zaterdag 30 december 2023

Stoïcisme en het mysterie van ons bewustzijn

 Bewustzijn is uw vermogen om dingen te kunnen ervaren. Het is niet die ervaring zelf maar de dispositie van uw brein die ervaringen mogelijk maakt. Ervaringen zijn onder andere het gevolg van berichten die uw zintuigen naar uw hersenen sturen. Uw hersenen verwerken die berichten tot een innerlijk beeld. Dat beeld is dan wat u op dat moment ervaart. Maar u kunt ook ervaringen hebben door het beeld dat uw brein maakt van dingen die u zich herinnert of van dingen die u zich inbeeldt. Filosofen noemen dit soort ervaringen 'qualia'. Qualia zijn de subjectieve, innerlijke ervaringen van bewustzijn. Het zijn de individuele, directe en onmiddellijke gewaarwordingen die u heeft wanneer u iets ervaart. Dit kan van alles zijn, zoals de smaak van chocolade, de kleur rood, de pijn van een kopstoot, of de zoetheid van een geur. Kortom, qualia verwijzen naar de kwalitatieve aspecten van onze ervaringen.

Een belangrijk kenmerk van qualia is dat ze moeilijk te delen of te beschrijven zijn. Als u bijvoorbeeld probeert uit te leggen hoe de smaak van een banaan is aan iemand die nog nooit een banaan heeft geproefd, zult u merken dat het moeilijk is om de volledige ervaring over te brengen. Qualia zijn uniek voor elk individu en spelen een centrale rol in het debat over de aard van het bewustzijn en de vraag waarom en hoe bepaalde ervaringen bewustzijn produceren. Let wel: het zijn niet die qualia zelf die uw bewustzijn vormen, het is de mogelijkheid om qualia te hebben waar het om gaat.


Een wetenschapper zou in theorie de volledige sequentie van input en output van uw brein in kaart kunnen brengen om zo een compleet beeld te vormen van wat er in uw brein gebeurt als u iets ervaart. Toch blijft er een kloof bestaan tussen wat die wetenschapper observeert en wat u ervaart. De kwaliteit of het gevoel van het ervaren van dingen kan door onze wetenschapper niet geobserveerd worden. Dit is wat ‘het mysterie van ons bewustzijn’ wordt genoemd. Onze wetenschapper kan dit probleem negeren door zijn studies te beperken tot de zaken die hij wel kan observeren. Een filosoof heeft die luxe niet. Van filosofen wordt nu eenmaal verwacht dat ze een totaalbeeld van het universum proberen te creëren. Een beeld dat dus niet alleen de bevindingen van neurowetenschappers en psychologen moet omvatten, maar ook de ervaring van wat het is om bewust te zijn. Wat het is om qualia te hebben.


Arme filosofen, ze hebben het echt moeilijk met het mysterie van ons bewustzijn. Descartes dacht een oplossing te hebben gevonden. Hij beweerde dat er twee substanties bestaan: materie en geest of bewustzijn. Aan de ene kant heb je de door de natuurwetten beheerste materie en aan de andere kant de door de religie beheerste ziel. Het Cartesiaans dualisme neemt bewustzijn dus heel serieus, maar zorgt er wel voor dat de interactie tussen lichaam en geest een mysterie wordt. Hoe kunnen de substanties materie en geest die geen enkele gemeenschappelijke eigenschap hebben, causale relaties met elkaar aangaan? Er zijn verschillende theorieën bedacht om dit op te lossen. Het parallellisme stelt dat mentale en non-mentale gebeurtenissen elkaar niet beïnvloeden maar synchroon naast elkaar plaatsvinden. Het occasionalisme stelt dat God ervoor zorgt dat materiële en immateriële gebeurtenissen op elkaar afgestemd blijven. De epiphenomalisten verdedigen dat mentale gebeurtenissen of bewustzijnstoestanden geen causale impact hebben maar niet meer dan een bijproduct zijn van materiële gebeurtenissen. Epiphenomalisten verwerpen daarmee de mentale kant van de werkelijkheid. Idealisten, daarentegen, verwerpen juist de materiële werkelijkheid. In hun ogen bestaat er niets anders dan mentale entiteiten. Alles wat er gebeurt, gebeurt in de geest. De materiële wereld bestaat niet. Alleen de ervaringen in uw geest zijn werkelijk.


Aanhangers van het dualisme kunnen religieuze of mystieke verklaringen voor causale relaties tussen materie en bewustzijn eigenlijk niet ontlopen. Die mystieke religieuze verklaringen vallen alleen te vermijden door ervan uit te gaan dat materiële substanties mentale eigenschappen kunnen bezitten. De theorie van het ‘non-reductive physicalism' zoekt hier een oplossing voor door mentale eigenschappen als een inherente eigenschap van het brein aan te merken. Als u bijvoorbeeld pijn ervaart dan komt dat doordat uw neuronen in een bepaalde toestand verkeren. Het ervaren van pijn verschilt kwalitatief van de toestand van uw zenuwstelsel, maar veroorzaakt wel degelijk uw gevoel. Dit leidt tot een materialistisch monisme gecombineerd met een dualisme in de eigenschappen van die materie. Daarmee komt echter het lichaam-geest probleem via de achterdeur weer binnen geslopen. Als mentale ervaringen een eigenschap zijn die weliswaar afhankelijk is van de materie maar daar in wezen nog steeds los staat van staat dan is het probleem van causaliteit nog steeds niet opgelost. We zijn weer terug bij af en lijken gedoemd tot een mystiek religieus standpunt. Maar een god als oplossing voor het mysterie van bewustzijn is geen echte oplossing. Het is meer een mystieke noodgreep.


De meeste wetenschappers en filosofen zien bewustzijn tegenwoordig als een emergent fenomeen. Bewustzijn ontstaat in complexe systemen met een bepaalde samenstelling. Levende wezens met een brein vallen in elk geval binnen de categorie van voldoende complexe en dus bewuste systemen. Dit is allesbehalve een bevredigende theorie. Het verschilt nauwelijks van mystiek en religieuze magie. Bewustzijn verschijnt zomaar uit het niets op het moment dat een systeem voldoende complex is. Maar als bewustzijn niet magisch emergent is, waar komt het dan vandaan? Hoe kan de complexe entiteit die uw brein is, tot de door u beleefde qualia leiden? 


Mogelijk dat het op het stoïcisme geïnspireerde panpsychisme of pantheïsme wel een oplossing voor dit dilemma kan bieden. De stoïcijnen waren panpsychisten, wat betekent dat ze geloofden dat alle materie een vorm van bewustzijn heeft. Dat geldt al voor de kleinste materiële eenheden. Dit bewustzijn is echter niet hetzelfde als menselijk bewustzijn. Het is veel eenvoudiger. Het bewustzijn van, bijvoorbeeld, een atoom bestaat uit het aan de hand van natuurwetten ‘voelen’ van en reageren op andere stukjes materie. Hoe complexer de materie georganiseerd is, hoe sterker die materie bewust is. In het menselijk brein is de materie zo complex gerangschikt dat er een ‘hegamonikon’ ontstaat. Het 'hegamonikon' is het stoïcijnse begrip voor het bewustzijn. Het is de hoogste vorm van bewustzijn in het menselijk lichaam, en het is verantwoordelijk voor het coördineren van de andere delen van het lichaam. Het ‘hegamonikon’ is dus verantwoordelijk voor onze percepties, emoties, gedachten en handelen.


Het stoïcijnse panpsychisme gaat er dus van uit dat elementen van bewustzijn al deel uitmaken van de materie. Bewustzijn verschijnt niet zomaar uit het niets, wanneer de materie op een bepaalde manier wordt gerangschikt, het was er altijd al ingebed in de materie zelf. Hoe complexer georganiseerd, hoe sterker het bewustzijn wordt. In de menselijke geest komt dat dan tot uiting in het ‘hegamonikon’. Uitgaand van bewustzijn kun je zowel vanuit de emergentietheorie als vanuit het panpsychisme terug redeneren tot het universum zoals dat door de fysica beschreven wordt. Beide theorieën over het bewustzijn lijken uiteindelijk niet te bewijzen, maar alternatieven zijn er niet echt. Of bewustzijn ontstaat magisch uit iets dat zelf niet bewust is, of bewustzijn was er altijd al. Hoe onaantrekkelijk en in strijd met uw intuïtie de theorie van het panpsychisme ook moge lijken, de alternatieven zijn nog veel minder acceptabel. Hoe valt bewustzijn anders te verklaren zonder uw toevlucht te nemen tot magie en religie?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten