In het populaire beeld zijn stoïcijnen afstandelijk, streng en wantrouwig tegenover iedere vorm van passie. Liefde en seks zouden dan vooral bronnen van verstoring zijn. Dat beeld klopt maar half. Wie dieper kijkt, vooral naar de vroege Stoa, ziet een veel rijkere en vrijere visie op intimiteit. Passie stond voor de oude stoïcijnen gelijk aan de vervelende emoties en had niets te maken met de intense en positieve emoties van lichamelijke liefde. Deze stoïcijnse passie moest zo veel mogelijk voorkomen worden, maar intense positieve emoties mochten juist bevorderd worden. Plezier en extase waren op z’n minst indifferent, maar nastrevenswaardig. Mogelijk speelden ze zelfs een belangrijkere rol. Voor moderne stoïcijnen kan liefde en erotiek daarom juist een verlengde zijn van vriendschap en een oefenplaats voor wijsheid.
Bij de stoïcijnen staat vriendschap centraal. Een echte vriend is iemand met wie je samen groeit in virtuositeit, inzicht en zelfkennis. Liefde is daar geen uitzondering op, maar een verdieping van hetzelfde principe. Liefde wordt dan het verlengde en een verdieping van vriendschap. Wie je liefhebt, is niet iemand die je bezit of nodig hebt om gelukkig te zijn, maar iemand met wie je vrijwillig samen oploopt op weg naar een beter leven.
Zeno van Citium, de grondlegger van het stoïcisme, ging hierin opvallend ver. In zijn verloren gegane werk De Republiek schetste hij een ideale samenleving die radicaal afweek van de conventies van zijn tijd. Mensen leefden er in een soort gemeenschap zonder privébezit, zonder vaste huwelijksstructuren en zonder scherpe scheidslijnen tussen vriendschap, liefde en erotiek. Relaties waren niet gebaseerd op jaloezie of exclusiviteit, maar op wederzijdse toewijding aan wijsheid. In deze polyamoureuze gemeenschap versterkten mensen elkaar bewust. Liefde en seksuele intimiteit waren geen doelen op zich, maar middelen. Ze hielpen individuen om ego, angst en gehechtheid los te laten. Door nabijheid, verlangen en kwetsbaarheid te delen, leerden mensen zichzelf kennen en overstijgen. Vriendschap, liefde en erotiek vloeiden in elkaar over als verschillende vormen van dezelfde oefening. Ook voor andere vroege stoïcijnen als Cleanthes en Chrysippus was liefde een belangrijk onderwerp. Chrysippus schijnt zelfs meerdere boeken geschreven te hebben over de kunst van het beminnen.
Opvallend is ook de gelijkheid tussen de genders in Zeno’s visie. Mannen en vrouwen waren fundamenteel gelijkwaardig in hun vermogen tot rede en virtuositeit. Ook seksuele voorkeur speelde voor stoïcijnen geen enkele rol. Iedereen die bereid was virtuositeit na te streven was welkom in een stoïcijnse polyamoureuze relatie. Traditionele tempels en godenbeelden waren in Zeno’s utopie overbodig geworden, behalve die van Eros. Niet de oorlogsgod of Zeus de heerser stond centraal, maar de kracht van lichamelijke liefde. Eros werd gezien als een kosmisch beginsel dat mensen verbindt met elkaar en met het grotere geheel.
Seks en intimiteit hadden in dit denken een spirituele dimensie. Niet in de zin van ontsnapping aan het lichaam, maar juist door het lichaam heen. In de gedeelde ervaring van verlangen, aanraking en extase kon men een glimp opvangen van de Logos, de redelijke orde die alles doordringt. Het was een tijdelijke eenheid met de wereldziel, ervaren niet door afstand, maar door nabijheid.
Voor moderne stoïcijnen hoeft dit geen pleidooi te zijn voor een specifieke relatievorm. Het gaat om de onderliggende houding. Liefde en seks zijn geen bezit, geen ruilmiddel en geen vlucht. Ze zijn praktijken waarin aandacht, zelfbeheersing en wederzijds respect samenkomen. Intimiteit wordt dan een manier om de ander te zien zoals hij of zij is, en tegelijk jezelf scherper te leren kennen. In die zin is moderne stoïcijnse liefde nuchter en intens tegelijk. Ze vraagt geen verzaking van verlangen, maar ook geen overgave aan impulsen. Liefde en erotiek worden oefeningen in mens-zijn. Niet om op te gaan in de ander, maar om samen helderder, vrijer en wijzer te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten