woensdag 8 februari 2017

DE INVLOED VAN DE STOÏCIJNEN

Marcus Aurelius wordt wel eens de laatste stoïcijn van enige betekenis genoemd. Maar het stoïcisme is met het einde van het Romeinse Rijk niet zomaar van de aardbodem verdwenen. Al dan niet in het verborgene bleef deze filosofie door de eeuwen heen zijn aanhangers houden. Vooral Seneca bleef populair. Alleen al omdat hij in het Latijn schreef terwijl de geschriften van Epictetus en Marcus Aurelius in het Grieks waren geschreven. Een taal die in de Middeleeuwen zo goed als vergeten was geraakt. De apostel Paulus (5-67) heeft in Athene stoïcijnse filosofen ontmoet en gesproken. Er bestaat zelfs een fictieve briefwisseling tussen Paulus en Seneca. Dit is een Middeleeuwse vervalsing gebleken, maar dat neemt niet weg dat hij wel een tijdgenoot van Seneca was en dat in de Middeleeuwen lange tijd niet aan de authenticiteit van die brieven werd getwijfeld. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat Dante (1265-1321) in zijn ‘Goddelijke Komedie’ stoïcijnse filosofen als Seneca en Cicero in het voorgeborchte van de hel plaatste. De plek waar zich de deugdzame heidenen bevonden.

Toch werd er pas aan het eind van de Middeleeuwen weer openlijk over de stoïcijnse filosofie gesproken en vooral geschreven. Erasmus (1466-1536) zag Seneca als een belangrijk filosoof en zorgde voor de heruitgave van zijn werk. Montaigne (1533-1592) gebruikte Seneca als voornaamste inspiratiebron voor zijn ‘Essais’. Zelfs Calvijn (1509-1564) schreef over Seneca. Ook al vond hij het maar niets dat de stoïcijnen ‘medelijden’ niet als een deugd aanmerkten en zelfmoord niet als iets slechts zagen. Ook in de toneelstukken van Shakespeare (1564-1616) vallen duidelijke stoïcijnse invloeden te ontdekken.

In de renaissance ontstond er in de Lage Landen zelfs een filosofische stroming die het neo-stoïcisme werd genoemd. Het neo-stoïcisme van met name de Nederlandse filosoof Justus Lipsius (1547-1606) probeerde de stoa met het christendom te combineren. Hij dacht dat er veel overeenstemming tussen het stoïcisme en het christendom bestond. Een verzoeningspoging die tot interessante ideeën heeft geleid, maar uiteindelijk toch tot mislukken gedoemd was. De Franse filosoof Descartes (1596-1650), die bijna zijn gehele productieve leven in de Nederlanden woonde, werd sterk beïnvloed door de stoïcijnen. Een andere Franse filosoof Blaise Pascal (1623-1662) vond de stoïcijnen te trots en arrogant, maar dat weerhield hem er niet van om in zijn beroemde ‘Pensées’ uitgebreid uit de stoïcijnse boeken te citeren. Zonder bronvermelding dat dan weer niet. De Nederlandse rechtsgeleerde Grotius (1554-1640) was een welhaast onverbloemd stoïcijn. Iets wat in die dagen levensgevaarlijk kon zijn. Ook de beroemdste Nederlandse filosoof Spinoza (1632-1677) heeft elementen van het stoïcisme in zijn filosofie opgenomen.


Aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw is er een groeiende belangstelling voor de stoïcijnse filosofische traditie ontstaan. Vreemd genoeg kwam die hernieuwde belangstelling niet uit de filosofie maar uit de psychologie. De zogenoemde cognitieve gedragstherapie van Aaron Beck en Albert Ellis is voor een belangrijk deel gebaseerd op stoïcijnse inzichten. Nu nieuwe psychologische bevindingen de doeltreffendheid van de stoïcijnse methode ‘bewijzen’ ontstaat er ook steeds meer interesse voor de achterliggende wereldbeschouwing. Het stoïcisme is dus een levende filosofie die zich steeds verder ontwikkelt heeft en die zich aan de omstandigheden van zijn tijd heeft weten aan te passen. Kortom het is een tegelijkertijd eeuwen oude als moderne, levende en nog steeds in beweging zijnde filosofie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten