aan die test? Heeft u misschien zelfs onbewust één van de klassieke hoofddeugden op uw lijstje gezet? Het is niet zo erg als dat niet zo is, want de vier hoofddeugden werden gezien als een verzameling van allemaal andere, kleinere, deugden. Zo waren bijvoorbeeld deugden als voorzichtigheid en intelligentie onderdeel van de hoofddeugd wijsheid, werden deugden als mildheid, zorgzaamheid en vriendelijkheid onder de rechtvaardigheid geschoven, een sobere levensstijl en gemoedsrust vielen onder de deugd matigheid en volharding en durf hoorden bij moed. De vier klassieke deugden werden dan ook vooral als een soort overkoepelende indeling van alle andere deugden beschouwd. Waarschijnlijk kunt u wel een aantal van uw deugden kwijt onder één van de koepels van de hoofddeugden. Neem even de tijd om uw waardenlijstje te herschikken en kijk of het u lukt uw waarden onder te brengen bij de vier kardinale deugden.

 

Zoals u zich zult herinneren ligt het doel van het menselijk bestaan, volgens de stoïcijnen, in het leiden van een virtuoos en gelukkig leven, en dat is te bereiken door het zo volledig mogelijk realiseren van de mogelijkheden die iemand van nature heeft. Een goed leven is een leven waarin u al uw mogelijkheden heeft weten te realiseren. Alles wat u als mens en als individu in potentie redelijkerwijs kunt volbrengen moet u volgens de stoïcijnen ook proberen te verwerkelijken. Een stoïcijn is ambitieus en wil zoveel mogelijk uit zichzelf halen. Die ambitie is echter niet in de eerste plaats op het bereiken van een extern doel gericht, maar vooral op het ontplooien van zijn eigen persoonlijke mogelijkheden. Voor een dergelijk virtuoos leven moet u er wel naar streven in harmonie te leven met de universele natuur, uw persoonlijke natuur en, niet te vergeten, met de rest van de mensheid.

Een virtuoos persoon leeft dus in harmonie met zichzelf, de mensen uit zijn omgeving en de wereld om hem heen. Een niet virtuoos, ondeugdelijk persoon, leeft in disharmonie met zichzelf en zijn omgeving. Het denkvermogen is zoals we zagen een essentieel onderdeel van de menselijke natuur. Maar daar blijft het niet bij. Mensen zijn ook groepsdieren, zonder de ondersteuning van andere mensen kunnen ze niet overleven. De mens is van nature dan ook een rationeel en sociaal dier. Een virtuoos leven moet, naast een heleboel andere dingen, dus in elk geval ook iets met de menselijke ratio en zijn sociale karakter te maken hebben. In het menselijke denkvermogen, zijn ratio, zit de antieke deugd van de wijsheid verborgen en in zijn sociale aard verstopt zich de deugd van de rechtvaardigheid. De andere twee antieke deugden: de matigheid en de moed, zijn nodig om de irrationele angsten en verlangens te overwinnen die de andere deugden in de weg zitten. Seneca zei het als volgt:

“Een virtuoos leven wordt door ons in vieren verdeeld: het beteugelen van begeerten, het onderdrukken van angst, het van te voren bedenken wat er te doen staat en het aan de ander geven wat hem toekomt. Zo vormden wij het idee van matigheid, moed, wijsheid en rechtvaardigheid waarop wij het virtuoze leven bouwden. Wij ontdekten dit door de orde die zij brengt, door haar schoonheid, haar volharding, door haar harmonie en door de grootsheid waardoor zij boven alles uitstijgt. Op grond hiervan is ook de voorstelling ontstaan van een gelukkig leven dat in rust verloopt en waarin de mens volkomen meester is van zich zelf.” (Seneca; Brieven aan Lucilius; 120-11).

De stoïcijnen hielden vast aan de vier klassieke deugden maar gaven er wel een eigen draai aan. Wijsheid gaat bij hen niet over studie en geleerdheid, maar over de kunst om de juiste beslissingen te kunnen nemen om een gelukkig en virtuoos leven mogelijk te maken. Rechtvaardigheid gaat niet over een bepaalde indeling van de samenleving, maar over de manier waarop je je eerlijk en waardig tegenover je medemens moet gedragen. Matigheid leert u vooral hoe u uw begeerten in goede banen kunt leiden en bij moed gaat het niet zo zeer om fysiek heldendom, maar om volharding onder moeilijke omstandigheden.

Met deze zogenoemde kardinale deugden lijken we trouwens echt iets fundamenteels in de menselijke ethiek op het spoor te zijn. Uit modern onderzoek blijkt namelijk dat deze karaktertrekken in alle culturen en samenlevingen als belangrijk worden beschouwd. Ook in religieuze tradities als het christendom, boeddhisme, hindoeïsme, taoïsme en confucianisme komen deze deugden voor. Zelfs in onze moderne tijd waarin het cultureel relativisme de boventoon voert, blijken de klassieke deugden nog steeds overal ter wereld in ere te worden gehouden. Het feit dat in verschillende historische tijdperken en in verschillende culturele en religieuze tradities een soortgelijk pakket aan deugden tot ontwikkeling is gekomen wijst er op dat deze voor de mens als een rationeel en sociaal wezen van groot belang zijn. Ik vermoed zelfs dat deze deugden een biologische oorsprong hebben omdat ook bij andere sociale dieren en dan vooral bij mensapen, soortgelijke karaktertrekken een rol lijken te spelen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten